De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op de artikelen 2a, eerste lid, onderdeel c, en 3, eerste lid, van de Kaderwet
EZK- en LNV-subsidies;
Besluit:
TOELICHTING
De regeling voor de verstrekking van subsidie voor het saneren van varkenshouderijlocaties
in verband met geurhinder (Subsidieregeling sanering varkenshouderijen) is op 11 oktober
2019 gepubliceerd en de daaropvolgende dag in werking getreden (Staatscourant nr. 55830, 11 oktober 2019). Varkenshouders konden in de periode van 25 november 2019 tot en
met 15 januari een aanvraag voor subsidie indienen.
Het aantal aanvragen oversteeg ruimschoots het beschikbare budget van € 180 miljoen.
Gelet op het belang van verbetering van de leefbaarheid in de buurt van varkenshouderijen
en het positieve effect van sluiting van varkenshouderijlocaties voor de problematiek
van stikstofemissie heeft het kabinet extra budget uitgetrokken om alle aanvragen,
die aan de vereisten van de regeling voldoen, toe te kunnen wijzen (Kamerstukken II
2019/2020, 35 334, nr. 44). Het subsidieplafond is daartoe met een wijziging van de regeling opgehoogd tot
€ 450 miljoen (Staatscourant nr. 31509, 16 juni 2020).
Varkenshouders die een subsidiebeschikking ontvangen dienen aan een aantal vereisten
te voldoen. Deze vereisten dienen ter waarborging van de definitieve en onherroepelijke
beëindiging van de productie op de betreffende varkenshouderijlocatie. Een van de
vereisten ziet op de sloop en verwijdering van de productiecapaciteit op de varkenshouderijlocatie
(artikel 5, onder h). Aan dit vereiste moet voldaan worden binnen 14 maanden na de
datum van de subsidiebeschikking (artikel 15, eerste lid, onderdeel c). Deze termijn
blijkt in de praktijk voor veel varkenshouders niet haalbaar, om twee redenen.
Gezien het grote aantal varkenshouderijlocaties dat in een korte tijd beëindigd wordt
en gezien de sterke concentratie van deze locaties in bepaalde regio’s, met name in
het zuidoosten van Noord-Brabant, is er een tekort aan capaciteit bij sloopbedrijven.
Een deel van de varkenshouders kan door dit tekort niet aan de termijn van 14 maanden
voldoen of wordt, als gevolg van de schaarste op de markt, geconfronteerd met zeer
hoge tarieven.
Op grond van de Wet natuurbescherming is een ontheffing nodig voor de sloop van varkensstallen
indien de uit te voeren werkzaamheden schadelijk effecten hebben op beschermde soorten
die daar aanwezig zijn. Het is niet toegestaan om beschermde diersoorten te verstoren,
te verwonden of om hun verblijfplaatsen te vernielen. In het geval van varkensstallen
is er vooral een kans op de aanwezigheid van broedvogels en vleermuizen in de te slopen
gebouwen. In voorkomend geval worden door sloop van de gebouwen de nest- en verblijfplaatsen
en/of de leefomgeving vernietigd en daarmee is sprake van een overtreding van de verbodsbepalingen
uit de Wet natuurbescherming. Voor sloop is daarom in een dergelijk geval een ontheffing
nodig en dienen mitigerende maatregelen te worden genomen. Met de mitigerende maatregelen
worden de negatieve effecten op deze beschermde soorten voorkomen of verzacht.
Om te bepalen of er een kans is dat beschermde soorten in de te slopen bebouwing aanwezig
zijn, moet er een zogenaamde quick scan worden uitgevoerd voordat gestart kan worden met sloop. Indien uit de quick scan blijkt dat die kans er is, zal er nader soortonderzoek moeten worden gedaan om vast
te stellen of de verwachte soort(en) er ook daadwerkelijk zit(ten) en waar in de bebouwing
dit het geval is. Afhankelijk van het moment waarop de quick scan is uitgevoerd en afhankelijk van de bevindingen wordt bepaald of een soortenonderzoek
volgtijdelijk kan plaatsvinden of dat gewacht moet worden tot het juiste seizoen.
Voor vleermuizen is dit tussen mei en september, voor broedvogels tussen 10 maart
en 15 juli.
Bij veel varkenshouders die in de afgelopen maanden een subsidiebeschikking hebben
ontvangen, is het noodzakelijk om voor het soortenonderzoek te wachten tot het komende
voorjaar omdat de quick scan niet eerder plaats heeft kunnen vinden. Als uit het soortenonderzoek blijkt dat er
op de locatie beschermde soorten zijn, moet zoals gezegd een ontheffing aangevraagd
worden van de verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming. Een besluit op een ontheffingsaanvraag
dient te worden genomen binnen 20 weken.
Gezien de verplichting om in voorkomend geval een soortenonderzoek uit te voeren en
de termijnen die hieraan gekoppeld zijn, is sloop en afvoer van de productiecapaciteit
binnen 14 maanden na de datum van de subsidieverlening voor veel varkenshouders niet
mogelijk. Ook dit is reden om de zogenaamde slooptermijn te verlengen tot 24 maanden
vanaf de datum van de subsidieverlening.
De slooptermijn heeft geen invloed op het moment waarop het doel van de regeling wordt
gerealiseerd. De vermindering van de geuroverlast voor omwonenden wordt gerealiseerd
op het moment dat alle dieren en de mest van de varkenshouderijlocatie zijn afgevoerd.
De termijn waarbinnen dit gerealiseerd dient te worden bedraagt 8 maanden na de datum
van de subsidiebeschikking. Deze termijn blijft onverminderd van kracht. Hiermee is
ook geborgd dat de reductie van de ammoniakemissie en daarmee de reductie van de stikstofdepositie
binnen 8 maanden wordt gerealiseerd.
Deze regeling treedt de dag na publicatie in de Staatscourant in werking, in afwijking
van het beleid voor vaste verandermomenten. Met deze regeling wordt een verruiming
van de bestaande slooptermijn bewerkstelligd. Het is van belang voor de uitvoering
van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen en in het bijzonder voor de varkenshouders
die in dat kader bezig zijn met de sluiting van hun varkenshouderijlocatie, dat de
verruiming zo spoedig mogelijk in werking treedt.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten