TOELICHTING
1. Algemeen
1. Algemeen
Strekking
Deze wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 strekt ertoe de voorwaarden
te stellen waaronder de derde stap van het openingsplan1 gezet kan worden, in de stapsgewijze afbouw van de maatregelen die noodzakelijk zijn
ter bestrijding van de covid-19-epidemie.
Deze regeling is gebaseerd op de ingevolge de Tijdelijke wet maatregelen covid-19
geldende bepalingen van de Wet publieke gezondheid (Wpg).
Pijlers van de bestrijding van de epidemie
Nederland bevindt zich nog in de pandemie van het virus SARS-CoV-2 (hierna: het virus),
die nog steeds tot infecties leidt.
Op 27 februari 2020 werd de eerste patiënt met het virus in Nederland gediagnosticeerd.
Tot 20 mei 2021 zijn er wereldwijd 163.738.674 patiënten met het virus gemeld, van
wie 32.523.542 in de Europese Unie (EU)/Europese Economische Ruimte (EER). Uit gegevens
van het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) volgt dat er wereldwijd
3.384.750 patiënten overleden zijn, van wie 716.687 in de EU/EER. Blijkens gegeven
van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) zijn er tot 20 mei 2021
in Nederland 1.615.500 meldingen gedaan van personen die positief getest zijn op het
virus, van wie 17.506 als overleden zijn gemeld. Tot 21 mei 2021 werden in totaal
64.261 personen opgenomen in het ziekenhuis, aldus Stichting de Nationale Intensive
Care Evaluatie (Stichting NICE).2
Vanwege het virus, golden over de periode van ruim een jaar reeds ingrijpende maatregelen,
die zijn gebaseerd op drie pijlers:
-
− een acceptabele belastbaarheid van de zorg – ziekenhuizen moeten kwalitatief goede
zorg kunnen leveren aan zowel covid-19-patiënten als aan patiënten binnen de reguliere
zorg;
-
− het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving;
-
− het zicht houden op en het inzicht hebben in de verspreiding van het virus.
Deze pijlers zijn ook voor de maatregelen van deze regeling uitgangspunt, gelet op
de in de paragraaf 2 beschreven epidemiologische situatie.
2. Epidemiologische situatie
Het Outbreak Management Team (OMT) is geïnformeerd over het verloop van de epidemie,
de resultaten van de modellering en de ontwikkeling van het reproductiegetal en heeft
naar aanleiding van de 114e bijeenkomst van het OMT op 22 mei 2021 advies (deel 1) uitgebracht over het verloop
van de epidemie. Aan het OMT-advies wordt het volgende ontleend.
Epidemiologische situatie
In de afgelopen 7 dagen (14 – 20 mei 2021) is het aantal meldingen van SARS-CoV-2-positieve
personen met 30% afgenomen in vergelijking met de zeven dagen ervoor. De daling van
het aantal meldingen is te zien in alle leeftijdsgroepen. Het aantal testen bij de
GGD-testlocaties is in de periode 14–20 mei 2021 ook gedaald, dit aantal was 21% lager
ten opzichte van de 7 dagen ervoor. Het percentage positieve testen is gedaald van
12,5% naar 11,7%. Dit betekent dat er sprake is van een reële afname van het aantal
SARS-CoV-2-infecties. Bij kinderen tot 13 jaar nam het percentage positieve testen
echter toe, mogelijk door gerichter testen van kinderen met klachten.
Landelijk werden in de afgelopen week (13–20 mei) 185 personen per 100.000 inwoners
positief getest voor SARS-CoV-2, de week ervoor was dit aantal 256 per 100.000 inwoners.
In 8 regio’s was het aantal positief geteste personen minder dan 150 per 100.000 inwoners,
in 8 regio’s tussen de 150 en 200 per 100.000 inwoners, in 7 regio’s tussen de 200
en 250 per 100.00 inwoners en in 2 regio’s meer dan 250 per 100.000 inwoners. Qua
geografische verspreiding tonen de meest noordelijke regio’s een lager aantal meldingen
per 100.000 inwoners.
Het patroon van het aantal meldingen naar leeftijd per 100.000 inwoners laat een daling
zien voor alle leeftijdsgroepen. Het hoogste aantal meldingen is nog steeds te zien
in de leeftijdsgroep 18 t/m 24 jaar (circa 400 per 100.000 inwoners), maar de incidentie
neemt nu ook in deze leeftijdsgroep af. Bij 60–69-jarigen is de incidentie circa 100
per 100.000 inwoners, bij 70-plussers nog lager.
In de Infectieradar daalt het percentage deelnemers dat COVID-19-achtige klachten
rapporteert verder. Van de 8% deelnemers aan Infectieradar die zich in de afgelopen
kalenderweek hebben laten testen, had 40% (ook al) een zelftest gedaan, in vergelijking
met 24% twee weken eerder. Van de 30 personen met een positieve uitslag van de zelftest
in de afgelopen 6 weken hebben 22 zich laten hertesten in de GGD-teststraten, bij
20 daarvan is de uitslag bekend: bij allen blijkt ook de confirmatietest positief.
De ziekenhuis- en Intensive Care (IC)-data van de stichting NICE (data verzameld op
16 mei 2021) laten een duidelijke daling zien. Het gemiddelde aantal ziekenhuisopnames
was met 172 opnames per dag 36% lager dan tijdens de piek in april jl. en het gemiddeld
aantal IC-opnames was met 34 opnames per dag 40% lager dan tijdens de piek in april
jl. Ook de LCPS-data tonen een duidelijke daling. Op 20 mei was het gemiddeld aantal
ziekenhuisopnames met 158 per dag 41% lager dan tijdens de piek in april jl. en het
gemiddeld aantal IC-opnames was met 28 per dag 45% lager dan tijdens de piek in april
jl. De beddenbezetting was op basis van de LCPS-data op 20 mei voor de verpleegafdelingen
40% lager dan tijdens de piek (1278 t.o.v 1795 op 4 mei jl.) en voor de IC 32% lager
(621 t.o.v. 820 op 27 april jl.).
Het aantal bewoners van instellingen voor gehandicaptenzorg, verpleeghuizen en woonzorgcentra
met een COVID-19-diagnose blijft laag, evenals het aantal nieuw besmette locaties.
Bij 1% van de instellingen voor gehandicaptenzorg en 5,5% van de verpleeghuizen en
woonzorgcentra werden besmettingen vastgesteld in de afgelopen 28 dagen.
In de week 7–12 mei was de totale sterfte, volgens zowel CBS- als RIVM-analyses, licht
verhoogd met een oversterfte van ongeveer 200 personen (volgens RIVM-data). De lichte
oversterfte werd gezien onder personen jonger dan 80 jaar, niet wonend in instellingen.
Bij het RIVM werden in de week van 7–12 mei 101 personen gemeld die overleden waren
ten gevolge van laboratoriumbevestigde COVID-19 (bron: RIVM). In de groep Wet langdurige
zorggebruikers (merendeels bewoners instellingen) was de sterfte niet verhoogd (bron:
CBS).
Het OMT werd ook geïnformeerd over de COVID-19-vaccinatiegraad. De vaccinatiegraad
onder thuiswonende personen is – conform de vaccinatiestrategie – sterk afhankelijk
van de leeftijd. Van de thuiswonende personen tussen de 80 en 89 jaar heeft meer dan
85% ten minste 1 vaccinatie gehad en ongeveer 80% 2 vaccinaties. Bij 90-plussers is
dit percentage iets lager: 73% heeft ten minste 1 vaccinatie gehad en 66% heeft 2
vaccinaties gehad. Dit komt waarschijnlijk doordat 90-plussers minder mobiel zijn
en thuis gevaccineerd moeten worden. Van de 70–79-jarigen heeft eveneens meer dan
85% de eerste vaccinatie gehad en ruim 50% van de 75–79-jarigen ook de tweede vaccinatie.
Van de 65–69-jarigen (die gevaccineerd worden door de GGD) heeft ruim 70% de eerste
vaccinatie gehad en van de 55–59-jarigen heeft 29% de eerste vaccinatie gehad. De
60–64-jarigen worden gevaccineerd door de huisartsen met het Astra Zeneca-vaccin.
Doordat er voor deze leeftijdsgroep een gefaseerde uitrol van het vaccinatieprogramma
was en de vaccinaties in een aantal regio’s nog niet zijn afgerond, zijn er in deze
leeftijdsgroep regionale verschillen in de vaccinatiegraad. Er wordt nog verder onderzocht
in hoeverre het tijdelijk stoppen van vaccinatie met Astra Zeneca de vaccinatiegraad
beïnvloed heeft.
Er zijn ook regionale verschillen te zien in de vaccinatiegraad bij de leeftijdsgroep
boven de 65 jaar die via de GGD gevaccineerd wordt, deze varieert van 35% tot meer
dan 85%. Naast gemeenten in de regio’s ook wel aangeduid met ‘Biblebelt’ zoals Urk,
Staphorst en Neder-Betuwe (vaccinatiegraad tussen 35 en 73%) hebben ook de grote steden
Amsterdam (68%) en Rotterdam (71%) een relatief lage vaccinatiegraad. Binnen deze
steden zijn er bovendien grote verschillen op wijkniveau, waarbij een aanzienlijk
aantal wijken een vaccinatiegraad tussen de 40 en 60% heeft.
Reproductiegetal, effect van maatregelen en prognoses ziekenhuizen en IC
De meest recente schatting van het reproductiegetal Rt, zoals berekend op basis van
de Osirismeldingen van positieve gevallen, is voor 6 mei 0,86 (0,84 – 0,89) besmettingen
per geval. Dit is lager dan de waarde die vorige week werd gerapporteerd. Het reproductiegetal
is ook op basis van andere gegevensbronnen berekend, zoals het aantal nieuwe ziekenhuisopnames
en IC-opnames per dag. De schattingen op basis van deze gegevensbronnen kennen een
aanzienlijk grotere onzekerheid. Het geschatte reproductiegetal op basis van ziekenhuisgegevens
is op 6 mei 0,93 (0,78–1,08), op basis van IC-gegevens is het 0,94 (0,62–1,30).
Met behulp van de kiemsurveillance wordt het reproductiegetal per variant gevolgd.
Dit beeld geeft aan dat – ten opzichte van het eerder in Nederland circulerend type
– het reproductiegetal van de Britse variant (VK-variant of B.1.1.7) 33% hoger is,
en van de ‘Braziliaanse’ (P1) variant 41% hoger. De besmettelijkheid van de Braziliaanse
variant wordt door grotere onzekerheidsmarges omgeven. Het reproductiegetal van de
Zuid-Afrikaanse variant (B 1.351) is 24% hoger.
Op 13 mei waren er naar schatting 127.836 (91.346–164.957) besmettelijke personen
in Nederland.
