TOELICHTING
Algemeen
Met het Nationaal Preventieakkoord, dat is ondertekend op 23 november 2018 (Kamerstuk 32 793, Nr. 339), gaan partijen samen aan de slag om Nederland gezonder te maken en gezondheidsachterstanden
te verminderen. Het akkoord bestaat uit een uitgebreid pakket aan afspraken en maatregelen
voor het terugdringen van roken, problematisch alcoholgebruik en overgewicht. Het
akkoord is gesloten met ruim 70 partijen zoals patiëntenorganisaties, zorgaanbieders,
zorgverzekeraars, sportbonden, bedrijven, fondsen, onderwijs, maatschappelijke organisaties,
gemeenten en de Rijksoverheid.
Het Nationaal Preventieakkoord stimuleert gemeenten om de landelijke ambities te vertalen
in een lokale aanpak, bijvoorbeeld door het sluiten van een lokaal of regionaal preventieakkoord.
De onderhavige regeling betreft een aanvulling op het reeds bestaande ondersteuningsprogramma
van de VNG: het ondersteuningsprogramma Lokale Preventieakkoorden. Gemeenten konden
zich al bij dit ondersteuningsprogramma aanmelden voor ondersteuning bij de totstandkoming van het lokaal preventieakkoord of de lokale preventieaanpak (zie website: www.vng.nl/lokalepreventieakkoorden).
In een lokaal preventieakkoord of lokale preventieaanpak worden ambities en afspraken
geformuleerd om roken, problematisch alcoholgebruik en overgewicht tegen te gaan.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de minister) wil deze ambities
graag ondersteunen met de onderhavige regeling. Met een specifieke uitkering kunnen
gemeenten budget aanvragen voor de uitvoering van de ambities en afspraken uit dit lokale preventieakkoord of deze lokale preventieaanpak.
Dit budget helpt de gemeenten om samen met de lokale partners in te zetten op preventie
en de lokale ambities te realiseren in relatie tot het Nationaal Preventieakkoord.
Naast het Nationaal Preventieakkoord bestaat ook het Nationaal Sportakkoord (Stcrt. 2018, 57536). Voor de uitvoering van het Nationaal Sportakkoord op lokaal niveau kunnen gemeenten
reeds een specifieke uitkering ontvangen op basis van de Regeling Sportakkoord 2020–2022.
Wanneer een gemeente er voor kiest om het preventieakkoord en het sportakkoord op
lokaal niveau met elkaar te combineren in één akkoord, bijvoorbeeld in een leefstijlakkoord,
dan kunnen zij in beginsel zowel in aanmerking komen voor de onderhavige regeling
als voor de Regeling Sportakkoord 2020–2022. Voor beide uitkeringen dient dan een
afzonderlijke aanvraag te worden ingediend.
Gevolgen voor de regeldruk
Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft de regeling beoordeeld en geconstateerd
dat de regeling uitsluitend regeldrukgevolgen heeft voor gemeentes en niet voor burgers
en bedrijven. Deze gevolgen vallen niet onder de definitie van regeldruk en behoeven
derhalve niet besproken te worden.
Staatssteun
De steun wordt in dit geval niet verleend aan een onderneming die een economische
activiteit verricht waardoor niet kan worden gesproken van staatssteun. De gemeenten
kunnen een specifieke uitkering krijgen voor de uitvoering van hun publieke taken
en zijn daarvoor geen ondernemingen in de zin van de staatssteunregels. Logischerwijs
dienen de gemeenten bij het invullen van deze publieke taken zelf ook rekening te
houden met de staatssteunregels.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. Begripsbepalingen
In het eerste artikel worden de definities gegeven van ‘lokaal preventieakkoord’ en
‘lokale preventieaanpak’. In zowel het lokale preventieakkoord als in de lokale preventieaanpak
worden tussen ten minste één gemeente en ten minste drie partijen afspraken gemaakt
gericht op ten minste twee van de volgende thema’s uit het Nationaal Preventieakkoord:
het terugdringen van roken, problematisch alcoholgebruik of overgewicht. Het lokaal
preventieakkoord is altijd gesloten na 23 november 2018 (datum ondertekening Nationaal
Preventieakkoord) en bevat altijd bindende afspraken tussen de partijen. Een preventieaanpak
kan ook dateren van voor 23 november 2018, mits deze preventieaanpak samenhang vertoont
met de inhoudelijke ambities van het Nationaal Preventieakkoord. Ook hierin worden
afspraken gemaakt tussen de gemeente en partijen om de doelstellingen op bovengenoemde
thema’s te realiseren.
De kerngroep van het ondersteuningsprogramma Lokale Preventieakkoorden VNG (kerngroep)
is een samenwerkingsverband waarbinnen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Stichting
Jongeren Op Gezond Gewicht, Stichting Pharos, de GGD GHOR Nederland, het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu, de Vereniging Sport en Gemeenten, het netwerk Alles
is Gezondheid en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn vertegenwoordigd.
