Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 18 juni 2021, kenmerk 2349566-1007443-WJZ, houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met het doorvoeren van stap 4 uit het openingsplan en de introductie van herstel- en vaccinatiebewijzen voor reizigers en van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire, de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Sint Eustatius en de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Saba in verband met enkele redactionele wijzigingen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, de Minister voor Medische Zorg, de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op de artikelen 58e, eerste lid, 58f, vijfde lid, 58g, eerste lid, 58h, eerste lid, 58i, 58j, eerste lid, onder a, b d en e, 58nb, zevende lid, 58nc, tweede lid, 58ne, 58p, tweede lid, derde lid, onder a, en vierde lid, onder c, 58pa, tweede lid, aanhef en onder c, 58q en 58ra, eerste, zevende en negende lid, van de Wet publieke gezondheid;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepalingen van besloten binnenruimte, coffeeshop en zelfstandige ruimte vervallen.

2. In de begripsbepaling van geldig coronatoegangsbewijs vervalt ‘een’.

3. In de begripsbepaling van hoogrisicogebied wordt ‘artikel’ vervangen door ‘de artikelen’.

4. In de begripsbepaling van uitzonderlijk hoogrisicogebied wordt ‘artikel’ vervangen door ‘de artikelen’ en wordt ‘in 58nb of 58nh van de wet’ vervangen door ‘in de artikelen 58nb of 58nh van de wet’.

B

Artikel 2.6 komt te luiden:

Artikel 2.6 Luchthavens

De veiligeafstandsnorm geldt niet voor personen op een luchthaven, voor zover zij hun activiteiten niet op gepaste wijze kunnen uitoefenen met inachtneming van de veilige afstand.

C

Na artikel 2.7 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2.8 Sport

De veiligeafstandsnorm geldt, voor zover de sport niet op gepaste wijze kan worden beoefend met inachtneming van de veilige afstand, niet tijdens de beoefening van sport.

Artikel 2.9 Coronatoegangsbewijzen

De veiligeafstandsnorm geldt niet tussen personen op locaties waar toepassing wordt gegeven aan de artikelen 4.3, 4.7, 4.9 of 5.2.

D

Hoofdstuk 2a komt te luiden:

Hoofdstuk 2a. Mondkapjes instellingen voor voortgezet onderwijs

Artikel 2a.1 Mondkapjesplicht in instellingen voor voortgezet onderwijs
  • 1. Personen in een instelling voor voortgezet onderwijs of een andere ruimte die door een instelling voor voortgezet onderwijs voor onderwijsactiviteiten wordt gebruikt, dragen een mondkapje.

  • 2. Het eerste lid geldt niet:

    • a. voor personen op een vaste zit- of staanplaats die deelnemen aan een onderwijsactiviteit of een onderwijsactiviteit verzorgen;

    • b. indien het dragen van een mondkapje een belemmering vormt voor deelname aan dan wel verzorging van een onderwijsactiviteit;

    • c. voor personeelsleden van een onderwijsinstelling, indien deze een vaste zit- of staanplaats innemen;

    • d. voor personen die etenswaren of dranken nuttigen, indien deze een vaste zit- of staanplaats innemen.

  • 3. Van een belemmering als bedoeld in het tweede lid, onder b, is in ieder geval sprake bij activiteiten met betrekking tot lichamelijke opvoeding, zang, toneel en dans.

Artikel 2a.2 Aanvullende uitzonderingen

Artikel 2a.1, eerste lid, geldt niet:

  • a. voor personen die vanwege een beperking of een ziekte geen mondkapje kunnen dragen;

  • b. voor begeleiders van personen met een verstandelijke beperking, voor zover deze personen van het door begeleiders dragen van een mondkapje ernstig ontregeld raken, en voor personen die spreken met iemand die vanwege een auditieve beperking moet kunnen spraakafzien;

  • c. voor personen tijdens het beoefenen van sport, waaronder het zwemmen in een zwembad, voor zover het dragen van een mondkapje de beoefening van de sport belemmert;

  • d. voor personen tijdens het beoefenen van kunst en cultuur, voor zover het dragen van een mondkapje de kunst- en cultuurbeoefening belemmert;

  • e. voor personen tijdens het poseren voor beeldende kunst, voor zover het gaat om het op beeld vastleggen van personen.

  • f. indien het dragen van een mondkapje de goede en veilige uitoefening van werkzaamheden in het kader van beroep of bedrijf onmogelijk maakt.

E

Hoofdstuk 3, de artikelen 4.1a, 4.1c, derde lid, 4.1e, 4.5, 4.6 en 4.8 en de paragrafen 6.1, 6.4 en 6.7 vervallen.

F

Artikel 4.1b komt te luiden:

Artikel 4.1b Gezondheidscheck

  • 1. Onverminderd artikel 4.1, worden de volgende publieke plaatsen slechts voor publiek opengesteld, indien de beheerder er zorg voor draagt dat bij aankomst van het publiek een gezondheidscheck wordt uitgevoerd:

    • a. eet- en drinkgelegenheden;

    • b. wellnesscentra;

    • c. locaties voor kunst- en cultuurbeoefening en de vertoning van kunst- en cultuurbeoefening;

    • d. sportaccommodaties;

    • e. ander bedrijfsmatig personenvervoer, met uitzondering van veerponten;

    • f. spellocaties;

    • g. locaties voor beurzen en congressen;

    • h. zalencentra en locaties voor zalenverhuur;

    • i. casino’s.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor een eet- en drinkgelegenheid:

    • a. in een uitvaartcentrum of in een andere locatie waar een plechtigheid plaatsvindt ten behoeve van een uitvaart;

    • b. in zorglocaties voor patiënten en cliënten en bezoekers van patiënten en cliënten;

    • c. die zich bevindt op een luchthaven na de securitycheck;

    • d. binnen een locatie waar besloten en georganiseerde dagbesteding plaatsvindt voor kwetsbare groepen;

    • e. waar uitsluitend sprake is van verkoop, aflevering of verstrekking van etenswaren of dranken voor gebruik anders dan ter plaatse, mits de duur van het verblijf van publiek in de inrichting zoveel mogelijk wordt beperkt.

G

Artikel 4.1c wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een publieke plaats waar een plicht tot het uitvoeren van een gezondheidscheck geldt op grond van artikel 4.1b wordt slechts voor publiek opengesteld, indien de beheerder er zorg voor draagt dat het publiek op de veilige afstand van elkaar wordt geplaceerd, tenzij het om personen gaat als bedoeld in hoofdstuk 2 of personen als bedoeld in artikel 58f, derde lid, onder a en d, van de wet.

2. In het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. locaties waar toepassing wordt gegeven aan de artikelen 4.3 of 5.2.

H

De artikelen 4.2 en 4.3 komen te luiden:

Artikel 4.2 Doorstroomlocaties en spellocaties

  • 1. Doorstroomlocaties en spellocaties worden slechts voor publiek opengesteld, indien de beheerder er zorg voor draagt dat als publiek slechts één persoon per 5 m² voor publiek toegankelijke oppervlakte wordt toegelaten.

  • 2. Het eerste lid geldt niet ten aanzien van een locatie waar toepassing wordt gegeven aan artikel 5.2, parkeergarage, fietsenstalling, luchthaven, station, halteplaats, of een andere bij het openbaar vervoer of ander bedrijfsmatig personenvervoer behorende voorziening en de daarbij behorende perrons, trappen, tunnels en liften.

Artikel 4.3 Dansvoorzieningen

  • 1. Een bij een eet- en drinkgelegenheid behorende dansvoorziening wordt slechts voor publiek opengesteld, indien de beheerder er zorg voor draagt dat, met inachtneming van artikel 6.30, alleen publiek tot de eet- en drinkgelegenheid wordt toegelaten met een geldig coronatoegangsbewijs en het vereiste van een geldig coronatoegangsbewijs en geldig identiteitsdocument duidelijk zichtbaar en leesbaar voor het publiek en een toezichthouder is aangegeven bij de toegang tot de eet- en drinkgelegenheid.

  • 2. In afwijking van het eerste lid mogen personen tot en met twaalf jaar zonder geldig coronatoegangsbewijs en geldig identiteitsbewijs toegelaten worden.

I

Artikel 4.4 komt te luiden:

Artikel 4.4 Eet- en drinkgelegenheden en kuchschermen

Artikel 4.1c, eerste lid, geldt niet op de bij een eet- en drinkgelegenheid behorende terrassen in de buitenlucht die aan de bovenzijde of aan drie zijden open zijn, indien de beheerder er zorgt voor draagt dat het publiek geplaceerd is en tussen het geplaceerde publiek op het terras kuchschermen worden geplaatst die voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a. het kuchscherm heeft een hoogte van ten minste 1,80 meter van de vloer gemeten;

  • b. de onderkant van het kuchscherm bevindt zich op ten hoogste 50 centimeter van de vloer gemeten;

  • c. het kuchscherm dat is geplaatst tussen twee zitplaatsen, heeft een breedte van ten minste 92 centimeter;

  • d. het kuchscherm dat is geplaatst tussen drie of meer zitplaatsen, heeft een breedte van ten minste 1,85 meter;

  • e. het oppervlak van het kuchscherm is zodanig dat dit ten behoeve van de hygiëne kan worden schoongemaakt;

  • f. het kuchscherm bestaat uit deugdelijk materiaal, is van een deugdelijke constructie en is zodanig geplaatst, bevestigd of ingericht en wordt zodanig gebruikt dat het gevaar dat zich een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoals verschuiven, omvallen, kantelen en getroffen worden door het kuchscherm of onderdelen daarvan zoveel mogelijk wordt voorkomen.

J

In artikel 4.7, eerste lid, wordt ‘De artikelen 4.2, eerste lid, en 4.6, eerste lid, onder b, gelden niet’ vervangen door ‘Artikel 4.1c, eerste lid, geldt niet’ en wordt ‘een handhaver’ vervangen door ‘een toezichthouder’.

K

Artikel 4.9, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Artikel 4.1c, eerste lid, geldt niet met betrekking tot personen in locaties voor kunst- en cultuurbeoefening of de vertoning daarvan, indien met inachtneming van artikel 6.30, alleen publiek wordt toegelaten met een geldig coronatoegangsbewijs en het vereiste van een geldig coronatoegangsbewijs en geldig identiteitsdocument duidelijk zichtbaar en leesbaar voor het publiek en een toezichthouder is aangegeven bij de toegang van de locatie.

L

Artikel 5.1 komt te luiden:

Artikel 5.1 Evenementen

  • 1. Een evenement wordt slechts georganiseerd, indien de organisator er zorg voor draagt dat:

    • a. bij aankomst van de deelnemers een gezondheidscheck wordt uitgevoerd;

    • b. de deelnemers in de gelegenheid gesteld worden de volgende gegevens beschikbaar te stellen ten behoeve van de mogelijke uitvoering van bron- en contactopsporing door de gemeentelijke gezondheidsdienst:

      • 1°. volledige naam;

      • 2°. datum en tijdstip van aankomst;

      • 3°. e-mailadres; en

      • 4°. telefoonnummer;

    • c. toestemming gevraagd wordt voor de verwerking en overdracht van de onder b bedoelde gegevens ten behoeve van de uitvoering van bron- en contactopsporing door de gemeentelijke gezondheidsdienst. Daarbij wordt vermeld dat het geven van deze toestemming vrijwillig is.

    • d. de onder b genoemde gegevens op zodanige wijze worden verwerkt dat daarvan geen kennis kan worden genomen door ander publiek;

    • e. de onder b genoemde gegevens uitsluitend worden verwerkt voor de uitvoering van bron- en contactopsporing door de gemeentelijke gezondheidsdienst, veertien dagen worden bewaard en daarna worden vernietigd;

    • f. hygiënemaatregelen worden getroffen;

    • g. stromen van publiek gescheiden worden;

    • h. de daar aanwezige personen de bij of krachtens artikel 58f van de wet gestelde regels in acht kunnen nemen;

    • i. deelnemers geplaceerd worden.

  • 2. Het eerste lid, onder a tot en met e en i, geldt niet voor uitvaarten en warenmarkten.

  • 3. Het eerste lid, onder a tot en met e en i, gelden niet voor evenementen in doorstroomlocaties, mits ten hoogste één deelnemer per 5 m² voor publiek toegankelijke oppervlakte wordt toegelaten.

  • 4. In afwijking van het eerste lid is het van 26 juni 2021 tot en met 29 juni 2021 niet toegestaan evenementen te organiseren die niet behoren tot de reguliere exploitatie van de ruimte waar het evenement plaatsvindt, met uitzondering van uitvaarten, warenmarkten, beurzen en congressen.

M

Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Artikel 5.1, eerste lid, onder g tot en met i, en derde lid, geldt niet voor evenementen die overeenkomstig artikel 5.1, eerste lid, onder a tot en met f, worden georganiseerd, indien, met inachtneming van artikel 6.30, het evenement plaatsvindt op een afgesloten locatie, alleen deelnemers worden toegelaten met een geldig coronatoegangsbewijs en het vereiste van een geldig coronatoegangsbewijs en geldig identiteitsdocument duidelijk zichtbaar en leesbaar voor het publiek en een toezichthouder is aangegeven bij de toegang tot het evenement.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Een evenement als bedoeld in het eerste lid, waar er een verschil is tussen de aanvangsdatum en de einddatum van de verblijfduur van het publiek op het terrein van het evenement, wordt slechts georganiseerd indien de organisator er zorg voor draagt dat het evenement ten hoogste vierentwintig uur duurt en gedurende deze tijdspanne ten hoogste 25.000 deelnemers worden toegelaten.

N

Artikel 6.5, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De veiligeafstandsnorm geldt niet voor personen op een station, halteplaats, of een andere bij het openbaar vervoer of ander bedrijfsmatig personenvervoer behorende voorziening en de daarbij behorende perrons, trappen, tunnels en liften, met uitzondering van de daar gelegen besloten plaatsen, voor zover de veilige afstand niet in acht kan worden genomen.

O

Artikel 6.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Personen van dertien jaar en ouder dragen een mondkapje in:

    • a. het openbaar vervoer en ander bedrijfsmatig personenvervoer, mits het vervoer, niet zijnde vervoer met een luchtvaartuig, primair de verplaatsing van de ene naar de andere locatie behelst en het vervoer geen recreatieve activiteit is;

    • b. gebouwen op luchthavens, met uitzondering van de daar gelegen besloten plaatsen;

    • c. een station, halteplaats, of een andere bij het openbaar vervoer of ander bedrijfsmatig personenvervoer behorende voorziening en de daarbij behorende perrons, trappen, tunnels en liften, met uitzondering van de daar gelegen besloten plaatsen.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Het eerste lid, aanhef en onder b en c, geldt niet voor personen die geplaceerd zijn en de veiligeafstandsnorm in acht nemen.

P

Artikel 6.7a wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘NAAT-testuitslag’ vervangen door ‘testuitslag’.

2. In het eerste lid wordt na ‘negatieve testuitslag’ ingevoegd ‘van een NAAT-test die maximaal tweeënzeventig uur of van een antigeentest die maximaal achtenveertig uur voor het moment van aankomst in Nederland is uitgevoerd’.

3. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel b wordt ‘een NAAT-test’ vervangen door ‘een antigeentest of een NAAT-test’.

b. Onderdeel d komt te luiden:

  • d. de datum en het tijdstip van de afname van de test;.

4. In het derde lid, onderdeel d, wordt ‘12 jaar’ vervangen door ‘elf jaar’.

Q

Artikel 6.7b wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘NAAT-testuitslag’ vervangen door ‘testuitslag’.

2. In het eerste lid wordt na ‘negatieve testuitslag’ ingevoegd ‘van een NAAT-test die maximaal tweeënzeventig uur of van een antigeentest die maximaal achtenveertig uur voor het moment van aankomst in Nederland is uitgevoerd’.

3. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel b wordt ‘een NAAT-test’ vervangen door ‘een antigeentest of een NAAT-test’.

b. Onderdeel d komt te luiden:

  • d. de datum en het tijdstip van de afname van de test;

4. In het derde lid, onder b, wordt ‘12 jaar’ vervangen door ‘elf jaar’.

5. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Indien het vervoer van een persoon buiten diens schuld om vertraagd is, wordt de termijn van de test, als bedoeld in het tweede lid, onder d, verlengd met vierentwintig uur.

R

Artikel 6.7c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na ‘negatieve testuitslag’ ingevoegd ‘van een antigeentest die maximaal vierentwintig uur voor het moment van het aan boord gaan van het luchtvaartuig is uitgevoerd’.

2. In het tweede lid wordt na ‘negatieve testuitslag’ ingevoegd ‘van een antigeentest die maximaal vierentwintig uur voor het moment van het aan boord gaan van de veerboot, het passagiersschip, of het vrachtschip dat maximaal twaalf passagiers vervoert naar Nederland is uitgevoerd’.

3. Het derde lid, onder d, komt te luiden:

  • d. de datum en het tijdstip van de afname van de test;

4. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel b wordt ‘12 jaar’ vervangen door ‘elf jaar’.

b. Onderdeel g komt te luiden:

  • g. zeevarenden aan boord van een veerboot, passagiersschip, of vrachtschip dat maximaal twaalf passagiers vervoert, die de veerboot of het schip niet verlaten en geen reisbeweging van en naar die veerboot of dat schip maken;.

c. In onderdeel j, onder vervanging van de puntkomma aan het slot onder 1°. door ‘; of’ en onder vervanging van ‘; of’ aan het slot onder 2°. door een punt, vervalt onder 3°.

S

Artikel 6.7d wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘NAAT-testuitslag’ vervangen door ‘testuitslag’.

2. In het eerste lid wordt ‘gebruik maakt’ vervangen door ‘gebruikmaakt’, wordt ‘artikel 58p, van de wet’ vervangen door ‘artikel 58p van de wet’ en wordt na ‘negatieve testuitslag’ ingevoegd ‘van een NAAT-test die maximaal tweeënzeventig uur of van een antigeentest die maximaal achtenveertig uur voor het moment van aankomst in Nederland is uitgevoerd’.

3. In het tweede lid wordt ‘artikel 58p, van de wet’ vervangen door ‘artikel 58p van de wet’ en wordt na ‘negatieve testuitslag’ ingevoegd ‘van een NAAT-test die maximaal tweeënzeventig uur of van een antigeentest die maximaal achtenveertig uur voor het moment van aankomst in Nederland is uitgevoerd’.

4. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel b wordt ‘een NAAT-test’ vervangen door ‘een antigeentest of een NAAT-test’.

b. Onderdeel d komt te luiden:

  • d. de datum en het tijdstip van de afname van de test;

5. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Ingeval van een persoon als bedoeld in artikel 6.7c, eerste of tweede lid, dient hij tevens te beschikken over een negatieve testuitslag als bedoeld in het desbetreffende lid.

6. Het zesde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt ‘twaalf jaar’ vervangen door ‘elf jaar’.

b. In de onderdelen n en o, wordt ‘gebruik maken’ telkens vervangen door ‘gebruikmaken’.

7. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Indien het vervoer van een persoon buiten diens schuld om vertraagd is, wordt de termijn van de test, als bedoeld in het derde lid, onder d, verlengd met vierentwintig uur.

T

Na artikel 6.7d worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 6.7e Vaccinatiebewijzen

  • 1. De artikelen 6.7a, eerste lid, 6.7b, eerste lid, en 6.7d, eerste en tweede lid, zijn niet van toepassing, indien een persoon, komend uit een door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen hoogrisicogebied, niet zijnde een zeer hoogrisicogebied, een op hem betrekking hebbend bewijs van een voltooide vaccinatie tegen het virus SARS-CoV-2 kan tonen aan de aanbieder van personenvervoer en aan een toezichthouder.

  • 2. Een vaccinatie tegen het virus SARS-CoV-2 bestaat uit toediening van een vaccin tegen een infectie veroorzaakt door het virus SARS-CoV-2, dat is goedgekeurd door het College ter beoordeling van geneesmiddelen, het Europees Medicijn Agentschap of door de WHO is opgenomen op de Emergency Use Listing en is voltooid indien:

    • a. de vaccinatie bestaat uit de toediening van één vaccin en dit vaccin is toegediend; of

    • b. de vaccinatie bestaat uit de toediening van twee vaccins en:

      • 1°. beide vaccins zijn toegediend met inachtneming van het aanbevolen interval; of

      • 2°. één vaccin is toegediend en is bevestigd dat de gevaccineerde persoon blijkens een positieve testuitslag eerder geïnfecteerd is geweest met het virus SARS-CoV-2.

  • 3. Een bewijs van voltooide vaccinatie bevat in het Nederlands, Engels, Duits, Frans, Italiaans, Portugees of Spaans:

    • a. gegevens waaruit valt te herleiden wie de persoon is die is gevaccineerd;

    • b. gegevens waaruit blijkt dat een vaccinatie tegen het virus SARS-Cov-2 is toegediend en is voltooid overeenkomstig het tweede lid;

    • c. de merknaam en de naam van de fabrikant of handelsvergunninghouder van elk vaccin dat is toegediend;

    • d. de datum van toediening van elk vaccin dat is toegediend;

    • e. de naam van het land waar het vaccin is toegediend;

    • f. de afgever van het bewijs van vaccinatie;

    • g. een handtekening of het echtheidsstempel van de afgever.

Artikel 6.7f Herstelbewijzen

  • 1. De artikelen 6.7a, eerste lid, 6.7b, eerste lid, en 6.7d, eerste en tweede lid, zijn niet van toepassing, indien een persoon, komend uit een door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen hoogrisicogebied, niet zijnde een zeer hoogrisicogebied, een op hem betrekking hebbende positieve testuitslag van een NAAT-test, afgenomen in de Europese Unie, van minimaal 11 en maximaal 180 dagen oud op het moment van aankomst in Nederland kan tonen aan de aanbieder van personenvervoer en aan een toezichthouder.

  • 2. Een positieve testuitslag bevat in het Nederlands, Engels, Duits, Frans, Italiaans, Portugees of Spaans:

    • a. gegevens waaruit valt te herleiden wie de persoon is die is getest;

    • b. de uitslag van een NAAT-test;

    • c. de datum en het tijdstip van de afname van de test;

    • d. een logo of kenmerk van een instituut of arts.

Artikel 6.7g Europese certificaten

  • 1. Onder een negatieve testuitslag als bedoeld in de artikelen 6.7a, eerste lid en vierde lid, onder c, 6.7b, eerste lid, derde lid, onder k, en vijfde lid, onder c, 6.7c, eerste en tweede lid en vierde lid, onder g, onder 2°, j, onder 3°, en k, en 6.7d, eerste, tweede, vijfde en zesde lid en achtste lid, onder c, wordt mede verstaan een certificaat als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van verordening (EU) 2021/953 van het Europees parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken (PbEU 2021, L 211) dat een negatief resultaat bevat.

  • 2. Onder een positieve testuitslag als bedoeld in de artikelen 6.7a, vierde lid, onder a, 6.7b, vijfde lid, onder a, 6.7c, vijfde lid, onder a, 6.7d, achtste lid, onder a, 6.7e, tweede lid, onder b, onder 2°, en artikel 6.7f, eerste lid, wordt mede verstaan een certificaat als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, van verordening (EU) 2021/953 van het Europees parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken (PbEU 2021, L 211).

  • 3. Onder een bewijs van voltooide vaccinatie als bedoeld in artikel 6.7e, eerste lid, wordt mede verstaan een certificaat als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, van verordening (EU) 2021/953 van het Europees parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken (PbEU 2021, L 211).

  • 4. Indien een certificaat als bedoeld in het tweede lid wordt gebruikt voor toepassing van artikel 6.7a, vierde lid, 6.7b, vijfde lid, 6.7c, vijfde lid, of 6.7d, achtste lid, zijn onderdeel b en, voor zover die de verklaring van een arts betreft, onderdeel c van het desbetreffende lid niet van toepassing.

  • 5. Op de certificaten, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, zijn de artikelen 6.7a, tweede en vijfde lid, 6.7b, tweede en zesde lid, 6.7c, derde en zesde lid, 6.7d, derde en negende lid, 6.7e, derde lid, en 6.7f, tweede lid, niet van toepassing.

U

Artikel 6.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 6.8 Gezondheidscheck en klantgegevens contactberoepen

  • 2. In het eerste lid wordt ‘klanten en patiënten gereserveerd hebben en’ vervangen door ‘bij het publiek’.

V

Artikel 6.14, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Tijdens en op de locatie van een evenement dat plaatsvindt in het kader van Fieldlab gelden de veiligeafstandsnorm en de artikelen 4.1, 4.1b. 4.1c. 4.1d, 4.3 en 4.4 niet.

W

De artikelen 6.14a en 6.14b komen te luiden:

Artikel 6.14a Praktijktesten drinkgelegenheden

Tijdens en op de locatie van een testactiviteit die plaatsvindt in het kader van Praktijktesten drinkgelegenheden gelden de artikelen 4.1, 4.1b. 4.1c. 4.1dhttps://wetten.overheid.nl/BWBR0044416/2021-05-19 - Hoofdstuk4_Artikel4.a1, 4.3 en 4.4 niet.

Artikel 6.14b Pilot testbewijzen

Tijdens en op de locatie van een testactiviteit die plaatsvindt in het kader van Pilot testbewijzen gelden de artikelen 4.1, 4.1b. 4.1c. 4.1d, 4.3, 4.4 en 5.1 niet.

X

Artikel 6.19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel b wordt na ‘NAAT-test’ ingevoegd ‘of een antigeentest’.

b. Onder vervanging van de puntkomma door een punt aan het slot in onderdeel c, vervalt onderdeel d.

2. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Onder een testuitslag als bedoeld in het derde lid wordt mede verstaan een certificaat als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van verordening (EU) 2021/953 van het Europees parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken (PbEU 2021, L 211) dat een negatief resultaat bevat.

3. Het zesde lid (nieuw), onder c, wordt als volgt gewijzigd:

a. In subonderdeel 1 wordt ‘1˚’ vervangen door ‘1˚.’.

b. In subonderdeel 2 wordt ‘2˚’ vervangen door ‘2˚.’.

c. In subonderdeel 3 wordt ‘3˚’ vervangen door ‘3˚.’.

4. In het zesde lid (nieuw), onder f, wordt ‘wiens’ vervangen door ‘en van wie de’.

Y

Artikel 6.20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder b, en derde lid, aanhef en onder b, wordt ‘artikel 58nc, van de wet’ telkens vervangen door ‘artikel 58nc van de wet’.

2. In het vijfde lid wordt na ‘op verzoek aan’ ingevoegd ‘de aanbieder van bedrijfsmatig personenvervoer of’.

Z

Artikel 6.21, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a en b wordt ‘gebruik maakt’ telkens vervangen door ‘gebruikmaakt’.

2. In onderdeel j vervalt ‘van het virus SARS-CoV-2’.

3. In de onderdelen r tot en met aa wordt ‘artikel 6.19, vijfde lid’ telkens vervangen door ‘artikel 6.19, zesde lid’.

4. Onderdeel s wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef vervalt ‘Nederlands’.

b. In subonderdeel 1 wordt ‘1˚’ vervangen door ‘1˚.’.

c. In subonderdeel 2 wordt ‘2˚’ vervangen door ‘2˚.’.

d. In subonderdeel 3 wordt ‘3˚’ vervangen door ‘3˚.’.

AA

Artikel 6.23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘luchtvaartuigen’ vervangen door ‘een luchtvaartuig’ en wordt aan het slot toegevoegd ‘of een toezichthouder’.

2. In het derde lid wordt ‘De voorzitter van de veiligheidsregio’ vervangen door ‘Een toezichthouder of de voorzitter van de veiligheidsregio’ en wordt ‘het tweede lid’ vervangen door ‘het eerste respectievelijk tweede lid’.

3. In het vierde lid wordt na ‘vernietigt’ ingevoegd ‘de toezichthouder respectievelijk’.

4. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op personen die werkzaam zijn in het in dat lid bedoelde personenvervoer als zij in de uitoefening van hun functie reizen of als zij van of naar hun werkzaamheden reizen.

BB

Artikel 6.24 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘bewaren’ vervangen door ‘Bewaren’.

2. In het tweede lid wordt ‘58nc, van de wet’ vervangen door ‘58nc van de wet’ en wordt ‘diens’ vervangen door ‘zijn’.

CC

In het opschrift van artikel 6.25 wordt ‘formulier’ vervangen door ‘Formulier’.

ARTIKEL II

De Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsbepaling van hoogrisicogebied wordt ‘artikel’ vervangen door ‘de artikelen’.

3. In de begripsbepaling van uitzonderlijk hoogrisicogebied wordt ‘artikel’ vervangen door ‘de artikelen’ en wordt ‘in 58nb of 58nh van de wet’ vervangen door ‘in de artikelen 58nb of 58nh van de wet’.

B

Artikel 6.12a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘gebruik maakt’ vervangen door ‘gebruikmaakt’ en ‘artikel 58p, van de wet’ vervangen door ‘artikel 58p van de wet’.

2. In het tweede lid wordt ‘artikel 58p, van de wet’ vervangen door ‘artikel 58p van de wet’.

3. In het vierde lid wordt ‘onderdeel d’ vervangen door ‘onder d’.

4. In het zesde lid, onder a, wordt ‘gebruik maken’ vervangen door ‘gebruikmaken’.

C

Na artikel 6.12a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.12b

  • 1. Onder een negatieve testuitslag als bedoeld in de artikelen 6.11, eerste lid, derde lid, onder j, en vijfde lid, onder c, 6.12, eerste en tweede lid en vierde lid, onder f, onder 2°, i, onder 3°, en j, en 6.12a, eerste, tweede en vijfde lid, zesde lid, aanhef en onder j, en achtste lid, onder c, wordt mede verstaan een certificaat als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van verordening (EU) 2021/953 van het Europees parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken (PbEU 2021, L 211) dat een negatief resultaat bevat.

  • 2. Onder een positieve testuitslag als bedoeld in de artikelen 6.11, vijfde lid, onder a, en zevende lid, onder b, onder 2°, 6.12, vijfde lid, onder a, en 6.12a, achtste lid, onder a, wordt mede verstaan een certificaat als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, van verordening (EU) 2021/953 van het Europees parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken (PbEU 2021, L 211).

  • 3. Indien een certificaat als bedoeld in het tweede lid wordt gebruikt voor toepassing van artikel 6.11, vijfde lid, 6.12, vijfde lid, of 6.12a, achtste lid, zijn onderdeel b en, voor zover die de verklaring van een arts betreft, onderdeel c van het desbetreffende lid niet van toepassing.

  • 4. Op de certificaten, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn de artikelen 6.11, tweede en zesde lid, 6.12, derde en zesde lid, en 6.12a, derde en negende lid, niet van toepassing.

ARTIKEL III

De Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Sint Eustatius wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsbepaling van hoogrisicogebied wordt ‘artikel’ vervangen door ‘de artikelen’.

3. In de begripsbepaling van uitzonderlijk hoogrisicogebied wordt ‘artikel’ vervangen door ‘de artikelen’ en wordt ‘in 58nb of 58nh van de wet’ vervangen door ‘in de artikelen 58nb of 58nh van de wet’.

B

Artikel 6.14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘gebruik maakt’ vervangen door ‘gebruikmaakt’ en ‘artikel 58p, van de wet’ vervangen door ‘artikel 58p van de wet’.

2. In het tweede lid wordt ‘artikel 58p, van de wet’ vervangen door ‘artikel 58p van de wet’.

3. In het vijfde lid, onder a, wordt ‘gebruik maken’ vervangen door ‘gebruikmaken’.

C

Na artikel 6.14 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.15

  • 1. Onder een negatieve testuitslag als bedoeld in de artikelen 6.12, eerste lid, derde lid, onder j, en vijfde lid, onder c, en 6.14, eerste, tweede en vierde lid, vijfde lid, aanhef en onder j, en zevende lid, onder c, wordt mede verstaan een certificaat als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van verordening (EU) 2021/953 van het Europees parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken (PbEU 2021, L 211) dat een negatief resultaat bevat.

  • 2. Onder een positieve testuitslag als bedoeld in de artikelen 6.12, vijfde lid, onder a, en 6.14, zevende lid, onder a, wordt mede verstaan een certificaat als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, van verordening (EU) 2021/953 van het Europees parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken (PbEU 2021, L 211).

  • 3. Indien een certificaat als bedoeld in het tweede lid wordt gebruikt voor toepassing van artikel 6.12, vijfde lid, of 6.14, zevende lid, zijn onderdeel b en, voor zover die de verklaring van een arts betreft, onderdeel c van het desbetreffende lid niet van toepassing.

  • 4. Op de certificaten, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn de artikelen 6.12, tweede en zesde lid, en 6.14, derde en achtste lid, niet van toepassing.

ARTIKEL IV

De Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Saba wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsbepaling van hoogrisicogebied wordt ‘artikel’ vervangen door ‘de artikelen’.

3. In de begripsbepaling van uitzonderlijk hoogrisicogebied wordt ‘artikel’ vervangen door ‘de artikelen’ en wordt ‘in 58nb of 58nh van de wet’ vervangen door ‘in de artikelen 58nb of 58nh van de wet’.

B

Artikel 6.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘gebruik maakt’ vervangen door ‘gebruikmaakt’ en ‘artikel 58p, van de wet’ vervangen door ‘artikel 58p van de wet’.

2. In het tweede lid wordt ‘artikel 58p, van de wet’ vervangen door ‘artikel 58p van de wet’.

3. In het vijfde lid, onder a, wordt ‘gebruik maken’ vervangen door ‘gebruikmaken’.

C

Na artikel 6.13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.14

  • 1. Onder een negatieve testuitslag als bedoeld in de artikelen 6.11, eerste lid, derde lid, onder j, en vijfde lid, onder c, en 6.13, eerste, tweede en vierde lid, vijfde lid, aanhef en onder j, en zevende lid, onder c, wordt mede verstaan een certificaat als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van verordening (EU) 2021/953 van het Europees parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken (PbEU 2021, L 211) dat een negatief resultaat bevat.

  • 2. Onder een positieve testuitslag als bedoeld in de artikelen 6.11, vijfde lid, onder a, en 6.13, zevende lid, onder a, wordt mede verstaan een certificaat als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, van verordening (EU) 2021/953 van het Europees parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken (PbEU 2021, L 211).

  • 3. Indien een certificaat als bedoeld in het tweede lid wordt gebruikt voor toepassing van artikel 6.11, vijfde lid, of 6.13, zevende lid, zijn onderdeel b en, voor zover die de verklaring van een arts betreft, onderdeel c van het desbetreffende lid niet van toepassing.

  • 4. Op de certificaten, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn de artikelen 6.11, tweede en zesde lid, en 6.13, derde en achtste lid, niet van toepassing.

ARTIKEL V

Paragraaf 6.8 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 vervalt met ingang van 30 juni 2021.

ARTIKEL VI

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdelen P tot en met T, artikel II, onderdeel C, artikel III, onderdeel C en artikel IV, onderdeel C, die in werking treden met ingang van 1 juli 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid,Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

1. Algemeen

Strekking

Deze wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Trm) strekt ertoe de voorwaarden te stellen waaronder de vierde stap van het openingsplan1 gezet kan worden. Dit is onderdeel van de stapsgewijze afbouw van de maatregelen die noodzakelijk zijn ter bestrijding van de covid-19-epidemie. Ook worden wijzigingen ten aanzien van de testverplichtingen voor reizen doorgevoerd. Tot slot wordt de mogelijkheid geïntroduceerd om in plaats van een negatieve uitslag voor reizen een digitaal EU-COVID-certificaat te tonen. Deze laatste wijziging geldt ook voor de regelingen voor Caribisch Nederland.

Deze regeling is gebaseerd op de ingevolge de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 geldende bepalingen van de Wet publieke gezondheid (Wpg).

Pijlers van de bestrijding van de epidemie

Vanwege het virus SARS-CoV-2 (hierna: het virus) gelden al ruim een jaar ingrijpende maatregelen, die zijn gebaseerd op drie pijlers:

  • een acceptabele belastbaarheid van de zorg – ziekenhuizen moeten kwalitatief goede zorg kunnen leveren aan zowel covid-19-patiënten als aan patiënten binnen de reguliere zorg;

  • het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving;

  • het zicht houden op en het inzicht hebben in de verspreiding van het virus.

Deze pijlers zijn ook voor de maatregelen van deze regeling uitgangspunt, gelet op de in de paragraaf 2 beschreven epidemiologische situatie.

2. Epidemiologische situatie

Advies OMT

Het Outbreak Management Team (OMT) is geïnformeerd over het verloop van de epidemie, de resultaten van de modellering en de ontwikkeling van het reproductiegetal. Op basis daarvan en aan de hand van de 116e en 117e bijeenkomst van het OMT heeft het OMT op 17 juni 2021 advies uitgebracht over het verloop van de epidemie (hierna: het OMT-advies).2 Aan het OMT-advies wordt het volgende ontleend.

Op 27 februari 2020 werd de eerste patiënt met het virus in Nederland gediagnosticeerd. Tot 17 juni 2021 zijn er wereldwijd 176.702.468 patiënten met het virus gemeld, van wie 54.012.280 in Europa. Wereldwijd zijn er 3.813.133 patiënten overleden, van wie 1.151.479 in Europa. Tot 17 juni 2021 zijn er in Nederland 1.676.708 meldingen gedaan van personen die positief getest zijn voor het virus, van wie 17.722 als overleden zijn gemeld (bron: RIVM). Tot 17 juni werden in totaal 70.487 personen opgenomen in het ziekenhuis (bron: stichting NICE).

Epidemiologische situatie

In de afgelopen zeven kalenderdagen (10-16 juni 2021) is het aantal meldingen van SARS-CoV-2-positieve personen met 39% afgenomen in vergelijking met de zeven dagen ervoor. Het aantal testen met uitslagen bij de GGD-testlocaties in de periode 8-14 juni 2021 was ook lager (-13%) ten opzichte van de zeven dagen ervoor; alleen bij kinderen van 13-17 jaar steeg het aantal afgenomen testen licht. Het percentage positieve testen daalde naar 5,1%, in vergelijking met 6,9% in de zeven dagen ervoor.

Landelijk werden in de afgelopen zeven kalenderdagen (10-16 juni 2021) 49 personen per 100.000 inwoners positief getest voor het virus, de week ervoor was dit aantal nog 79 per 100.000 inwoners, de week daarvoor nog 117. Het patroon van het aantal meldingen naar leeftijd per 100.000 inwoners laat het hoogste aantal meldingen zien in de leeftijdsgroep 13 tot en 17 en 18 tot en met 24 jaar per 100.000 inwoners (100-115) en het laagste aantal (8-9) in de leeftijdsgroep vanaf 70 jaar, bijna een factor 15 verschil.

In de afgelopen kalenderweek (7-13 juni 2021) steeg het aantal meldingen van personen met een positieve test met een reishistorie in de voorgaande twee weken naar Spanje en Portugal van gemiddeld 51 in week 20-22 van 2021 naar 240 in week 23 van 2021. Deze toename was grotendeels te wijten aan jongeren in de leeftijdsgroep 15 tot en met 19 jaar, voornamelijk 17-18-jarigen (eindexamenreizen). Het aandeel clusters met setting van besmetting in de thuissituatie (huisgenoten en bezoek) en werk neemt af, terwijl er een toename is van het aandeel besmettingen in andere settings. Dit beeld past bij de opening van de maatschappij. Het aantal clusters in het primair en voortgezet onderwijs nam toe na de meivakantie, al is het aantal clusters nu nog fors lager dan tijdens de piek in april, net voor de meivakantie.

Het relatieve aandeel van de diverse settings waar besmettingen plaatsvinden varieert sterk tussen leeftijdsgroepen. Bij kinderen van 0 tot en met 12 jaar is recent ongeveer twee derde van de clusters binnen hun eigen leeftijdsgroep gerelateerd aan de schoolsetting, bij kinderen van 13 tot en met 17 jaar recent ongeveer de helft. Bij clusters binnen de leeftijdsgroep 18 tot en met 25 jaar nam het aandeel met besmettingen gerelateerd aan (examen)feesten in de afgelopen weken toe, naar recent ongeveer 15%. Bij clusters binnen de leeftijdsgroep 40 tot en met 64 jaar is ongeveer een derde van de clusters gerelateerd aan werk.

Reproductiegetal, effect van maatregelen en prognoses ziekenhuizen en Intensive Care (IC)

De meest recente schatting van het reproductiegetal Rt, zoals berekend op basis van de meldingen van positieve gevallen, is voor 31 mei 2021 op basis van Osiris: 0.78 (95% interval 0.74 – 0.81) besmettingen per geval. De schattingen op basis van het aantal nieuwe ziekenhuisopnames en IC opnames per dag kennen een aanzienlijk grotere onzekerheid, maar ook hier ligt het geschatte reproductiegetal ruim onder de 1.

Uit de kiemsurveillance kunnen we het reproductiegetal per variant volgen, dit beeld geeft aan dat de nieuwe ‘Indiase’ delta-variant relatief besmettelijker is ten opzichte van de ‘Britse’ alfa-variant. Ook in andere landen met een vergelijkbaar vaccinatieprogramma, zoals Denemarken, Duitsland en België zien we nu een toename van de delta-variant. In geen van deze landen verspreidt de delta-variant zich echter zo snel als in het Verenigd Koninkrijk. Het is nog onzeker hoeveel besmettelijker de delta-variant zal blijken te zijn, en daardoor is het nog onzeker wanneer de alfa-variant vervangen zal zijn door de delta-variant als dominante variant. Een schatting op basis van gegevens vanaf week 8 2021 komt voor Nederland uit op een 35% hogere besmettelijkheid dan alfa (95% interval 21 – 50%), maar de precieze waarde hangt sterk af van de keuze over welke periode die toename wordt geschat.

Het OMT-advies vermeldt dat de daling van het aantal IC-opnames per dag consistent is met de prognose van de vorige weken. Die prognoses geven aan dat we de piek in aantal coronapatiënten in de zorg achter de rug hebben, en het aantal IC opnames per dag nog verder zal dalen.

Blijkens het OMT-advies zijn scenario’s voor het nemen van stap 4 op 30 juni 2021 (c.q. 25 juni 2021) doorgerekend (zie verder). De resultaten laten zien dat in alle doorgerekende scenario’s er – tenminste over de zomermaanden – een daling van opnames in het ziekenhuis en op de IC te verwachten is, evenals een daling in de bezetting van ziekenhuis en IC.

Varianten

De alfa-variant (B.1.1.7, voor het eerst gedetecteerd in het Verenigd Koninkrijk), te zien in de kiemsurveillance sinds week 51 van 2020, heeft een dalend aandeel in de aselecte steekproef, waarbij het aandeel in week 22 van 2021 voorlopig op 92.8% uitkomt. In week 22 van 2021 is de bèta-variant (B.1.351, voor het eerst gedetecteerd in Zuid-Afrika) voor het eerst sinds week 52 van 2020, weer afwezig.

Het aandeel van de gamma-variant (P.1, voor het eerst gedetecteerd in Brazilië) lijkt op dit moment te stabiliseren tussen 2% en 3%, met een voorlopige 2,4% in week 22 van 2021. De delta-variant (B.1.617.2, voor het eerst aangetroffen in India) wordt in toenemende mate aangetroffen in de kiemsurveillance met een aandeel van respectievelijk 0,6%, 1,1% en 2,8% in de weken 20, 21, 22 van 2021. In totaal is deze variant nu 51 keer aangetroffen sinds week 15 van 2021.

Met betrekking tot de zogenaamde Variants of Interest (VOI), is sinds week 14 van 2021 wekelijks B.1.621 (voor het eerst gedetecteerd in Colombia) aangetroffen in de kiemsurveillance. In totaal gaat het hierbij om zeventien positief geteste patiënten. Daarnaast heeft de WHO een nieuwe VOI benoemd Lambda (C.37, voor het eerst gedetecteerd in Peru). Lambda heeft een aantal mutaties in het Spike-eiwit die mogelijk kunnen leiden tot een verhoogde besmettelijkheid en verminderde effectiviteit van immuniteit door eerder doorgemaakte infecties dan wel vaccinaties. In Nederland is Lambda tot nu toe een keer in week 18 van 2021 aangetroffen.

De ontwikkelingen met betrekking tot de virusvarianten worden gemonitord voor het gehele Koninkrijk door de kiemsurveillance, het sequencen van bijzondere gevallen en in internationaal verband in specifieke werkgroepen met de ECDC, de WHO en buurlanden.

3. Hoofdlijnen van deze regeling

Openingsplan stap 4

Het kabinet heeft op dinsdag 13 april 2021 het openingsplan gepresenteerd. Het doel van het openingsplan en de bijhorende routekaart is om visueel de stappen weer te geven die de komende periode gezet kunnen worden. Met deze regeling wordt stap 4 van het openingsplan gezet, voor zover het gaat over de maatregelen die in bindende regels worden omgezet. Maatregelen over adviezen, zoals rondom het thuiswerken, blijven hier buiten beschouwing. Daarvoor wordt verwezen naar de brief over de stand van zaken die op 18 juni 2021 naar de beide Kamers der Staten-Generaal is gezonden.

Met stap 3, die op 5 juni 2021 is gezet, is de lockdown beëindigd en vervangen door algemene voorwaarden voor openstelling. In de vierde stap van het openingsplan worden die voorwaarden verder versoepeld. Dit betekent dat met het zetten van stap 4 de samenleving behoedzaam verder opengaat met inachtneming van de veiligeafstandsnorm.

Dit houdt in dat collectieve maatregelen die gericht waren op het beperken van het aantal contactmomenten in belangrijke mate, maar behoedzaam worden losgelaten. Dat geldt voor de reserveringsplicht, voor de sluitingstijden, voor de regels over verkoop en nuttigen van alcohol, voor de groepsvormingsverboden en voor de eisen aan de maximale grootte van het publiek in publieke plaatsen of deelnemers aan evenementen, die onder voorwaarden weer zijn toegestaan. Op deze onderdelen is de regeling, vanwege de gunstige epidemiologische omstandigheden, ruimer dan in stap 4 van het openingsplan is voorzien. De regeling kan daarom ook worden vereenvoudigd. Voor zover het gaat over basismaatregelen ter beperking van het aantal contactmomenten resteren de verplichting voor beheerders van publieke plaatsen en organisatoren van evenementen om stromen te scheiden, de locatie dusdanig in te richten dat aanwezige personen de veilige afstandsnorm in acht kunnen nemen en, waar aan de orde, het publiek te placeren, onder meer de toeschouwers van wedstrijden of kunst- en cultuurbeoefening. Ook het placeren in eet- en drinkgelegenheden is gericht op het houden van een veilige afstand om de kans op overdracht van het virus te blijven beperken

Het maatregelenpakket is daarmee met stap 4 vooral gericht op het houden van een veilige afstand. Dat wil zeggen dat de veiligeafstandsnorm op dit moment blijft gelden. Waar het evenwel niet mogelijk of wenselijk is deze afstand te hanteren, voorziet deze regeling in mitigerende maatregelen, zoals het gebruik van mondkapjes of toegangsbewijzen. Deze regels gelden alleen voor zover dat nog nodig is en geen verzwaring oplevert ten opzichte van de voorwaarden waaronder al eerdere versoepelingen zijn doorgevoerd. Effectief wordt de reikwijdte van de mondkapjesplicht dus beperkt. De mondkapjesverplichting komt in publieke binnenruimten en voor contactberoepen te vervallen, nu het daar om één-op-één situaties gaat waar vanwege het bestaan van een verplichte gezondheidscheck, de verplichte mogelijkheid van registratie voor bron- en contactonderzoek, en de mogelijkheid om goede hygiënemaatregelen te treffen, de keuze overgelaten kan worden aan betrokkenen. In dansvoorzieningen, zoals clubs en discotheken, kan gelet op de aard van de activiteit de anderhalve meter onvoldoende worden gewaarborgd en zijn mitigerende maatregelen niet goed mogelijk. Deze kunnen daarom op dit moment alleen worden opengesteld met gebruik van coronatoegangsbewijzen.

Met deze stap, waarbij ook het thuiswerkadvies wordt versoepeld, zal het aantal contactmomenten toenemen. Daarom blijft het van belang om basismaatregelen tegen overdracht van het virus in acht te blijven nemen, zoals de adviezen over handen wassen en niezen in de elleboog, over het laten testen bij klachten en thuis blijven in afwachting van de uitslag of bij een positieve uitslag. Ook blijft het van belang zicht te houden op de verspreiding van het virus. Gelet daarop blijven enkele basismaatregelen voor beheerders van publieke plaatsen en organisatoren van evenementen behouden. Het gaat dan om de gezondheidscheck, het implementeren van hygiënemaatregelen op de locatie, evenals de veilige afstand en de verplichting om registratie aan te bieden.

Hieronder worden de genoemde maatregelen in hoofdlijnen toegelicht. In paragraaf 4 van deze toelichting is beschreven welke factoren bij de besluitvorming over deze regeling een rol hebben gespeeld.

Groepsvorming en maximale groepsgrootte

De regels over groepsvorming komen geheel te vervallen. Dit betekent in de eerste plaats dat het niet langer verboden is om zich buiten met meer dan vier personen in groepsverband op te houden. Ook vervallen de beperkingen van het aantal personen waarmee in groepsverband mocht worden gereserveerd, geplaceerd, of gesport. Verder vervalt het groepsvormingsverbod van maximaal vijftig personen per zelfstandige besloten binnenruimte.

Voor beheerders van publieke plaatsen of organisatoren van evenementen gelden geen absolute beperkingen meer van het aantal personen dat als publiek of deelnemer aanwezig mag zijn. Gelet op de veiligeafstandsnorm die van kracht blijft, betekent dit dat de maximale capaciteit van een ruimte of zaal in een publieke plaats of bij een evenement, feitelijk door die veilige afstand bepaald wordt op 100% van de capaciteit die met inachtneming van de anderhalve meter afstand benut kan worden. Voor ongeplaceerde activiteiten (zoals activiteiten in doorstroomlocaties3) geldt bovendien een aanvullende voorwaarde voor de beheerder, namelijk een maximum bezetting van één persoon per 5 m2 oppervlakte van de locatie waar de activiteit plaatsvindt, om de naleefbaarheid van de veilige afstand te kunnen verzekeren.

Alleen indien op een locatie coronatoegangsbewijzen worden ingezet, geldt dat de maximale capaciteit gelijk is aan 100% van de reguliere capaciteit, zonder dat rekening hoeft te worden gehouden met de veiligeafstandsnorm of de norm van één persoon per 5 m2. Indien van coronatoegangsbewijzen gebruik wordt gemaakt, dienen alle deelnemers of bezoekers vanaf dertien jaar oud in het bezit te zijn van een professioneel afgenomen negatief testbewijs door de daarvoor aangewezen stichting, met een geldigheidsduur van veertig uur, dan wel een vaccinatie- of herstelbewijs. Indien op een locatie toegangsbewijzen worden ingezet geldt dit voor de gehele locatie (zowel binnen als buiten) en werkt een beheerder op dezelfde dag of wel of niet met toegangsbewijzen, zodat het regime niet steeds wisselt. Het vereiste van een geldig coronatoegangsbewijs en geldig identiteitsdocument wordt duidelijk zichtbaar en leesbaar voor het publiek en een toezichthouder aangegeven bij de toegang van de locatie.

Mondkapjesplicht

Gezien de combinatie van een stijgende vaccinatiegraad en een aanzienlijke daling in zowel het aantal meldingen van personen dat positief is getest als de ziekenhuisbezetting, acht het kabinet het wenselijk om de verplichting om een mondkapje te dragen in publieke binnenruimten en voor contactberoepen te laten vervallen. Hierbij is ook van belang dat de verplichting tot het dragen van een mondkapje een beperking kan vormen op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. Gelet op de huidige situatie en de overige bestaande mitigerende maatregelen, is de noodzakelijkheid van de aanvullende maatregel om een mondkapje te dragen hier komen te vervallen.

De mondkapjesplicht die gold voor publieke binnenruimten wordt geschrapt, behalve in het openbaar vervoer en ander bedrijfsmatig personenvervoer, in de infrastructurele voorzieningen daaromheen en op luchthavens. Het gaat dan in de eerste plaats over een station, halteplaats, of een andere bij het openbaar vervoer of ander bedrijfsmatig personenvervoer behorende voorziening en de daarbij behorende perrons, trappen, tunnels en liften, met uitzondering van de daar gelegen besloten plaatsen. Op deze plaatsen blijft het dragen van een mondkapje onverkort verplicht. Die verplichting geldt ook voor bijvoorbeeld de winkels na de toegangspoortjes op een station. Daarnaast geldt de mondkapjesplicht ook in gebouwen op luchthavens, met uitzondering van de daar gelegen besloten plaatsen.

Ook de verplichting om een mondkapje te dragen voor contactberoepen komt te vervallen. Hoewel het voor contactberoepen niet altijd mogelijk is voor de beoefenaar en de klant om afstand te houden, gelden hier, in tegenstelling tot in onder meer het openbaar vervoer, mitigerende maatregelen (zoals de gezondheidscheck en registratie).

Volgens het OMT-advies van 13 oktober 2020 hebben niet-medische mondkapjes mogelijk een positief effect om de verspreiding van het virus tegen te gaan, met name door presymptomatische verspreiding van het virus vanuit de drager van het mondkapje. In dit advies schrijft het OMT verder dat het effect van breed niet-medisch mondkapjesgebruik groter wordt naarmate sprake is van een toenemend aantal besmettingsgevallen.

In een station, halteplaats, of een andere bij het openbaar vervoer of ander bedrijfsmatig personenvervoer behorende voorziening en de daarbij behorende perrons, trappen, tunnels en liften, met uitzondering van de daar gelegen besloten plaatsen, blijft het dragen van een mondkapje noodzakelijk. Op deze plaatsen is het nodig om het dragen van een mondkapje te verplichten, omdat overige mitigerende maatregelen om het virus te beperken hier niet van toepassing zijn én mensen geen afstand kunnen houden. Hetzelfde geldt voor gebouwen op luchthavens, met uitzondering van de daar gelegen besloten plaatsen. De verwachting is ook dat het op deze plaatsen drukker wordt nu het thuiswerkadvies vervalt en de vakantieperiode aanbreekt.

Evenementen

Bij brief van 11 juni 2021 is de Tweede Kamer reeds geïnformeerd over de voorwaarden die vanaf 30 juni 2021 voor evenementen zullen gelden. Dit om organisatoren van evenementen en vergunningsverleners tijdig zoveel mogelijk duidelijkheid te geven over de ruimte die er voor evenementen is. De voorwaarden uit de brief zijn mede gebaseerd op de aanbevelingen van het onderzoeksprogramma Fieldlab Evenementen en het 115e OMT advies dat ingaat op die aanbevelingen. Daarbij is kenbaar gemaakt dat Fieldlab Evenementen weliswaar alleen aanbevelingen doet over de evenementen waar zij data voor hebben verzameld, maar dat het kabinet de lessen breder wil toepassen. Het kabinet voorziet daarmee in een eenduidig en helder regime dat betrekking heeft op alle activiteiten waar maxima gelden voor bezoekers en waar coronatoegangsbewijzen worden toegepast. Ongeacht of dit geplaceerd of ongeplaceerd is.

Hieronder wordt eerst aandacht besteed aan hetgeen vanaf 26 juni 2021 geldt. Vooruitlopend op het toestaan van evenementen vanaf 30 juni 2021 worden namelijk de reeds bestaande regels voor evenementen die vallen binnen de reguliere exploitatie van publieke plaatsen verruimd. Daarna komen de regels voor evenementen vanaf 30 juni 2021 aan de orde.

Tot slot benadrukt het kabinet dat vanzelfsprekend de lokale voorwaarden voor evenementen gelden, zoals een meldings- of vergunningsplicht. Daarbij kan de beschikbare politie- en handhavingscapaciteit een rol spelen. Ditzelfde geldt voor de capaciteit in het openbaar vervoer. Indien nodig kan door gemeenten een vervoersplan aan organisatoren worden gevraagd.

Verruiming voorwaarden evenementen die tot de reguliere exploitatie behoren per 26 juni 2021

De evenementen die tot de reguliere exploitatie behoren van een publieke plaats, zoals een biosscoop of theater, zijn bij stap 3 mogelijk gemaakt met een beperkt aantal bezoekers van maximaal vijftig deelnemers of ten hoogste tweehonderdvijftig deelnemers op een locatie waar ten minste duizend personen kunnen worden geplaceerd. Bij stap 4 worden de voorwaarden voor publieke plaatsen verder versoepeld en vervalt onder meer het maximumaantal personen dat aanwezig mag zijn en de reservering met maximaal vier personen. In lijn daarmee wordt de versoepeling ten aanzien van publieke plaatsen doorgetrokken naar evenementen die tot de reguliere exploitatie behoren. Voor die evenementen geldt een maximale capaciteit van 100% van de capaciteit op anderhalve meter afstand. Alle overige voorwaarden, zoals bijvoorbeeld de gezondheidscheck en registratie blijven van kracht.

Verdere verruiming evenementen per 30 juni 2021

Met ingang van 30 juni 2021 worden eendaagse en meerdaagse evenementen weer toegestaan. Bij de capaciteit wordt in de eerste plaats een onderscheid gemaakt tussen evenementen mét coronatoegangsbewijzen en evenementen zonder coronatoegangsbewijzen. Bij evenementen zonder coronatoegangsbewijzen is verder het onderscheid tussen geplaceerde en ongeplaceerde evenementen van belang.

  • Geplaceerde evenementen zonder toegangsbewijzen

    Voor geplaceerde evenementen zonder toegangsbewijzen geldt dat met het zetten van stap 4 niet langer een absoluut maximumaantal personen per ruimte, terrein of zaal aan de orde is. Het publiek dient wel de veiligeafstandsnorm in acht te nemen. Daardoor geldt voor deze evenementen een maximale capaciteit van 100% van de capaciteit op anderhalve meter afstand. Verder is placering, registratie en een gezondheidscheck verplicht.

  • Ongeplaceerde evenementen & doorstroomevenementen zonder toegangsbewijzen

    Voor ongeplaceerde evenementen (waarbij sprake is van doorstroom) zonder coronatoegangsbewijzen is het maximale aantal toegestane deelnemers één persoon per 5 m2 oppervlakte van het evenemententerrein, zodat het publiek ook daar de veiligeafstandsnorm in acht kan nemen. Voorts dient de organisator zorg te dragen voor het kunnen waarborgen van de anderhalve meter afstand tussen bezoekers, het niet overschrijden van het maximumaantal bezoekers via crowdcontrol en het werken met gescheiden bezoekersstromen. De gemeenten kunnen hiertoe aanvullende plannen aan de organisator vragen of eventuele aanvullende eisen stellen. Tot slot geldt een dringend advies om het mogelijk te maken dat medewerkers zich vooraf kunnen testen via zelftesten, beschikbaar gesteld door de werkgever.

  • Evenementen met coronatoegangsbewijzen

    Indien bij een evenement coronatoegangsbewijzen worden ingezet, geldt dat de maximale capaciteit gelijk is aan 100% van de reguliere capaciteit, zonder toepassing van de veiligeafstandsnorm. Dit ongeacht of sprake is van een geplaceerd of ongeplaceerd evenement.

Voor evenementen met coronatoegangsbewijzen gelden vanaf stap 4 van het openingsplan verder de volgende aanvullende voorwaarden:

  • alle deelnemers vanaf dertien jaar oud dienen voor toegang in het bezit te zijn van een geldig coronatoegangsbewijs zoals bedoeld in de Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen;

  • het evenement vindt plaats op een afgesloten locatie (binnen of buiten) waardoor er sprake is van een gecontroleerde evenementlocatie;

  • maximale capaciteit van 100% van de reguliere bezetting;

  • verplicht het publiek de gelegenheid te bieden tot registratie en verplichte triage binnen vier uur voor aanvang;

  • werken met gecontroleerde in- en uitstroom.

Daarnaast geldt een dringend advies aan medewerkers een zelftest af te nemen en een dringend advies aan deelnemers en medewerkers om achteraf bij (lichte) klachten zich te laten testen bij de gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD).

Naast de generieke aanvullende voorwaarden geldt dat evenementen waar de deelnemers overnachten slechts georganiseerd worden indien de organisator zorgdraagt dat het evenement ten hoogste vierentwintig uur duurt en gedurende deze tijdspanne in totaal ten hoogste 25.000 deelnemers worden toegelaten.

Sectorspecifiek

Eet- en drinkgelegenheden

Gelet op het epidemiologische beeld heeft het kabinet besloten de voorwaarden die gelden voor de openstelling van de eet- en drinkgelegenheden voor het publiek te versoepelen en de meeste beperkingen te laten vervallen. Uitgangspunt is dat bij het bezoek aan een eet-en drinkgelegenheid kan worden volstaan met de veiligeafstandsnorm. Het is de beheerder toegestaan de eet- en drinkgelegenheid inclusief het (buiten)terras geopend te hebben voor publiek indien dat op zodanige wijze wordt geplaceerd (zitplaatsen) dat het op de veilige afstand van elkaar op zitplaatsen kan plaatsnemen. De veiligeafstandsnorm geldt overigens niet voor personen die op een terras in de buitenlucht behorende bij een eet- en drinkgelegenheid aan weerszijden van een tussen zitplaatsen geplaatst kuchscherm zitten. Een terras in de buitenlucht moet daarbij wel aan de bovenzijde of aan drie zijden open zijn.

Voor sluitingstijden, afhaal- en bezorgtijden, en het verbod op verkoop van alcohol in publieke plaatsen of het verbod op het gebruiken en het voor consumptie gereed hebben van alcohol in openbare plaatsen zijn met deze stap geen regels meer gesteld in de Trm. Dat geldt ook voor amusement binnen in de eet- en drinkgelegenheden en op en rondom het terras. Dat kan dus weer plaatsvinden conform de gebruikelijke lokale regelgeving.

Zelfbediening is weer toegestaan mits de beheerder zorg draagt dat de veiligeafstandsnorm wordt nageleefd zoals beschreven in de protocollen van de horeca-sector. Ook is het weer toegestaan om geplaceerd te worden aan de bar of een kansspelautomaat.

Dansvoorzieningen

Eet- en drinkgelegenheden met dansvoorzieningen (zoals discotheken en dancings) kunnen worden geopend met de inzet van coronatoegangsbewijzen. Zonder coronatoegangsbewijzen is dat in deze stap nog niet mogelijk, omdat het houden van een veilige afstand in deze setting, gelet op de aard van de activiteiten, onvoldoende kan worden gewaarborgd. Dansgelegenheden en overige eet- en drinkgelegenheden die gebruik maken van coronatoegangsbewijzen zijn uitgezonderd van de placeringsplicht en de daar aanwezige personen van de veiligeafstandsnorm.

Sport

Alle sportwedstrijden zijn weer toegestaan. Ook zijn op sportlocaties weer toeschouwers welkom, voor zowel topsport- als amateursportbeoefening. Hierbij dient publiek geplaceerd te worden met een maximum van 100% van de capaciteit van de locatie met inachtneming van de veilige afstand.

Voor de voorwaarden die gelden na afloop van de sportbeoefening is in de regel bepalend waar de betreffende plaats in hoofdzaak op is gericht. Voor plaatsen met meerdere functies geldt dat de voorwaarden voor die specifieke functie worden gehanteerd. Zo gelden voor bijvoorbeeld toernooien de regels voor evenementen en gelden in de sportkantines de regels voor eet- en drinkgelegenheden.

Toeschouwers bij kunst- en cultuurbeoefening

In lijn met de regels voor sport geldt dat het ook weer is toegestaan publiek als toeschouwer toe te laten bij de beoefening van kunst en cultuur door amateurs.

4. Noodzakelijkheid en evenredigheid

Met stap 4 uit het openingsplan wil het kabinet in ieder geval terugkeren naar de basismaatregelen van risiconiveau 1 ‘waakzaam’ uit de routekaart.

In paragraaf 3 is toegelicht welke onderdelen van de Trm bij de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling versoepeld worden. Met deze regeling blijven daarmee slechts de maatregelen behouden die in deze fase noodzakelijk zijn. Daarbij spelen de volgende overwegingen een rol.

Advies OMT

Het OMT heeft scenario’s voor het nemen van stap 4 en ook van het nemen van stap 4 en 5 van het openingsplan op 30 of 25 juni 2021 doorgerekend.4 Het OMT adviseert daarover als volgt. De resultaten laten zien dat er een verdere daling van opnames in het ziekenhuis en op de IC te verwachten is, evenals een daling in de bezetting van ziekenhuis en IC. Deze daling kan iets langzamer verlopen bij het vervroegen van de versoepelingen naar 25 juni 2021, maar dit verschil is naar verwachting klein. Gezien de trend in de aantallen opnames, die samenhangt met het hoge vaccinatietempo en het seizoenseffect, wordt er op korte termijn geen kentering verwacht door de voorgenomen versoepelingen. Het OMT heeft op grond van deze gunstige trend geen reservering ten aanzien van het voornemen van het kabinet om stap 4 (al dan niet met stap 5 gecombineerd) in het openingsplan enkele dagen te vervroegen en te nemen per 25 juni 2021.

Vanwege de mogelijke toename van ziektegevallen in het najaar, adviseert het OMT om een aantal maatregelen te handhaven, en deze alleen op geleide van de epidemiologie en de gerealiseerde vaccinatiegraad in een later stadium (gedeeltelijk) los te laten. Het OMT adviseert verder het versoepelen of afschaffen van maatregelen alleen plaats te doen vinden op landelijk niveau en pas als geruime tijd (bijvoorbeeld vier weken) aan bepaalde epidemiologische voorwaarden is voldaan. Daarnaast acht het OMT het van belang dat maatregelen in de openbare ruimte voor iedereen gelden en dat daarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen gevaccineerde en niet-gevaccineerde burgers. Op specifieke locaties – zoals bijvoorbeeld bij evenementen – is het wel mogelijk om onder bepaalde voorwaarden (bijvoorbeeld na toegangstesten) de maatregelen los te laten. Het OMT adviseert de versoepeling van de maatregelen plaats te laten vinden in omgekeerde volgorde van de invoering. De belangrijkste maatregelen, zoals het houden van de veilige afstand, dienen daarbij het langst te worden gecontinueerd.

Veilige afstand

Specifiek ten aanzien van de veilige afstand adviseert het OMT om deze maatregel in de openbare ruimte voort te zetten totdat duidelijk is dat het virus blijvend onder controle is. Echter, op specifieke locaties kan van deze maatregel onder voorwaarden worden afgezien. Het OMT denkt bijvoorbeeld aan grote evenementen (onder voorwaarde dat het publiek vooraf getest wordt) of aan voorstellingen in de culturele sector (onder voorwaarde van placering). In het middelbaar, hoger en universitair onderwijs kan de veiligeafstandsnorm losgelaten worden als de nog niet-gevaccineerde studenten de mogelijkheid hebben zichzelf frequent, tenminste tweemaal per week, te testen. In thuissituaties wordt geadviseerd de veiligeafstandsnorm voor bezoekers te continueren tot risiconiveau zorgelijk is bereikt of alle aanwezigen gevaccineerd of beschermd zijn door natuurlijk doorgemaakte infectie.

Groepsgrootte, maximumaantal bezoekers, placering en spatschermen

Ten aanzien van de groepsgrootte, het maximumaantal bezoekers, placering en spatschermen adviseert het OMT deze maatregelen voort te zetten tot en met de fase waakzaam en aan iedereen volledige vaccinatie is aangeboden. Wel kunnen de maximumaantallen verhoogd worden zodra risiconiveau zorgelijk is bereikt en aan iedereen tenminste één vaccinatie is aangeboden.

Mondkapjes

Ten aanzien van het gebruik van mondkapjes is het OMT van oordeel dat deze maatregel proportioneel wordt geacht als het risico op besmetting nog hoog is, dus als het aantal besmettelijke personen aanzienlijk is én het aantal bevattelijke personen ook. Op dit moment heeft nog niet iedereen in Nederland vaccinatie aangeboden gekregen. Ongevaccineerden en mensen met een verminderde respons op vaccinatie blijven vatbaar. Het risico dat zij besmet raken is afhankelijk van het aantal besmettelijke personen, de prevalentie, en de mogelijkheid om afstand van hen te houden en de duur van het eventuele contact. In het openbaar vervoer is het niet mogelijk om de veilige afstand te houden, de contacten kunnen langdurig zijn (> 15 minuten) en het is niet mogelijk om triage uit te voeren. Ook bij contactberoepen is het niet mogelijk om anderhalve meter afstand te houden en kunnen de contacten langdurig zijn, al is het daar wel mogelijk om triage uit te voeren. Het OMT adviseert om de mondkapjesplicht in het openbaar vervoer in stand te houden zolang het advies om anderhalve meter afstand te houden geldt.

Voor contactberoepen kan de mondkapjesplicht eerder vervallen, omdat hier triage en registratie mogelijk is. Wat betreft de mondkapjesplicht in vliegtuigen en op vliegvelden adviseert het OMT om aan te sluiten bij internationale adviezen (ECDC). In overige openbare ruimtes is het advies om afstand te houden dan wel drukte te mijden en adviseert het OMT om de mondkapjesplicht af te schaffen als risiconiveau zorgelijk is bereikt en alle inwoners van achttien jaar en ouder tenminste één vaccinatie aangeboden hebben gekregen. Voor het voortgezet onderwijs adviseert het OMT om de mondkapjes buiten de klas in het schoolgebouw te continueren tot aan de zomervakantie.

Maatschappelijk beeld en reflectie SCP

Het SCP schetst in haar brief van 10 juni 2021 de meest zwaarwegende maatschappelijke effecten van enkele van de maatregelen, zonder deze af te zetten tegen besmettingsrisico’s. Het wegen van epidemiologische effecten (op basis van het OMT advies) ten opzichte van maatschappelijke effecten (op basis van dit advies) is volgens hen een politieke weging.

Sociaal contact speelt een belangrijke rol in het welbevinden van mensen. Mensen missen vooral de intiemere sociale contacten met mensen van buiten hun huishouden en kleinere bijeenkomsten. Uit onderzoek van de gedragsunit van het RIVM blijkt dat 71% van de deelnemers het mist om familie en vrienden in het echt te zien. Vooral bij jonge mensen nam het aandeel met een laag psychisch welbevinden toe. Jongeren noemen onder andere spontaan contact en feestjes te missen. De beperking in de groepsgrootte vormt daarvoor een belangrijke belemmering. Sociaal contact heeft ook preventieve functie; bijvoorbeeld doordat tijdig signalen van somberheid en angst herkend kunnen worden, en doordat op mogelijkheden van hulp gewezen kan worden.

Met betrekking tot het verder verruimen van deelname en bezoek aan culturele activiteiten, horecabezoek en andere locaties geeft het SCP aan dat dit meer mogelijkheden biedt voor activiteiten buitenshuis. Een groep mensen heeft daar sterke behoefte aan en het openen van de locaties kan een verbetering van hun (fysieke en mentale) welbevinden zijn.

Samenvattend en in overeenstemming met eerdere adviezen adviseert het SCP het kabinet de genoemde aandachtspunten en maatschappelijke effecten van de maatregelen mee te wegen in de besluitvorming en ook helder te communiceren dat deze afweging is gemaakt. Verder merkt het SCP op dat het advies ten aanzien van thuiswerken, groepsgrootte en het thuisbezoek in verhouding zou moeten staan tot het verruimen van activiteiten in de vrije tijd en buitenshuis. De toegelaten groepsgrootte in horeca, cultuur en bij evenementen is lastig te rijmen met een strikt advies in de thuissituatie en leidt er mogelijk toe dat men zich daar in de praktijk niet meer aan zal houden. Tot slot adviseert het SCP om de effecten van eerdere versoepelingen in het oog te houden.

Sociaalmaatschappelijke en economische reflectie

De sociaalmaatschappelijke en economische reflectie van de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Economische Zaken en Klimaat en Financiën, gaat in op de economische en sociale baten van een zo snel mogelijke opening in zijn algemeenheid.

Volgens deze ministeries is het vanuit het sociaalmaatschappelijke en economisch perspectief positief dat er versnelde besluitvorming over een ruime stap 4 plaatsvindt. Hoe minder (beperkende) voorwaarden er gelden, des te beter mensen en ondernemers in staat zijn om hun levens in te richten zoals zij dat willen. Het loslaten van beperkingen heeft dus een positief effect op het welbevinden van mensen.

Daarnaast geven zij aan dat de sociaalmaatschappelijke en economische baten van het loslaten van de veiligeafstandsnorm afgewogen moeten worden tegen het epidemiologisch risico ervan en dat de norm losgelaten moet worden zodra dit verantwoord is. Deze veiligeafstandsnorm verlaagt het welbevinden, omdat het innig contact met naasten bemoeilijkt. Ook gaat aanhouden van de veiligeafstandsnorm gepaard met substantiële kosten voor de samenleving en de economie, zowel op de korte als de lange termijn. Het loslaten van deze norm heeft grote sociaalmaatschappelijke en economische baten. Uit onderzoek blijkt dat 11% van de Nederlandse economie niet (goed) op meer dan anderhalve meter afstand van anderen kan plaatsvinden. Het gaat dan vooral om de horeca, zorg, cultuursector en overige dienstverlening. Capaciteitsbeperkingen gaan in diverse sectoren ten koste van de mogelijkheid om volledige omzet te draaien en beperkt dus de mate waarin zij rendabel open kunnen. De positieve epidemiologische ontwikkelingen en verminderde naleving leiden bovendien tot afnemende baten van de veiligeafstandsnorm.

Tot slot benadrukken deze ministeries dat fysiek onderwijs alleen optimaal kan plaatsvinden als de veilige afstand van anderhalve meter wordt losgelaten. Behalve leerachterstanden tast de veiligeafstandsnorm door capaciteitsverlaging ook de sociale functie van het onderwijs aan. Leerprestaties blijven hierdoor achter wat het toekomstige verdienvermogen van Nederland aantast. Gegeven de zomervakantie is duidelijkheid over de veiligeafstandsnorm voor het volgende schooljaar wenselijk.

Uitvoeringstoets

  • Nationale Politie

    Bij stap 3 concludeerde de politie al dat de reguliere politietaken in volle omvang terugkeren terwijl er tegelijkertijd ook toezicht en handhaving op de coronamaatregelen nodig is. Er is op gewezen dat dit een méér dan gebruikelijk beslag op handhavingscapaciteit doet en dat er situationeel geprioriteerd wordt. Nu er met stap 4 verder wordt versoepeld, moeten er nog vaker keuzes worden gemaakt. Inzet op veiligheid van hulpverleners en burgers, openbare ordeverstoringen en niet uitstelbare opsporing alsmede begeleiding van manifestaties krijgen daarbij voorrang boven toezicht op coronamaatregelen. Meer specifiek is voor evenementen door de politie opgemerkt dat het noodzakelijk is dat organisatoren, sectoren en branches, meer dan voorheen, zelf veiligheidsmaatregelen nemen en toezien op naleving van de coronamaatregelen en dat het bevoegd gezag hier bij het verlenen van een vergunning en het stellen van voorwaarden ook rekening mee houdt.

  • Gemeenten (Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)) en veiligheidsregio’s

    Gemeenten en veiligheidsregio’s brengen naar voren dat de mogelijkheden voor toezicht en handhaving met deze versoepelingen verder worden beperkt. Het vervallen van het thuisbezoek-, thuiswerk- en reisadvies bevestigt bovendien de gedachte dat het virus onder controle is en het oude leven opgepakt kan worden. De nadruk moet dus liggen op communicatie en gedragsbeïnvloeding en er moet duidelijk zijn wat er nog niet is toegestaan. Als evenementen weer kunnen worden georganiseerd is het volgens de gemeenten in het verlengde daarvan van belang te benadrukken dat er lokale procedures en aanvraagtermijnen bestaan. Niet alle evenementen kunnen direct per 30 juni 2021 doorgang vinden. Meer inhoudelijk onderschrijven de gemeenten en veiligheidsregio’s de versoepelingen die zien op de reserveringsplicht, de sluitingstijden, de groepsvormingsverboden en de eisen aan de maximale grootte van het publiek alsmede de versoepelingen voor eet- en drinkgelegenheden. Zij verwachten wel dat de kans op excessen toeneemt als de regels over verkoop en nuttigen van alcohol worden versoepeld. Met name in de openbare ruimte. Voor de mondkapjesplicht geldt dat de gemeenten en veiligheidsregio’s aandacht vragen voor de samenloop met de veiligeafstandsnorm. De mondkapjesplicht moet worden gehandhaafd waar deze norm niet in acht kan worden genomen. Voor de veiligeafstandsnorm in het onderwijs brengen zij onder de aandacht dat het goed is als deze norm wordt losgelaten, maar dat dan wel helder moet zijn waar deze norm tussen scholieren en studenten nog wel geldt. Zeker ook met het oog op introductieactiviteiten. Voor het overige zijn suggesties gedaan voor verduidelijkingen.

  • ISZW en IGJ

    De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW) meent dat het loslaten van de veiligeafstandsnorm in het onderwijs alleen zou moeten gelden voor leerlingen onderling en niet ten opzichte van de leraar. Dit om deze beroepsgroep niet onnodig aan risico’s bloot te stellen. Daarnaast doet ISZW een oproep om ook te bezien of het thuiswerkadvies kan worden versoepeld.

  • RIVM corona gedragsunit

    Vanuit de RIVM corona gedragsunit is het advies om voorbereidingen te treffen voor het opschalen van de maatregelen als het aantal infecties lokaal of regionaal weer stijgt. Tegelijkertijd is het advies de kans hierop te minimaliseren door in te zetten op vaccinatie en preventie alsmede op testen en quarantaine na verblijf in-(hoog) risicogebieden. Goede communicatie blijft ook essentieel. Dit draagt bij aan de naleving en het draagvlak voor het beleid en de maatregelen.

Noodzaak

Deze regeling heeft als strekking de samenleving behoedzaam verder open te laten gaan met inachtneming van de veiligeafstandsnorm en wordt daarbij ondersteund door het advies van het OMT. Het OMT heeft op basis van de gunstige trend in de aantallen opnames, die samenhangt met het hoge vaccinatietempo en het seizoenseffect, geen reservering bij de voorgenomen versoepelingen van stap 4, al dan niet in combinatie met stap 5, per 26 juni 2021 te zetten. Het OMT verwacht daarin op korte termijn (juni en juli 2021) geen kentering, maar overweegt ook dat dit daarna anders kan worden door de in het advies benoemde onzekere factoren, waaronder de onzekerheden rondom de deltavariant en de mogelijke introductie daarvan door reizigers en terugkerende vakantiegangers. Het OMT concludeert dat op de korte termijn (komende zomerweken) verder afname van de COVID-19 incidentie te verwachten. Echter, op de middellange termijn (nazomerperiode juli en augustus en daarna) zal veel afhangen van de grootte van het seizoenseffect op transmissie, het ontstaan van virusvarianten die zich tenminste deels aan de afweer na vaccinatie of doorgemaakte infectie kunnen onttrekken, het persisteren van immuniteit tot na de winterperiode, en het besluit al dan niet kinderen van 12 tot 17 jaar te vaccineren, en het al dan niet kunnen aanhouden van de bronmaatregelen en collectieve bestrijdingsmaatregelen, aldus het OMT.

Tegelijkertijd blijkt uit de sociaal maatschappelijke toets evenzeer hoe belangrijk het is om versoepelingen door te voeren waar dat mogelijk is, onder meer voor jongeren. Daarbij speelt een rol dat de groepsvormingsregels ook raken aan de persoonlijke levenssfeer.

Het kabinet heeft daarom besloten om stap 4 met ingang van 26 juni 2021 mogelijk te maken op de wijze die is beschreven in paragraaf 3, dus met het in belangrijke mate loslaten van maximumaantallen in groepsvorming of groepsgrootte, die eerst in stap 5 aan de orde zou zijn.

Dat houdt een behoedzame verdere opening van de samenleving in met inachtneming van de veiligeafstandsnorm, die in overeenstemming met het uitgangspunt van het OMT als een van de belangrijkste maatregelen, het langst zal moeten worden gecontinueerd. Waar het niet mogelijk of wenselijk is deze afstand te hanteren, voorziet deze regeling in mitigerende maatregelen, zoals de toepassing van zelftesten, het gebruik van coronatoegangsbewijzen of mondkapjes. Deze regels gelden alleen voor zover dat nog nodig is en geen verzwaring oplevert ten opzichte van de voorwaarden waaronder al eerdere versoepelingen zijn doorgevoerd.

Daarnaast blijven basismaatregelen zoals het scheiden van stromen, het placeren van publiek en hygiënemaatregelen nodig. Anders dan het OMT voor bepaalde culturele voorstellingen suggereert, kiest het kabinet er in deze stap voor het placeren van toeschouwers niet als alternatief te hanteren voor de veiligeafstandsnorm, maar de regels voor het toelaten van toeschouwers bij kunst- en cultuurbeoefening voor de gehele sector gelijk te houden, net als bij sportbeoefening.

De stap die gezet wordt, is gunstig voor de maatschappelijke en economische belangen die zijn gediend met verdere versoepelingen. Ondertussen blijft het ook in deze fase van de epidemie nog van belang om stapsgewijs te handelen en om inzicht te hebben in de gevolgen die de al gezette stappen hebben voor het verloop van de epidemie, voordat de laatste stap van het openingsplan wordt gezet.

Gelet hierop acht het kabinet de beschreven maatregelen die met ingang van 26 juni 2021 resteren noodzakelijk.

Grondrechten en vrijheden

Met de beperkte voortzetting van het maatregelenpakket blijven nog enkele beperkingen bestaan van de bewegingsvrijheid, het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het recht op eigendom. Er worden versoepelingen voorgesteld waardoor de inbreuk die de maatregelen maken op de grondrechten en vrijheden steeds kleiner wordt. Handhaving van een aantal maatregelen blijft echter noodzakelijk. De epidemiologische situatie biedt nu ruimte voor deze versoepelingen. Ruimere aanpassingen van de maatregelen dan met deze regeling voorgesteld, zijn op dit moment niet mogelijk, in het bijzonder nu het aantal contactmomenten en daarmee het risico op verspreiding van het virus, met deze stap zullen toenemen en voorzichtigheid daarom nog steeds geboden is. Dit rechtvaardigt de verlenging van de overige maatregelen en maakt het voortzetten van de inperking noodzakelijk en evenredig.

5. Regeldruk

Deze regeling heeft enige gevolgen voor de regeldruk voor burgers, bedrijven/instellingen of professionals. Met deze regeling wordt een beperkt deel van het geldende maatregelenpakket verlengd en tevens wordt een groot aantal versoepelingen onder voorwaarden voorgesteld. Het betreft een vierde stap van openstelling onder voorwaarden, die passen bij het openingsplan van het kabinet om te komen tot stapsgewijze versoepelingen van de beperkingen die noodzakelijk zijn in verband met de bestrijding van de epidemie. Dit betekent voor de beheerders van sectoren die onder voorwaarden open mogen voor het publiek, dat zij hun klanten moeten informeren over de nieuwe regels die gaan gelden. Dit levert enige regeldruk op.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Dit onderdeel betreft louter redactionele wijzigingen.

Onderdeel B

Onderdeel B verbreedt de uitzondering op de veiligeafstandsnorm voor personen op een luchthaven. Voorheen gold de uitzondering alleen voor personen tijdens en op de locatie van het inchecken, de bagageband, de beveiligings- en grensprocessen, het boarden en de locatie waar reizigers getest worden op de aanwezigheid van het virus SARS-CoV-2 op een luchthaven, voor zover deze activiteiten niet op gepaste wijze kunnen worden uitgevoerd met inachtneming van de veilige afstand. Voortaan geldt de uitzondering voor personen op de gehele luchthaven, voor zo voor zover zij hun activiteiten niet op gepaste wijze kunnen uitoefenen met inachtneming van de veilige afstand.

Onderdeel C

Omdat de groepsvormingsverboden vervallen en wedstrijden met toeschouwers weer toegestaan zijn, zijn de sectorspecifieke bepalingen ten aanzien van sport vrijwel allemaal vervallen. Om die reden is ervoor gekozen paragraaf 6.1 te laten vervallen en de uitzondering op de veiligeafstandsnorm voor sporters onder te brengen in hoofdstuk 2, waarin uitzonderingen op de veiligeafstandsnorm zijn opgenomen. Dit betreft geen inhoudelijke, maar een wetstechnische wijziging.

Met doorvoering van stap 4 van het openingsplan, geldt de veiligeafstandsnorm met de inzet van coronatoegangsbewijzen niet meer. Daarom is in hoofdstuk 2 een uitzondering op de veiligeafstandsnorm toegevoegd voor personen in locaties waar met coronatoegangsbewijzen wordt gewerkt. Dit is neergelegd in artikel 2.9.

Onderdeel D

De mondkapjesplicht geldt niet meer in publieke binnenruimten voor contactberoepen, maar wel nog in instellingen voor voortgezet onderwijs. Daarom wordt hoofdstuk 2a opnieuw vastgesteld, waarbij de regels met betrekking tot publieke binnenruimten en contactberoepen zijn geschrapt.

Onderdeel E

Door de verschillende versoepelingen die doorgevoerd worden met stap 4 van het openingsplan, kunnen verschillende hoofdstukken, paragrafen en artikelen vervallen.

Hoofdstuk 3 bevat regels over groepsvorming. Er gelden geen groepsvormingsverboden meer, waardoor hoofdstuk 3 vervalt. Ook de maximale groepsgroottes gelden niet meer (met uitzondering van de maximale capaciteit van de veiligeafstandsnorm en in doorstroomlocaties). De artikelen 4.1c, derde lid (placeren in groepsverbanden van maximaal vier personen) en 6.2, eerste lid, (uitzondering op de groepsvormingsverboden voor sporters) kunnen daarom vervallen, evenals paragraaf 6.7 (verblijf aanbieden in een logement aan maximaal vier personen).

In artikel 6.2, tweede en derde lid, was geregeld dat de reserveringsplicht (artikel 4.1a) niet gold voor topsporters en personen tot en met zeventien jaar in sportaccommodaties. Aangezien de reserveringsplicht vervalt, kunnen deze leden vervallen.

Het verbod op verkoop in publieke plaatsen en het gebruik en voorhanden hebben in openbare plaatsen van alcoholhoudende drank tussen 22.00 uur en 06.00 uur geldt niet meer. Artikel 4.1e en paragraaf 6.4 kunnen om die reden vervallen.

Een groot deel van de beperkende voorwaarden aan de openstelling van eet- en drinkgelegenheden vervalt. De artikelen 4.5 en 4.6 vervallen daarom grotendeels. De voorwaarden die nog wel gelden, zijn opgenomen in artikel 4.4.

Artikel 4.8, eerste lid, bepaalt dat in locaties voor kunst- en cultuurbeoefening geen toeschouwers toegelaten mogen worden. Toeschouwers, mits geplaceerd, zijn weer toegestaan, waardoor artikel 4.8, eerste lid, kan vervallen. Nu geen reserveringsplicht meer geldt, kan ook het tweede lid vervallen, dat een uitzondering bevat op de reserveringsplicht voor jongeren in locaties voor kunst- en cultuurbeoefening.

Paragraaf 6.1 kan vervallen, omdat de groepsvormingsverboden vervallen, wedstrijden met toeschouwers weer toegestaan zijn en de uitzondering op de veiligeafstandsnorm voor sporters is overgeheveld naar hoofdstuk 2.

Onderdelen F

Artikel 4.1b (evenals artikel 4.1c, zie hieronder) was gekoppeld aan artikel 4.1a. Ten aanzien van locaties op grond waarvan een reserveringsplicht gold op grond van artikel 4.1a, gold ook de plicht tot het uitvoeren van een gezondheidscheck. Omdat de reserveringsplicht vervalt, zijn de locaties waar een gezondheidscheck uitgevoerd moet worden, opgenomen in artikel 4.1b.

Onderdeel G

Artikel 4.1c was gekoppeld aan artikel 4.1a. Ten aanzien van locaties op grond waarvan een reserveringsplicht gold op grond van artikel 4.1a, gold ook de placeringsplicht. De verwijzing naar artikel 4.1a in artikel 4.1c is gewijzigd in een verwijzing naar artikel 4.1b.

Verder is in artikel 4.1c geregeld dat de beheerder er zorg voor moet dragen dat het publiek op de veilige afstand van elkaar geplaceerd is. Alhoewel op grond van artikel 58k Wpg reeds een zorgplicht bestaat voor de beheerder om publiek in staat te stellen onder andere de veiligeafstandsnorm in acht te nemen, wordt dit geëxpliciteerd in artikel 4.1c.

Tot slot wordt in dit onderdeel een uitzondering op de placeringsplicht toegevoegd ten aanzien van de bij een eet- en drinkgelegenheid behorende dansvoorziening en evenementen, indien met coronatoegangsbewijzen wordt gewerkt, conform de artikelen 4.3 of 5.2. Vanaf stap 4 uit het openingsplan mogen dansvoorzieningen namelijk weer geopend worden en mogen ongeplaceerde evenementen plaatsvinden wanneer de locatie geopend is met coronatoegangsbewijzen.

Onderdeel H

Artikel 4.2 (oud) bevatte regels over het maximale aantal personen als publiek per zelfstandige ruimte. Nu deze beperking ten aanzien van het maximale aantal personen publiek niet meer geldt (mits de veilige afstand in acht genomen kan worden door het publiek), kan artikel 4.2 (oud) inhoudelijk grotendeels vervallen. Ten aanzien van doorstroomlocaties en spellocaties geldt, net als hiervoor op grond van artikel 4.2, tweede lid, onder d en i (oud), wel nog een maximum, namelijk één persoon per 5 m2 voor publiek toegankelijke oppervlakte (op enkele uitzonderingen na). Dit is nu geregeld in artikel 4.2, eerste en tweede lid.

Dit onderdeel regelt daarnaast dat een bij een eet- en drinkgelegenheid behorende dansvoorziening opengesteld mag worden voor publiek, indien met coronatoegangsbewijzen wordt gewerkt. Hiervoor geldt dat uitsluitend publiek mag worden toegelaten met een geldig coronatoegangsbewijs (eerste lid). Deze eis geldt niet voor kinderen tot en met twaalf jaar (tweede lid). Ook moet artikel 6.30 in acht worden genomen (eerste lid). Voor een toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de regeling met algemene bepalingen over toegangsbewijzen.5 Bij de toegang tot de eet- en drinkgelegenheid moet zichtbaar zijn dat de betreffende locatie met coronatoegangsbewijzen werkt. Indien een beheerder van een eet- en drinkgelegenheid zijn dansvoorziening voor publiek openstelt met coronatoegangsbewijzen, gelden de veiligeafstandsnorm en de verplichting om te placeren niet (zie de artikelen 2.9 en 4.1c, tweede lid, onder d).

Onderdeel I

De artikelen 4.4, 4.5 en 4.6 bevatten regels voor eet- en drinkgelegenheden (algemene, regels geldend in de binnenruimten en regels geldend op de terrassen). Deze beperkende voorwaarden aan de openstelling van eet- en drinkgelegenheden vervallen. De artikelen 4.5 en 4.6 vervallen daarom grotendeels. De afwijkende regels voor eet- en drinkgelegenheden die nog wel gelden, zijn opgenomen in artikel 4.4. Op grond van artikel 4.1c, eerste lid, geldt dat het publiek geplaceerd moet zijn op de veilige afstand van elkaar. Artikel 4.4 bepaalt dat deze voorwaarde niet geldt, indien de beheerder het publiek placeert en kuchschermen heeft geplaatst, conform artikel 4.4, onder a tot en met f. Indien kuchschermen, die aan de voorwaarden voldoen, zijn geplaatst, hoeft het publiek niet zo geplaceerd te worden dat de veilige afstand gehouden wordt. De eisen aan de kuchschermen komen uit een instructie die TNO heeft opgesteld en waren voorheen neergelegd in artikel 4.6, tweede lid (oud). Op grond van artikel 2.7 geldt dat personen die in een eet- en drinkgelegenheid aan weerszijden van een tussen zitplaatsen geplaatst kuchscherm zitten en hun gezicht aan de voor hen bestemde zijde van het kuchscherm houden, uitgezonderd zijn van de veiligeafstandsnorm. Een kuchscherm is een voorwerp dat op grond van zijn ontwerp bestemd is om ten minste geplaatst te worden tussen personen teneinde de verspreiding van ziektekiemen tegen te gaan (zie de begripsbepaling in artikel 1.1).

Onderdeel J

Artikel 4.7 bevat regels over de openstelling van eet- en drinkgelegenheden met de inzet van coronatoegangsbewijzen. De verwijzing in artikel 4.7, eerste lid, naar de artikelen 4.2, eerste lid, en 4.6, eerste lid, onder b, is niet langer correct, omdat deze artikelen zijn vervallen. Dit onderdeel regelt daarom dat niet langer naar deze artikelen wordt verwezen. Met doorvoering van stap 4 van het openingsplan, geldt de veiligeafstandsnorm met de inzet van coronatoegangsbewijzen niet meer. Daarom is in artikel 4.7, eerste lid, nu bepaald dat het publiek niet op de veilige afstand van elkaar geplaceerd hoeft te worden wanneer de locatie geopend is met coronatoegangsbewijzen.

Daarnaast vervangt dit onderdeel de term ‘een handhaver’ voor ‘een toezichthouder’, omdat toezichthouder de correcte term is.

Onderdeel K

Artikel 4.9 bevat regels over de openstelling van locaties voor kunst en cultuur met de inzet van coronatoegangsbewijzen. De verwijzing in artikel 4.9, eerste lid, naar de artikelen 4.2, eerste lid, en 4.8 is niet langer correct, omdat deze artikelen zijn vervallen. Dit onderdeel regelt daarom dat niet langer naar deze artikelen wordt verwezen. Met doorvoering van stap 4 van het openingsplan, geldt de veiligeafstandsnorm met de inzet van coronatoegangsbewijzen niet meer. Daarom is in artikel 4.9 eerste lid, nu bepaald dat niet de veilige afstand in acht hoeft te worden gehouden wanneer de locatie geopend is met coronatoegangsbewijzen.

Daarnaast vervangt dit onderdeel de term ‘een handhaver’ voor ‘een toezichthouder’, omdat toezichthouder de correcte term is.

Onderdeel L

Zoals in het algemeen deel reeds toegelicht is, wordt met het zetten van stap 4 het evenementenverbod opgeheven. Hierdoor zijn evenementen, onder voorwaarden, weer toegestaan.

Onderdeel M

Artikel 5.2 bevat regels over de organisatie van evenementen met de inzet van coronatoegangsbewijzen. De verwijzing in artikel 5.2, eerste lid, naar de artikelen 5.1, eerste lid en derde lid, onder a, en 4.2, eerste lid, is niet langer correct, omdat artikel 5.1 is gewijzigd en artikel 4.2 is vervallen. Dit onderdeel regelt daarom dat niet langer naar deze bepalingen wordt verwezen. Met doorvoering van stap 4 van het openingsplan, geldt de veiligeafstandsnorm met de inzet van coronatoegangsbewijzen niet meer. Ook mogen ongeplaceerde evenementen plaatsvinden. Daarom is in artikel 5.2 eerste lid, nu bepaald dat artikel 5.1, eerste lid, onder g tot en met i, en derde lid, niet geldt wanneer de locatie geopend is met coronatoegangsbewijzen. Als voorwaarde geldt dat het evenement plaats moet vinden op een afgesloten locatie.

Meerdaagse evenementen waarbij er een verschil is tussen de aanvangsdatum en de einddatum van het evenement dan zijn beperkt toegestaan. Het evenement mag namelijk niet langer duren dan vierentwintig uur en gedurende die tijdspanne mogen in totaal ten hoogste 25.000 deelnemers worden toegelaten.

Onderdeel N

De veiligeafstandsnorm geldt niet meer, op een station, halteplaats, of een andere bij het openbaar vervoer of ander bedrijfsmatig personenvervoer behorende voorziening en de daarbij behorende perrons, trappen, tunnels en liften, met uitzondering van de daar gelegen besloten plaatsen, voor zover de veilige afstand niet in acht kan worden genomen. Dit is toegevoegd aan artikel 6.5 in het derde lid. Het derde lid (oud) is daarmee inhoudelijk vervallen, waarin een uitzondering op de groepsvormingsverboden voor personen in het openbaar vervoer en ander bedrijfsmatig personenvervoer was opgenomen (mits het vervoer primair de verplaatsing van de ene naar de andere locatie behelst en het vervoer geen recreatieve activiteit is).

Onderdeel O

De mondkapjesplicht vervalt grotendeels. De mondkapjesplicht geldt wel nog steeds in het openbaar vervoer, ander bedrijfsmatig personenvervoer (mits het vervoer primair de verplaatsing van de ene naar de andere locatie behelst en het vervoer geen recreatieve activiteit is), gebouwen op luchthavens en in een station, halteplaats, of een andere bij het openbaar vervoer of ander bedrijfsmatig personenvervoer behorende voorziening en de daarbij behorende perrons, trappen, tunnels en liften. De mondkapjesplicht geldt niet in de besloten plaatsen in deze locaties. Hierop gelden dezelfde uitzonderingen als voorheen (artikelen 2a.1 en 6.6 (oud)).

Onderdelen P en Q

De uitzondering op de testverplichtingen voor personen tot en met twaalf jaar is aangepast naar elf jaar. Jonge kinderen hebben minder last van een besmetting met het coronavirus en spelen een kleinere rol in de verspreiding van het virus. In dat licht is een uitzondering opgenomen van de testplicht voor kinderen. Tegelijkertijd is gebleken dat met name oudere kinderen wel een significante rol kunnen spelen in de verspreiding van het virus. Daarom is in Europees verband afgesproken om kinderen tot en met elf jaar uit te zonderen van de testverplichting en deze voor oudere kinderen wel te laten gelden. Deze onderdelen voeren deze wijziging door in de artikelen 6.7a en 6.7b.

Voortaan mogen reizigers uit hoogrisicogebieden en zeer hoogrisicogebieden ervoor kiezen in plaats van een uitslag van een NAAT-test van maximaal tweeënzeventig uur oud een uitslag van een antigeentest van maximaal achtenveertig uur oud te tonen In Europees verband is afgesproken om ook antigeentesten van maximaal achtenveertig uur oud voor aankomst in Nederland te accepteren als testbewijs. Antigeentesten hebben zich bewezen als voldoende betrouwbare testen. In de huidige fase van de pandemie, met een sterk dalende incidentie en stijgende vaccinatiegraad, is het mogelijk om reizigers de mogelijkheid te bieden deze test te tonen bij het inreizen.

Onderdeel R

De uitzondering op de testverplichtingen voor personen tot en met twaalf jaar is aangepast naar elf jaar. Dit onderdeel voert deze wijziging door in artikel 6.7c.

De overige wijzigingen hangen samen met de aanpassing van de verplichte NAAT-testuitslag van tweeënzeventig uur oud naar een extra mogelijkheid voor een antigeentest van maximaal achtenveertig uur oud.

Onderdeel S

Dit onderdeel bevat redactionele aanpassingen. Daarnaast wordt in artikel 6.7d, net als in de artikelen 6.7a, 6.7b en 6.7c, de uitzondering op de testverplichtingen voor personen tot en met twaalf jaar aangepast naar elf jaar en is geregeld dat reizigers uit hoogrisicogebieden ervoor mogen kiezen in plaats van een uitslag van een NAAT-test van maximaal tweeënzeventig uur oud een uitslag van een antigeentest van maximaal achtenveertig uur oud te tonen.

Onderdeel T

De wijzigingen in deze onderdelen hangen samen met de inwerkingtreding van verordening (EU) 2021/953 van het Europees parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken (PbEU 2021, L 211) (hierna: verordening) en de Europese Raadsaanbevelingen 912 en 1.275.

De artikelen 6.7e, 6.7f en 6.7g worden toegevoegd naar aanleiding van de Europese Raadsaanbevelingen 2020/912 en 2020/1475 doorgevoerd. Deze wijzigingen zijn in lijn met de Europese visie en de epidemiologische situatie. Het beleid wordt aangepast conform de Europese richtlijnen. Een uitzondering op de testplicht voor gevaccineerde personen kan medisch verantwoord worden gemaakt. Dit conform adviezen van de Gezondheidsraad en het OMT. Het OMT stelt dat alle voorgestelde vormen van een toegangsbewijs (test, vaccinatie, herstel) een gering restrisico op besmetting kennen, waardoor transmissie naar anderen nooit volledig is uitgesloten. Het OMT acht dit restrisico echter acceptabel wanneer Nederland voldoet aan de epidemiologische eisen die voor een laagrisicoland gelden. In die situatie, zo stelt het OMT, zouden zowel een bewijs van volledige vaccinatie, een herstelbewijs of een negatieve testuitslag als mitigerende maatregel kunnen gelden voor een reiziger uit een hoogrisicogebied.

De verordening verplicht de lidstaten tot het uitgeven van certificaten betreffende vaccinatie tegen, negatieve test op en herstel van een infectie met het virus. De certificaten worden automatisch of op verzoek verstrekt. Certificaten moeten zowel digitaal als in papieren vorm kunnen worden afgegeven. Lidstaten moeten elkaars certificaten aanvaarden om het vrij verkeer van personen in de Europese Unie te waarborgen. De verordening bevat juridische grondslagen voor het verwerken van de (medische) persoonsgegevens die nodig zijn voor het uitgeven en verifiëren van de certificaten. De verdere uitvoering vindt plaats in de Tijdelijke spoedregeling DCC.

De verordening is rechtstreeks toepasselijk. Daarmee zouden de certificaten dus direct moeten worden geaccepteerd als uitslagen zoals die worden vereist in artikel 58nb, derde lid, Wpg en de artikelen 6.7a tot en met 6.7d voor respectievelijk het beëindigen van de periode van thuisquarantaine respectievelijk het inreizen in Nederland. Desalniettemin is het wenselijk dit ook expliciet in de Trm te laten terugkomen. Daarmee staat buiten twijfel dat een certificaat valt onder de vermelding van negatieve of positieve testuitslag. Dit geeft duidelijkheid en zekerheid voor burgers, vervoerders, toezichthouders en handhavers. Om die reden zijn artikel 6.7g en het nieuwe vierde lid van artikel 6.19 ingevoegd.

Ingevolge de artikelen 6.7a tot en met 6.7d zijn bepaalde testuitslagen verplicht in het grensoverschrijdend verkeer van personen. Personenvervoerders moeten in het kader van hun verplichtingen op grond van artikel 6.7a, 6.7b en 6.7c ingevolge de verordening DCC-conforme test-, herstel- of vaccinatiecertificaten kunnen verifiëren in het kader van de uitvoering van hun werkzaamheden. Zij dienen ook dergelijke certificaten te accepteren als een testuitslag of herstelbewijs voor zover een testuitslag ingevolge de Trm vereist is. Voor het accepteren van de certificaten mogen dezelfde voorwaarden gelden als voor andere testuitslagen ten aanzien van bijvoorbeeld de tijd die sinds de test is verstreken.

Artikel 6.7e bevat een uitzondering op de testverplichtingen uit de artikelen 6.7a, 6.7b en 6.7d voor personen die een bewijs van een voltooide vaccinatie hebben. Een voltooide vaccinatie kan, naast het hebben gehad van alle benodigde dosis, ook bestaan uit één dosis gecombineerd met een bewijs dat de persoon is hersteld van COVID-19 (door middel van een positieve testuitslag). Dat bewijs moet voldoen aan bepaalde vormvoorschriften, die zijn opgenomen in het derde lid.

Artikel 6.7f bevat een uitzondering op de testverplichtingen uit de artikelen 6.7a, 6.7b en 6.7d voor personen die een herstelbewijs hebben. Personen afkomstig uit hoogrisicogebieden hoeven geen negatieve testuitslagen te tonen indien de persoon een op hem betrekking hebbende positieve testuitslag van een NAAT-test, afgenomen in de Europese Unie, van minimaal 11 en maximaal 180 dagen oud op het moment van aankomst in Nederland kan tonen.

Het nieuwe artikel 6.7g bevat in het eerste lid een gelijkstelling van een zogenoemd testcertificaat (met een negatieve uitslag) met een negatieve testuitslag als bedoeld in de artikelen 6.7a tot en met 6.7d. Hiermee staat buiten twijfel dat een testcertificaat kan worden gebruikt om te kunnen inreizen in Nederland, mits aan de voorwaarden voor een geldig certificaat wordt voldaan en de test binnen de gestelde periode is uitgevoerd. Eenzelfde gelijkstelling is bepaald in het tweede lid van artikel 6.7g voor de positieve testuitslag, die ook kan worden aangetoond met een zogenoemd herstelcertificaat. Daarmee kan worden aangetoond dat de betrokkene is hersteld van een infectie en daarom nog positief getest kan worden zonder besmettelijk te zijn. Tevens stelt het derde lid een vaccinatiecertificaat gelijk met een bewijs van voltooide vaccinatie.

Het vijfde lid van artikel 6.7g laat de vormvereisten van testuitslagen en vaccinatiebewijzen buiten toepassing voor testcertificaten, herstelcertificaten en vaccinatiecertificaten. Die certificaten voldoen aan de vormvereisten van de verordening en moeten zonder meer geaccepteerd worden.

De onderdelen P tot en met T treden in werking met ingang van 1 juli 2021, gelijktijdig met het moment waarop de verordening in werking treedt.

Onderdeel U

Ook de beoefenaars van contactberoepen hoeven niet langer met reserveringen te werken. Om die reden vervalt deze plicht in artikel 6.8, eerste lid.

Onderdelen V en W

Om het Fieldlab evenementen, de praktijktesten drinkgelegenheden en de pilots testbewijzen mogelijk te maken, was in de artikelen 6.14, 6.14a en 6.14b bepaald dat een aantal maatregelen niet gold ten aanzien van de praktijktesten en pilots. Door de gewijzigde opbouw van deze regeling is aanpassing van de verwijzing naar de artikelen die niet gelden voor de praktijktesten en pilots noodzakelijk. Deze onderdelen regelen dit. Vanaf 30 juni komen de paragraaf waar deze artikelen in zijn opgenomen te vervallen. Zie daarvoor ook de toelichting op artikel V.

Onderdeel X

In het derde lid van artikel 6.19 is opgenomen welke eisen er worden gesteld aan een testuitslag, ingeval van een test op het virus SARS-CoV-2, die vanaf vijf dagen na inreis kan plaatsvinden. Met deze wijziging wordt bepaald dat zowel een NAAT-test als een antigeentest is toegestaan. De eis dat de testuitslag een logo of kenmerk van een instituut of arts bevat, komt te vervallen. Voor testen die in Nederland worden uitgevoerd is deze informatie niet noodzakelijk voor het uitvoeren van toezicht.

Het nieuwe vierde lid van artikel 6.19 bevat de gelijkstelling van een testcertificaat (met een negatieve uitslag) met een testuitslag als bedoeld in artikel 58nb, derde lid, van de Wpg om de thuisquarantaine te beëindigen.

Voor het overige bevat dit onderdeel redactionele wijzigingen.

Onderdeel Y

Ter verduidelijking wordt in het vijfde lid van artikel 6.20 toegevoegd dat de ingevulde quarantaineverklaring, samen met eventueel vereiste bewijsdocumenten, op verzoek ook aan de vervoerder van bedrijfsmatig personenvervoer getoond moet worden. Die plicht volgde al uit artikel 6.22.

Voor het overige worden redactionele wijzigingen doorgevoerd.

Onderdeel Z

Dit betreffen redactionele en technische wijzigingen.

Ten aanzien van onderdeel 2 geldt dat de epidemie al is gedefinieerd in artikel 58a, eerste lid, van de wet.

De aanpassingen in onderdeel 3 zijn technisch van aard, vanwege de vernummering van de leden van artikel 6.19.

Onderdeel AA

Met de wijziging van artikel 6.23 wordt mogelijk gemaakt dat reizigers uit een aangewezen zeer hoogrisicogebied of uitzonderlijk hoogrisicogebied, die gebruikmaken van lucht- en scheepvaart, de papieren quarantaineverklaringen verstrekken aan de vervoerder of een toezichthouder. Vooralsnog was dit beperkt tot het verstrekken van verklaringen aan de betreffende vervoerders. Met deze toevoeging wordt mogelijk gemaakt een alternatieve werkwijze te hanteren bij de inname van papieren verklaringen als dat nodig blijkt. Met de introductie van digitale quarantaineverklaringen zal het aantal papieren verklaringen naar verwachting afnemen zodat het wellicht passender wordt dat reizigers de verklaringen rechtstreeks aan een toezichthouder verstrekken. Vooralsnog is dit niet aan de orde.

Als verklaringen worden verstrekt aan een toezichthouder, verstrekt die toezichthouder die verklaringen op verzoek aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Indien verklaringen niet behoeven te worden verstrekt aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, vernietigt de toezichthouder respectievelijk de voorzitter van de veiligheidsregio onverwijld die verklaringen.

Tevens wordt een lid toegevoegd aan artikel 6.23, dat betrekking heeft op het verstrekken van papieren quarantaineverklaringen aan de vervoerders in de lucht- en scheepvaart. In het nieuwe lid wordt bepaald dat de bemanning van lucht- en scheepvaart die verklaring niet hoeft te verstrekken. Het verstrekken van de verklaringen is voor deze personen niet zinvol aangezien zij in feite de verklaringen aan zichzelf verstekken. Bovendien zijn deze verklaringen ook niet nodig in het kader van de monitoring omdat deze verklaringen niet worden doorgestuurd aan het belteam van de het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Onderdeel BB en CC

Deze onderdelen bevatten louter redactionele aanpassingen.

Artikelen II tot en met IV

Deze artikelen bevatten redactionele wijzigingen en wijzigingen in verband met de inwerkingtreding van verordening (EU) 2021/[PM] van het Europees parlement en de Raad van [PM] betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken (PbEU 2021, [PM]) (hierna: verordening of Vo). Voor de toelichting hierop wordt verwezen naar de toelichting bij artikel I, onderdeel T. De onderdelen C van de artikelen II, III en IV treden in werking met ingang van 1 juli 2021, gelijktijdig met het moment waarop de verordening in werking treedt.

Artikel V

Eind juni staat nog een laatste praktijktest gepland. Daarna zijn geen pilots en praktijktesten meer voorzien en vervalt de noodzaak van paragraaf 6.8. Om die reden vervalt paragraaf 6.8 met ingang van 30 juni 2021.

Artikel VI Inwerkingtreding

Deze ministeriële regeling moet op grond van artikel 58c, tweede lid, Wpg binnen twee dagen nadat zij is vastgesteld aan beide Kamers der Staten-Generaal worden overgelegd. De regeling treedt ingevolge artikel 58c, tweede lid, Wpg niet eerder in werking dan een week na deze overlegging en vervalt als de Tweede Kamer binnen die termijn besluit niet in te stemmen met de regeling. Gelet op het belang van de volksgezondheid is het de bedoeling dat de regeling op 26 juni 2021 in werking zal treden. Dit geldt niet voor artikel I, onderdelen P tot en met T (herstel- en vaccinatiebewijzen), artikel II, onderdeel C, artikel III, onderdeel C en artikel IV, onderdeel C, die in werking treden met ingang van 1 juli 2021. Hierbij wordt afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden.6

Op grond van artikel 8.1 Trm vervalt de Trm op het tijdstip waarop hoofdstuk Va Wpg vervalt. Het gaat hier om een uiterste vervaldatum. Als de noodzaak al eerder ontvalt aan deze regeling of onderdelen ervan, zal de regeling eerder worden ingetrokken of aangepast. In artikel 58c, zesde lid, Wpg is immers geëxpliciteerd dat maatregelen zo spoedig mogelijk worden gewijzigd of ingetrokken als deze niet langer noodzakelijk zijn.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge


X Noot
2

Als bijlage verzonden bij de brief die 18 juni 2021 over de stand van zaken aan de beide Kamers der Staten-Generaal gezonden.

X Noot
3

Doorstroomlocaties zijn publieke plaatsen die op een manier zijn ingericht die het rondlopen van publiek uitnodigt en waar dit ook daadwerkelijk gebeurt. Te denken valt aan detailhandel, markten, bibliotheken, musea, monumenten, presentatie-instellingen, dierentuinen, pretparken en daarmee vergelijkbare plaatsen, stations en perrons. Uit de begripsbepaling volgt dat geen sprake mag zijn van personen die voor langere tijd in dezelfde ruimte aanwezig zijn. Is dat wel het geval, dan is geen sprake van een doorstroomlocatie. Dit betekent dat sauna’s, zwembaden, speel-, arcade- en gamehallen, bowlingzalen, snooker-, biljart- en darthallen, sport- en fitnesscholen, skibanen, ballenbakken, binnenspeeltuinen, bioscopen en drive-inbioscopen en andere gelegenheden waar mensen voor langere tijd in dezelfde ruimte plegen te zijn niet onder de doorstroomlocaties vallen. Zoals eerder toegelicht. Zie:

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2020-62031.html#n38

X Noot
4

Het OMT-advies is uitgegaan van 25 juni, daarvoor wordt hier verder gelezen: 26 juni 2021.

X Noot
6

Vgl. Kamerstukken II 2019/20, 35 526, nr. 3, artikelsgewijze toelichting op artikel X.

Naar boven