De prognose voor de ziekenhuis- en IC opnames is consistent met de prognoses van voorgaande
weken. Bij gelijkblijvend beleid is er een vrij snelle verdere afname van de nieuwe
IC-opnames te verwachten. De piek in de bezetting is nu echt achter de rug en de bezetting
van de IC daalt verder. Ook wat betreft de COVID-19-ziekenhuisopnames is de piek achter
de rug en zet de daling in de nieuwe opnames en de bezetting van de verpleegafdelingen
verder door.
De daling wordt veroorzaakt door een toename van de immuniteit door vaccinatie in
aanvulling op de immuniteit door doorgemaakte infectie. Ook het seizoeneffect speelt
een positieve rol.
In het Nederlands verplaatsingspanel is er een duidelijke afname van verplaatsingen
voor onderwijs te zijn, samenhangend met de meivakantie. Daarnaast is te zien dat
gedurende de periode dat de avondklok van kracht was, de verplaatsingen tussen 22.00
uur en 4.30 gehalveerd waren (van 4 –5% van de panelleden per dag naar 2% per dag).
Uit CoMix-studie blijkt dat tijdens de avondklokperiode de fractie van de participanten
die bezoek hebben ontvangen, duidelijk is afgenomen.
Het kabinet onderschrijft het advies van het OMT over het verloop van de epidemie
en maakt dat zich eigen.
Bij de voorbereiding van deze regeling zijn eveneens inzichten uit de uitvoering van
de zorg betrokken. Daaraan wordt het volgende ontleend.
De druk op de zorg is nog steeds hoog en er vindt nog steeds afschaling van reguliere
zorg plaats, al is dat in afnemende mate. Uit de NZa-rapportage van 20 mei blijkt
dat landelijk 64% van de operatiekamers weer in gebruik is; vorige week was dat 59%.
Deze week geven 26 ziekenhuizen aan de kritiek planbare zorg (zoals kankerbehandelingen)
niet meer volledig volgens planning te kunnen leveren. Vorige week waren dit er 28.
Negen van deze ziekenhuizen (evenveel als vorige week) kunnen bepaalde vormen van
deze zorg niet meer binnen de vereiste zes weken verlenen; hier nemen dan andere ziekenhuizen
de noodzakelijke zorg over. Deze week wordt planbare zorg (zoals een knie-heup-of
staaroperatie) wordt in 34% van de ziekenhuizen niet geleverd. Dit was vorige week
nog 38%. Andere ziekenhuizen leveren deze zorg deels en 2% van de ziekenhuizen kan
de planbare zorg weer volledig leveren.
Het stuwmeer van uitgestelde zorg neemt dus nog steeds toe, al is dat in een steeds
lager tempo. Het is van belang dat er binnen zes weken zicht moet zijn op een structurele
en omvangrijke daling van de IC-bezetting door COVID-patiënten om het stuwmeer van
uitgestelde zorg in klasse 3 weer in te halen. En daarnaast moet er (snel) ruimte
komen om de uitgestelde planbare zorg weer in te halen.
Hierbij speelt ook mee dat het ziekenhuispersoneel in de gelegenheid moet worden gesteld
om te herstellen en bij te komen van hun inspanningen sinds de eerste golf. Dit heeft
een drukkend effect op de beschikbare capaciteit voor covid-, inhaal-en reguliere
zorg in de rest van 2021.
3. Hoofdlijnen van deze regeling
Openingsplan stap 3
Het kabinet heeft op dinsdag 13 april 2021 het openingsplan gepresenteerd. Het doel
van het openingsplan en de bijhorende routekaart is om visueel de stappen weer te
geven die de komende periode gezet kunnen worden. Met deze regeling wordt stap 3 van
het openingsplan gezet.
Stap 3 is in het openingsplan beschreven als het openen van doorstroomlocaties3 (onder voorwaarden), het openen van eet- en drinkgelegenheden voor uit eten (onder
voorwaarden), het openen van culturele instellingen (onder voorwaarden) en het verruimen
van voorwaarden voor sportbeoefening, zowel binnen als buiten. Daarnaast is sprake
van het verruimen van groepsverbanden van twee naar vier personen en het verruimen
van het maximaal aantal personen in binnenruimten van dertig personen of ruimer indien
gerelateerd aan de oppervlaktenorm. Hieronder wordt beschreven op welke wijze de maatregelen
vorm zijn gegeven in deze regeling.
De maatregelen gaan daarmee met inwerkingtreding van deze regeling op 5 juni 2021
ten opzichte van de voorheen geldende maatregelen over van een 'gesloten, tenzij'-systeem
naar een 'open, tenzij'-systeem. Deze regeling markeert in deze zin het einde van
de lockdown. Stap 3 van het openingsplan houdt daarmee in dat de lockdown wordt beëindigd
en vervangen door algemene voorwaarden voor openstelling, met uitzondering van de
dansgelegenheden, zoals nachtclubs en discotheken. Deze blijven ook in deze stap nog
gesloten vanwege de epidemiologische risico’s die met openstelling daarvan gepaard
gaan. In stap 3 is placering, behalve bij doorstroomlocaties, een voorwaarde voor
openstelling van locaties. Verplichte placering is door de aard van de activiteit
van dansgelegenheden niet haalbaar. Ook geldt er nu nog een sluitingstijd om 22.00
uur voor horecagelegenheden, inclusief een alcoholverbod tussen 22.00 en 06.00 uur.
Daarbij is het bij dansgelegenheden evenmin mogelijk om de veilige afstandsnorm te
borgen. Het groepsvormingsverbod en het thuisbezoekadvies zijn weer verruimd naar
maximaal vier personen.
Onderstaand wordt ingegaan op de meer sectorspecifieke voorwaarden voor openstelling,
gevolgd door een beschrijving van de mogelijkheid om versneld tot verruimde mogelijkheden
voor openstelling voor het publiek te komen door gebruik te maken van toegangsbewijzen
in bepaalde sectoren.
Eet- en drinkgelegenheden
Met de beëindiging van de lockdown worden ook alle eet- en drinkgelegenheden met uitzondering
van dansgelegenheden (nachtclubs en discotheken) onder voorwaarden opengesteld. Uitgangspunten
hierbij zijn dat het bezoek aan de eet- en drinkgelegenheden gecontroleerd plaatsvindt,
er geen oploop van publiek ontstaat in de omgeving van de eet- en drinkgelegenheden,
en er een beperkt aantal van vijftig personen (inclusief kinderen tot en met twaalf
jaar) tegelijk als publiek per zelfstandige ruimte binnen of per terras aanwezig mogen
zijn. Personeel dat aan het werk is, telt niet mee bij dit maximum, omdat dit geen
publiek is. Daarnaast wordt gewerkt met placering (vaste zitplaats), triage, reservering
(maximaal vier personen per reservering), registratie en worden er beperkingen gesteld
door maximaal vier personen per placering toe te staan (uitgezonderd van dit maximum
en het maximum ten aanzien van reserveringen zijn kinderen tot en met twaalf jaar
en personen die op hetzelfde adres woonachtig zijn).
Specifiek voor binnen geldt dat er na 18.00 uur gewerkt wordt met maximaal twee gecohorteerde
shifts waarbij gasten op een vast tijdstip arriveren en vertrekken. Ook dient men
aan een tafel te zitten. Het is niet toegestaan om zitplaatsen aan de bar of bij een
kansspelautomaat toe te wijzen. Ook zijn de basisregels, zoals de veiligeafstandsnorm
en de protocollen van de horecasector onverkort van kracht.
Het is de beheerder toegestaan de eet- en drinkgelegenheid inclusief het (buiten)terras
tussen 06.00 en 22.00 uur geopend te hebben voor publiek. Er is nog steeds sprake
van beperkte openingstijden om zo het aantal contactmomenten in de tijd te beperken,
maar het biedt de horeca tegelijkertijd op veilige en verantwoorde wijze meer ruimte
om ook uit eten weer mogelijk te maken. Het verbod op het verkopen van alcohol in
publieke plaatsen en het verbod op het gebruiken en het voor consumptie gereed hebben
van alcohol in openbare plaatsen schuift op naar 22.00 uur. Hiermee wordt voorkomen
dat na de sluiting van de horeca, groepen mensen zich met alcohol naar andere plekken
verplaatsen. Zelfbediening is niet toegestaan. Iedereen dient aan een tafel te zitten
en zelfbediening ondermijnt dit.
Amusement binnen in de eet- en drinkgelegenheden en op en rondom het terras is niet
toegestaan. Dus onder meer geen optredens en geen tv-schermen. Alleen achtergrondmuziek
is toegestaan. Op deze wijze wordt voorkomen dat de naleving van de maatregelen (onder
andere zitten aan een tafel, niet gezamenlijk zingen en de veiligeafstandsnorm) onder
druk komt te staan. Daarnaast wordt hiermee voorkomen dat er een toeloop ontstaat
bij bijvoorbeeld de buitenterrassen om gezamenlijk naar een scherm of optreden te
kijken.
Omdat het publiek in groepen van maximaal vier personen moet worden geplaceerd, worden
de contactmomenten met anderen geminimaliseerd. Om dezelfde reden wordt ook het aantal
gecohorteerde shifts vanaf 18.00 uur beperkt tot maximaal twee. Het beperken van het
aantal mensen dat bij elkaar geplaceerd is tot vier personen, sluit aan bij de regels
voor de maximale groepsvorming.
Om het bezoek aan de eet- en drinkgelegenheden zodanig te organiseren dat aan deze
voorwaarden kan worden voldaan, is een reservering verplicht, waarbij ook reserveren
aan de deur is toegestaan (‘wait to be seated’). Het horecapersoneel wordt dringend
geadviseerd om twee keer per week voorafgaand aan de dienst een zelftest af te nemen.
Hiermee wordt, net zoals in het onderwijs, beoogd om eventuele besmettingen tijdig
te onderkennen en de eventuele transmissie van het virus in de horeca sector te verminderen.
De dansgelegenheden (nachtclubs en discotheken) blijven als zodanig gesloten, omdat
er slechts sprake kan zijn van geplaceerde activiteiten bij eet- en drinkgelegenheden.
Afhalen en nuttigen op locaties, zoals attractieparken, dierenparken, bioscopen en
theaters is toegestaan tussen 06.00 en 22.00 uur. Uiteraard blijven naleving van de
veiligeafstandsnorm en de hygiënemaatregelen onverkort van kracht. Afhaal voor anders
dan ter plaatse is mogelijk tussen 06.00 tot 01.00 uur.
Detailhandel
Na een periode waarin met voorzichtige stappen en onder voorwaarden de niet-essentiële
winkels verder zijn opengesteld, kunnen gezien de epidemiologische situatie enkele
voorwaarden worden versoepeld. Hiermee worden de winkeltijden verruimd, zodat koopavonden
weer mogelijk zijn. Ook komen de venstertijden voor kwetsbare groepen te vervallen
en worden de tijden waarop het verbod op het verkopen van alcohol geldt gewijzigd
naar 22.00 uur tot 06.00 uur.
Gezien het feit dat de meeste kwetsbaren gevaccineerd zijn, kunnen de venstertijden
voor deze groepen verantwoord worden losgelaten. Doordat winkels langer geopend zijn
en de venstertijden voor kwetsbare groepen vervallen, kan het winkelend publiek zich
over meer uren spreiden, hiermee wordt beoogd de drukte in de winkels te verminderen.
Het voorkomen van drukte wordt mede bereikt door het aantal toegestane personen dat
de winkel bezoekt, afhankelijk te stellen van de grootte van de winkel. Het maximum
aantal personen wordt bepaald aan de hand van de winkelvloeroppervlakte. Dit is de
oppervlakte van de winkeloppervlakte die toegankelijk is voor het winkelend publiek
en dus niet het magazijn. Van het personeel dient alleen de hoogstnodige bezetting
aanwezig zijn. De beheerder van de winkel ziet hierop toe. Klanten dienen zoveel mogelijk
alleen te komen.
Deze versoepelingen laten onverlet dat winkels er (vrijwillig) voor kunnen kiezen
om gebruik te maken van winkelen op afspraak of 'bestellen en afhalen' en de daarbij
behorende protocollen. Naleving van de veiligeafstandsnorm, de mondkapjesplicht en
de hygiënemaatregelen blijven onverkort van kracht in publieke plaatsen, zoals winkels.
Dit geldt ook voor de geldende afspraken en protocollen die zijn gemaakt met de warenmarkten
en de detailhandel. Dit betreft afspraken over deurbeleid, informatie aan de deur
over het maximaal aantal toegelaten personen en voorkomen van oploop van publiek.
Uit de protocollen voor de detailhandel volgt dat winkeliers (met posters) op de deur
of de etalage het maximaal aantal toegestane personen in de winkel zichtbaar maken
voor klanten en toezichthouders. Uitgangspunt in de protocollen is dat er één klant
per 10 m2 winkelvloeroppervlakte wordt binnengelaten.
Sportbeoefening
Binnen en buiten wordt het voor personen van achttien jaar en ouder toegestaan om
tijdens de sportbeoefening de veiligeafstandsnorm los te laten als dat nodig is voor
normale sportbeoefening, waarbij een groepsgrootte van maximaal vijftig personen geldt.
Met deze verruiming wordt het weer mogelijk om op normale wijze te trainen. Dit maakt
het sporten aantrekkelijker. Deze mogelijkheden voor sporten gelden aanvullend op
de reeds bestaande mogelijkheden voor personen tot en met zeventien jaar om te sporten.
Daarnaast wordt het voor personen tot en met zeventien jaar mogelijk om wedstrijden
te spelen, ook met personen van een andere sportvereniging. De wedstrijden worden
bij voorkeur zo lokaal mogelijk georganiseerd. Hierbij kan gedacht worden aan een
wedstrijd tegen een naburige sportclub.
Bij de topsportwedstrijden die op dit moment toegestaan zijn, gaat een maximum aantal
toeschouwers van vijftig geplaceerde personen gelden. Bij het gebruik van toegangsbewijzen
geldt als maximum 100% van de capaciteit op anderhalve meter afstand.
Stap 3 uit het openingsplan behelst ook een verruiming ten aanzien van de openstelling
van faciliteiten op sportaccommodaties. De sportkantines zijn open, in lijn met de
regels die gelden voor andere eet- en drinkgelegenheden. Daarnaast zijn de douches
en kleedkamers weer geopend.
Door in ruimere mogelijkheden voor sporten te voorzien, zullen meer Nederlanders een
actieve gezonde levensstijl kunnen oppakken.
Publieke plaatsen waar kunst en cultuur vertoond worden, worden onder voorwaarden
voor publiek opengesteld. Het gaat dan bijvoorbeeld om concertzalen, poppodia, theaters,
bioscopen, filmhuizen, musea en monumenten. Aan de openstelling van deze plaatsen
zijn de algemene voorwaarden verbonden die gelden voor het openstellen van publieke
plaatsen en, voor zover aan de orde, het organiseren van evenementen. Het gaat dan
om het werken met reserveringen (van maximaal vier personen met uitzondering van jongeren
tot en met twaalf jaar en personen die woonachtig zijn op hetzelfde adres), gezondheidscheck,
registratie en placering (tenzij sprake is van een doorstroomlocatie), het scheiden
van stromen van publiek en het implementeren van hygiënemaatregelen. Voor zover in
deze plaatsen etenswaren of drank wordt aangeboden, gelden tevens de regels voor eet-
en drinkgelegenheden. Dit betekent dat de eet- en drinkgelegenheid op deze locaties
gesloten dient te zijn voor het nuttigen ter plaatse om 22.00 uur.
Voor deze plaatsen is een maximum gesteld aan het aantal personen dat als publiek
aanwezig mag zijn. Voor publieke binnenruimten geldt dat per zelfstandige ruimte in
beginsel ten hoogste vijftig personen als publiek aanwezig mogen zijn. Hierop gelden
een aantal uitzonderingen.
Een uitzondering voor jongeren tot en met zeventien jaar die deelnemen aan georganiseerde
jeugdactiviteiten en personen die deze activiteit organiseren en begeleiden, personen
die beroepsmatige of bedrijfsmatige kunst- en cultuur beoefenen (professionals). In
deze gevallen geldt er geen maximumaantal. Als geen sprake is van een georganiseerde
jeugdactiviteit, tellen jongeren tot en met zeventien jaar wel mee voor het maximum
van vijftig personen per zelfstandige ruimte. Tot slot wordt een uitzondering gemaakt
voor doorstroomlocaties. Bij doorstroomlocaties geldt dat één persoon per tien vierkante
meter voor publiek toegankelijke oppervlakte kan worden binnengelaten. Daarnaast geldt
een uitzondering voor plaatsen met een zaalcapaciteit van groter dan duizend plaatsen.
Zie onderstaande toelichting daarop.
Volledigheidshalve zij vermeldt dat personen die op een publieke plaats werkzaam zijn
of daar werkzaamheden uitvoeren, niet als publiek worden gekwalificeerd. Zij tellen
dus niet mee voor het gestelde maximumaantal personen per zelfstandige ruimte.
Kunst- en cultuurbeoefening
Het gaat om de actieve beoefening (participatie) van kunst en cultuur als culturele
uiting en niet om recreatief tijdverdrijf. Die beoefening kan zowel plaatsvinden door
professionals als door amateurs. Bij kunst en cultuur gaat het naast podiumkunsten,
zoals theater, dans en muziek, om beeldende kunst, letteren, film en ontwerp, zoals
architectuur en digitale vormgeving. De opsomming van deze sectoren is ontleend aan
hoofdstuk 3 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid. Onder kunst- en cultuurbeoefening
vallen bijvoorbeeld muziek-, schilder- en poëzieles, alsook het repeteren en opnemen
van dans, acteerwerk en spoken word.
Voor de locaties waar kunst- en cultuur wordt beoefend gelden de algemene regels voor
publieke binnenruimten, waaronder het werken met reserveringen (van maximaal vier
personen met uitzondering van jongeren tot en met zeventien jaar en personen die woonachtig
zijn op hetzelfde adres) en placering (tenzij sprake is van een doorstroomlocatie
of voor zover de aard van de kunst- en cultuurbeoefening zich tegen placeren verzet).
Ook hier geldt dat het toegestane aantal personen (publiek) per zelfstandige ruimte
is verhoogd naar vijftig. Docenten en begeleiders zijn hiervan uitgezonderd. Groepslessen
zijn daarmee weer toegestaan. Het is niet toegestaan publiek als toeschouwer toe te
laten bij de beoefening van kunst en cultuur door amateurs. Toeschouwers zijn enkel
toegestaan bij de vertoning van beroeps- of bedrijfsmatige beoefening van kunst- en
cultuur (professionals).
Bij de beoefening van kunst- en cultuur geldt een uitzondering op de veiligeafstandsnorm.
Deze uitzondering is enkel van toepassing indien de activiteit niet op gepaste wijze
kan worden uitgeoefend met inachtneming van de veilige afstand. In alle overige gevallen
moet deze afstand wel in acht worden genomen. Het verschil tussen ‘podiumkunst en
acteren’ en ‘kunst- en cultuurbeoefening’ komt met deze wijziging te vervallen.
Ten aanzien van zingen, blijft het advies gelden om in binnenruimten niet te zingen
in groepsverbanden (zoals koren). Op dit advies geldt een uitzondering voor professionals
en jongeren tot en met twaalf jaar.
Uitzondering maximaal aantal personen per zelfstandige ruimte
Voor alle plaatsen met een (zaal)capaciteit groter dan duizend plaatsen wordt een
uitzondering gemaakt op het maximale aantal personen per zelfstandige ruimte. Op deze
plaatsen geldt een maximum van tweehonderdvijftig bezoekers per zelfstandige ruimte,
mits de bezoekers geplaceerd worden en de veiligeafstandsnorm door hen in acht kan
worden genomen. Gezien de capaciteit en faciliteiten van deze plaatsen, is het verhoogde
maximum aantal verantwoord. Dit geldt voor grote theaterzalen, poppodia en bijvoorbeeld
evenementenhallen. Gedacht moet worden aan locaties als Carré, Ahoy, AFAS en het Concertgebouw.
De grens is daarbij op 1.000 plaatsen gesteld, omdat enerzijds vanaf 1.000 met recht
gesproken kan worden over grote locaties, en anderzijds om het aantal locaties waar
250 bezoekers toegestaan worden, zo beperkt mogelijk te houden. Hiermee wordt ook
recht gedaan aan de stand van de epidemiologische situatie in stap 3.
Ook is een uitzondering gemaakt op het maximum aantal personen voor zelfstandige ruimten
met een verkeersfunctie zoals de toegangshal, gangen en garderobes.
Voor de voorwaarden die gelden is in de regel bepalend waar de betreffende plaats
in hoofdzaak op is gericht. Voor plaatsen met meerdere functies geldt dat de voorwaarden
voor die specifieke functie worden gehanteerd. Voor een bioscoop met een eet- en drinkgelegenheid
gelden dus de voorwaarden die voor de bioscoop en de eet- en drinkgelegenheid afzonderlijk
gelden. Verder gelden de voorwaarden ook afzonderlijk. Indien in een bioscoop meerdere
eet- en drinkgelegenheden zijn gevestigd dan gelden de voorwaarden per afzonderlijke
eet- en drinkgelegenheid.
Toegangsbewijzen
Met de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen is het mogelijk
om een coronatoegangsbewijs in te zetten als instrument om beperkende maatregelen
in het kader van de bestrijding van het virus eerder en ruimer te versoepelen. De
inzet van het coronatoegangsbewijs is gekoppeld aan de stappen van het openingsplan
en de routekaart. Bij iedere stap die gezet wordt in het openingsplan kunnen ook toegangsbewijzen
worden ingezet in vooraf in het openingsplan aangewezen sectoren onder de voorwaarden
zoals beschreven in het addendum van de routekaart.
Deze regeling maakt het mogelijk als onderdeel van stap 3 van het openingsplan het
coronatoegangsbewijs in te zetten voor een deel van de sectoren die in de wet zijn
benoemd. Concreet betekent dit dat in aanvulling op een aantal sectoren die open mogen
in stap 3, deze sectoren toegangsbewijzen kunnen inzetten om meer personen toe te
laten dan de maximale vijftig per zelfstandige ruimte, namelijk 100% van de capaciteit
op anderhalve meter afstand. Het gaat dan specifiek om horecagelegenheden en culturele
instellingen die werken met placering. Daarnaast wordt ook geplaceerd publiek bij
sportwedstrijden en evenementen toegestaan. Belangrijke voorwaarde is dat het in alle
gevallen gaat om activiteiten waar het publiek geplaceerd is en om evenementen. Hierbij
wordt nog opgemerkt dat de overige voorwaarden voor openstelling onverkort gelden.
Het gaat dan bijvoorbeeld om verplichte reservering, registratie en gezondheidscheck,
mondkapjes, het scheiden van stromen en het treffen van hygiënemaatregelen. Ook de
veiligeafstandsnorm blijft in deze fase nog steeds onverkort van toepassing. Ten overvloede,
voor evenementen geldt daarnaast dat in een voorkomend geval de reguliere regels van
toepassing zijn, in het bijzonder een eventueel regulier vergunnings- of meldingstraject
op lokaal niveau, indien de gemeenteraad daar bij verordening in heeft voorzien.
De inzet van het coronatoegangsbewijs is niet verplicht voor de horeca en de culturele
instellingen. Het is aan de ondernemers en organisaties in de deze sectoren of zij
coronatoegangsbewijzen willen inzetten. Op basis van het bovenstaande wordt concreet
gemaakt wat mogelijk wordt voor ondernemers en instellingen met de inzet van toegangsbewijzen:
het maximum aantal bezoekers wordt verhoogd dat kan worden toegelaten. Zonder coronatoegangsbewijzen
geldt het maximum aantal van vijftig personen per shift in eet- en drinkgelegenheden
en vijftig personen per zaal voor culturele instellingen. Geplaceerd publiek bij amateursportwedstrijden
en evenementen zijn ook niet mogelijk zonder toegangsbewijzen. Organisatoren van professionele
sportwedstrijden en evenementen die nog niet zijn toegestaan onder stap 3 zijn wel
verplicht om gebruik te maken van toegangsbewijzen.
Iedere ondernemer of organisator is zelf verantwoordelijk voor handhaving van de inzet
van de toegangsbewijzen. Dat ziet onder andere op het gebruik van de CoronaCheck app
of het papieren toegangsbewijs door de bezoekers, controle aan de deur en gebruik
van de CoronaCheck Scanner app voor de controle van het toegangsbewijs. Er is geen
andere inzet voorzien van de gemeentelijke handhavers dan de reguliere inzet voor
de handhaving van de beperkende maatregelen in het kader van de bestrijding van het
virus.
Ten behoeve van eenduidigheid is ervoor gekozen om ondernemers die gebruik willen
maken van toegangsbewijzen toe te staan enkele uren gebruik te maken van het instrument
toegangsbewijs. Tegelijkertijd is het niet de bedoeling dat een ondernemer ervaart
dat er alsnog een verplichting is altijd gebruik te blijven maken van toegangsbewijzen.
Daarom kan een ondernemer altijd stoppen met het gebruik van toegangsbewijzen. Wel
geldt dat op dezelfde dag niet gewisseld mag worden tussen twee regimes. Tevens heeft
het gebruik van toegangsbewijzen betrekking op de gehele locatie. Er kan niet worden
gekozen om alleen in één zaal gebruik te maken van toegangsbewijzen.
Burgers kunnen zich gratis laten testen bij één van de daarvoor ingerichte teststraten.
Gemiddeld zijn momenteel alle testlocaties voor 91% van de burgers bereikbaar in dertig
minuten met de auto (enkele reis). Voor gemiddeld 60% van de burgers is een testlocatie
binnen twintig minuten bereikbaar. Er wordt gewerkt aan een landelijke dekking onder
de twintig minuten voor een enkele reis.
4. Noodzakelijkheid en evenredigheid
Na stap 2 wil het kabinet met stap 3 uit het openingsplan terugkeren naar de basismaatregelen
van risiconiveau 3 ‘ernstig’ uit de routekaart.
Het OMT constateert dat de epidemiologische ontwikkelingen van de afgelopen week relatief
gunstig zijn, met een daling van de incidentie van de SARS-CoV-2-infecties in alle
leeftijdsgroepen (inclusief de 18–24-jarigen). De nieuwe varianten worden nauw gevolgd
om eventuele gevolgen voor de epidemie op langere termijn in kaart te brengen. Het
reproductiegetal is verder gedaald op basis van alle gebruikte indicatoren. Echter,
het aantal besmettelijke personen blijft nog steeds op een hoog niveau (> 100.000
personen) in Nederland.
Het OMT verwacht, volgens zijn advies van 22 mei 2021, dat op 9 juni aan de genoemde
parameters voldaan kan worden voor het zetten van stap 3. Het OMT onderstreept echter
het eerdere advies om na een versoepeling ten minste twee à drie weken af te wachten
wat het effect van de versoepelingen is en te bezien of inderdaad aan de eisen voor
de volgende versoepeling voldaan wordt. Daarnaast blijkt volgens het advies van het
OMT uit de modellering van de verschillende scenario’s dat als in aanvulling op het
verder openen van de scholen daarop ook stap 3 eerder wordt genomen, 2 juni 2021 ten
opzichte van 9 juni 2021, dit een aanzienlijke stijging in het aantal infecties geeft
(een ordegrootte van enkele tienduizenden infecties meer ten opzichte van het niet
nemen van stap 3 en het niet verder openen van voortgezet onderwijs), en een stijging
in het aantal opnames (zodat er een verdubbeling is van het aantal opnames op de IC
op 1 juli 2021 ten opzichte van het niet nemen van stap 3 en het niet openen van voortgezet
onderwijs). Daarom adviseert het OMT om stap 3 uit het openingsplan niet te vervroegen.
Sociale en economische gevolgen
Voor de besluitvorming over deze regeling is opnieuw rekening gehouden met het maatschappelijk
beeld volgens de inzichten van het Sociaal en Cultureel Planbureau (hierna: SCP),
dat ook aan de eerdere besluitvorming ten grondslag heeft gelegen en onverminderd
van belang blijft. Bovendien zijn bij de voorbereiding de reflecties op de gevolgen
van het SCP, een sociaal-maatschappelijke en economische weging van de gevolgen door
de Ministeries van Financiën, Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Sociale Zaken
en Werkgelegenheid (SZW) en uitvoeringstoetsen op de maatregelen door andere departementen,
de gedragsunit van het RIVM, de Nationale Politie (hierna: NP), de veiligheidsregio’s
en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) betrokken. Aan deze reflecties
wordt het volgende ontleend.
SCP
Het SCP wijst in verband met het ontvangen van bezoek en sociaal contact op het volgende.
Sociaal contact speelt een belangrijke rol in het welbevinden van mensen. Mensen missen
vooral de intiemere sociale contacten en kleinere bijeenkomsten. Uit onderzoek van
de gedragsunit van het RIVM blijkt dat 78% van de deelnemers het mist om familie en
vrienden in het echt te zien. Gevoelens van eenzaamheid zijn de afgelopen maanden
toegenomen. In maart 2021 voelt 81% van de jongeren van 16–24 jaar zich enigszins
tot sterk eenzaam, voor oudere leeftijdsgroepen ligt dit iets lager, op 62% tot 66%.
Sociaal contact heeft ook een preventieve functie; bijvoorbeeld voor het tijdig signaleren
van somberheid en angst, en om op mogelijkheden van hulp te wijzen.
Over de culturele en creatieve sector meldt het SCP dat deze goed is voor 320.000
banen en 4,5% van onze totale werkgelegenheid. Creatieve ondernemers, kunstenaars
en verenigingen zijn hard geraakt door de crisis. Vrijetijdsbesteding, waaronder cultuurparticipatie,
draagt bij aan ontplooiing, ontspanning, ontmoeting, ondersteuning en onderscheiding,
en kan er juist in tijden van tegenslag enorm toe doen. Cultuurparticipatie kan bijdragen
aan verbondenheid tussen mensen en groepen met verschillende achtergronden. Digitale
mogelijkheden van cultuurparticipatie kunnen de beleving en sociale effecten van een
live-bezoek niet evenaren. Beperkte (culturele) participatie kan mogelijk extra negatief
uitpakken voor kwetsbare mensen die juist daar (nog) een stuk van hun welbevinden
aan ontlenen.
Het openen van doorstroomlocaties geeft mensen meer mogelijkheden voor activiteiten
buitenshuis. Een groep mensen heeft daar sterke behoefte aan en het openen van deze
locaties kan een bijdrage leveren aan een verbetering van hun (fysieke en mentale)
welbevinden. Met name mensen in steden hebben zelf vaak weinig leefruimte en delen
de buitenruimte zoals parken met velen. Het openen van (doorstroom)locaties kan de
druk op die buitenruimte verlichten.
Over de inzet van toegangsbewijzen voor versnellingen en verruimingen, het hanteren
van alternatieve capaciteitsnormen en het al dan niet verplichten hiervan constateert
het SCP dat deze bij uitstek een politieke keuze zijn. Brancheorganisaties uiten via
de media zorgen dat vooral bij kleinschalige locaties de drempel van een toegangsbewijs
te hoog gaat zijn, bezoek uitblijft of slechts incidenteel zal zijn. Er worden eveneens
zorgen geuit over het hanteren van een percentage voor maximale capaciteit op anderhalve
meter, wat in aantallen potentiele bezoekers vooral perspectief biedt voor grotere
locaties.
De veiligheid van het ontmoeten van elkaar op terrassen, in restaurants en in culturele
instellingen is beter te waarborgen dan op openbare plekken vanwege regels die dienen
te worden nageleefd en het toezicht daarop door het personeel.
EZK, FIN, SZW
In de reflectie van de ministeries van EZK, Financiën en SZW op de sociaal-economische
gevolgen van de maatregelen van stap 3 wijzen de drie ministeries erop dat een zo
snel mogelijke heropening grote economische en maatschappelijke baten heeft, zolang
het effect op de virusverspreiding niet zo groot is dat het nieuwe, zwaardere maatregelen
nodig maakt. Voor gesloten sectoren telt elke week.
De economische baten van heropening zijn groot: economische schade verdwijnt immers
niet door steun. Steun verandert wie de schade draagt. Weken open of dicht kan miljarden
aan steungeld besparen: exclusief automatische stabilisatoren en belastinguitstel
kost het steunpakket naar schatting op dit moment circa € 700 miljoen per week.
Enkele weken open of dicht, kan ook op individueel niveau een groot verschil maken
voor ondernemers. Langere sluiting is een aanslag op ondernemersambities, financieel
kapitaal en investeringen in de toekomst, en doet daarmee afbreuk aan het economisch
potentieel van Nederland. Veel ondernemers lopen op hun laatste benen, en elke week
langer uitstel vergroot het risico op faillissementen en economische schade.
Helderheid over voorwaarden waaronder stappen eerder genomen worden, kan kosten besparen.
Ondernemers, studenten, werkenden en burgers weten waar ze aan toe zijn en kunnen
hier economisch en sociaal op anticiperen.
De genoemde ministeries verwachten op basis daarvan dat de maatschappelijke en economische
effecten van de versoepelingen in stap 3 positief tot aanzienlijk positief zijn, terwijl
de structurele nadelige gevolgen van de resterende maatregelen relatief laag tot gemiddeld
zijn.
Uitvoeringstoetsen
Nationale Politie
Stap 3 brengt mee dat de reguliere politietaken in volle omvang terugkeren (onder
andere alle vormen van criminaliteit en hulpverlening) en tegelijkertijd ook toezicht
en handhaving op de coronamaatregelen in de (drukkere) publieke ruimte dient plaats
te vinden. Daardoor wordt een méér dan gebruikelijk beslag op handhavingscapaciteit
gedaan en zullen situationeel keuzes gemaakt moeten worden waarbij de inzet op handhaving
van de openbare orde en directe hulpverlening prioriteit hebben.
Gemeenten (Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)) en veiligheidsregio’s
Gemeenten en veiligheidsregio’s wijzen erop dat de versoepeling veel vragen van handhaving
kunnen opleveren, omdat op meer plekken regels gehandhaafd zullen moeten worden. Het
belang van eenduidigheid en uitlegbaarheid neemt daardoor toe evenals de handhaving
door de branches zelf. Handhaving door het bevoegd gezag is een sluitstuk. De VNG
constateert verder dat in de praktijk de handhaafbaarheid van de groepsvorming buiten
en ook bij de sportbeoefening binnen en buiten ingewikkelder wordt, en geeft in overweging
deze eis los te laten en te concentreren op de veiligeafstandsnorm. De gemeenten onderschrijven
de versoepeling van onder meer de culturele instellingen en de openstelling van buurt-
en wijkcentra, in het belang van de cohesie en participatie. Met betrekking tot de
horeca merkt de VNG op dat geen houdbaar onderscheid te maken is tussen eetgelegenheden
en drinkgelegenheden. Voor het overige zijn door de VNG suggesties gedaan voor eenduidigheden
die zo veel mogelijk zijn betrokken bij de voorbereiding van deze regeling. Op het
punt van de tijdelijke regeling van toegangsbewijzen is door de VNG gewezen op het
uiteenlopen van verschillende regels, wat de handhaving en uitlegbaarheid belemmerd
en een tweedeling in de samenleving kan opleveren die gemeenten proberen te voorkomen.
Gemeenten pleiten ervoor toegangsbewijzen alleen onder randvoorwaarden toe te passen
bij activiteiten die anders niet verantwoord open kunnen vanaf stap 4 en 5 (evenementen,
nachtclubs) waarbij handhaving van de veiligeafstandsnorm en hygiënemaatregelen niet
mogelijk is. Vanuit de veiligheidsregio’s is ook gewezen op de handhaafbaarheid, waarbij
aantallen voorkeur verdienen boven percentages of vierkante meternormen. Met formuleringen
en duidingsvragen is zo veel mogelijk rekening gehouden.
ISZW en IGJ
Voorkeur van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW) is om de werknemers
ook mee te nemen in het max aantal personen per m² vloeroppervlakte. Er zijn bij ISZW
meldingen binnengekomen dat werknemers onvoldoende ruimte ervoeren om anderhalve meter
afstand te kunnen houden. Er worden weinig onregelmatigheden verwacht vanuit de inspecties
bij verdere versoepeling in de horeca en detailhandel. De horeca en detailhandel-sectoren
zijn al geruime tijd enorm actief om te anticiperen op de anderhalve meter maatregelen.
De inspecties verwachten dat de ruimere openstelling tot meer meldingen kan leiden,
wat mogelijk leidt tot behoefte om te prioriteren.
RIVM corona gedragsunit
De RIVM corona gedragsunit constateert een lichte stijging in het algemeen welbevinden.
Daarnaast zien zij dat het vertrouwen in beleid van de Nederlandse overheid verder
daalt. De gedragsunit geeft aan dat er drie voorwaarden zijn waar aan voldaan moet
worden voordat het verder versoepelen conform stap 3 verantwoord wordt geacht. Ten
eerste is traagheid bij versoepelingen geboden. Door traagheid in te bouwen kunnen
eerst de effecten van de voorgaande versoepelingen beoordeeld worden. Op deze manier
worden jojo-effecten en teleurstellingen voorkomen. Ten tweede moet in de besluitvorming
de data, zoals de OMT adviezen en aantal ziekenhuisopnames, leidend zijn in plaats
van kalenderdata. Ten derde geven zij aan dat er gekozen moet worden voor een duidelijke
en vaste koers, waarbij er aandacht is voor rechtvaardigheid en een duidelijke uitleg.
De gedragsunit pleit voor de preventieve maatregelen die het meest effectief zijn
en die mensen goed vol kunnen houden. Daarbij moet worden ingezet op communicatie
over het belang van deze maatregelen, voor zowel het tegengaan van verspreiding van
het virus als ook voor het mogelijk blijven maken van verdergaande versoepelingen.
Noodzaak
Deze regeling ziet op de voorwaarden om stap 3 van het openingsplan te kunnen zetten.
Het OMT adviseert om niet eerder dan met ingang van 9 juni 2021 stap 3 te zetten,
uitgaande van de inzichten die het OMT advies van 31 mei 2021 daarover kunnen geven.
Daar staat tegenover dat het wenselijk is om deze stap zo snel mogelijk te kunnen
maken, gelet op de maatschappelijke en economische belangen. Ondertussen blijft het
in deze fase van de epidemie nog cruciaal om stapsgewijs te handelen en om inzicht
te hebben in de gevolgen die de al gezette stappen hebben voor het verloop van de
epidemie, voordat een nieuwe stap inwerking treedt.
Het kabinet heeft daarom besloten om stap 3 met ingang van 5 juni 2021 mogelijk te
maken. Daarbij is van belang geacht dat het verloop van de epidemie de mediaan van
de prognoses relatief accuraat lijkt te volgen en – zoals het OMT schrijft – de prognose
voor de ziekenhuis- en IC opnames consistent is met de prognoses van voorgaande weken.
Zoals het OMT schrijft, is de piek in de bezetting achter de rug, daalt de bezetting
van de IC verder, is ook wat betreft de covid-19-ziekenhuisopnames de piek achter
de rug en zet de daling in de nieuwe opnames en de bezetting van de verpleegafdelingen
verder door. Bij deze overweging speelt een rol dat het verloop van de epidemie, ook
gedurende de nahang van deze regeling bij beide Kamers der Staten-Generaal, de epidemiologische
situatie nauwgezet wordt gevolgd, om te verzekeren dat stap 3 verantwoord genomen
kan worden.
Grondrechten en vrijheden
Ondanks de versoepelingen van het maatregelenpakket blijven maatregelen gelden die
met name de bewegingsvrijheid, het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer
en het recht op eigendom inperken. De epidemiologische situatie gecombineerd met de
maatschappelijke en economische gevolgen van de maatregelen biedt nu ruimte voor stapsgewijze
versoepelingen. Het blijft echter nodig dit stapsgewijs te doen en het aantal contacten
buitenshuis zoveel mogelijk te beperken tot alleen cruciale contacten. Ruimere aanpassingen
van de maatregelen dan stap 3 van het openingsplan zijn op dit moment daarom niet
mogelijk. Dit rechtvaardigt de beperkende maatregelen die na stap 3 gelden en maakt
het voortzetten van deze inperking noodzakelijk en evenredig.
Toegangsbewijzen
De coronatoegangsbewijzen worden ingezet om maatregelen te versoepelen met het doel
de samenleving sneller te openen in deze fase van de epidemie en raken aan verschillende
mensenrechten. Het gaat om de persoonlijke levenssfeer, de vrijheid van verplaatsing,
het eigendomsrecht, de lichamelijke integriteit van personen en het recht op gelijke
behandeling. Hierbij dient een afweging plaats te vinden tussen deze belangen en dient
het doel in verhouding te staan tot de beperking van het mensenrecht. Het gaat om
de afweging tussen enerzijds het bevorderen van de volksgezondheid door het terugdringen
van de virusverspreiding, waardoor minder mensen ziek zullen worden of zullen overlijden
aan de gevolgen van het virus en anderzijds het niet-beperken van mensenrechten, wat
belangrijke voordelen oplevert voor zowel individuen als de samenleving als geheel.
Bij deze afweging speelt de eerder beschreven sociaal, maatschappelijke en economische
situatie in Nederland in combinatie met het epidemiologisch beeld een belangrijke
rol. Bovendien is er geen alternatief voor handen waarmee meer bezoekers kunnen worden
toegelaten dan op dit moment verantwoord wordt geacht zonder een toegangsbewijs. Hiermee
is de inzet van toegangsbewijzen in deze sectoren ook subsidiair. Voor ondernemers
van evenementen die nog niet mogelijk zijn geldt een verplichte inzet van coronatoegangsbewijzen.
Voor overige ondernemers geldt dat ze een keuzevrijheid hebben om wel of niet gebruik
te maken van de inzet van de toegangsbewijzen. Zij worden hiertoe niet verplicht met
deze regeling. Voor bezoekers geldt dat zij voor toegang tot één van de activiteiten
waar met toegangsbewijzen wordt gewerkt, wel verplicht zijn om een toegangsbewijs
te laten zien. Hierbij wordt opgemerkt dat een bezoeker er doorgaans ook voor kan
kiezen een andere locatie te bezoeken waar een toegangsbewijs niet wordt ingezet;
horecagelegenheden voor uit eten en culturele instellingen kunnen immers ook de deuren
openen zonder de inzet van een toegangsbewijs. Met de inzet van coronatoegangsbewijzen
kunnen meer mensen in een locatie naar binnen dan zonder coronatoegangsbewijzen. Tegelijkertijd
realiseert het kabinet zich dat voor bezoekers een verdergaande beperking ontstaat
van mensenrechten en dat ongelijke behandeling op de loer ligt. Daarom heeft het kabinet
ervoor gekozen om geen kosten te verbinden aan het testen voor bezoekers en de mogelijkheid
tot testen laagdrempelig te houden. Tevens is rekening gehouden met alternatieven
voor personen die geen digitale middelen tot hun beschikking hebben door een mogelijkheid
te creëren voor een papieren toegangsbewijs.
5. Regeldruk
Toegangsbewijzen
De effecten van deze regeling op de regeldruk zijn reeds beschreven in de memorie
van toelichting op het voorstel van Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen. Voor de
burger bestaat de regeldruk uit het verkrijgen van een testuitslag en het tonen van
een toegangsbewijs, tegelijk met het identiteitsbewijs. Het gaat om een tijdsinvestering
van gemiddeld zestig tot tachtig minuten per persoon. De organisatie die verantwoordelijk
is voor de activiteit of de voorziening dient het toegangsbewijs en eventueel het
identiteitsbewijs te lezen. Zij zal een proces voor toegangscontrole moeten inrichten.
Daar is per organisatie naar schatting, eenmalig een uur voor nodig door een administratief
medewerker en een half uur door een medewerker die een controle kan uitvoeren op het
ontworpen proces. In totaal bedraagt de eenmalige toename van de regeldruk per organisatie
€ 66,–. Daarnaast is een additionele toegangscontrole nodig, die naar inschatting
gemiddeld twintig seconden extra per persoon zal vergen. Ook voor uitvoerders van
testen is er sprake van regeldruk door de inzet van toegangsbewijzen. Er wordt rekening
gehouden met zo’n vijftig uitvoerders van testen.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Dit onderdeel voegt een begripsbepaling van ‘geldig coronatoegangsbewijs’ toe aan
artikel 1.1. Een geldig coronatoegangsbewijs is een toegangsbewijs op basis van een
testuitslag als bedoeld in artikel 6.29. Voor een toelichting op de vereisten aan
een geldig toegangsbewijs wordt verwezen naar de Regeling van de Ministers van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 28 mei 2021, tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in
verband met de inzet van coronatoegangsbewijzen op basis van een testuitslag.
Onderdelen B, C, D en F
In de artikelen 2.3, 2.a5, onder b, 3.1, tweede lid, onder e en j, en 3.2, tweede
lid, onder c, stond het begrip ‘personen die podiumkunsten beoefenen en acteren’.
Dit begrip wordt vervangen door ‘personen tijdens kunst- en cultuurbeoefening’, omdat
deze term beter aansluit op de beoogde groep personen voor wie de regels gelden. Artikel 1.1
geeft een definitie van kunst- en cultuurbeoefening: beoefening van podiumkunst, beeldende
kunst, letteren, film en ontwerp als culturele uiting.
In onderdeel D is verder geregeld dat bij huwelijksvoltrekkingen voortaan vijftig
in plaats van dertig personen als bezoek aanwezig mogen zijn.
Onderdeel E
Alle publieke plaatsen zijn weer opengesteld, tenzij anders is bepaald, en personen
mogen weer in groepen van vier samenkomen. Dat betekent dat een aantal artikelen of
artikelleden kan vervallen. Het gaat om de artikelen 3.1, derde lid (groepsvormingsverbod
op twee personen), 4.a1 (sluiting publieke plaatsen), 4.10 (openstelling locaties
voor kunst- en cultuurbeoefening), 4.11 (openstelling buitenlocaties voor recreatie,
kunst en cultuur), 6.4 (sluiting kleedkamers en douches bij sportaccommodaties) en
6.7 (reservering ander bedrijfsmatig personenvervoer). De voorwaarden waaronder deze
publieke plaatsen geopend mochten zijn, komen overeen met de algemene voorwaarden
voor openstelling van publieke plaatsen, zoals opgenomen in artikel 4.1a tot en met
4.1e (nieuw) en zijn daarom overbodig.
Onderdeel G
In artikel 4.1 zijn reeds algemene voorwaarden voor de openstelling van publieke plaatsen
opgenomen (toezien op het geplaceerd blijven van geplaceerde personen, stromen van
publiek scheiden en hygiënemaatregelen treffen). Hieraan wordt een aantal voorwaarden
toegevoegd. Deze voorwaarden zijn niet nieuw, maar waren opgenomen in de artikelen
die regelden dat bepaalde publieke plaatsen geopend mochten zijn voor publiek. Nu
alle publieke plaatsen weer geopend mogen zijn voor publiek, behoudens enkele uitzonderingen,
worden de voorwaarden bij elkaar opgenomen in een aantal artikelen die voor een groot
aantal publieke plaatsen geldt.
De beheerder van een publieke plaats, zoals opgenomen in het eerste lid, draagt er
ten eerste zorg voor dat het publiek gereserveerd heeft en dat uitsluitend reserveringen
aangenomen worden voor groepsverbanden van ten hoogste vier personen (met uitzondering
van kinderen tot en met twaalf jaar en personen die op hetzelfde adres woonachtig
zijn) (artikel 4.1a).
De beheerder van een publieke plaats waar de reserveringsplicht geldt, moet er daarnaast
voor zorgen dat een gezondheidscheck wordt uitgevoerd (artikel 4.1b).
In artikel 4.1c is opgenomen dat in een publieke plaats waar de reserveringsplicht
geldt het publiek geplaceerd moet worden en het publiek niet geplaceerd wordt in groepsverbanden
van meer dan vier personen (met uitzondering van kinderen tot en met twaalf jaar en
personen die op hetzelfde adres woonachtig zijn). In het tweede lid is een aantal
publieke plaatsen hiervan uitgezonderd, waar placering tot praktische problemen leidt.
Verder geldt dat de beheerder van een publieke plaats die verplicht zijn te placeren
op grond van artikel 4.1c verplicht is bezoekers in de gelegenheid te stellen hun
contactgegevens beschikbaar te stellen (artikel 4.1d). Zo kunnen mensen worden benaderd
in het kader van bron- en contactonderzoek indien er in een bepaalde periode een besmetting
bij het personeel dan wel een bezoeker geconstateerd is. Ook draagt dit bij aan effectief
bron- en contactonderzoek door de GGD, een essentieel onderdeel van de bestrijding
van de epidemie.4 Registratie van gegevens vindt alleen plaats als de bezoeker toestemming geeft voor
de verwerking en overdracht van zijn gegevens voor de uitvoering van een eventueel
bron- en contactonderzoek door de GGD.
De gegevens moeten veertien dagen bewaard worden door de beheerder van de locatie
en daarna worden verwijderd.
Eventuele toestemming door bezoekers moet voldoen aan de eisen die de Algemene verordening
gegevensbescherming (AVG) aan een rechtsgeldige toestemming stelt, waaronder dat de
toestemming vrijelijk gegeven is, ondubbelzinnig is en voorts dat de bezoeker vooraf
geïnformeerd wordt over het specifieke gebruik van de gegevens waar hij toestemming
voor geeft. Nu de toestemming vrij moet kunnen worden gegeven, mogen aan het enkele
weigeren ervan geen consequenties worden verbonden. Wanneer beheerders persoonsgegevens
van bezoekers verwerken, zijn zij daarbij gebonden aan de regels van de AVG.
In het eerste lid, onder b, is geëxpliciteerd dat bij het vragen naar de gegevens
moet worden gewezen op de vrijwilligheid van het aanleveren van deze gegevens. Dat
kan bijvoorbeeld mondeling of door dit voor te drukken op de briefjes waarmee de gegevens
worden aangeleverd.
Uit het eerste lid, onder c, volgt dat de persoonsgegevens niet zichtbaar mogen zijn
voor anderen. Dit kan door bijvoorbeeld de gegevens te laten invullen op individuele
briefjes die dicht worden gevouwen of in een envelop worden gedaan voordat zij worden
ingenomen.
Tot slot moet de beheerder van een publieke plaats er zorg voor dragen dat er tussen
22.00 en 06.00 uur niet bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank
wordt verstrekt (artikel 4.1e). Dit alcoholverkoopverbod was eerder opgenomen in artikel
4.7 (met dien verstande dat het verbod gold tussen 20.00 en 06.00 uur).
In het tweede lid is geregeld dat de registratieplicht niet geldt voor locaties waar
contactberoepen worden uitgeoefend. Hiervoor geldt een speciaal regime zoals opgenomen
in artikel 6.8.
Onderdeel H
Artikel 4.2, eerste lid, bepaalt dat in publieke binnenruimten en op een erf behorende
bij een publieke plaats per zelfstandige ruimte en per erf ten hoogste vijftig personen
als publiek aanwezig mogen zijn. Dit is de hoofdregel die geldt voor publieke plaatsen
waar men voor een langere periode verblijft. Voor doorstroomlocaties geldt een andere
norm, namelijk één persoon per 10 m2 voor publiek toegankelijke oppervlakte. Aan de uitzondering op het maximum van vijftig
personen per ruimte voor doorstroomlocaties wordt daarom toegevoegd ‘mits als publiek
slechts één persoon per 10 m2 voor publiek toegankelijke oppervlakte worden binnengelaten’. In een winkel, warenmarkt,
parkeergarage, fietsenstalling, luchthaven, station, halteplaats, of een andere bij
het openbaar vervoer of ander bedrijfsmatig personenvervoer behorende voorziening
en de daarbij behorende perrons, trappen, tunnels en liften, mag meer dan één persoon
per 10 m2 worden toegelaten.
Ook in artikel 4.2 is de term ‘podiumkunsten beoefenen of acteren’ vervangen door
‘personen tijdens kunst- en cultuurbeoefening’.
Aan artikel 4.2, tweede lid, wordt een uitzondering toegevoegd op het maximum van
vijftig personen als publiek per zelfstandige ruimte voor plaatsen met een grote publiekscapaciteit.
Het nieuwe onderdeel h stelt een maximum van tweehonderdvijftig personen voor publieke
binnenruimten die beschikken over ten minste duizend plaatsen voor publiek. Dit minimum
aantal plaatsen geldt per zelfstandige ruimte. Gedacht kan worden aan grote poppodia
en zalencentra. Aan de uitzondering wordt wel de voorwaarden verbonden dat het publiek
geplaceerd moet zijn en dat het publiek de veilige afstand in acht moet kunnen nemen.
Ook wordt een uitzondering toegevoegd aan artikel 4.2, tweede lid, voor buitenspellocaties
en sportaccommodaties buiten. Daar geldt een maximum van één persoon per 10 m2 voor publiek toegankelijke oppervlakte. Tot slot geldt een uitzondering voor zelfstandige
ruimten met een verkeersfunctie, zoals een hal, gang of trappenhuis.
Onderdeel I
Dit onderdeel stelt de artikelen 4.3 tot en met 4.9 opnieuw vast. Artikel 4.4 (oud)
blijft in gewijzigde vorm opgenomen in de regeling. De artikelen 4.3 en 4.5 tot en
met 4.9 (oud) zijn strikt genomen niet vervallen, maar zijn wel vervangen door nieuwe
artikelen met een andere inhoud.
In artikel 4.3 waren enkele voorwaarden voor de openstelling van doorstroomlocaties
opgenomen. Deze voorwaarden zijn onderdeel geworden van de artikelen 4.1 tot en met
4.1e en het kan daarom inhoudelijk vervallen.
Enkele (delen van) publieke plaatsen blijven nog gesloten voor publiek, namelijk de
bij een eet- en drinkgelegenheid behorende dansvoorziening. Nachtclubs, discotheken
en danscafés blijven dus gesloten voor dansen. Artikel 4.3, eerste lid (nieuw), regelt
dit.
De artikelen 4.4 tot en met 4.7 (nieuw) bevatten sectorspecifieke regels voor eet-
en drinkgelegenheden.
Artikel 4.4 bevat regels voor eet- en drinkgelegenheden die zowel gelden voor de terrassen
als de publieke binnenruimten van eet- en drinkgelegenheden. Een eet- en drinkgelegenheid
wordt slechts voor publiek opengesteld indien de beheerder er zorg voor draagt dat
de plaats gesloten is tussen 22.00 uur en 06.00 uur (eerste lid, onder a). Binnen
of op of rond het terras mag geen muziek luider dan 60 decibel, optreden, tv-scherm
of ander mogelijk tot toeloop van publiek aanleiding gevend amusement zijn (eerste
lid, onder b). Het gaat dan om amusement, achtergrondmuziek is bijvoorbeeld wel toegestaan.
Verder mag ter plaatse geen oploop van publiek kunnen ontstaan (eerste lid, onder
c) en is zelfbediening niet toegestaan (eerste lid, onder d). Deze voorwaarden gelden
niet voor eet- en drinkgelegenheden in een uitvaartcentrum of in een andere locatie
waar een plechtigheid plaatsvindt ten behoeve van een uitvaart, eet- en drinkgelegenheden
in zorglocaties voor patiënten en cliënten en bezoekers van patiënten en cliënten,
eet- en drinkgelegenheden die zich bevinden op luchthavens na de securitycheck en
eet- en drinkgelegenheden binnen een locatie waar besloten en georganiseerde dagbesteding
plaatsvindt voor kwetsbare groepen. Dit is geregeld in het derde lid van artikel 4.4.
Deze regels waren voorheen neergelegd in artikel 4.4, tweede en vijfde lid (oud),
met dien verstande dat een verplichte sluiting tussen 20.00 uur (in plaats van 22.00
uur) en 06.00 uur gold.
De verplichte sluiting tussen 22.00 uur en 06.00 uur (eerste lid, onder a) geldt daarnaast
niet voor eet- en drinkgelegenheden waar uitsluitend sprake is van verkoop, aflevering
of verstrekking van etenswaren of dranken voor gebruik anders dan ter plaatse (afhaal),
mits de inrichting tussen 01.00 uur en 06.00 uur gesloten is en de duur van het verblijf
van publiek in de inrichting zoveel mogelijk wordt beperkt (artikel 4.4, tweede lid).
Dit was voorheen neergelegd in artikel 4.4, tweede lid, onder b (oud).
Ook coffeeshops mogen weer opengesteld worden voor publiek (voor gebruik ter plaatse),
maar alleen tussen 06.00 uur en 22.00 uur. Dit is neergelegd in het vierde lid.
Artikel 4.5 (oud) bepaalde dat winkels tussen 20.00 uur en 06.00 uur niet voor publiek
opengesteld mochten worden. Dit verbod geldt niet meer, waardoor bijvoorbeeld koopavonden
weer mogelijk zijn (mits lokale regelgeving daar niet aan in de weg staat). In artikel 4.5
(nieuw) zijn nu specifieke regels opgenomen voor de binnenruimten van eet- en drinkgelegenheden,
in aanvulling op de algemene regels in onder andere de artikelen 4.1 tot en met 4.1e
en 4.4 (nieuw).
Artikel 4.6 (oud) legde twee keer per dag een venstertijd op voor supermarkten (beperking
toegang tot mensen die zichzelf als oudere of als kwetsbare persoon beschouwen). Deze
venstertijden worden niet langer opgelegd. In artikel 4.6 (nieuw) zijn nu specifieke
regels opgenomen voor de terrassen van eet- en drinkgelegenheden, in aanvulling op
de algemene regels in onder andere de artikelen 4.1 tot en met 4.1e en 4.4 (nieuw).
Een terras mag enkel opengesteld worden voor publiek als het terras aan de bovenzijde
of aan drie zijden open is (onderdeel a), er niet meer dan vijftig personen als publiek
tegelijkertijd aanwezig zijn per terras (onderdeel b) en de zitplaatsen op het terras
zo staan dat het publiek op de veilige afstand van elkaar zit (onderdeel c). Deze
regels golden voorheen ook al voor de openstelling van terrassen op grond van artikel
4.4, vijfde lid (oud).
In het derde lid is nu geregeld, net als voorheen gold, dat op terrassen gebruikgemaakt
kan worden van kuchschermen. Indien kuchschermen, die aan de voorwaarden uit het derde
lid voldoen, zijn geplaatst, hoeven de zitplaatsen op het terras niet zo worden neergezet
dat het publiek op de veilige afstand van elkaar zit (eerste lid, onder c). Deze eisen
komen uit een instructie die TNO heeft opgesteld, zijn opgenomen in artikel 4.6 en
waren voorheen neergelegd in artikel 4.4, zesde lid (oud). Op grond van artikel 4.6,
derde lid, geldt dat personen die op een terras in de buitenlucht behorende bij een
eet- en drinkgelegenheid aan weerszijden van een tussen zitplaatsen geplaatst kuchscherm
zitten en hun gezicht aan de voor hen bestemde zijde van het kuchscherm houden, uitgezonderd
zijn van de veiligeafstandsnorm. Een kuchscherm is een voorwerp dat op grond van zijn
ontwerp bestemd is om ten minste geplaatst te worden tussen personen teneinde de verspreiding
van ziektekiemen tegen te gaan (zie de begripsbepaling in artikel 1.1).
Artikel 4.7 (oud) bepaalde dat de verkoop of verstrekking van alcoholhoudende drank
in publieke plaatsen niet toegestaan was tussen 20.00 uur en 06.00 uur. Dit artikel
is nu opgenomen in artikel 4.1e (nieuw).
De artikelen 4.8 en 4.9 bepaalden de voorwaarden waaronder een wellnesscentrum en
buitenlocaties voor toeschouwers van podiumkunsten of acteerwerk geopend mochten zijn
voor publiek. Deze voorwaarden komen overeen met de algemene voorwaarden voor openstelling
van publieke plaatsen, zoals opgenomen in artikel 4.1a tot en met 4.1e (nieuw) en
zijn daarom overbodig.
In artikel 4.7 is geregeld dat ten aanzien van eet- en drinkgelegenheden die gebruikmaken
van coronatoegangsbewijzen geen maximum van vijftig personen publiek per zelfstandige
ruimte, zoals opgenomen in artikel 4.2, eerste lid, en 4.6, eerste lid, onder b, geldt.
Indien het publiek geplaceerd is en uitsluitend publiek wordt toegelaten met een geldig
coronatoegangsbewijs, geldt geen maximum aantal personen als publiek, met dien verstande
dat de beheerder van een publieke plaats een plicht heeft op grond van artikel 58k,
eerste lid, Wpg om zorg te dragen voor zodanige voorzieningen of openstelling dat
de daar aanwezige personen de bij of krachtens de artikelen 58f tot en met 58j gestelde regels in acht kunnen nemen. Dit betreft onder andere de veiligeafstandsnorm,
hetgeen betekent dat indien aan de voorwaarden uit artikel 4.7 is voldaan, in een
eet- en drinkgelegenheid 100% van de capaciteit met inachtneming van de veilige afstand
benut mag zijn. Een beheerder werkt dezelfde dag of wel of niet met toegangsbewijzen,
zodat het regime niet steeds wisselt (vierde lid). Ook moet artikel 6.30 in acht worden
genomen. Voor een toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de regeling met algemene
bepalingen over toegangsbewijzen. Tot slot moet bij de toegang tot de eet- en drinkgelegenheid
zichtbaar zijn dat de betreffende locatie met toegangsbewijzen werkt. Kinderen tot
en met twaalf jaar mogen wel toegelaten worden zonder coronatoegangsbewijs (tweede
lid). Wanneer vrijwel uitsluitend personen tot en met twaalf jaar toegelaten worden,
kan geen gebruik worden gemaakt van coronatoegangsbewijzen. Dat is bepaald in het
derde lid. Het uitgangspunt van een ruimere openstelling met toegangsbewijzen is namelijk
dat de kans op verspreiding van het virus geminimaliseerd wordt, doordat men negatief
getest is, of op een andere manier aan kan tonen een beperkt risico te vormen. Wanneer
voornamelijk kinderen tot en met twaalf jaar, die geen coronatoegangsbewijs hoeven
te tonen, worden toegelaten, wordt dit doel van toegangsbewijzen tenietgedaan.
De artikelen 4.8 en 4.9 (nieuw) bevatten sectorspecifieke regels voor locaties voor
kunst en cultuur. Als aanvullende voorwaarde op de openstelling van locaties voor
kunst- en cultuurbeoefening geldt dat geen toeschouwers toegelaten mogen worden. Dit
is geregeld in artikel 4.8 (nieuw). Artikel 4.9 (nieuw) regelt dat het verbod op toeschouwers
niet geldt voor locaties waar kunst- en cultuur wordt beoefend of locaties voor de
vertoning van podiumkunst, beeldende kunst, letteren, film of ontwerp als culturele
uiting, indien het publiek geplaceerd is en uitsluitend publiek wordt toegelaten met
een geldig coronatoegangsbewijs.
Met gebruikmaking van coronatoegangsbewijzen geldt ten aanzien van deze locaties ook
geen maximum van vijftig personen publiek per zelfstandige ruimte, zoals opgenomen
in artikel 4.2, eerste lid, en 4.8. Indien het publiek geplaceerd is en uitsluitend
publiek wordt toegelaten met een geldig coronatoegangsbewijs, geldt geen maximumaantal
personen als publiek, met dien verstande dat de beheerder van een publieke plaats
een plicht heeft op grond van artikel 58k, eerste lid, Wpg, om zorg te dragen voor
zodanige voorzieningen of openstelling dat de daar aanwezige personen de bij of krachtens
de artikelen 58f tot en met 58j gestelde regels in acht kunnen nemen. Dit betreft onder andere de veiligeafstandsnorm,
hetgeen betekent dat indien aan de voorwaarden uit artikel 4.9 is voldaan, in locaties
voor kunst en cultuur 100% van de capaciteit met inachtneming van de veilige afstand
benut mag zijn.
Ook ten aanzien van locaties voor kunst en cultuur geldt dat een beheerder dezelfde
dag of wel of niet met toegangsbewijzen werkt, zodat het regime niet steeds wisselt
(vierde lid). Ook moet artikel 6.30 in acht worden genomen en moet bij de toegang
tot de locatie zichtbaar zijn dat de betreffende locatie met toegangsbewijzen werkt.