De kerngroep komt tweewekelijks bij elkaar om de voortgang op de lokale preventieakkoorden
en lokale preventieaanpakken te bespreken.
Artikel 2. Activiteiten die in aanmerking komen voor een uitkering
De minister kan aan een gemeente jaarlijks een uitkering verstrekken voor de kosten
van de uitvoering van een lokaal preventieakkoord of de lokale preventieaanpak. Er
wordt jaarlijks aan een gemeente dus ten hoogste één uitkering verstrekt voor het
maximale bedrag genoemd in de bijlage bij de regeling. Dat geldt ook in het geval
dat er binnen een jaar nog een aanvullend lokaal preventieakkoord of een aanvullende
lokale preventieaanpak tot stand komt.
Met de uitvoering van een lokaal preventieakkoord of een lokale preventieaanpak gaat
het om de uitvoering van de afspraken zoals geformuleerd in het lokale preventieakkoord
of de lokale preventieaanpak, bijvoorbeeld het rookvrij maken van openbare ruimtes,
het creëren van een gezonde voedsel- en/of leefomgeving of het inzetten van voorlichtingsprogramma’s
over verantwoord alcoholgebruik.
Artikel 3. Toepasselijkheid Kaderregeling en Awb
Op de op grond van onderhavige regeling verleende en vastgestelde uitkeringen is de
Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing.
Verder zijn de artikelen 4:35, 4:48 tot en met 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene
wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing op deze regeling.
Artikel 5. Aanvraag tot verlening
Gemeenten kunnen een aanvraag indienen voor een uitkering op grond van deze regeling.
Artikel 5 van de onderhavige regeling zet de voorwaarden voor deze aanvraag nader
uiteen.
Voor de aanvraag wordt een aanvraagformulier gebruikt. Dit formulier is te vinden
op de website van DUS-I (www.dus-i.nl). De aanvraag gaat vergezeld van een positief advies namens de kerngroep over het
lokaal preventieakkoord of de lokale preventieaanpak. Op de website van de VNG (www.vng.nl/lokalepreventieakkoorden) is meer informatie te vinden over de wijze van aanvragen van het positief advies
bij de kerngroep. Het aanvragen van het advies van de kerngroep dient tijdig te gebeuren
vóór het aanvragen van het uitvoeringsbudget bij DUS-I. Beoordeling door de kerngroep
neemt maximaal 4 tot 5 weken in beslag. Van belang dat de aanvrager daar in de tijdsplanning
rekening mee houdt.
De kerngroep beoordeelt of het lokale preventieakkoord of de lokale preventieaanpak
voldoet aan de richtlijnen voor een lokaal preventieakkoord gelegd (zoals vastgesteld
in het Bestuurlijk Overleg Publieke Gezondheid op 30 januari 2020). Deze richtlijnen
bevatten zowel harde als zachte criteria. Het toegezonden preventieakkoord of preventieplan
dient in ieder geval aan de harde criteria te voldoen om een positief advies te ontvangen
van de kerngroep. De criteria zijn te vinden op de website van de VNG (www.vng.nl/lokalepreventieakkoorden).
Harde criteria zijn:
-
• Het lokaal preventieakkoord/de lokale preventieaanpak gaat over ten minste twee thema’s
uit het Nationaal Preventieakkoord: roken, alcohol en/of overgewicht. Hier mogen andere
thema’s aan toegevoegd zijn (zoals een gezonde leefomgeving, armoede en mentale gezondheid)
-
• Het lokaal preventieakkoord is getekend door ten minste één gemeente en ten minste
drie partijen die een gezamenlijke ambitie hebben om in te zetten op een gezonde samenleving/de
lokale preventieaanpak omvat schriftelijke afspraken tussen ten minste één gemeente
en ten minste drie partijen gericht op het stimuleren van een gezonde samenleving
-
• Het lokaal preventieakkoord/de lokale preventieaanpak legt afspraken vast tussen publieke
en private partijen (er is sprake van een publiek private samenwerking)
Voordat een negatief advies volgt, wordt eerst door de kerngroep contact opgenomen
met de desbetreffende gemeente. De gemeente krijgt hierbij de mogelijkheid om het
lokaal preventieakkoord/de lokale preventieaanpak toe lichten, het document waar gewenst
aan te passen en om het lokaal preventieakkoord/de lokale preventieaanpak eventueel
aan te vullen met extra informatie zodat zij alsnog een positief advies kunnen ontvangen.
De kerngroep kan de gemeente verwijzen naar het ondersteuningsprogramma Lokale Preventieakkoorden
van de VNG, dat advies kan geven en ondersteuning biedt om met de gemeente of regio
mee te denken over mogelijke vervolgstappen.
De beoordeling door de kerngroep vindt dus plaats vooraf aan het moment van aanvraag
van de uitkering. Indien een gemeente een positief advies ontvangt van de kerngroep
voegt zij dat bij de aanvraag voor een specifieke uitkering op grond van deze regeling.
Het lokale preventieakkoord of de lokale preventieaanpak hoeft dus niet meer bij de
aanvraag bij DUS-I gevoegd te worden.
Indien de uitkering, waarvoor bij de aanvraag een positief advies van de kerngroep
is gevoegd, eenmaal door de minister is verleend aan een gemeente, hoeft voor het
jaar daarop niet weer een positief advies van de kerngroep bij de aanvraag gevoegd
te worden. Het lokaal preventieakkoord of de lokale preventieaanpak geldt meestal
voor meerdere jaren. Indien de inhoud van het lokaal preventieakkoord of de lokale
preventieaanpak zodanig wordt gewijzigd dat deze niet meer gelijk is aan het document
waarop het positief advies is gebaseerd, dient opnieuw een advies aangevraagd te worden
bij de kerngroep. Dit positieve advies dient bij een volgende aanvraag gevoegd te
worden.
Wanneer gemeenten gezamenlijk een regionaal preventieakkoord hebben, dan kunnen zij
dit akkoord gezamenlijk inzenden voor het aanvragen van een advies van de kerngroep.
Voor een specifieke uitkering dienen de gemeenten vervolgens elk apart een aanvraag
in te dienen. Zij kunnen individueel het gezamenlijk ontvangen positief advies van
de kerngroep voegen bij de aanvraag. Het bedrag wordt namelijk per gemeente op basis
van het inwoneraantal bepaald, toegekend en verantwoord door middel van de jaarrekening.
De aanvraag tot verlening van een uitkering voor het jaar 2020 kan worden ingediend
voor 8 juni 2021. Met de kerngroep is afgesproken dat aanvragen voor een advies bij
de kerngroep gegarandeerd tijdig kunnen worden afgehandeld indien zij uiterlijk 30 april
2021 zijn ingediend (dan komt het advies nog voldoende op tijd om een aanvraag voor
een uitkering op grond van de onderhavige regeling te kunnen indienen).
Voor de jaren 2021 en 2022 geldt dat de aanvraag moet worden ingediend voor 8 november
van het jaar voorafgaand aan het betreffende jaar. Voor die jaren heeft de kerngroep
aangegeven dat zij aanvragen voor een advies tijdig kunnen afhandelen indien deze
uiterlijk op 30 september van het betreffende jaar zijn ingediend.
Het is dus zaak om tijdig een advies aan te vragen bij de kerngroep, zodat een aanvraag
voor een uitkering op grond van deze regeling kan worden ingediend voor de uiterlijke
indieningsdatum van het betreffende jaar.
Artikel 6. Verlening en bevoorschotting
Binnen 13 weken na ontvangst van de complete aanvraag neemt de minister een besluit
omtrent de verlening. Wanneer een aanvraag incompleet is, zal de gemeente de kans
krijgende ontbrekende informatie aan te vullen.
Artikel 8 en 9. Verantwoording en vaststelling
De ontvanger van een specifieke uitkering verstrekt jaarlijks uiterlijk op 15 juli
de verantwoordingsinformatie. De eerste verantwoordingsinformatie dient te worden
verstrekt in het jaar na de verlening van de specifieke uitkering en wordt herhaald
tot in het jaar na afloop van het jaar waarin de activiteiten zijn afgerond. De verantwoording
voor de besteding van de specifieke uitkering verloopt op grond van artikel 17a van
de Financiële-verhoudingswet via de jaarrekening van de gemeente en de systematiek
van ‘single information, single audit’ (SiSa-systematiek).
Indien de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt, blijkens de
verantwoording, bedoeld in artikel 8, zijn verricht of hadden moeten zijn verricht,
besluit de minister uiterlijk 6 maanden na ontvangst van deze informatie over de vaststelling
van de specifieke uitkering. De hoogte van de uitkering wordt, mits is voldaan aan
de verplichtingen van artikel 7, vastgesteld tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking
genoemde bedrag.
Indien de verantwoordingsinformatie te laat, niet of niet volledig wordt verstrekt
stelt de minister de uitkering op een lager bedrag vast. Als een specifieke uitkering
lager wordt vastgesteld, zullen onverschuldigd betaalde bedragen worden teruggevorderd,
overeenkomstig artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 10. Inwerkingtreding en vervaldatum
De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2024, met dien verstande dat deze regeling
van toepassing blijft op een subsidie die krachtens deze regeling is verstrekt. De
onderhavige regeling wordt in 2022 geëvalueerd. Bij de evaluatie zal overwogen worden
of een verlenging van de regeling wenselijk is.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis