TOELICHTING
Algemeen
De voorliggende wijziging van de Waterregeling leidt tot een reparatie van artikel
6.12, derde lid, van die regeling (artikel I). Daarnaast omvat deze de wijziging van
een aantal kaarten van de bijlagen II, III en IV van genoemde regeling (artikel II).
De wijziging ingevolge artikel I heeft licht positieve gevolgen voor de administratieve
lastendruk van burgers of bedrijven (omdat in een beperkt aantal gevallen geen watervergunning
meer vereist is) en voor de uitvoeringslasten door de overheid. Deze gevolgen zijn
beperkt en incidenteel van aard en kunnen niet op voorhand worden gekwantificeerd.
De wijzigingen ingevolge artikel II hebben geen gevolgen voor de administratieve lastendruk
en de uitvoeringslasten.
Artikel I
Bij de wijziging van de Waterregeling per 1 juli 2012 is in artikel 6.12, eerste lid,
een onderdeel f toegevoegd (Regeling van de Staatsecretaris van Infrastructuur en
Milieu van 6 juni 2012, nr. IENM/BSK-2012/80328, houdende wijziging van de Waterregeling
(vrijstelling watervergunningplicht voor gebruikshandelingen van ondergeschikt belang
met betrekking tot de Noordzee en waterkeringen in beheer bij het Rijk; kaarten 2012.3)
(Stcrt 11684). Bij die wijziging werd een extra categorie activiteiten van ondergeschikt belang
in het Noordzeegebied toegevoegd aan artikel 6.12, eerste lid, welke zijn vrijgesteld
van de watervergunningplicht (op grond van artikel 6.13, tweede lid, juncto artikel
6.12, tweede lid, aanhef en onderdeel f, van het Waterbesluit). Omdat hierbij niet
het derde lid van artikel 6.12 van de Waterregeling aangepast is, is op grond van
dat lid voor deze vrijgestelde activiteiten in de Noordzee onbedoeld de beperking
gaan gelden dat deze worden uitgevoerd in de zone tussen de duinvoet en de laagwaterlijn.
Dit laatste is niet beoogd omdat daarmee geen vrijstelling in de Noordzee zelf mogelijk
is. Daardoor geldt de vrijstellingsbevoegdheid bijvoorbeeld niet voor een test voor
een buis-leg-schip in aanbouw. Om het schip en zijn buis-leg-capaciteiten te testen
wil men in de zeebodem een stukje buis leggen en weer opruimen. Daarvoor zou dan een
watervergunning nodig zijn terwijl een melding volstaat. Om die reden wordt in artikel
6.12, derde lid, onderdeel f van het eerste lid van dat artikel alsnog uitgezonderd.
Artikel II
Algemeen
Artikel II van deze regeling wijzigt een aantal kaarten van de bijlagen II, III en
IV bij de Waterregeling. De bijlagen II, III en IV bij de Waterregeling bevatten de
kaarten met daarop aangegeven de gebieden waar het Rijk respectievelijk het waterkwaliteitsbeheer,
het waterkwantiteitsbeheer en het waterstaatkundig beheer voert.
Wijziging van de kaartbijlagen is in het algemeen noodzakelijk in geval van technische
correcties of aanpassingen, overdracht of wijziging van beheerobjecten. Gedeeltelijk
gaat het bij deze wijzigingsregeling ook om wijzigingen in beheergebieden van het
Rijk na uitvoering van het maatregelenpakket dat onderdeel is van de Planologische
Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier. Hierna worden de wijzigingen per beheergebied
van Rijkswaterstaat (RWS) en in verband met Ruimte voor de Rivier toegelicht.
Wijzigingen per beheergebied Rijkswaterstaat
Beheergebied Rijkswaterstaat Midden-Nederland
Voor het beheergebied van Rijkswaterstaat Midden-Nederland gaat het om de volgende
wijzigingen van kaartbladen:
Kaartblad 177
Dit betreft de kaarten voor Waterkwaliteit en drogere oevergebieden en voor Waterkwantiteit.
Vanwege verwijdering van het sluiseiland Zeeburg uit het Amsterdam-Rijnkanaal dienen
de begrenzingen voor het waterkwaliteitsbeheer, waterkwantiteitsbeheer en de begrenzing
van de drogere oevergebieden te worden aangepast. De aanpassing is noodzakelijk, aangezien
door verwijdering van het sluiseiland de oude grenzen niet meer correct waren en niet
meer overeen kwamen met de feitelijke situatie.
Het gaat concreet om de volgende wijzigingen voor het Amsterdam-Rijnkanaal ter hoogte
van kilometer 1,3 tot 1,7:
-
– beheer waterkwantiteit en beheer waterkwaliteit; de beheergrens blijft lopen van damwand
tot damwand, alleen om het voormalig eiland heen is de beheergrens verwijderd;
-
– drogere oevergebieden; droge oevergebied ter plaatse van het voormalig eiland is verwijderd.
De bodem ter plaatse is nu waterbodem.
De besluitvorming over de verwijdering van het sluiseiland is in samenwerking met
de gemeente Amsterdam als belanghebbende tot stand gekomen. De wijziging van de kaarten
is hiervan het gevolg.
Kaartblad 169
Dit betreft de kaarten voor Waterkwaliteit en drogere oevergebieden en voor Waterkwantiteit.
Vanwege de verwijdering van een stukje land bij een aantal ligplaatsen in het gebied
(kegelligplaatsen nabij de Overeindsebrug en Plofsluis, gemeente Nieuwegein) dient
de begrenzing voor het waterkwaliteitsbeheer en het waterkwantiteitsbeheer en de grens
van de drogere oevergebieden te worden aangepast. De aanpassing is noodzakelijk, aangezien
door verwijdering van de landtong de huidige grenzen niet meer correct waren en niet
meer overeen kwamen met de feitelijke situatie.
Het gaat concreet om de volgende wijzigingen in beheergrenzen voor het Amsterdam-Rijnkanaal
ter hoogte van kilometer 42,6 tot 42,7:
-
– beheer waterkwantiteit en waterkwaliteit; de beheergrens blijft lopen van damwand
tot damwand, alleen om de landtong heen is de beheergrens verwijderd;
-
– drogere oevergebieden; het drogere oevergebied ter plaatse van de landtong is verwijderd.
De bodem ter plaatse is nu waterbodem.
De besluitvorming over de verwijdering van de landtong is in samenwerking met de gemeente
Nieuwegein als belanghebbende tot stand gekomen. De wijziging van de kaarten is hiervan
het gevolg.
Beheergebied Rijkswaterstaat Zuid-Nederland
Voor het beheergebied van RWS Zuid-Nederland gaat het om de volgende wijzigingen.
In verband met de overdracht van de Traverse Zuid-Willemsvaart aan de gemeente ’s-Hertogenbosch
en de openstelling van het Máximakanaal zijn de kaarten met de nummers 031, 032, 118,
119 en 338 aangepast. Dit omvat wijziging van de begrenzingen van de beheergebieden
voor waterkwantiteit, waterkwaliteit, droge oevergebieden en beheer waterstaatswerken.
De wijzigingen zijn afgestemd met het waterschap Aa en Maas en de gemeente ’s-Hertogenbosch.
Beheergebied Rijkswaterstaat West-Nederland Noord
Voor het beheergebied van RWS West-Nederland Noord gaat het om de volgende wijzigingen.
De grens voor het waterstaatkundig beheer aan de oostzijde van de Reijndersweg in
de gemeente Velsen (Velsen-Noord) is naar het westen verlegd. De grens is bij de inwerkingtreding
van de Waterwet op de eigendomsgrens gelegd. Voor het waterstaatkundig beheer ten
behoeve van de toeleidingsweg (Reijndersweg) naar het havenhoofd bij Velsen-Noord
is het niet nodig gebleken de grens zo ruim te leggen. Voorts is de waterstaatkundige
grens om de Reijndersweg bij de Averijhaven verlegd. Het gaat om de kaartblad waterstaatkundig
beheer en vrijstelling vergunningplicht gebruik waterstaatswerken met de kaartnummers
181 en 309. Het betreft in beide gevallen een technische correctie. Deze zijn afgestemd
met het betrokken waterschap en de gemeente Velsen.