Kinderen tot en met twaalf jaar mogen wel toegelaten worden zonder coronatoegangsbewijs
(tweede lid). Wanneer vrijwel uitsluitend personen tot en met twaalf jaar toegelaten
worden, kan geen gebruik worden gemaakt van coronatoegangsbewijzen. Dat is bepaald
in het derde lid. Het uitgangspunt van een ruimere openstelling met toegangsbewijzen
is namelijk dat de kans op verspreiding van het virus geminimaliseerd wordt, doordat
men negatief getest is, of op een andere manier aan kan tonen een beperkt risico te
vormen. Wanneer voornamelijk kinderen tot en met twaalf jaar, die geen coronatoegangsbewijs
hoeven te tonen, worden toegelaten, wordt dit doel van toegangsbewijzen tenietgedaan.
Onderdeel J
Dit onderdeel wijzigt een aantal zaken in artikel 5.1, waarin het verbod op het organiseren
van evenementen is opgenomen. In het tweede lid, onder a, wordt verwezen naar de artikelen 4.9,
eerste lid, aanhef, en 4.11, eerste lid, aanhef. Deze artikelen zijn inhoudelijk gewijzigd,
waardoor de verwijzing niet meer correct is. Daarom wordt nu verwezen naar de in de
buitenlucht gelegen delen van publieke plaatsen.
In het derde lid (oud) stond een aantal voorwaarden voor het organiseren van evenementen.
Deze voorwaarden zijn aangevuld. Dit betekent dat een organisator van een evenement
er zorg voor draagt dat niet meer dan vijftig deelnemers tegelijk aanwezig zijn (derde
lid, onder a), deelnemers gereserveerd hebben voor (derde lid, onder b) en geplaceerd
worden (derde lid, onder c) in groepsverbanden van ten hoogste vier personen (met
uitzondering van kinderen tot en met twaalf jaar en personen die op hetzelfde adres
woonachtig zijn). Bij aankomst moet een gezondheidscheck uitgevoerd worden (derde
lid, onder d) en de organisator moet hygiënemaatregelen treffen. Onder deelnemers
wordt personeel niet begrepen.
Verder geldt dat organisatoren van evenementen verplicht zijn bezoekers in de gelegenheid
te stellen hun contactgegevens beschikbaar te stellen (derde lid, onder e). Registratie
van gegevens vindt alleen plaats als de bezoeker toestemming geeft voor de verwerking
en overdracht van zijn gegevens voor de uitvoering van een eventueel bron- en contactonderzoek
door de GGD. De gegevens moeten veertien dagen bewaard worden door de beheerder van
de locatie en daarna worden verwijderd. Bij het vragen naar de gegevens moet worden
gewezen op de vrijwilligheid van het aanleveren van deze gegevens. De persoonsgegevens
mogen niet zichtbaar zijn voor anderen.
Ook moeten hygiënemaatregelen worden getroffen (derde lid, onder i), stromen van publiek
gescheiden worden (derde lid, onder j) en mag tussen 22.00 uur en 06.00 niet bedrijfsmatig
of anders dan om niet alcoholhoudende drank worden verstrekt (derde lid, onder k).
Het vierde lid (oud) bepaalde dat de organisator van een evenement waarbij sprake
is van doorstroom van publiek verplicht was ervoor zorg te dragen dat deelnemers vooraf
reserveerden voor aankomst in een bepaald tijdvak en alleen werden toegelaten in het
vooraf gereserveerde tijdvak. Deze eis komt te vervallen.
Het vijfde lid (oud) bepaalde dat groepsverbanden van ten hoogste twee personen toegestaan
waren. Deze beperking van vier naar twee personen kan vervallen.
Onderdeel K
Dit onderdeel voegt een artikel toe aan paragraaf 5. Artikel 5.2 bepaalt dat het verbod
op het organiseren van evenementen (5.1, eerste lid) en het maximumaantal personen
per zelfstandige ruimte van vijftig niet gelden voor evenementen waar de deelnemers
gereserveerd hebben, geplaceerd zijn, een gezondheidscheck wordt uitgevoerd, de deelnemers
in de gelegenheid worden gesteld zich te registreren, hygiënemaatregelen worden getroffen
en indien alleen deelnemers worden toegelaten met een geldig coronatoegangsbewijs.
Daarnaast regelt artikel 5.2 dat de organisator er zorg voor moet dragen dat de daar
aanwezige personen de bij of krachtens artikel 58f gestelde regels in acht kunnen
nemen. Op grond van de artikelen 58k en 58l geldt reeds een plicht voor beheerders
van publieke en besloten plaatsen om zorg te dragen voor zodanige voorzieningen of
openstelling dat de daar aanwezige personen de bij of krachtens de artikelen 58f tot en met 58j gestelde regels in acht kunnen nemen. Evenementen kunnen echter ook plaatsvinden
in openbare plaatsen, waardoor een expliciete plicht voor de organisator van een evenement
is opgenomen.
Ook ten aanzien van evenementen geldt dat een organisator dezelfde dag of wel of niet
met toegangsbewijzen werkt, zodat het regime niet steeds wisselt (vierde lid). Ook
moet artikel 6.30 in acht worden genomen en moet bij de toegang tot het evenement
zichtbaar zijn dat de betreffende locatie met toegangsbewijzen werkt. Kinderen tot
en met twaalf jaar mogen wel toegelaten worden zonder coronatoegangsbewijs (tweede
lid). Wanneer vrijwel uitsluitend personen tot en met twaalf jaar deelnemer, kan geen
gebruik worden gemaakt van coronatoegangsbewijzen. Dat is bepaald in het derde lid.
Het uitgangspunt van een ruimere openstelling met toegangsbewijzen is namelijk dat
de kans op verspreiding van het virus geminimaliseerd wordt, doordat men negatief
getest is, of op een andere manier aan kan tonen een beperkt risico te vormen. Wanneer
voornamelijk kinderen tot en met twaalf jaar, die geen coronatoegangsbewijs hoeven
te tonen, worden toegelaten, wordt dit doel van toegangsbewijzen tenietgedaan.
Onderdeel L
De veiligeafstandsnorm geldt niet meer voor personen die sport beoefenen tijdens de
beoefening van de sport, voor zover de sport niet op gepaste wijze kan worden beoefend
met inachtneming van de veilige afstand. Voorheen gold de veiligeafstandsnorm alleen
niet voor bepaalde personen die sport beoefenden, zoals topsporters en kinderen en
jongeren. Artikel 6.1 is overeenkomstig aangepast.
Onderdeel M
Artikel 6.2 bevat uitzonderingen op de groepsvormingsverboden, zoals opgenomen in
de artikelen 3.1, eerste lid, en 3.2, eerste lid. Personen vanaf achttien jaar zijn
uitgezonderd van het groepsvormingsverbod, maar alleen mits het groepsverband niet
groter is dan vijftig personen. De reserveerplicht uit artikel 4.1a voor maximaal
vier personen geldt niet ten aanzien van topsporters en sporters in sportaccommodaties.
Voor topsporters geldt aanvullend het maximum van vijftig personen per zelfstandige
ruimte niet.
Onderdeel N
Sportwedstrijden van topsporters zijn weer toegestaan met toeschouwers. Hierbij geldt
een maximum van vijftig personen als toeschouwers. In locaties waar duizend personen
geplaceerd kunnen zijn, geldt een maximum van tweehonderdvijftig personen. Daarom
vervalt de beperking ten aanzien van toeschouwers in de aanhef van het eerste lid
van artikel 6.3.
Subonderdeel 2 betreft allereerst een wetstechnische wijziging. De verwijzing naar
artikel 6.1, eerste lid, is niet meer van toepassing. Ten tweede wordt het aantal
toegestane toeschouwers bij wedstrijden van topsporters gelimiteerd op vijftig personen.
Het verbod op wedstrijden voor volwassenen geldt voortaan zowel binnen als buiten
niet, mits geen toeschouwers worden toegelaten (bij amateursport) en mits alleen op
de locatie en tussen de leden van de sportvereniging waarbij zij als lid zijn aangesloten.
Personen tot en met zeventien jaar mogen voortaan ook wedstrijden buiten de eigen
vereniging spelen. Daarom vervalt in onderdeel c de zinsnede ‘op de locatie en tussen
de leden van de sportvereniging waarbij zij als lid zijn aangesloten of tijdens sportactiviteiten
georganiseerd door of in opdracht van de gemeente’.
Onderdeel O
Het is voortaan toegestaan alcoholhoudende drank te gebruiken of voor consumptie gereed
te hebben op openbare plaatsen tussen 06.00 en 22.00 uur. Voorheen was dit tussen
06.00 en 20.00 uur. Dit onderdeel wijzigt de tijden in artikel 6.9, eerste lid, conform
voorgaande.
Onderdeel P
Om de Fieldlab evenementen, de praktijktesten drinkgelegenheden en de pilots testbewijzen
mogelijk te maken, was in de artikelen 6.14, 6.14a en 6.14b bepaald dat een aantal
maatregelen niet gold ten aanzien van de praktijktesten en pilots. Door de gewijzigde
opbouw van deze regeling is aanpassing van de verwijzing naar de artikelen die niet
gelden voor de praktijktesten en pilots noodzakelijk. Dit onderdeel regelt dit.
Artikel II
In artikel II van de Regeling van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december
2020 tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met
een verzwaring van de maatregelen (Stcrt. 2020, 66909) is geregeld dat enkele tijdelijk werkende bepalingen nadat zij zijn uitgewerkt uit
de Trm verdwijnen. Dit artikel kan vervallen, omdat de inhoud van verschillende artikelen
is gewijzigd en in plaats daarvan in deze regeling is bepaald welke artikelen en artikelleden
vervallen.
Artikel III Inwerkingtreding
Deze ministeriële regeling moet op grond van artikel 58c, tweede lid, Wpg binnen twee
dagen nadat zij is vastgesteld aan beide Kamers der Staten-Generaal worden overgelegd.
De regeling treedt ingevolge artikel 58c, tweede lid, Wpg niet eerder in werking dan
een week na deze overlegging en vervalt als de Tweede Kamer binnen die termijn besluit
niet in te stemmen met de regeling. Gelet op het belang van de volksgezondheid is
het de bedoeling dat de regeling op 5 juni 2021 in werking zal treden. Hierbij wordt
afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van
drie maanden.5
Op grond van artikel 8.1 Trm vervalt de Trm op het tijdstip waarop hoofdstuk Va Wpg
vervalt. Het gaat hier om een uiterste vervaldatum. Als de noodzaak al eerder ontvalt
aan deze regeling of onderdelen ervan, zal de regeling eerder worden ingetrokken of
aangepast. In artikel 58c, zesde lid, Wpg is immers geëxpliciteerd dat maatregelen
zo spoedig mogelijk worden gewijzigd of ingetrokken als deze niet langer noodzakelijk
zijn.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge