Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 9 oktober 2023, nr. WJZ/ 36714059, tot wijziging van de Subsidieregeling Nationaal Groeifonds in verband met wijzigingen in de aanvraagprocedure

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 8, tweede lid, van de Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling Nationaal Groeifonds wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsomschrijving van activiteitenplan wordt ‘artikel 13, derde lid, onderdeel c’ gewijzigd in ‘artikel 6b, derde lid, onderdeel e’.

2. In de alfabetische rangschikking worden de volgende begripsomschrijvingen ingevoegd:

test- en experimenteerinfrastructuur:

test- en experimenteerinfrastructuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel 98 bis, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

vooraanmelding:

vooraanmelding als bedoeld in artikel 6a;.

B

In artikel 2, eerste lid, wordt na ‘vaststelling van een subsidieplafond’ ingevoegd ‘, een periode voor indiening van een vooraanmelding’.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt onder vernummering van subonderdelen 3° tot en met 5° tot 4° tot en met 6° een subonderdeel ingevoegd, luidende:

  • 3°. de bouw of het upgraden van test- en experimenteerinfrastructuur;.

2. In het tweede lid wordt ‘natuurlijke persoon aan wie een onderneming toebehoort’ vervangen door ‘natuurlijk persoon die een onderneming drijft’.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Indien de subsidie staatssteun bevat, wordt deze uitsluitend verstrekt voor:

    • a. kennisontwikkeling voor zover de subsidie betrekking heeft op opleidingssteun als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening en wordt voldaan aan artikel 31, tweede lid, van die verordening;

    • b. de bouw, het upgraden of de exploitatie van innovatieclusters indien wordt voldaan aan artikel 27, tweede en zevende lid, tweede volzin, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • c. proces- en organisatie-innovatie indien wordt voldaan aan artikel 29, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

4. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde lid tot vijfde lid.

D

Artikel 4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef vervalt ‘, onderdeel b’.

2. Onder verlettering van de onderdelen a en b tot b en c wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • a. kennisontwikkeling als bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel a: het in artikel 31, vierde en vijfde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening opgenomen percentage, onder de daarvoor geldende voorwaarden, van de in aanmerking komende kosten, tot een maximum van het bedrag dat is opgenomen in artikel 4, eerste lid, onderdeel n, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;.

3. In de onderdelen b (nieuw) en c (nieuw) wordt ‘algemene groepsvrijstellingverordening’ telkens gewijzigd in ‘algemene groepsvrijstellingsverordening’.

4. Onder verlettering van de onderdelen c (oud) tot en met e tot e tot en met g wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • d. de bouw of het upgraden van test- en experimenteerinfrastructuur: het in artikel 26 bis, vijfde en zesde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening opgenomen percentage van de in aanmerking komende kosten, tot een maximum van het bedrag dat is opgenomen in artikel 4, eerste lid, onderdeel j bis, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;.

5. In de onderdelen e (nieuw), f (nieuw) en g (nieuw) wordt ‘algemene groepsvrijstellingverordening’ telkens gewijzigd in ‘algemene groepsvrijstellingsverordening’.

E

Artikel 4, tweede lid, vervalt, onder vernummering van de leden 3 tot en met 6 tot 2 tot en met 5.

F

In artikel 4, vierde lid, (nieuw) vervalt ‘, indien een subsidie die op grond van artikel 3, eerste lid, wordt verstrekt, staatssteun bevat,’ en wordt ‘of deze regeling’ vervangen door ‘, indien de subsidie staatssteun bevat, dan wel volgens deze regeling, indien de subsidie geen staatssteun bevat’.

G

Artikel 5, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef vervalt ‘, onderdeel b’.

2. Onder verlettering van de onderdelen a en b tot b en c wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • a. kennisontwikkeling als bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel a: de kosten, bedoeld in artikel 31, derde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;.

3. Onder verlettering van de onderdelen c (oud) tot en met e tot e tot en met g wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • d. de bouw of het upgraden van test- en experimenteerinfrastructuur: de kosten, bedoeld in artikel 26 bis, vierde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;.

H

Artikel 5, derde lid, vervalt, onder vernummering van de leden 4 tot en met 6 tot 3 tot en met 5.

I

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6. Verdeling subsidieplafond

  • 1. De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 2. Indien een aanvrager niet heeft voldaan aan een bij deze regeling gesteld voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvraag voldoet aan dat voorschrift, als datum van ontvangst.

  • 3. Indien de minister op de dag waarop het subsidieplafond is bereikt meer dan één volledige aanvraag heeft ontvangen, stelt hij de onderlinge rangschikking vast door middel van loting.

J

Na artikel 6 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 6a. Vooraanmelding en informatieverplichtingen vooraanmelding

  • 1. Een aanvraag voor subsidie wordt voorafgegaan door indiening van een daarmee verbonden vooraanmelding binnen de daarvoor vastgestelde periode, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

  • 2. Een vooraanmelding voor subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 3. Een vooraanmelding bevat een voorlopige opgave van de gewenste te subsidiëren activiteiten en van de wijze waarop aan de toepasselijke voorschriften zal kunnen worden voldaan, waarin ten minste de volgende informatie wordt verstrekt:

    • a. gegevens over de vooraanmelder, waaronder contactgegevens en, indien beschikbaar, het nummer waaronder de vooraanmelder is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de vooraanmelder, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • c. de verwachte bijdrage van de activiteiten aan het vergroten van het duurzaam verdienvermogen;

    • d. een beschrijving en onderbouwing op hoofdlijnen van de wijze waarop de activiteiten het duurzaam verdienvermogen vergroten en tot een positief saldo van maatschappelijke baten en lasten leiden;

    • e. een schatting van de te maken kosten, met een uitwerking op hoofdlijnen;

    • f. een inschatting van de looptijd van de activiteiten alsmede een signalering van de belangrijkste mijlpalen;

    • g. een beschrijving van de financiering bestaande uit een schatting van het gevraagde subsidiebedrag en een schatting van de verwachte financiering uit andere bronnen.

  • 4. Indien de activiteiten zullen worden uitgevoerd door een samenwerkingsverband, bevat de vooraanmelding tevens een beschrijving van de beoogde andere deelnemers en hun rol en heeft de informatie, bedoeld in het derde lid, onderdelen e en f, betrekking op het samenwerkingsverband als geheel.

Artikel 6b. Informatieverplichtingen subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 2. Indien een subsidie die op grond van artikel 3, eerste lid, wordt verstrekt, staatssteun bevat, bevat de aanvraag voor subsidie ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3. Onverminderd het tweede lid bevat een aanvraag voor subsidie ten minste:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder contactgegevens en, indien beschikbaar, het nummer waaronder de aanvrager is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • c. een beschrijving en onderbouwing van de bijdrage van de activiteiten aan het vergroten van het duurzaam verdienvermogen;

    • d. een strategische onderbouwing van de activiteiten;

    • e. een activiteitenplan;

    • f. indien de aanvraag wordt ingediend door een samenwerkingsverband, een door alle deelnemers van het samenwerkingsverband ondertekende samenwerkingsovereenkomst;

    • g. een opgave van het aantal werkzame personen in en de jaaromzet en het jaarlijkse balanstotaal van de onderneming van de aanvrager, indien hij in aanmerking wil komen voor subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel b, onder 5°.

  • 4. De beschrijving en onderbouwing, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, betreffen in ieder geval:

    • a. de wijze waarop de activiteiten, direct of indirect, gezamenlijk en ieder afzonderlijk, bijdragen aan het vergroten van het duurzaam verdienvermogen en leiden tot een positief saldo van maatschappelijke baten en lasten;

    • b. de wijze waarop wordt gezorgd voor continuering van de resultaten en de financiering daarvan, nadat de activiteiten zijn voltooid.

  • 5. De strategische onderbouwing, bedoeld in het derde lid, onderdeel d, bevat in ieder geval:

    • a. een beschrijving en onderbouwing van de doelstellingen van de activiteiten;

    • b. een onderbouwing van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de activiteiten.

  • 6. Het activiteitenplan, bedoeld in het derde lid, onderdeel e, bevat in ieder geval:

    • a. een omschrijving van de activiteiten en een mijlpalenplanning en een omschrijving van de activiteiten en een mijlpalenplanning per deelnemer, indien sprake is van een samenwerkingsverband;

    • b. een financieringsplan, een begroting en een liquiditeitsprognose, waarin in elk geval een omschrijving wordt gegeven van de omvang van de gevraagde subsidie, de verwachte kosten en opbrengsten van de activiteiten, en, indien sprake is van een samenwerkingsverband, de kosten en de financiële bijdrage per deelnemer en een omschrijving van andere inkomsten, waaronder subsidies uit andere hoofde, waarmee de activiteiten waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, worden gefinancierd;

    • c. een beschrijving van de deelnemers, waaronder van de kennis, ervaring en capaciteiten van henzelf en van andere bij de uitvoering van de activiteiten betrokken partijen, voor zover die relevant is om de kwaliteit van de deelnemers te kunnen beoordelen, indien er sprake is van een samenwerkingsverband;

    • d. een beschrijving van de samenwerking en de governance;

    • e. een onderbouwing van de uitvoerbaarheid van de activiteiten, waaronder in elk geval, indien relevant, een beschrijving van de wijze waarop kennisverspreiding plaatsvindt en de omgang met intellectuele eigendomsrechten.

K

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van de onderdelen a tot en met g tot b tot en met h wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • a. indien niet is voldaan aan artikel 6a;.

2. Onderdeel c (nieuw) komt te luiden:

  • c. indien er onvoldoende vertrouwen bestaat dat, mede gelet op de strategische onderbouwing van de activiteiten, de kwaliteit van het activiteitenplan en de voorgestelde samenwerking en governance, de activiteiten direct of indirect zullen bijdragen aan het vergroten van het duurzaam verdienvermogen en tot een positief saldo van maatschappelijke baten en lasten zullen leiden;.

L

In artikel 8, eerste lid, wordt ‘de laatste dag van de periode waarin aanvragen kunnen worden ingediend’ gewijzigd in ‘de dag van ontvangst van de aanvraag’.

M

Artikel 9 vervalt.

N

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘omtrent de rangschikkingscriteria, genoemd in artikel 9, eerste lid’ vervangen door ‘over toepassing van de afwijzingsgrond, bedoeld in artikel 7, aanhef, en onderdeel c’.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De minister kan de adviescommissie advies vragen over:

    • a. de beoordeling of aanvragen voldoen aan artikel 3, eerste lid, en of de kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd subsidiabel zijn op grond van artikel 5 en over toepassing van de afwijzingsgronden, bedoeld in artikel 7, aanhef en onderdelen b, f, g en h;

    • b. vooraanmeldingen op basis van de artikelen 3, eerste lid, en 7, aanhef en onderdelen b, c, f, g en h.

3. In het derde lid wordt ‘het advies’ gewijzigd in ‘een advies als bedoeld in het eerste lid’.

O

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt tussen ‘de’ en ‘hoogte’ ingevoegd ‘maximale’.

2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Voorafgaand aan een kalenderjaar stelt de minister op basis van het jaarplan, bedoeld in artikel 12, vierde lid, onderdeel a, de hoogte van het voorschot vast voor dat kalenderjaar. Voor het kalenderjaar waarin de subsidieverlening plaatsvindt, wordt het voorschot vastgesteld bij de beschikking tot subsidieverlening.

P

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘activiteitenplan’ vervangen door ‘bepaalde in de beschikking tot subsidieverlening’.

2. In het tweede lid wordt ‘het activiteitenplan’ vervangen door ‘de beschikking tot subsidieverlening’.

3. In het derde lid wordt ‘als omschreven in het activiteitenplan’ vervangen door ‘van de activiteiten’.

4. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot zesde en zevende lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 4. De subsidieontvanger verstrekt aan de minister op bij de beschikking tot subsidieverlening te bepalen momenten:

    • a. een jaarplan voor het eerstvolgende kalenderjaar dat in ieder geval bevat een begroting en een beschrijving van de geplande activiteiten en de te bereiken mijlpalen;

    • b. een jaarrapportage over het afgelopen kalenderjaar die in ieder geval bevat een overzicht van de gemaakte kosten, de verrichte activiteiten en de bereikte mijlpalen en een toelichting op afwijkingen ten opzichte van het jaarplan van dat kalenderjaar en het bepaalde in de beschikking tot subsidieverlening.

  • 5. In afwijking van het vierde lid, verstrekt de subsidieontvanger voor het kalenderjaar waarin de subsidieverlening plaatsvindt, uitsluitend een jaarrapportage en heeft de toelichting op afwijkingen uitsluitend betrekking op afwijkingen ten opzichte van het bepaalde in de beschikking tot subsidieverlening.

5. In het zesde lid (nieuw) vervalt in onderdeel a ‘, 39, eerste en tweede lid’.

6. In het zevende lid (nieuw) vervalt in de aanhef ‘, onderdeel b,’ en wordt onder verlettering van onderdeel b tot onderdeel c een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • b. in geval subsidie wordt verstrekt voor de bouw of het upgraden van test- en experimenteerinfrastructuur, de verplichtingen bedoeld in artikel 26 bis, tweede en derde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;.

Q

Artikel 13 vervalt.

R

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt.

2. Voor het tweede lid vervalt de aanduiding ‘2.’.

3. In de aanhef vervalt ‘, onderdeel b’.

4. Onder verlettering van de onderdelen a en b tot b en c wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • a. artikel 31 van de algemene groepsvrijstellingsverordening voor kennisontwikkeling als bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel a;.

5. Onder verlettering van de onderdelen c (oud)) tot en met e tot e tot en met f wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • d. artikel 26 bis van de algemene groepsvrijstellingsverordening voor de bouw of het upgraden van test- en experimenteerinfrastructuur;.

S

In artikel 16, eerste lid, vervalt ‘, 39, eerste en tweede lid’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 9 oktober 2023

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

TOELICHTING

I Algemeen

1. Inleiding

Deze regeling brengt een aantal wijzigingen aan in de Subsidieregeling Nationaal Groeifonds (hierna: subsidieregeling). In de eerste plaats wordt een potentiële indiener van een subsidieaanvraag verplicht om voorafgaand aan het indienen van een aanvraag voor subsidie uit het Nationaal Groeifonds (hierna ook: NGF) een vooraanmelding te doen. Ten tweede bepaalt de regeling dat subsidieaanvragen voortaan op volgorde van binnenkomst beoordeeld worden. De tendersystematiek, waarbij voorstellen op basis van kwaliteit tegen elkaar worden afgewogen, vervalt hiermee. Ten derde zijn in de subsidieregeling informatieverplichtingen met betrekking tot de vooraanmelding opgenomen en is een aantal informatieverplichtingen waaraan een subsidieaanvraag moet voldoen, gepreciseerd. Tot slot zijn enkele verduidelijkingen in de subsidieregeling aangebracht.

2. Achtergronden

Via het Nationaal Groeifonds investeert het kabinet tussen 2021 en 2025 € 20 miljard in grootschalige projecten op het gebied van kennisontwikkeling en onderzoek, ontwikkeling en innovatie (O&O&I) die het duurzaam verdienvermogen van Nederland kunnen versterken. Dit gebeurt sinds 2021 in jaarlijkse indieningsrondes. In de eerste twee indieningsrondes van het Nationaal Groeifonds konden alleen voorstellen worden ingediend door departementen, via de zogenoemde departementale route. Veldpartijen kunnen wel betrokken zijn bij de ontwikkeling van een departementale aanvraag, maar zij kunnen via die route niet zelf een voorstel indienen.1 Vanaf de derde indieningsronde, die is gestart in januari 2023, is het mogelijk voor bedrijven, kennisinstellingen en andere organisaties om zelf, op basis van de subsidieregeling een subsidieaanvraag in te dienen. Bij de uitvoering van de subsidieregeling, is een aantal inzichten opgedaan die aanleiding waren om deze door middel van de onderhavige regeling te wijzigen.

Het indienen van een subsidieaanvraag voor het Nationaal Groeifonds is complex. Dit heeft onder andere te maken met de minimale hoogte van het subsidiebedrag van € 30 miljoen, de lange looptijd van projecten, het feit dat de meeste aanvragen worden gedaan door een consortium van partijen en de hoge mate van concreetheid en gedetailleerdheid die een subsidieaanvraag vereist. Over het algemeen waren de subsidievoorstellen die op basis van de subsidieregeling zijn ingediend, onvoldoende uitgewerkt. Een onvoldoende uitgewerkt plan leidt al snel tot afwijzing van een subsidieaanvraag, ook wanneer het plan inhoudelijk wel goed zou kunnen passen bij de doelstellingen van het Nationaal Groeifonds. Om die reden is geconcludeerd dat precisering en nadere toelichting nodig is bij de informatie die vereist is voor de indiening van een subsidieaanvraag. Dit geldt bijvoorbeeld voor de uitwerking van onderdelen van het projectplan, zoals de mijlpalen, activiteiten en de begroting. Hierbij is ook van belang dat subsidieaanvragen vrijwel altijd worden ingediend door een samenwerkingsverband of consortium van partijen. Iedere deelnemer is hierbij individueel subsidieontvanger. Om die reden is het nodig dat voor elke deelnemer voldoende onderbouwing wordt gegeven van de kosten van de activiteiten en de eigen financiële bijdrage. Dit vereist aanvulling en concretisering van de informatieverplichtingen.

Gezien de complexiteit van het indienen van een kansrijke subsidieaanvraag voor het Nationaal Groeifonds leverde het tendersysteem in de praktijk een knelpunt op. In het tendersysteem worden ingediende aanvragen die voldoen aan de eisen van de regeling gerangschikt op basis van rangschikkingscriteria. Op basis van die rangschikking wordt subsidie verleend voor zover het subsidieplafond toereikend is. De aanvragen die het beste scoren, komen als eerste in aanmerking voor subsidie. De tendersystematiek stimuleert selectie van de beste voorstellen. Bij de indiening van de aanvraag binnen de tendersystematiek is volledigheid essentieel. Om eerlijke concurrentie tussen voorstellen te waarborgen is het na sluiting van de indieningstermijn niet meer mogelijk voor een indiener om de aanvraag aan te passen of aan te vullen. Het is evenmin mogelijk voor een aanvrager om onvolledigheden in een aanvraag te herstellen nadat de deadline voor de subsidieaanvraag is verstreken. Dit heeft als nadeel dat kwalitatief goede maar onvolledige aanvragen afgewezen moeten worden en de betrokken indieners pas bij de volgende openstelling de mogelijkheid hebben om een verbeterde aanvraag in te dienen.

Vanwege de knelpunten bij het tendersysteem zijn twee alternatieven overwogen: behoud van het tendersysteem met toevoeging van een vooraanmelding en beoordeling van de aanvragen op volgorde van binnenkomst. Voor het eerstgenoemde alternatief is niet gekozen, omdat alleen de toevoeging van een vooraanmelding onvolledig uitgewerkte aanvragen niet kan voorkomen. Bovendien is in de praktijk het effect van rangschikking van de voorstellen beperkt gebleken, omdat er maar een beperkt aantal complete subsidieaanvragen is voorgelegd aan de Adviescommissie Nationaal Groeifonds (hierna: adviescommissie). Beoordeling van aanvragen op volgorde van binnenkomst biedt een ruimere indieningsperiode zonder een vaste deadline voor alle aanvragen. Daarnaast is er na beoordeling van een aanvraag de mogelijkheid tot het aanvullen en verbeteren van het voorstel.

Om te komen tot de best mogelijke aanvraag is vanaf de derde indieningsronde de mogelijkheid van een zogenaamde quickscan opengesteld voor potentiële indieners. Hierbij geeft Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), die de subsidieregeling krachtens mandaat namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat uitvoert, feedback op de hoofdlijnen van een voorgenomen aanvraag. De quickscan heeft veel waarde als deze in een vroegtijdig stadium wordt gebruikt omdat een potentiële aanvrager zo kan beoordelen of zijn voorstel passend zou kunnen zijn voor het Nationaal Groeifonds, wat de kwaliteit is van zijn voorstel en wat er nodig is om te komen tot een aanvraag die aan de subsidieregeling voldoet. De quickscan is niet verplicht, maar wordt door RVO sterk aangeraden. Niet elke aanvrager heeft echter gebruikgemaakt van de mogelijkheid van een quickscan.

Vanaf de vierde indieningsronde van het Nationaal Groeifonds wordt ervoor gekozen om naast de niet-verplichte quickscan een verplichte vooraanmelding in te voeren, waarbij de indiener wordt gevraagd voorafgaand aan het indienen van een subsidieaanvraag de hoofdlijnen van zijn voorstel nader uit te werken.

De wijziging van de systematiek en het toevoegen van een verplichte vooraanmelding zijn er beide op gericht om beter aan te sluiten bij de complexiteit van het indienen van een NGF-aanvraag. De wijziging van de systematiek geeft een indiener meer mogelijkheden om zijn projectvoorstel ook na het in behandeling nemen van de aanvraag2 aan te vullen met ontbrekende informatie en biedt meer flexibiliteit met betrekking tot het moment van indiening van een aanvraag. De verwachting is dat door beide wijzigingen tezamen de kwaliteit van de ingediende aanvragen ten opzichte van de derde indieningsronde zal verbeteren. De aanpassingen sluiten ook aan op reacties die RVO heeft gekregen naar aanleiding van een reeks van interviews met indieners van aanvragen voor de derde indieningsronde en met geïnteresseerden die uiteindelijk afgezien hebben van het indienen van een aanvraag.

3. Hoofdlijnen van de regeling

Om de uitvoering van de subsidieregeling te verbeteren naar aanleiding van de aandachtspunten die in paragraaf 2 beschreven zijn, is de subsidieregeling op een aantal punten gewijzigd. Zij worden hieronder nader besproken. Verder zijn in de subsidieregeling enkele redactionele wijzigingen aangebracht. Zij zijn toegelicht in de artikelsgewijze toelichting.

Vooraanmelding

In de eerste plaats verplicht de onderhavige regeling potentiële aanvragers om, voorafgaand aan het indienen van een subsidieaanvraag, een vooraanmelding te doen bij RVO.3 Alleen wanneer een vooraanmelding is gedaan, kan een subsidieaanvraag bij het Nationaal Groeifonds worden ingediend. Ontbreekt een vooraanmelding of bevat deze niet alle voorgeschreven informatie, dan is dat een grond voor afwijzing van een eventuele subsidieaanvraag voor de betrokken activiteiten.4

Een vooraanmelding moet een voorlopige opgave bevatten van de gewenste te subsidiëren activiteiten en de wijze waarop aan de toepasselijke voorschriften zal kunnen worden voldaan. Daarbij moet ten minste informatie worden verstrekt over de verwachte bijdrage van de activiteiten aan de vergroting van het duurzaam verdienvermogen, de wijze waarop die bijdrage zal worden bereikt, en de wijze waarop de activiteiten leiden tot een positief saldo van maatschappelijke baten en lasten, de te maken kosten, de looptijd van de activiteiten en belangrijkste mijlpalen en een beschrijving van de financiering. Indien de te subsidiëren activiteiten zullen worden uitgevoerd door een samenwerkingsverband, moet de vooraanmelding ook een beschrijving bevatten van de beoogde deelnemers en hun rol.

De informatieverplichtingen in het kader van de vooraanmelding leiden ertoe dat potentiële indieners vroeger in het proces uitwerking moeten geven aan onderdelen van de subsidieaanvraag die van groot belang zijn voor de uiteindelijke beoordeling van de subsidieaanvraag door de adviescommissie. Door middel van een vooraanmelding kunnen potentiële aanvragers voorafgaand aan het indienen van een aanvraag beoordelen of hun voorstel passend zou zijn voor het Nationaal Groeifonds. Ook kunnen indieners gewezen worden op aandachtspunten bij de verdere uitwerking van het voorstel ten behoeve van de aanvraag. Zij kunnen er ook voor kiezen om af te zien van het uitwerken van een subsidieaanvraag.

De reactie van RVO op de vooraanmelding heeft geen bindend karakter. Een negatief advies op de vooraanmelding blokkeert daarmee niet de indiening van een subsidieaanvraag. Hiervoor is gekozen omdat de analyse van de vooraanmelding plaatsvindt op basis van informatie op hoofdlijnen en daarmee geen volledige informatie biedt over de uiteindelijke subsidieaanvraag.

Een bijkomend voordeel van de invoering van een verplichte vooraanmelding is dat RVO daarmee beter zicht krijgt op het aantal en de inhoud van de mogelijke subsidieaanvragen en de benodigde expertise om deze aanvragen te kunnen beoordelen.

Beoordeling op volgorde van binnenkomst

Een tweede belangrijke wijziging die door de onderhavige regeling in de subsidieregeling wordt aangebracht is de vervanging van de tenderprocedure door beoordeling van subsidieaanvragen op basis van volgorde van binnenkomst.5 Dit zorgt er onder andere voor dat het voor aanvragers vanaf de vierde indieningsronde van het Nationaal Groeifonds mogelijk is om gedurende een ruimere openstellingsperiode een subsidieaanvraag in te dienen. Met deze nieuwe systematiek is er geen sprake meer van verdeling van het subsidieplafond op basis van rangschikking, met een korte indieningsperiode. In plaats daarvan kunnen subsidieaanvragen doorlopend worden ingediend, waarbij de aanvragen in behandeling worden genomen zodra zij volledig zijn. Door deze systematiek bestaat er ook meer ruimte voor aanpassing van een aanvraag. Dit geeft een aanvrager de mogelijkheid om zijn aanvraag binnen een bepaalde termijn aan te vullen, indien die als niet volledig wordt aangemerkt, omdat bepaalde gegevens of stukken ontbreken. De datum waarop de subsidieaanvraag volledig is, geldt dan als indieningsdatum.

Het verlaten van het tendersysteem brengt met zich mee dat voorstellen niet meer op basis van kwaliteit tegen elkaar zullen worden afgewogen, maar individueel worden beoordeeld. De rangschikkingscriteria zijn om die reden vervallen. In plaats daarvan is een nieuwe afwijzingsgrond in de subsidieregeling opgenomen. Deze houdt in dat een aanvraag wordt afgewezen indien er, mede gelet op de strategische onderbouwing van de activiteiten, de kwaliteit van het activiteitenplan en de voorgestelde samenwerking en governance, onvoldoende vertrouwen bestaat dat de activiteiten direct of indirect zullen bijdragen aan de vergroting van het duurzaam verdienvermogen en tot een positief saldo van maatschappelijke baten en lasten zullen leiden.6 De adviescommissie zal over deze afwijzingsgrond adviseren.7

Op de gevolgen van het nieuwe systeem voor de wijze van beoordeling van aanvragen en de advisering door de adviescommissie wordt nader ingegaan in paragraaf 4 van deze toelichting.

Nadere uitwerking informatieverplichtingen aanvraag

Een derde aanpassing van de subsidieregeling betreft een nadere uitwerking van de informatieverplichtingen bij een subsidieaanvraag. De belangrijkste wijzigingen zijn de volgende: 1) er wordt gevraagd om ook voor individuele activiteiten uit het activiteitenplan een beschrijving en onderbouwing te geven van de wijze waarop zij bijdragen aan het vergroten van het duurzaam verdienvermogen en leiden tot een positief saldo van maatschappelijke baten en lasten – en dus niet meer alleen voor het activiteitenplan als geheel 8; 2) er wordt gevraagd om een beschrijving en onderbouwing van de wijze waarop wordt gezorgd voor continuering van de resultaten van de te subsidiëren activiteiten en de financiering daarvan, nadat de activiteiten zijn voltooid9 en 3) er is nader uitgewerkt welke informatie in ieder geval onderdeel moet uitmaken van de strategische onderbouwing van activiteiten. Het gaat daarbij om een beschrijving en onderbouwing van de doelstellingen van de activiteiten en een onderbouwing van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de activiteiten.10 De informatieverplichtingen die zijn gewijzigd of aangevuld hebben alle betrekking op toetsingscriteria die reeds deel uitmaken van het analysekader van de adviescommissie. Het betreft dus geen nieuwe elementen.

Grondslagen van de regeling

De onderhavige regeling is gebaseerd op artikel 8, tweede lid, van de Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds. Op basis van die bepaling kunnen onder andere regels worden gesteld over de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover (onderdeel c). De belangrijkste wijzigingen waarin deze regeling voorziet, hebben daarop betrekking.

4. Gevolgen voor proces van subsidieverstrekking

4.1. Vooraanmelding

Een vooraanmelding kan, na openstelling van de periode van vooraanmelding, worden ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld. Indiening van een volledige vooraanmelding is een voorwaarde voor het op een later moment kunnen indienen van een subsidieaanvraag. Of een vooraanmelding volledig is, wordt bepaald op basis van artikel 6a, waarin wordt vermeld welke informatie hiervoor minimaal verstrekt moet worden. RVO taxeert op basis van die informatie of het voorstel, dat in de vooraanmelding op hoofdlijnen wordt beschreven en onderbouwd, passend zou kunnen zijn binnen het Nationaal Groeifonds.

In de vooraanmelding dient, gezien het doel van het Nationaal Groeifonds, de nadruk te worden gelegd op de verwachte vergroting van het duurzaam verdienvermogen en de onderbouwing daarvan.

De analyse van de vooraanmelding door RVO is niet gericht op een afwijzing of potentiële toewijzing, maar bedoeld om inhoudelijke feedback te geven op het ingediende plan met het oog op het indienen van een mogelijke toekomstige subsidieaanvraag. Mocht uit de bestudering van de vooraanmelding volgen dat het ingediende plan op een of meer onderdelen niet voldoet aan de subsidieregeling, dan is dat geen beletsel voor het op een later moment indienen van een subsidieaanvraag. Het betekent evenmin dat de subsidieaanvraag automatisch zal worden afgewezen. Indien de indiener het plan zoals het bij de vooraanmelding is ingediend, mede aan de hand van de gegeven aanbevelingen aanpast, is het mogelijk dat een subsidieaanvraag toch wordt gehonoreerd. Ook kan een indiener er voor kiezen om een nieuwe vooraanmelding in te dienen op basis van de aanbevelingen.

De analyse van een vooraanmelding heeft derhalve een ander karakter dan de beoordeling van een subsidieaanvraag. Dit geldt daarmee ook voor de aanbevelingen die daaruit volgen.

Voor een belangstellende is de vooraanmelding bedoeld om vroegtijdig te kunnen inschatten of zijn plan past binnen het Nationaal Groeifonds en kans zou kunnen maken op subsidieverlening. Het opstellen van een aanvraag voor een subsidie uit het Nationaal Groeifonds is een intensief, tijdrovend en kostbaar traject. Een indiener moet weloverwogen de keuze kunnen maken over de wenselijkheid hiervan. Aanbevelingen naar aanleiding van een vooraanmelding kunnen daarbij behulpzaam zijn.

Inzicht in de aard van de vooraanmeldingen geeft RVO daarnaast de mogelijkheid om tijdig expertise te organiseren om verdere vragen van potentiële indieners te kunnen beantwoorden.

4.2. Aanvraag

Een aanvraag kan, na openstelling van de aanvraagperiode, worden ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

Subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst beoordeeld. De volgorde van binnenkomst is bepalend voor de volgorde waarop men in aanmerking kan komen voor de verdeling van het subsidieplafond. Alleen volledige aanvragen komen in aanmerking voor een inhoudelijke beoordeling. Indien de verstrekte informatie onvolledig is, wordt de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid gesteld de ontbrekende informatie binnen een bepaalde termijn alsnog te leveren. De dag waarop de aanvraag is aangevuld, geldt dan als datum van binnenkomst.11

De volledigheid van een aanvraag wordt bepaald door de informatieverplichtingen die gelden voor subsidieaanvragen.12 Zij geven weer welke informatie minimaal benodigd is voordat behandeling van een aanvraag kan worden gestart. In deze regeling is een aantal van de bestaande informatieverplichtingen nader uitgewerkt. Het betreft de beschrijving en onderbouwing van de bijdrage van de voorgestelde activiteiten aan het vergroten van het duurzaam verdienvermogen, de strategische onderbouwing van de activiteiten en de inhoud van het activiteitenplan. Verder is toegevoegd dat een aanvrager die aanspraak wil maken op subsidie voor innovatie van een kleine of middelgrote onderneming, gegevens moet verstrekken waaruit blijkt dat zijn onderneming voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden.13 Het gaat om het aantal werknemers, de jaaromzet en het jaarlijkse balanstotaal van de onderneming van de aanvrager.14

Hoewel er geen nieuwe informatie wordt gevraagd, heeft de precisering van de informatieverplichtingen tot gevolg dat een vollediger beeld ontstaat van wat minimaal benodigd is om te komen tot een beoordeling van een aanvraag. Daarbij gaat het in het bijzonder om de bijdrage van de activiteiten aan de vergroting van het duurzaam verdienvermogen, de realisatie daarvan gedurende en na afloop van het project en de doeltreffendheid en doelmatigheid van de voorgestelde activiteiten. Tegelijkertijd maakt uitgebreidere informatie het mogelijk om een voorstel beter aan de doelstellingen van Nationaal Groeifonds te toetsen.

Ervaringen met de Subsidieregeling Nationaal Groeifonds laten zien dat aanvragers moeite hebben gehad om hun aanvraag van alle benodigde informatie te voorzien. De nader uitgewerkte informatieverplichtingen bieden RVO ook de mogelijkheid om vroegtijdig op lacunes te wijzen. Een indiener krijgt daarmee de kans om in een vroegtijdig stadium de informatie aan te vullen om zo de slagingskans van zijn aanvraag te vergroten.

Indieners van in behandeling genomen aanvragen worden in de regel uitgenodigd door RVO voor een toelichtend gesprek en krijgen de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn onderdelen van de aanvraag zo nodig te verduidelijken. Hierna volgt over het algemeen een interview met de adviescommissie en vervolgens vindt de beoordeling door de adviescommissie plaats. Op basis van het advies van de adviescommissie neemt RVO namens de minister een besluit.

4.3. Beoordeling

Uit het Nationaal Groeifonds kunnen financiële middelen ter beschikking worden gesteld voor investeringen waarmee het duurzaam verdienvermogen wordt vergroot en waarmee een positief saldo van maatschappelijk saldo van baten en lasten wordt bereikt.

De beoordeling vindt plaats op basis van de bij de aanvraag verstrekte informatie. De minister kan daarbij voor een deel van de afwijzingsgronden advies vragen aan de adviescommissie.

In deze regeling is voor deze inhoudelijke beoordeling een nieuwe afwijzingsgrond opgenomen, inhoudende dat de minister de aanvraag afwijst indien er onvoldoende vertrouwen bestaat dat, mede gelet op de strategische onderbouwing van de activiteiten, de kwaliteit van het activiteitenplan en de voorgestelde samenwerking en governance, de activiteiten direct of indirect zullen bijdragen aan vergroting van het duurzaam verdienvermogen en tot een positief saldo van maatschappelijke baten en lasten zullen leiden. De minister vraagt de adviescommissie altijd om advies over toepassing van deze afwijzingsgrond. De adviescommissie zal aan deze afwijzingsgrond toetsen op basis van informatie die verstrekt moet worden bij de aanvraag. Op deze informatie en de beoordeling daarvan wordt hieronder ingegaan. De wijze van beoordeling is verder uitgewerkt in het analysekader van de adviescommissie.15

Om ter beoordeling van de vergroting van het duurzaam verdienvermogen de potentiële bijdrage aan het bruto binnenlands product te toetsen, zal de aanvrager, ondersteund door bijvoorbeeld een Theory of Change-model, kwalitatief moeten schetsen op welke manier de voorgestelde activiteiten, direct of indirect, gezamenlijk en ieder afzonderlijk, tot het vergroten van het duurzaam verdienvermogen zullen leiden. De aanvrager dient deze inschattingen voor zover mogelijk ook kwantitatief te onderbouwen. Afhankelijk van het type voorstel kan dit bijvoorbeeld betekenen dat hij potentiële toepassingsmarkten en -gebieden in kaart moet brengen. Ook is het mogelijk dat een cijfermatige onderbouwing van de marktomvang, het marktaandeel en een groeiverwachting gegeven moet worden. Daarbij gaat het niet alleen om de groei van een specifiek bedrijf, maar ook om wat dit kan betekenen voor de groei van een sector of branche in Nederland.

Ter beoordeling van de vergroting van het duurzaam verdienvermogen zal de aanvrager ook de verdere maatschappelijke effecten in beeld moeten brengen. Bij de beoordeling van de maatschappelijke effecten zal de adviescommissie de mate waarin een voorstel bijdraagt aan een economische, sociale en milieuvriendelijke duurzame toekomst voor de aarde en voor huidige en toekomstige generaties beoordelen. Nederland zal in de toekomst immers haar welvaartsgroei ten dele op een andere manier moeten genereren dan tot nu toe het geval is. Indieners wordt gevraagd op kwalitatieve wijze inzicht te geven in de positieve maatschappelijke effecten van het voorstel en welke actieve mitigerende maatregelen zij treffen voor mogelijke negatieve maatschappelijke effecten. Een negatief saldo van maatschappelijke baten en lasten zal leiden tot een afwijzing van de aanvraag.

De adviescommissie beoordeelt de bijdrage aan het vergroten van het duurzaam verdienvermogen van een aanvraag, mede op basis van de strategische onderbouwing, de kwaliteit van het plan, en de samenwerking en governance. Dit zijn immers onderdelen van een aanvraag die de realisatie van het vergroten van het duurzaam verdienvermogen in sterke mate beïnvloeden.

Het realiseren van een omvangrijk effect op het duurzaam verdienvermogen is alleen denkbaar indien de voorgestelde activiteiten aansluiten bij de doelstelling(en) van het plan en een effectieve bijdrage leveren aan het bereiken daarvan. De wijze waarop wordt gezorgd voor continuering van de resultaten en de financiering daarvan, nadat de activiteiten zijn voltooid, zijn ook van belang voor de realisatie van de vergroting van het duurzaam verdienvermogen. Indien dit ter zake doet zal de adviescommissie eveneens kijken naar de mate waarin aansluiting is gezocht bij relevante internationale initiatieven en in hoeverre er activiteiten ondernomen worden om de ontwikkelde kennis te vertalen naar concrete toepassingen.

Hetzelfde geldt voor het kwaliteit van het plan. Het plan moet goed zijn opgezet, in voldoende mate zijn uitgewerkt, uitvoerbaar en financieel onderbouwd zijn om het verwachte effect op het duurzaam verdienvermogen te kunnen beoordelen. Indien relevant zal als onderdeel van de beoordeling van de kwaliteit van het plan ook naar het beleid ten aanzien van intellectueel eigendom en knowhow worden gekeken. Tot slot zal ook de samenwerking en governance in sterke mate bepalen of de doelstellingen kunnen worden gerealiseerd. Het realiseren van een substantieel effect op het duurzaam verdienvermogen, kan immers doorgaans alleen in nauwe samenwerking tussen meerdere partijen tot stand komen, en met een stevige bestuur- en organisatiestructuur. In veel gevallen zal het uiteindelijke succes van een voorstel niet alleen afhankelijk zijn van de aanvrager van de subsidie. Bij de kwaliteit van het plan is het ook van belang dat er sprake is van voldoende steun en betrokkenheid van andere relevante partijen.

Indien de genoemde elementen van het voorstel afzonderlijk of tezamen onvoldoende vertrouwen geven in de realisatie van de voorgestelde vergroting van duurzaam verdienvermogen zal er afwijzend door de adviescommissie geadviseerd worden aan de minister.

4.4. Adviescommissie Nationaal Groeifonds

De aanpassing van de subsidieregeling zal leiden tot verandering van de advisering door de adviescommissie. Er is geen sprake meer van rangschikkingscriteria en rangschikking waarover wordt geadviseerd. De rangschikkingscriteria zijn vervangen door de nieuwe afwijzingsgrond, inhoudende dat een aanvraag wordt afgewezen bij onvoldoende vertrouwen in het bijdragen aan vergroting van het duurzaam verdienvermogen en het leiden tot een positief saldo van maatschappelijke baten en lasten. De adviescommissie zal adviseren over deze nieuwe afwijzingsgrond op basis van haar analysekader.

Het bovenstaande leidt niet tot een andere weging door de adviescommissie. De beoordelingscriteria in het analysekader waarop het advies gebaseerd wordt, blijven gelijk. Wat wijzigt is de vorm van het advies. In plaats van een waardering in punten is er sprake van een advies dat vermeldt dat er sprake is van onvoldoende vertrouwen of waaruit blijkt dat er voldoende vertrouwen is. In dat laatste geval kan de minister besluiten subsidie te verlenen.

Formeel zal de adviescommissie geen rol hebben bij de aanbevelingen die gegeven worden naar aanleiding van een vooraanmelding. De adviescommissie wordt wel over de vooraanmeldingen geïnformeerd. In incidentele gevallen is het verder mogelijk dat RVO de adviescommissie over een bepaald aspect raadpleegt vanwege haar expertise. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als in een vooraanmelding wordt vermeld dat het voorgenomen voorstel aansluit op andere al gehonoreerde NGF-voorstellen en er mogelijkheden zijn voor wederzijdse versterking. In dat geval is het goed om de adviescommissie te betrekken bij een aanbeveling, omdat een dergelijke inschatting bepalend kan zijn voor de uiteindelijke slaagkans.

5. Periodes indiening vooraanmelding en aanvraag en subsidieplafonds

De minister stelt op basis van artikel 2, eerste lid, van de subsidieregeling periodes vast voor het indienen van vooraanmeldingen en aanvragen. Vanwege de tijd die nodig is om de vooraanmeldingen te kunnen beoordelen en de indieners in staat te stellen met de uitkomsten van die beoordeling rekening te houden bij het indienen van hun subsidieaanvraag, zal de indiening van de vooraanmeldingen geruime tijd voor de indiening van de subsidieaanvragen moeten plaatsvinden.

De eerste mogelijkheid om subsidie op grond van deze regeling aan te vragen zal naar verwachting in 2024 plaatsvinden. De exacte periodes voor het indienen van vooraanmeldingen en subsidieaanvragen zullen in de openstellingsregeling worden bepaald. De bij de openstelling van de aanvraagperiode behorende subsidieplafonds zullen worden vastgesteld wanneer de begroting 2024 van het Nationaal Groeifonds waarin de betrokken middelen ter beschikking worden gesteld, aanvaard is door de Tweede en Eerste Kamer.

De informatie die nodig is om een vooraanmelding en een subsidieaanvraag in te kunnen dienen en een beschrijving van het proces waarmee indieners verder rekening dienen te houden, zal te zijner tijd terug te vinden zijn op de website www.nationaalgroeifonds.nl.

6. Uitvoering en handhaving

RVO verstrekt de subsidies krachtens mandaat16 namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat. RVO is tevens belast met de afhandeling van de vooraanmeldingen voor de subsidieregeling. RVO is betrokken geweest bij de totstandkoming van deze regeling en acht deze uitvoerbaar.

7. Staatssteun en herziening van de algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV)

Op grond van de Europese regelgeving is staatssteun in beginsel verboden, omdat dit de mededinging op de Europese markt kan verstoren. Indien er geen sprake is van staatssteun, is er geen beletsel voor het verstrekken van subsidie. Is er wel sprake van staatssteun, dan kan subsidieverstrekking alleen plaatsvinden indien die in overeenstemming is met de Europese staatsteunregels.

Voor de subsidieregeling is, indien met een subsidie staatssteun wordt toegekend, specifiek één Europees staatssteunkader van belang, te weten de algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV). Als een regeling in overeenstemming met de eisen en voorwaarden van de AGVV is opgesteld, zijn een aanvraag en daarop volgende subsidieverstrekking die voldoen aan die regeling, eveneens in overeenstemming met de AGVV. Er is dan sprake van vrijgestelde staatssteun: er is geen melding en voorafgaande goedkeuring van de Europese Commissie nodig voor de subsidieverstrekking. Er kan worden volstaan met een kennisgeving van de regeling en – afhankelijk van het beschikbare budget en de duur van de regeling – het indienen van een evaluatieplan. Evenals de subsidieregeling zal de onderhavige wijziging van de subsidieregeling worden kennisgegeven bij de Europese Commissie. Ook zal met de Europese Commissie gesproken worden over de gevolgen van de onderhavige wijzigingen voor het evaluatieplan.

De subsidieregeling is voor zover het staatssteun betreft, volledig toegesneden op de AGVV en een aantal daarin opgenomen specifieke steuncategorieën. Dit wil zeggen dat in de regeling is bepaald dat subsidie die staatssteun bevat, alleen verstrekt kan worden voor een bepaalde in de AGVV geregelde steunmogelijkheid, overeenkomstig de daarvoor in de AGVV gestelde voorwaarden. In de regeling worden bij elke steunmogelijkheid de daarop van toepassing zijnde bepalingen van de AGVV vermeld. Het gaat daarbij om de steuncategorie, de maximale hoogte van het subsidiebedrag dat daarvoor verstrekt kan worden, de subsidiabele kosten, verplichtingen van de subsidieontvanger en eventuele bijkomende vereisten.

Recent is de AGVV grondig herzien. De wijzigingsverordening is op 23 juni 2023 door de Europese Commissie aangenomen en per 1 juli 2023 in werking getreden.17 Voor de subsidieregeling zijn van de wijzigingen allereerst de verhoging van de aanmeldingsdrempels van belang. Een deel van de verhoging van de aanmeldingsdrempels (10%) houdt verband met de inflatie, maar voor specifieke steuncategorieën gaat de verhoging verder. Zo is binnen de categorie onderzoek- en ontwikkelingsprojecten de aanmeldingsdrempel per onderneming per project verhoogd voor overwegend fundamenteel onderzoek van € 40 miljoen naar € 55 miljoen, voor overwegend industrieel onderzoek van € 20 miljoen naar € 35 miljoen en voor overwegend experimentele ontwikkeling van € 15 miljoen naar € 25 miljoen18. Voor investeringssteun voor onderzoeksinfrastructuur bedraagt de drempel € 35 miljoen per infrastructuur in plaats van € 20 miljoen19, voor steun voor innovatieclusters € 10 miljoen per cluster in plaats van € 7,5 miljoen20 en voor proces-en organisatie-innovatie € 12,5 miljoen per onderneming per project in plaats van € 7,5 miljoen21. De aanmeldingsdrempel voor innovatiesteun voor kleine en middelgrote ondernemingen is verdubbeld van € 5 tot 10 miljoen per onderneming per project.22 Voor opleidingssteun is de drempel verhoogd van € 2 miljoen tot € 3 miljoen per opleidingsproject.23

Voor de subsidieregeling is ook het nieuwe artikel 26 bis AGVV van belang. Dit artikel maakt investeringssteun mogelijk voor het bouwen of upgraden van test- en experimenteerinfrastructuur. Steun voor dergelijke investeringen sluit aan bij de doelstelling en reikwijdte van het fonds. De toegang tot de test- en experimenteerinfrastructuur moet open staan voor meerdere gebruikers en op transparante en niet-discriminerende wijze en onder marktconforme voorwaarden worden verleend.24 Dat betekent dat subsidie vanuit het fonds kan worden ingezet voor breder inzetbare faciliteiten waarmee een bijdrage wordt geleverd aan versterking van de betreffende infrastructuur in Nederland. Het maximale steunbedrag is € 25 miljoen per infrastructuur25, de steunintensiteit is ten hoogste 25%, maar dit percentage kan onder bepaalde voorwaarden voor grote, middelgrote en kleine ondernemingen worden verhoogd tot 40% respectievelijk 50% en 60% van de in aanmerking komende kosten.26 De steun kan worden verleend voor de kosten van investeringen in immateriële en materiële activa.27

Verder zijn in de artikelen 25, 27 en 28 AGVV enkele relevante wijzigingen doorgevoerd. Artikel 25 AGVV bevat meer opties om steunintensiteiten te verhogen28 en voorziet in een alternatieve vereenvoudigde kostenbenadering voor bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven29. In het herziene artikel 27 AGVV is bepaald dat zowel steun kan worden verleend aan de eigenaar van een innovatiecluster als aan de exploitant van dat cluster. Daarbij kan de exploitant een rechtspersoon zijn, maar ook een consortium zonder rechtspersoonlijkheid.30 Verder bepaalt artikel 28 AGVV dat in geval van innovatiesteun aan kleine en middelgrote ondernemingen de kosten van diensten die worden geleverd door organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, onderzoeksinfrastructuur, test- en experimenteerinfrastructuur of innovatieclusters onder de in aanmerking komende kosten worden gerekend.31 Het totale toegestane steunbedrag is met 10% verhoogd tot € 220.000.32

De verwijzingen in de subsidieregeling zijn zogenoemde dynamische verwijzingen. Dat wil zeggen dat zij niet verwijzen naar een artikel van de AGVV zoals die op een bepaald moment luidt. Daardoor wijzigen de bepalingen in de subsidieregeling automatisch mee als het artikel van de AGVV wordt gewijzigd of aangevuld. Als gevolg daarvan was het niet nodig om de bestaande verwijzingen in de subsidieregeling naar artikelen van de AGVV aan te passen naar aanleiding van de herziening van de AGVV van 23 juni 2023. Wel is de reeds genoemde nieuwe categorie investeringssteun voor test- en experimenteerinfrastructuur (artikel 26bis), benut. De bevoegdheid om subsidie te verstrekken is hiermee uitgebreid.

8. Regeldruk

De regeldrukkosten die uit de subsidieregeling voortvloeien zijn de kennisnamekosten, de kosten in verband met het indienen van de vooraanmelding en subsidieaanvraag, de kosten als gevolg van de monitoring, bevoorschotting, tussentijdse vaststelling en eindvaststelling en de kosten in verband met het verlenen van medewerking aan evaluaties.

De regeldrukkosten die voortvloeien uit de subsidieregeling worden in deze paragraaf geactualiseerd ten opzichte van de berekening die is opgenomen in de toelichting op de subsidieregeling, zoals gepubliceerd in 2022.33 De wijzigingen in de regeldruk vloeien enerzijds voort uit wijzigingen die de onderhavige regeling aanbrengt in de subsidieregeling. Dit betreft de wijzigingen die voortvloeien uit de invoering van de verplichte vooraanmelding. Anderzijds is de berekening geactualiseerd op basis van de ervaringen met de subsidieregeling in de derde indieningsronde van het Nationaal Groeifonds. Daarbij gaat het om de regeldrukkosten die voortvloeien uit het jaarplan. Deze regeldrukkosten zijn nu expliciet opgenomen in de berekening. Daarnaast zijn aannames ten aanzien van het aantal betrokken partijen en tijdsinschattingen voor zover relevant geactualiseerd.

Zoals in de memorie van toelichting van de Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds al is opgemerkt, is de verwachting dat de regeldruk per voorstel sterk zal verschillen al naar gelang de grootte van het voorstel, de indienende partijen en de inhoud van het voorstel.

Aantal verwachte geïnteresseerde partijen, subsidieaanvragen en toekenningen

Op basis van ervaringen tijdens de derde indieningsronde en de interesse uit het veld zullen naar verwachting jaarlijks circa:

  • 100 partijen zich oriënteren op de regeling (kennisname);

  • 45 partijen een vooraanmelding indienen;

  • 30 partijen een subsidieaanvraag indienen;

  • 10 subsidieaanvragen worden gehonoreerd.

Deze aantallen zijn lager dan waarvan is uitgegaan in de initiële regeldrukberekening bij publicatie van de subsidieregeling. De ervaringen tijdens de derde indieningsronde van het Nationaal Groeifonds hebben geleid tot bijstelling van deze aantallen. Voor de berekening van de regeldrukkosten wordt uitgegaan van standaarduurtarieven van € 77 voor management, € 54 voor hoogopgeleide medewerkers en € 46,50 voor een mix van hoog/midden/laagopgeleide medewerkers, conform het Handboek Meting Regeldrukkosten.

Regeldrukkosten voorafgaand aan subsidieaanvraag

Kennisnamekosten

Partijen die een aanvraag willen indienen, zullen zich op de hoogte moeten stellen van de eisen waaraan zij moeten voldoen. De tijdsbesteding hiervoor wordt ingeschat op 14 uur per partij. Deze werkzaamheden worden uitgevoerd door hoogopgeleide medewerkers. Dit betekent dat de kennisnamekosten per partij € 756 bedragen. Voor de 100 partijen samen komen de kennisnamekosten op € 75.600.

Vooraanmelding

Er wordt verwacht dat een consortium ten tijde van de vooraanmelding voor de helft compleet is. Hieruit volgt dat er gemiddeld ongeveer 10 partijen actief betrokken zijn bij de indiening en het schrijven van een vooraanmelding. Er zal gemiddeld 20 uur per partij aan de aanvraag worden besteed door hoogopgeleide medewerkers en 5 uur door het management. Het totaal van de eenmalige kosten voor het indienen van de vooraanmelding bedraagt daarmee € 14.650. Voor de 45 vooraanmeldingen samen komen de regeldrukkosten uit op € 659.250.

Subsidieaanvraag

Er zullen gemiddeld naar schatting 20 partijen actief betrokken zijn bij de indiening en het schrijven van een subsidieaanvraag. De subsidieaanvraag kan worden uitgewerkt op basis van de vooraanmelding en de daarop verkregen feedback. De aanname is daarom dat er gemiddeld minder tijd nodig is per partij om de aanvraag op te stellen dan voor de onderhavige wijziging van de subsidieregeling. De verwachting is dat niet iedere consortiumpartner even intensief betrokken zal zijn bij het opstellen van de aanvraag. Er zal gemiddeld 30 uur per partij aan de aanvraag worden besteed op managementniveau, 75 uur door hoogopgeleide medewerkers en 15 uur door een mix van hoog/midden/laagopgeleide medewerkers. Het totaal van de eenmalige kosten voor het indienen van een subsidieaanvraag bedraagt daarmee € 141.150. Voor de 30 subsidieaanvragen samen komen de regeldrukkosten uit op € 4.234.500.

Regeldrukkosten na subsidieverlening

Kosten in verband met de monitoring en bevoorschotting

Tijdens de uitvoering van het voorstel moeten de tussentijdse resultaten worden verantwoord. Het gaat dan om het bijhouden van administratie, waaronder een urenregistratie en het jaarlijks opstellen van een inhoudelijke en financiële voortgangsrapportage. Er wordt ingeschat dat hier per jaar per partij 2 uur aan wordt besteed door het management en 18 uur door een mix van hoog/midden/laagopgeleide medewerkers en dat een voorstel gemiddeld in 6 jaar wordt uitgevoerd. De totale kosten in verband met monitoring bedragen daarmee € 99.100 per voorstel, en € 991.000 voor de 10 voorstellen samen.

Ten behoeve van de bevoorschotting van een project wordt jaarlijks een jaarplan opgevraagd. Hierin worden de activiteiten ten behoeve van de begroting op meer detailniveau beschreven en kunnen ook wijzigingen worden aangegeven. Er wordt ingeschat dat hieraan per jaar per partij 1 uur wordt besteed door het management en 12 uur door een mix van hoog/midden/laagopgeleide medewerkers en dat een voorstel gemiddeld in 6 jaar wordt uitgevoerd. De totale kosten in verband met bevoorschotting bedragen daarmee € 63.500 per voorstel en € 635.000 voor de 10 voorstellen samen.

Tussentijdse vaststelling

Bij indiening van de voortgangsrapportage kan de subsidie tussentijds worden vastgesteld. Daarmee wordt tussentijds zekerheid verkregen over de exacte hoogte van de subsidie en worden de financiële risico’s beperkt. Er is dan een extra controleverklaring vereist van alle deelnemers aan het betreffende voorstel. Naar schatting zal dit iedere 2 jaar bij ten hoogste de helft van de voorstellen aan de orde zijn. Voor het verkrijgen van de controleverklaring wordt per voorstel uitgegaan van € 3.250 aan kosten. De totale kosten in verband met tussentijdse vaststelling bedragen € 65.000 per voorstel, en € 325.000 voor de 5 voorstellen (waarbij dit aan de orde is) samen.

Kosten in verband met eindverantwoording

Zodra de activiteiten zijn afgerond, dient de eindverantwoording te worden ingediend. Het gaat dan om het indienen van een verzoek tot vaststelling, het opstellen van de eindrapportage en de financiële rapportage en het verkrijgen van de controleverklaring van een onafhankelijke accountant. Er wordt ingeschat dat hier per deelnemer 2 uur door het management aan wordt besteed en 36 uur door een mix van hoog/midden/laagopgeleide medewerkers. Voor het verkrijgen van de controleverklaring wordt per voorstel per deelnemer uitgegaan van € 6.500 aan kosten. De regeldrukkosten komen daarmee uit op € 166.560 per voorstel en op € 1.665.600 voor de 10 voorstellen samen.

Kosten in verband met medewerking aan evaluatie

De subsidieontvanger wordt bij subsidieverlening verplicht om gedurende 5 jaar na de subsidievaststelling medewerking te verlenen aan een evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van het Nationaal Groeifonds, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd. Er wordt ingeschat dat hieraan per subsidieontvanger 2 uur door het management wordt besteed en 20 uur door een mix van hoog/midden/laagopgeleide medewerkers. De totale kosten in verband met medewerking aan de evaluatie bedragen daarmee € 21.680 per voorstel en € 216.800 voor de 10 voorstellen samen.

Op basis van deze inschattingen zullen de totale regeldrukkosten naar verwachting uitkomen op € 8.802.750. Naar verwachting zal er jaarlijks € 1 miljard – € 2 miljard beschikbaar worden gesteld voor de Subsidieregeling Nationaal Groeifonds. Daarmee komen de regeldrukkosten neer op 0,88% – 0,44% van het beschikbaar gestelde jaarbudget.

9. Advies ATR

De ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

II Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Subonderdeel 1

De begripsomschrijving van activiteitenplan is gewijzigd, omdat artikel 13 van de subsidieregeling is vervangen door artikel 6b. Zie hiervoor artikel I, onderdelen J en Q, en de toelichting op die onderdelen.

Subonderdeel 2

De begripsomschrijving van test- en experimenteerinfrastuctuur is in artikel 1 ingevoegd vanwege de invoering van de mogelijkheid om subsidie te verstrekken voor de bouw of het upgraden van test- en experimenteerinfrastructuur. Deze subsidieverstrekking is mogelijk gemaakt door het nieuwe artikel 26 bis van de recent herziene algemene groepsvrijstellingsverordening. De gevolgen van de herziening van de algemene groepsvrijstellingsverordening voor de reeds bestaande mogelijkheden om op grond van de subsidieregeling subsidie te verstrekken die staatsteun bevat, en het nieuwe artikel 26 bis zijn besproken in paragraaf 7 van het algemene deel van deze toelichting.

De invoeging van de begripsomschrijving van vooraanmelding houdt verband met de invoering van de verplichting om voorafgaande aan de subsidieaanvraag een vooraanmelding te doen. Deze verplichting is opgenomen in het nieuwe artikel 6a, eerste lid. Zie artikel I, onderdeel, J.

Artikel I, onderdeel B

De minister stelt op basis van artikel 2, eerste lid, van de subsidieregeling een periode vast voor het indienen van aanvragen. Het nieuwe artikel 6a, eerste lid, verplicht degene die voornemens is een subsidie aan te vragen om voorafgaand aan de subsidieaanvraag een vooraanmelding te doen (zie artikel I, onderdeel, J). Vanwege de tijd die nodig is om de indieners van de vooraanmeldingen feedback te kunnen geven en hen in staat te stellen met de aanbevelingen rekening te houden bij het indienen van hun subsidieaanvraag, zal de indiening van de vooraanmeldingen geruime tijd voor de indiening van de subsidieaanvragen moeten plaatsvinden. Om die reden is het wenselijk ook hiervoor een periode vast te stellen. Dit wordt geregeld door de wijziging van artikel 2, eerste lid.

In verband met het tijdsverloop tussen het indienen van de vooraanmeldingen en de indiening van de subsidieaanvragen, zal het in de regel niet mogelijk zijn de twee periodes gelijktijdig met de subsidieplafonds te regelen. De subsidieplafonds kunnen immers pas worden vastgesteld als de begroting van het Nationaal Groeifonds waarin de betrokken middelen ter beschikking worden gesteld, door de Tweede en Eerste Kamer is aanvaard. Om die reden zal het doorgaans nodig zijn de periode voor het indienen van de vooraanmeldingen apart te regelen en te publiceren.

Artikel I, onderdelen C, onder 1, D, onder 4, en G, onder 3

De toevoeging aan artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van test- en experimenteerinfrastructuur als categorie waarvoor subsidie verstrekt kan worden, hangt samen met de toevoeging aan de algemene groepsvrijstellingsverordening van artikel 26 bis. Dit geldt eveneens voor de toevoeging van de maximale hoogte van de subsidie voor deze steuncategorie aan artikel 4, eerste lid, en van de daarbij in aanmerking komende kosten aan artikel 5, tweede lid. Artikel 26 bis algemene groepsvrijstellingsverordening is toegelicht in paragraaf 7 van het algemene deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel C, onder 2

De wijziging van artikel 3, tweede lid, betreft een redactionele verbetering.

Artikel I, onderdelen C, onder 3 en 4, D, onder 1 en 2, E, G, onder 1 en 2, en H

De onderdelen C, onder 3 en 4, D, onder 1 en 2, E, G, onder 1 en 2, en H wijzigen artikel 3, vierde en vijfde lid, 4, eerste en tweede lid, en 5, tweede en derde lid. De wijzigingen hebben tot doel deze bepalingen te verduidelijken. Door de oorspronkelijke redactie van artikel 3, vierde en vijfde lid, die ook doorwerkte in de artikelen 4 en 5, kon de indruk ontstaan dat een subsidieaanvraag ofwel op kennisontwikkeling ofwel op onderzoek, ontwikkeling en innovatie betrekking diende te hebben. Om die reden zijn de genoemde artikelen in de onderhavige regeling gewijzigd. Met deze nieuwe redactie wordt beoogd beter tot uitdrukking te brengen dat een aanvraag zowel activiteiten die gericht zijn op kennisontwikkeling als activiteiten die gericht zijn op onderzoek, ontwikkeling en innovatie kan bevatten. Daartoe zijn het vierde en vijfde lid van artikel 3 samengevoegd, is de inhoud van het tweede lid van artikel 4 verplaatst naar het eerste lid, onderdeel a (nieuw) en is de inhoud van artikel 5, derde lid, verplaatst naar het tweede lid, onderdeel a (nieuw).

Artikel I, onderdeel D, onder 3 en 6

De aanpassingen in de onderdelen 3 en 6 betreffen redactionele verbeteringen.

Artikel I, onderdeel F

De wijziging van artikel 4, vierde lid, (nieuw) betreft een verduidelijking. De bepaling is gewijzigd omdat de oorspronkelijke redactie onbedoeld de indruk wekte dat bijdragen van bestuursorganen en van de Europese Commissie ter zake van subsidiabele kosten alleen in mindering op deze kosten worden gebracht indien er sprake is van subsidie die staatssteun bevat. Omdat deze vermindering ook plaatsvindt als de subsidie geen staatssteun bevat, is de tekst aangepast.

Artikel I, onderdeel I

Artikel 6

De tekst van artikel 6 is opnieuw vastgesteld. Dit houdt verband met het vervangen van het zogenoemde tendersysteem, waarbij de verdeling van de subsidieplafonds plaatsvindt op basis van onderlinge rangschikking van de aanvragen, door een verdeling op basis van de volgorde van binnenkomst. De achtergronden hiervan zijn beschreven in het algemene deel van deze toelichting.

Eerste lid

De oude tekst van artikel 6 is vanwege de wijziging aangepast en ondergebracht in het eerste lid.

Tweede lid

Indien een subsidieaanvraag niet voldoet aan de subsidieregeling omdat bepaalde gegevens of stukken ontbreken, krijgt de indiener gedurende een bepaalde termijn de gelegenheid om zijn aanvraag aan te vullen. Artikel 4:5 Awb vormt hiervoor de basis. Voor de toepassing van het subsidieplafond geldt in zo’n geval de datum waarop de ontbrekende informatie is aangevuld als de datum van binnenkomst van de aanvraag. Dit wordt bepaald in het nieuwe tweede lid.

Derde lid

Het derde lid heeft betrekking op de situatie waarin het subsidieplafond bijna is bereikt en er onvoldoende middelen zijn om alle aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, te honoreren. Door middel van loting wordt dan de volgorde van binnenkomst bepaald. Voldoen alle aanvragen die op die dag zijn ontvangen aan de vereisten van de subsidieregeling, dan worden de middelen toegekend in de volgorde die door de loting is vastgesteld. Voldoen een of meer aanvragen niet aan de vereisten, dan kan het zijn dat een aanvraag die wel voldoet, maar op basis van de loting in eerste instantie weinig kans leek te maken, alsnog wordt gehonoreerd.

Artikel I, onderdeel J

Onderdeel J voegt twee nieuwe artikelen in. Zij worden hierna afzonderlijk toegelicht.

Artikel 6a

Eerste lid

Voordat een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend, moet een daarmee verbonden vooraanmelding worden gedaan. De achtergronden van de invoering van de verplichting om een vooraanmelding te doen zijn toegelicht in het algemene deel van deze toelichting. De periode waarbinnen de vooraanmelding moet plaatsvinden, wordt vastgesteld op basis van artikel 2, eerste lid.

Tweede lid

Evenals voor het indienen van een subsidieaanvraag wordt voor een vooraanmelding een digitaal formulier beschikbaar gesteld.

Derde lid

Het derde lid vermeldt de inhoudelijke vereisten waaraan een vooraanmelding moet voldoen en de informatie die daarbij minimaal verstrekt moet worden.

Vierde lid

Het vierde lid heeft betrekking op de situatie waarin de voorgestelde activiteiten zullen worden uitgevoerd door een samenwerkingsverband.

Artikel 6b

Het nieuwe artikel 6b vervangt het oude artikel 13. Het indienen van een aanvraag voor subsidie vindt plaats nadat een daarmee verbonden vooraanmelding is gedaan. Om die reden is het artikel ingevoegd tussen het nieuwe artikel 6a, dat de vooraanmelding regelt en de artikelen die betrekking hebben op de beslissing op de aanvraag (artikel 7. Afwijzingsgronden en 8. Beoordeling van de aanvraag). De verplaatsing van het artikel is wenselijk, omdat die tot gevolg heeft dat de volgorde van de artikelen van de subsidieregeling beter weerspiegelt hoe het proces van subsidieverstrekking verloopt en de betreffende bepaling beter vindbaar is.

In onderdeel 4.2 van het algemene deel van toelichting is ingegaan op de achtergronden van de precisering van de informatieverplichtingen in het derde tot en met zesde lid.

Eerste lid

Het eerste lid is gelijkluidend aan het eerste lid van artikel 13, dat is vervallen. Indiening van de aanvraag met het daarvoor voorgeschreven digitale middel impliceert dat de gevraagde informatie overeenkomstig de gegeven instructies, volledig en voorzien van de vereiste bijlagen moet worden verstrekt.

Tweede lid

Het tweede lid bepaalt dat indien een aanvraag staatssteun bevat deze in ieder geval de in artikel 6, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening voorgeschreven gegevens moet bevatten. De bepaling vervangt het gelijkluidende tweede lid van artikel 13.

Derde lid

Onderdelen a, b en e

De onderdelen a, b en e komen overeen met het derde lid, onderdelen a, b en e, van het vervallen artikel 13. Welke onderdelen het in onderdeel e bedoelde activiteitenplan in ieder geval moet bevatten is uitgewerkt in het vijfde lid.

Onderdeel c

De beschrijving en onderbouwing van de bijdrage van de voorgestelde activiteiten aan de vergroting van het duurzaam verdienvermogen is een belangrijk onderdeel van de informatie die verstrekt moet worden bij de aanvraag. Welke elementen deze beschrijving en onderbouwing in ieder geval moeten bevatten, is gepreciseerd in het nieuwe vierde lid. Het derde lid, onderdeel c, en het nieuwe vierde lid zijn in de plaats gekomen van het vierde lid, onderdelen b en d, van het vervallen artikel 13.

Onderdeel d

Omdat de strategische onderbouwing geen deel uitmaakt van het activiteitenplan, is dit onderdeel verplaatst van het vierde lid, onderdeel c, van het vervallen artikel 13 naar de opsomming in het derde lid. In het vijfde lid is geregeld welke elementen de strategische onderbouwing in ieder geval moet bevatten.

Onderdeel f

In onderdeel f is verduidelijkt dat de samenwerkingsovereenkomst die overgelegd moet worden, indien er sprake is van een samenwerkingsverband, door alle deelnemers ondertekend moet zijn.

Onderdeel g

Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie voor innovatie van kleine en middelgrote ondernemingen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel b, onder 5°, van de subsidieregeling dient de onderneming van de aanvrager aangemerkt te kunnen worden als een kleine of middelgrote onderneming als bedoeld in artikel 2, onderdeel 2, van de algemene groepsvrijstellingsverordening (zie artikel 1 van de subsidieregeling). Uit Bijlage I van de algemene groepsvrijstellingsverordening volgt dat voor de kwalificatie van kleine of middelgrote onderneming het aantal personen dat werkzaam is in de onderneming en de jaaromzet en het jaarlijkse balanstotaal van de onderneming maatgevend zijn. Om die reden dient een aanvrager die in aanmerking wil komen voor de genoemde subsidie, bij zijn aanvraag het aantal werkzame personen in zijn onderneming en de jaaromzet en het jaarlijkse balanstotaal van zijn onderneming op te geven. In Bijlage I van de algemene groepsvrijstellingsverordening is bepaald hoe deze berekend moeten worden.

Vierde lid

Onderdeel a

Onderdeel a vervangt het vierde lid, onderdelen b en d, van het vervallen artikel 13. De aangepaste tekst brengt tot uitdrukking dat niet alleen inzicht gegeven moet worden in de bijdrage aan het vergroten van het duurzaam verdienvermogen van de activiteiten gezamenlijk, maar ook in die van de afzonderlijke activiteiten.

Onderdeel b

Als de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn voltooid, vindt de subsidievaststelling plaats (artikel 14 van de subsidieregeling). Met de subsidievaststelling komt er een einde aan de subsidierelatie. In onderdeel b wordt gevraagd naar een beschrijving van de wijze waarop wordt gezorgd voor continuering van de resultaten van de gesubsidieerde activiteiten en de financiering daarvan, nadat de subsidieverstrekking is beëindigd. Voorstellen worden hier al op beoordeeld. Het betreft dus gen nieuw element.

Vijfde lid

In het vijfde lid is nader uitgewerkt welke informatie in ieder geval onderdeel moet uitmaken van de strategische onderbouwing van de activiteiten. De aspecten waarop de informatie betrekking heeft, vormen al onderdeel van het analysekader van de adviescommissie. Aanvragen worden hier dus reeds op beoordeeld.

Zesde lid

Onderdelen a en b

Onderdeel a vervangt artikel 13, vierde lid, onderdeel a, onderdeel b vervangt artikel 13, vierde lid, onderdeel e. Met de wijzigingen in de onderdelen a en b wordt beoogd te verduidelijken dat, indien er sprake is van een samenwerkingsverband, het activiteitenplan niet alleen informatie moet bevatten die betrekking heeft op het samenwerkingsverband als geheel, maar ook beschrijvingen van de activiteiten, de mijlpalenplanning, de kosten en de financiële bijdrage per deelnemer. Onderdeel b bevat tevens enkele kleine redactionele aanpassingen.

Onderdeel c

Onderdeel c vervangt artikel 13, vierde lid, onderdeel f. De oude tekst is gewijzigd om te verduidelijken dat de gevraagde informatie betrekking heeft op zowel de deelnemende partijen zelf als partijen buiten het samenwerkingsverband die een rol spelen bij de uitvoering van de activiteiten. De informatie over betrokken, niet-deelnemende partijen hoeft alleen te worden verstrekt voor zover die relevant is om de kwaliteit van deelnemende partijen te kunnen beoordelen.

Onderdelen d en e

De onderdelen d en e komen in de plaats van artikel 13, vierde lid, onderdelen g en h.

Artikel I, onderdeel K

Subonderdeel 1

Tijdige indiening van een vooraanmelding die voldoet aan de vereisten van het nieuwe artikel 6a is een voorwaarde om een subsidieaanvraag te kunnen indienen. Wordt geen vooraanmelding ingediend of bevat deze niet alle in artikel 6a voorgeschreven informatie, dan wordt een eventuele subsidieaanvraag voor de betrokken activiteiten op grond van artikel 7, aanhef en het nieuwe onderdeel a, afgewezen.

Subonderdeel 2

De Adviescommissie Nationaal Groeifonds beoordeelt op basis van een analysekader in hoeverre voorstellen bijdragen aan het duurzaam verdienvermogen. Daarbij neemt de commissie ook de strategische onderbouwing, de kwaliteit van het activiteitenplan en de voorgestelde samenwerking en governance van het voorstel in beschouwing. Ook kijkt de adviescommissie naar de onderbouwing van de maatschappelijke baten en lasten. In het analysekader zijn de verschillende elementen van de beoordeling nader uitgewerkt. Het analysekader is gepubliceerd op www.nationaalgroeifonds.nl.

Indien de commissie er onvoldoende vertrouwen in heeft dat de voorgestelde activiteiten direct of indirect zullen bijdragen aan vergroting van het duurzaam verdienvermogen en tot een positief saldo van maatschappelijke baten en lasten zullen leiden, zal de adviescommissie adviseren tot een afwijzing. De minister zal vervolgens hierover beslissen.

Artikel I, onderdeel L

Artikel 8, eerste lid, is gewijzigd, omdat wordt overgegaan op verdeling van het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Hierbij wordt iedere aanvraag op zichzelf beoordeeld. De termijn waarbinnen een aanvraag beoordeeld dient te worden, vangt aan op de dag na de ontvangt van de aanvraag.

Indien de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 Awb in de gelegenheid wordt gesteld om de aanvraag binnen een bepaalde termijn aan te vullen, bijvoorbeeld omdat bepaalde informatie ontbreekt, wordt de beslistermijn opgeschort (artikel 4:15, eerste lid, onderdeel a, Awb). De opschorting eindigt op de dag waarop de aanvraag is aangevuld. In dat geval geldt die dag als de datum van ontvangst.

Artikel I, onderdeel M

Omdat de verdeling van de subsidieplafonds niet meer op volgorde van rangschikking, maar op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen zal plaatsvinden, is artikel 9 vervallen.

Artikel I, onderdeel N

Subonderdeel 1

Het eerste lid is gewijzigd omdat het subsidieplafond niet meer verdeeld wordt op basis van onderlinge rangschikking van de aanvragen, maar op basis van de volgorde van binnenkomst. Binnen het nieuwe systeem adviseert de commissie niet meer over de onderlinge rangorde van de aanvragen, maar over afzonderlijke aanvragen. Over toepassing van de afwijzingsgrond, bedoeld in artikel 7, onderdeel c, wordt altijd advies gevraagd. Dit is de afwijzingsgrond die correspondeert met de criteria op basis waarvan binnen het tendersysteem de rangschikking plaatsvond.

Subonderdeel 2

Anders dan over toepassing van de afwijzingsgrond, bedoeld in artikel 7, onderdeel c, waarover de adviescommissie altijd adviseert (eerste lid), vindt advisering over de aspecten van de aanvragen, genoemd in het tweede lid, onderdeel a, en over vooraanmeldingen alleen plaats op verzoek van de minister (tweede lid). De advisering vindt op verzoek plaats, omdat het gaat om gevallen waarin doorgaans voor de beoordeling geen advies nodig is. Een verzoek om advies op grond van het tweede lid, onderdeel a, betreft uiteraard niet de interpretatie van de AGVV. Het behoort niet tot de taak van de adviescommissie om hierover te adviseren.

In onderdeel a zijn de oude onderdelen a, b en c van het tweede lid samengevoegd. In het nieuwe onderdeel b is bepaald op welke onderdelen van de subsidieregeling een advies over een vooraanmelding betrekking kan hebben. Het gaat om dezelfde bepalingen van de subsidieregeling als waarop het advies van de commissie bij subsidieaanvragen betrekking kan hebben, met uitzondering van artikel 5.

Subonderdeel 3

Omdat aan de adviescommissie gedurende haar bestaan meerdere adviezen uitbrengt, is de tekst van het derde lid aangepast.

Artikel I, onderdeel O

Subonderdeel 1

Omdat er zich in de loop van de uitvoering wijzigingen kunnen voordoen ten opzichte van de aanvankelijke planning van de activiteiten, is het niet mogelijk om al bij de beschikking tot subsidieverlening de hoogte van de te verstrekken voorschotten te bepalen. Het is wel mogelijk om daarin de maximale hoogte van de voorschotten vast te stellen. Om die reden wordt in het tweede lid het woord ‘maximale’ ingevoegd.

Subonderdeel 2

Belangrijk is dat de bevoorschotting zo goed mogelijk aansluit bij de te maken kosten en de daaruit volgende liquiditeitsbehoefte. Om die reden bepaalt het nieuwe derde lid dat de hoogte van de jaarlijkse voorschotten wordt gebaseerd op het jaarplan voor het komende kalenderjaar. Dit geeft de meest actuele basis voor een juiste bevoorschotting. Daarbij wordt aangesloten bij de in artikel 12, vierde lid, onderdeel a, geregelde verplichting om een jaarplan in te dienen (zie onderdeel P, onder 4).

Het is niet uitgesloten dat op zijn laatst bij een jaarrapportage blijkt dat er sprake is van onterecht betaalde voorschotten. Dit is bijvoorbeeld het geval als er minder kosten zijn gemaakt in het voorgaande kalenderjaar dan gepland. In dat geval wordt de subsidieontvanger hierover geïnformeerd en zal verrekening plaatsvinden met nog te betalen voorschotbedragen.

Artikel I, onderdeel P

Subonderdelen 1 tot en met 3

De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend (artikel 4:30, eerste lid, Awb). Met het activiteitenplan is bedoeld het activiteitenplan zoals ingediend bij de aanvraag tot subsidieverlening (artikel 6b, derde lid, onderdeel e). De omschrijving in de subsidiebeschikking kan daarvan afwijken. Dit geldt eveneens voor de mijlpalenplanning, die deel uitmaakt van het activiteitenplan. Uiteraard dient de subsidieontvanger de beschikking tot subsidieverlening uit te voeren. Om die reden zijn de bewoordingen van het eerste en tweede lid van artikel 12 gewijzigd. Omdat de omschrijving van doelstellingen van de activiteiten geen onderdeel is van het activiteitenplan, is ook de tekst van het derde lid aangepast.

Subonderdeel 4

Het bepaalde in het nieuwe vierde lid van artikel 12 werd tot nu toe in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen, als aanvullende verplichting op basis van onderdeel c van het oude vierde lid.

De subsidieverstrekking op basis van de subsidieregeling kan een periode van 15 jaar betreffen. Daarom is het van belang dat regelmatig informatie wordt verschaft over de voortgang van de activiteiten, de realisatie van mijlpalen en de daarbij gemaakte kosten. Daarnaast zal bij de uitvoering van dergelijke omvangrijke, langlopende projecten steeds sprake zijn van veranderingen. Omdat die doorwerken in de toekomst, is het van belang daarop regelmatig zicht te krijgen. Om die reden dient de subsidieontvanger jaarlijks een plan voor het komende kalenderjaar in te dienen. Daarnaast moet de subsidieontvanger na afloop van dat kalenderjaar een rapportage verstrekken die inzicht geeft in het verloop van de realisatie van het plan in dat jaar. Naast de meldingsplicht voor ingrijpende wijzigingen biedt dit de mogelijkheid om niet alleen de voortgang van de activiteiten, maar ook de kans op het realiseren van de doelstellingen van de activiteiten te volgen.

Het jaarplan fungeert tevens als grondslag voor de jaarlijks te verstrekken voorschotten. Zie hiervoor de wijziging van artikel 11, derde lid, en de toelichting daarop.

Het bepaalde in het nieuwe vijfde lid heeft betrekking op het kalenderjaar waarin de subsidieverlening plaatsvindt. Bij de start van de activiteiten zal er geen jaarplan aanwezig zijn. In de jaarrapportage over dat kalenderjaar dient het bepaalde in de beschikking tot subsidieverlening als referentiepunt.

Subonderdeel 5

In het zesde lid, onderdeel a, (nieuw) vervalt de verwijzing naar artikel 39, eerste en tweede lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, omdat in het nieuwe vierde lid van artikel 12 een vervangende, specifiek op de subsidieregeling toegesneden bepaling is opgenomen.

Subonderdeel 6

In verband met toevoeging aan artikel 3 van de subsidieregeling van test- en experimenteerinfrastructuur als steuncategorie, vermeldt artikel 12, zevende lid, onderdeel b (nieuw) de verplichtingen voor de subsidieontvanger die op grond van artikel 26 bis van de algemene groepsvrijstellingsverordening specifiek voor die steuncategorie gelden.

Artikel I, onderdeel Q

De informatieverplichtingen met betrekking tot een subsidieaanvraag zijn geregeld in het nieuwe artikel 6b. Om die reden is artikel 13 vervallen.

Artikel I, onderdeel R

Het vervallen van artikel 15, eerste lid, en de invoeging in het tweede lid (oud) van het nieuwe onderdeel a hangen samen met de wijziging van artikel 3, vierde en vijfde lid. Zie hiervoor de toelichting op artikel I, onderdeel C, onder 3 en 4.

Het nieuwe onderdeel d is ingevoegd vanwege de invoering van de mogelijkheid om op basis van de subsidieregeling subsidie te verstrekken voor test- en experimenteerinfrastructuur. Zie hiervoor de toelichting op de wijziging van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, (artikel I, onderdeel C, onder 1) en paragraaf 7 van het algemene deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel S

In het eerste lid vervalt de verwijzing naar artikel 39, eerste en tweede lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, omdat in het nieuwe vierde lid van artikel 12 een vervangende, specifiek op de subsidieregeling toegesneden bepaling is opgenomen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
2

Voorafgaande aan het in behandeling van de aanvraag is dit mogelijk op basis van artikel 4:5 Awb.

X Noot
3

Artikel 6a. Vooraanmelding en informatieverplichtingen vooraanmelding.

X Noot
4

Artikel 7, onderdeel a (nieuw).

X Noot
5

Artikel 6. Verdeling subsidieplafond.

X Noot
6

Artikel 7, onderdeel c (nieuw).

X Noot
7

Artikel 10, eerste lid.

X Noot
8

Artikel 6b, vierde lid, onderdeel a.

X Noot
9

Artikel 6b, vierde lid, onderdeel b.

X Noot
10

Artikel 6b, vijfde lid.

X Noot
11

Artikel 6, tweede lid.

X Noot
12

Artikel 6b.

X Noot
13

Artikel 1 van de subsidieregeling verwijst voor het begrip kleine of middelgrote onderneming naar artikel 2, onderdeel 2, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Aan welke voorwaarden moet worden voldaan wil een onderneming aangemerkt worden als kleine of middelgrote onderneming, is bepaald in Bijlage I van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

X Noot
14

Artikel 6b, derde lid, onderdeel g.

X Noot
15

Het actuele analysekader is te vinden op www.nationaalgroeifonds.nl.

X Noot
16

Besluit mandaat, volmacht en machtiging EZK 2019.

X Noot
17

Verordening (EU) 2023/1315 van de Commissie van 23 juni 2023 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, en Verordening (EU) 2022/2473 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, PBEU 2023, L 167.

X Noot
18

Artikel 4, eerste lid, onderdeel i, onder i, ii en iii.

X Noot
19

Artikel 4, eerste lid, onderdeel j.

X Noot
20

Artikel 4, eerste lid, onderdeel k.

X Noot
21

Artikel 4, eerste lid, onderdeel m.

X Noot
22

Artikel 4, eerste lid, onderdeel l.

X Noot
23

Artikel 4, eerste lid, onderdeel n.

X Noot
24

Artikel 26 bis, tweede en derde lid, eerste volzin.

X Noot
25

Artikel 4, eerste lid, onderdeel j bis.

X Noot
26

Artikel 26 bis, vijfde en zesde lid.

X Noot
27

Artikel 26 bis, vierde lid.

X Noot
28

Artikel 25, zesde lid.

X Noot
29

Artikel 25, derde lid, onderdeel e.

X Noot
30

Artikel 27, tweede lid.

X Noot
31

Artikel 28, tweede lid, onderdeel c.

X Noot
32

Artikel 28, vierde lid.

Naar boven