Wijzigingen in verband met Ruimte voor de Rivier
Door uitvoering van maatregelen in het kader van Ruimte voor de Rivier zijn wijzigingen
nodig in de kaartbladen van de bijlagen II, III en IV van de Waterregeling met de
volgende kaartnummers:
Wijziging van de kaartbijlagen is noodzakelijk door wijzigingen in beheergebieden
van het Rijk na uitvoering van het maatregelenpakket dat onderdeel is van de Planologische
Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier.
De bijlagen II, III en IV bij de Waterregeling bevatten de kaarten met daarop aangegeven
de gebieden waar het Rijk respectievelijk het waterkwaliteitsbeheer, het waterkwantiteitsbeheer
en het waterstaatkundig beheer voert.
Bijlage blad 1 behorend bij de Planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier
bevat het Maatregelen Basispakket om de bescherming tegen overstromingen van het rivierengebied
uiterlijk in 2015 op het wettelijk vereiste niveau te brengen en om een bijdrage te
leveren aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in het rivierengebied. Uitvoering
van deze maatregelen leidt in een aantal gevallen tot wijzigingen in beheergebieden.
Dit is met name het geval bij dijkterugleggingen of ontpolderingen, waarbij nieuwe
gebieden aan het beheergebied van het Rijk worden toegevoegd.
Het is met het oog op de uitoefening van bevoegdheden in deze nieuwe beheergebieden
wenselijk zo spoedig mogelijk na realisatie van een rivierverruimingsmaatregel het
daardoor gewijzigde beheergebied in de kaarten bij de Waterregeling vast te leggen.
Niet alleen de kaartbijlagen bij deze regeling, ook de kaartbijlagen bij de Waterwet
en het Waterbesluit worden na realisatie van betrokken rivierverruimingsmaatregelen
daarmee in overeenstemming gebracht. Naast deze wijzigingen worden ook de kaarten
bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de Beleidsregels grote rivieren
gewijzigd.
De wijze van uitvoering van de onderscheiden rivierverruimingsmaatregelen is bepaald
in overleg met de direct betrokken waterschappen, gemeenten en provincies. Deze overheden
zijn vertegenwoordigd in de Stuurgroepen of Bestuurlijke Begeleidingsgroepen die een
voorkeursvariant voor de wijze van uitvoering van de onderscheiden maatregelen in
onderling overleg hebben vastgesteld.
Het uitgangspunt in de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier bij de aanwijzing
van overheidsinstanties is dat datgene wat verantwoord decentraal kan worden geregeld
ook door het desbetreffende decentrale bestuur wordt verricht. De facto is dat zo
ingevuld dat voor het overgrote deel van de maatregelen de ontwikkeling van varianten
voor de wijze van uitvoering door de betrokken decentrale overheden (waterschappen,
gemeenten of provincies) is uitgevoerd en dat de besluiten die de uitvoering van de
onderscheiden rivierverruimingsmaatregelen mogelijk maken na een gecoördineerde voorbereiding
en bekendmaking als bedoeld in Afdeling 3.6 Wet ruimtelijke ordening door de betrokken
decentrale overheden zijn vastgesteld. Deze besluiten zijn voor de hieronder onderscheiden
rivierverruimingsmaatregelen onherroepelijk.
Artikel II van deze regeling vervangt in verband met Ruimte voor de Rivier een negental
kaarten met beheergrenzen in de bijlagen II, III en IV van de Waterregeling (kaartnummers:
36, 37, 130, 138, 140, 149, 151, 193 en 194). Bijlage IV van de Waterregeling bevat
de kaarten met grenzen van oppervlaktewaterlichamen en zijwateren waar het Rijk het
waterstaatkundig beheer voert (bijlage bij artikel 3.2, derde lid, van de Waterregeling).
Bijlagen II en III van de Waterregeling bevatten de kaarten met grenzen van oppervlaktewaterlichamen
en zijwateren waar het Rijk het waterkwaliteits-, respectievelijk waterkwantiteitsbeheer
voert (bijlage bij artikel 3.2, eerste en tweede lid, van de Waterregeling). Bijlage
II van de Waterregeling bevat voorts de gebieden die ingevolge artikel 3.1, derde
lid, van de Waterwet en artikel 3.3, aanhef en onderdeel b, van het Waterbesluit kunnen
worden aangewezen als drogere oevergebieden (bijlage bij artikel 3.3, eerste lid,
van de Waterregeling). Deze drogere oevergebieden worden voor de toepassing van het
verbod ingevolge artikel 6.2, eerste lid van de Waterwet om stoffen te brengen in
een oppervlaktewaterlichaam, niet tot dat oppervlaktewaterlichaam gerekend.
Kaart 36: Ontpoldering Overdiepsche Polder (meestromend)
Door de maatregel Ontpoldering Overdiepsche Polder wijzigt de ligging van de primaire
waterkering. De Overdiepsche Polder komt buitendijks te liggen en wordt onderdeel
van het oppervlaktewaterlichaam Bergsche Maas. De maatregel behelst het verleggen
van de primaire waterkering naar de zuidzijde van de Overdiepsche Polder. Tegen de
verlegde waterkering wordt een deel van de uitgeplaatste woningen annex opstallen
gesitueerd op terpen. De bestaande primaire waterkering wordt verlaagd. Het doorstroomgebied
dat hierdoor ontstaat kan, vooral in de wintermaanden, met een kans van een op vijfentwintig
per jaar onder water lopen. Het Rijk voert het waterkwaliteits-, waterkwantiteits- en waterstaatkundig beheer van het oppervlaktewaterlichaam Bergsche Maas. De
begrenzingen hiervan worden met deze wijzigingen op de nieuwe situatie aangepast.
Vanwege de geringe overstromingsfrequentie van de polder is deze aangemerkt als droger
oevergebied, waardoor voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam
geen watervergunning vereist is op grond van artikel 6.2, derde lid, van de Waterwet.
Kaart 36 is aangepast in zowel bijlage II als in de bijlagen III en IV bij de Waterregeling.
Kaarten 37 en 140: Ontpoldering Noordwaard (meestromend)
Door de maatregel Ontpoldering Noordwaard wijzigt de ligging van de primaire waterkering
en wordt de bestaande dijkring ingrijpend verkleind. De polder komt buitendijks te
liggen en wordt onderdeel van het oppervlaktewaterlichaam Nieuwe Merwede. De maatregel
betreft het gedeeltelijk afgraven van de bestaande primaire waterkering aan de instroom-
en uitstroomkant van de polder. Het doorstroomgebied dat hierdoor ontstaat loopt minimaal
enkele keren per jaar, vooral in de wintermaanden, onder water. In de overige hoog-
of laagbekade delen van de polder gebeurt dat veel minder vaak. Afhankelijk van de
hoogte van de kades kunnen deze gebieden eens in de 100 tot 1000 jaar meestromen.
Rond Fort Steurgat wordt een nieuwe primaire kering aangelegd. Het Rijk voert het
waterkwaliteits-, waterkwantiteits- en waterstaatkundig beheer van het oppervlaktewaterlichaam
Nieuwe Merwede. De begrenzingen hiervan worden met deze wijzigingen op de nieuwe situatie
aangepast. Vanwege de geringe overstromingsfrequentie zijn de hoog- en laagbekade
delen van de polder Noordwaard aangemerkt als drogere oevergebied. De Noordwaard is
weergegeven op de kaarten 37 en 140 bij de Waterregeling. Kaarten 37 en 140 zijn aangepast,
zowel in bijlage II als in de bijlagen III en IV van de Waterregeling.
Kaart 130: Dijkverlegging Lent
De primaire waterkering wordt bij Lent landinwaarts verlegd. Door de uiterwaarden
bij Lent wordt een nevengeul parallel aan de Waal aangelegd. Het nieuwe buitendijkse
gebied maakt onderdeel uit van het oppervlaktewaterlichaam Waal.
Het Rijk voert het waterkwaliteits-, waterkwantiteits- en waterstaatkundig beheer
van het oppervlaktewaterlichaam Waal. De begrenzingen hiervan wordt met deze wijzigingen
op de nieuwe situatie aangepast. Kaart 130 is in verband hiermee aangepast, zowel
in bijlage II als in bijlagen III en IV van de Waterregeling.
Kaart 138: Dijkverlegging Buitenpolder Het Munnikenland
Door de maatregel Dijkverlegging Buitenpolder Het Munnikenland wijzigt de ligging
van de primaire waterkering. Het nieuwe buitendijkse gebied maakt onderdeel uit van
het oppervlaktewaterlichaam Waal. De primaire waterkering wordt bij de Buitenpolder
Het Munnikenland landinwaarts verlegd. Door de uiterwaard Brakelsche Benedenwaarden
wordt een nevengeul van de Waal naar de Afgedamde Maas aangelegd. Een aantal zomerkades
in het gebied wordt verwijderd of verlaagd. Kaart 138 is in verband hiermee aangepast,
zowel in bijlage II als in bijlagen III en IV bij de Waterregeling.
Kaart 149: Uiterwaardvergraving Doorwerthsche waarden
In de Doorwerthsche Waarden zijn de oevers verlaagd en is de zomerkade verlegd, waardoor
de Nederrijn bij hoogwater meer ruimte heeft gekregen. Het bestaande drogere oevergebied
ter plekke van de steenfabriek is hierbij verkleind. De begrenzing hiervan wordt met
deze wijzigingen op de nieuwe situatie aangepast. Kaart 149 is in verband hiermee
aangepast in bijlage II bij de Waterregeling.
Kaart 151: Obstakelverwijdering Elst
Het hooggelegen terrein van de steenfabriek bij Elst vormde bij hoogwater een knelpunt
voor de afvoer van water uit de Nederrijn. Door de steenfabriek te verwijderen en
het terrein voor een groot deel af te graven, heeft de rivier meer ruimte gekregen.
Het bestaande drogere oevergebied ter plekke van de voormalige steenfabriek is hierbij
verkleind. De begrenzing hiervan wordt met deze wijzigingen op de nieuwe situatie
aangepast. Kaart 151 is in verband hiermee aangepast in bijlage II bij de Waterregeling.
Kaarten 193 en 194: Dijkverlegging Westenholte
Bij de Zwolse wijk Westenholte wordt de dijk 300 meter landinwaarts verlegd. Ook worden
er twee geulen gegraven. De ingrepen zorgen voor een betere doorstroming van de IJssel
en beschermen Zwolle en het achterland. Het nieuwe buitendijkse gebied maakt onderdeel
uit van het oppervlaktewaterlichaam IJssel. Het Rijk voert het waterkwaliteits-, waterkwantiteits-
en waterstaatkundig beheer van het oppervlaktewaterlichaam IJssel. De begrenzingen
hiervan worden met deze wijzigingen op de nieuwe situatie aangepast. De dijk bij Westenholte
is weergegeven op de kaarten 193 en 194 bij de Waterregeling. De kaarten 193 en 194
zijn in verband met het voorgaande aangepast in de bijlagen II, III en IV van de Waterregeling.
Artikel III
Artikel III omvat de gebruikelijke overgangsregeling.
Artikel IV
Voor zover niet voldaan wordt aan de gebruikelijke invoeringstermijn van minimaal
twee maanden in verband met de systematiek van de vaste verandermomenten wordt de
afwijking gemotiveerd door de publieke nadelen die ontstaan bij latere inwerkingtreding
(geen tijdige beheerbevoegdheid RWS) en private nadelen (langer instandblijven van
de watervergunningplicht).
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus