ARTIKEL I
De Waterregeling wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1 komt de begripsomschrijving beginnend met ‘minister’ te luiden:
- minister:
-
minister van Infrastructuur en Milieu.
B
Artikel 6.12, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel d wordt ‘, en’ gewijzigd in een puntkomma.
2. Aan het slot van onderdeel e wordt de punt gewijzigd in: , en.
3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
C
Na artikel 6.12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6.12a
Activiteiten van ondergeschikt belang als bedoeld in artikel 6.14, tweede lid, in
samenhang met artikel 6.12, tweede lid, onderdeel f, van het besluit zijn:
activiteiten die vanwege de aard, beperkte omvang of korte duur naar het oordeel van
de beheerder geen nadelige invloed hebben op het waterstaatkundig beheer.
D
Artikel 6.14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt ‘artikel 6.12 of 6.13’ vervangen door: artikel 6.12, 6.13
of 6.14.
2. In het vierde lid wordt ‘het uitvoeren van onderhoud, aanleg of wijziging’ vervangen
door: het uitvoeren van onderhoud dan wel de aanleg of wijziging of overig gebruik,
anders dan in overeenstemming met de functie,.
E
Artikel 6.15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘artikel 6.12 of 6.13’ vervangen door: artikel 6.12, 6.13
of 6.14.
2. In het derde lid wordt ‘het uitvoeren van onderhoud, aanleg of wijziging’ vervangen
door: het uitvoeren van onderhoud dan wel de aanleg of wijziging of overig gebruik,
anders dan in overeenstemming met de functie,.
F
In bijlage II. Kaart met grenzen van oppervlaktewaterlichamen en zijwateren waar het
Rijk het waterkwaliteitsbeheer voert, en grenzen van drogere oevergebieden (bijlage
bij artikel 3.2, eerste lid, en 3.3 van de Waterregeling) worden de kaarten met onderstaande
nummers vervangen door de hieronder genoemde kaarten met gelijke nummers, opgenomen
in bijlage A, behorend bij deze regeling, en vervalt de kaart met nummer 100:
Kaart:
|
kaartnummer:
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
049
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
244
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
262
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
272
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
273
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
274
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
283
|
Beheer waterkwaliteit en drogere oevergebieden
|
299
|
G
In bijlage III. Kaart met grenzen van oppervlaktewaterlichamen en zijwateren waar
het Rijk het waterkwantiteitsbeheer voert (bijlage bij artikel 3.2, tweede lid, van
de Waterregeling) worden de kaarten met onderstaande nummers vervangen door de hieronder
genoemde kaarten met gelijke nummers, opgenomen in bijlage B, behorend bij deze regeling,
en vervalt de kaart met nummer 100:
Kaart:
|
kaartnummer:
|
Beheer waterkwantiteit
|
049
|
Beheer waterkwantiteit
|
244
|
Beheer waterkwantiteit
|
245
|
Beheer waterkwantiteit
|
259
|
Beheer waterkwantiteit
|
260
|
Beheer waterkwantiteit
|
262
|
Beheer waterkwantiteit
|
272
|
Beheer waterkwantiteit
|
273
|
Beheer waterkwantiteit
|
274
|
Beheer waterkwantiteit
|
276
|
Beheer waterkwantiteit
|
277
|
Beheer waterkwantiteit
|
278
|
Beheer waterkwantiteit
|
280
|
Beheer waterkwantiteit
|
281
|
Beheer waterkwantiteit
|
282
|
Beheer waterkwantiteit
|
283
|
Beheer waterkwantiteit
|
299
|
H
In bijlage IV. Kaart met grenzen van oppervlaktewaterlichamen en zijwateren waar het
Rijk het waterstaatkundig beheer voert (bijlage bij artikel 3.2, derde lid, en artikel 6.7
van de Waterregeling) worden de kaarten met onderstaande nummers vervangen door de
hieronder genoemde kaarten met gelijke nummers, opgenomen in bijlage C, behorend bij
deze regeling, en vervalt de kaart met nummer 100:
Kaart:
|
kaartnummer:
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling
|
|
vergunningplicht waterstaatswerken
|
053
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling
|
|
vergunningplicht waterstaatswerken
|
055
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling
|
|
vergunningplicht waterstaatswerken
|
056
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling
|
|
vergunningplicht waterstaatswerken
|
070
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling
|
|
vergunningplicht waterstaatswerken
|
071
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling
|
|
vergunningplicht waterstaatswerken
|
177
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling
|
|
vergunningplicht waterstaatswerken
|
262
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling
|
|
vergunningplicht waterstaatswerken
|
283
|
Waterstaatkundig beheer en vrijstelling
|
|
vergunningplicht waterstaatswerken
|
297
|
ARTIKEL II
-
1. Voor zover voor een op het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding
van deze regeling bestaand werk of bestaande activiteit welke op dat tijdstip niet
strijdig is met het ten aanzien van dat werk of die activiteit krachtens de Waterwet
geldende recht, als gevolg van een wijziging krachtens deze regeling van beheergrenzen
als opgenomen in bijlage II, III of IV van de Waterregeling een watervergunning als
bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Waterwet vereist zou worden, blijft ten
aanzien van dat werk of die activiteit de watervergunningplicht buiten toepassing.
-
2. Het eerste lid is van toepassing totdat een wijziging van dat werk of die activiteit
plaatsvindt die op zichzelf beschouwd grond vormt voor een watervergunningplicht.
-
3. In het geval, bedoeld in het tweede lid, geldt de watervergunningplicht voor het
gehele samenstel van werken of activiteiten.
Artikel III
Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen B en C, van
deze regeling een aanvraag om een watervergunning is gedaan voor een werk of activiteit
welke op grond van artikel 6.12 of 6.12a van de Waterregeling, als gewijzigd door
deze regeling, is vrijgesteld van de watervergunningplicht, of daarvoor een watervergunning
is verleend welke op dat tijdstip nog niet onherroepelijk is, wordt de aanvraag als
melding in de zin van artikel 6.14, eerste lid, van de Waterregeling aangemerkt. artikel 6.15
van de Waterregeling is van toepassing.
Artikel IV
-
1. Deze regeling, met uitzondering van artikel I, onderdelen B en C, treedt in werking
met ingang van 1 juli 2012.
-
2. artikel I, onderdelen B en C, treedt in werking met ingang van 1 oktober 2012.
TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling omvat de volgende overwegend technische wijzigingen van de Waterregeling
(Wtr):
-
− uitbreiding van de mogelijkheden tot vrijstelling van de watervergunningplicht voor
activiteiten van ondergeschikt belang met betrekking tot de Noordzee en invoering
van een soortgelijke vrijstellingsmogelijkheid ten aanzien van waterkeringen in beheer
bij het Rijk en bijbehorende beschermingszones;
-
− wijziging van diverse beheergrenzen (kaarten).
Wijziging kaarten met beheergrenzen
Deze regeling vervangt 37 kaarten in de bijlagen II, III en IV van de Waterregeling:
-
− bijlage II van de Waterregeling omvat de kaarten met grenzen van oppervlaktewaterlichamen
en zijwateren waar het Rijk het waterkwaliteitsbeheer voert, en grenzen van drogere
oevergebieden (bijlage bij artikel 3.2, eerste lid, en 3.3 van de Waterregeling);
-
− bijlage III van de Waterregeling omvat de kaarten met grenzen van oppervlaktewaterlichamen
en zijwateren waar het Rijk het waterkwantiteitsbeheer voert (bijlage bij artikel 3.2,
tweede lid, van de Waterregeling);
-
− bijlage IV van de Waterregeling omvat de kaarten met grenzen van oppervlaktewaterlichamen
en zijwateren waar het Rijk het waterstaatkundig beheer voert (bijlage bij artikel 3.2,
derde lid, en artikel 6.7 van de Waterregeling).
De nieuwe kaarten bevatten gewijzigde grenzen voor het beheer.
De wijzigingen in de grenzen zijn het gevolg van verbeteringen van eerdere versies
van de kaarten, vastlegging van de met andere bevoegde gezagen (waterschappen) afgesproken
aanpassingen van de beheergrenzen en overdracht van beheersobjecten. In verband met
dat laatste zijn in de drie bijlagen de kaarten met het nummer 100 vervallen. Het
waterstaatkundig beheer, waterkwaliteitsbeheer en waterkwantiteitsbeheer van het kanaal
Sluis-Brugge is met ingang van 1 juli 2012 van Rijkswaterstaat overgegaan naar het
betrokken waterschap. Daarmee is het geen rijks(oppervlakte)water meer maar een regionaal
(oppervlakte)water geworden. Het kanaal is daarom niet meer als rijksbeheersobject
in bijlage II van het Waterbesluit (Wtb) aangewezen. Ook is de aanduiding van de beheersgrenzen
in de bijlagen van de Waterregeling vervallen.
De kaarten alsmede de vervallen kaarten met het nummer 100 zijn digitaal te raadplegen
op en te downloaden van www.waterwet.nl.
Vrijstelling
Deze regeling omvat daarnaast uitbreiding van de mogelijkheden tot vrijstelling van
de watervergunningplicht voor activiteiten van ondergeschikt belang met betrekking
tot de Noordzee en invoering van een soortgelijke, nieuwe vrijstellingsmogelijkheid
ten aanzien van waterkeringen in beheer bij het Rijk en bijbehorende beschermingszones.
In het artikelsgewijze deel van deze toelichting wordt hier verder op ingegaan.
Effecten
De onderhavige wijziging heeft licht positieve gevolgen voor de administratieve lastendruk
voor burgers en bedrijven en voor de bestuurlijke en uitvoeringslasten van de Waterregeling.
Voor de Noordzee betreft het een beperkt aantal vergunningen minder per jaar, waarbij
het wel gaat om gevallen waarvoor het instrument vergunning als te zwaar wordt beschouwd.
Voor de waterkeringen gaat het naar verwachting om een afname van enkele tientallen
nieuwe vergunningen per jaar (in Zeeland ca. 30, bij de andere diensten van Rijkswaterstaat
in totaal enkele tientallen).
De administratieve lasten worden teruggebracht tot een melding. Het gaat over zaken
van ondergeschikt belang, maar wel op waterkeringen. Het risico daarvan is weliswaar
beperkt, maar de gevolgen kunnen groot zijn als een initiatiefnemer al te opportunistisch
aan de gang gaat. Niet regelen is derhalve geen optie.
Door de wijziging zal naar schatting een structurele reductie van ongeveer 50 (kleine)
vergunningen per jaar wordt bereikt, overeenkomend met naar schatting in totaal netto
50 k € administratieve lastenreductie per jaar (uitgaande van kosten van circa 1100
€ per vergunning minus de kosten van ca 100 € van een melding). Hierbij is in aanmerking
genomen dat Rijkswaterstaat geen leges heft. Er zijn geen gevolgen voor de inhoudelijke
nalevingskosten.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A (wijziging artikel 1.1 Wtr)
Dit betreft een technische correctie.
Artikel I, onderdelen B en C (wijziging artikel 6.12 en nieuw artikel 6.12a Wtr)
In de artikelen 6.11 en 6.12 van § 4.2 van de Wtr waren reeds voor de onderhavige
wijziging activiteiten van ondergeschikt belang aangewezen die zijn vrijgesteld van
de watervergunningplicht. Het betreft activiteiten die van ondergeschikt belang zijn
voor een veilige en doelmatige functievervulling van een oppervlaktewaterlichaam of
een bijbehorend kunstwerk, in beheer bij het Rijk, niet zijnde de Noordzee (art. 6.11
Wtr), respectievelijk de Noordzee (art. 6.12 Wtr). Grondslag voor de vrijstelling
is artikel 6.12, aanhef en eerste lid, onder f, respectievelijk artikel 6.13, tweede
lid juncto artikel 6.12, aanhef en eerste lid, onder f, van het Waterbesluit (Wtb).
Bij het Besluit van 16 april 2012 tot wijziging van het Waterbesluit en enkele andere
besluiten (aanpassingen van ondergeschikt belang)1 is een soortgelijke grondslag opgenomen in artikel 6.14, tweede lid, Wtb voor het
gebruik van waterkeringen in beheer bij het Rijk of van een daartoe behorende beschermingszone.
Deze regeling voorziet in een tweetal extra mogelijkheden vrijstellingen op grond
van het Waterbesluit, zoals gewijzigd met ingang van 1 juli 2012.
Allereerst wordt aan de bestaande lijst van artikel 6.12, eerste lid, Wtr van voor
de Noordzee vrijgestelde activiteiten een met artikel 6.11, lid 1, onderdeel l, Wtr
vergelijkbare vangnetbepaling toegevoegd. Dit betreft een restcategorie van ‘andere
activiteiten die vanwege de aard, beperkte omvang of korte duur naar het oordeel van
de beheerder geen nadelige invloed hebben op het waterstaatkundige beheer’. De regeling
houdt in beginsel een vrijstelling in voor deze activiteiten van ondergeschikt belang,
die vanwege de aard, beperkte omvang of korte duur vergelijkbaar zijn met de afzonderlijk
vermelde activiteiten in de overige onderdelen van artikel 6.12, eerste lid, Wtr (en
waar deze onderdelen niet in voorzien). In beginsel, d.w.z. voor zover naar het oordeel
van de beheerder vanwege de aard, beperkte omvang of korte duur geen sprake is van
een nadelige invloed op het waterstaatkundige beheer. De beheerder dient dit door
middel van een melding krachtens artikel 6.14 Wtr te beoordelen. De beheerder beoordeelt
daarbij aan de hand van de genoemde criteria of de betreffende activiteit daadwerkelijk
van ondergeschikt belang is voor het waterstaatkundige beheer en met een melding kan
worden volstaan, dan wel of een watervergunning moet worden aangevraagd (zie art.
I, onderdeel B, sub 3, dat leidt tot een nieuw onderdeel f van artikel 6.12, eerste
lid, Wtr).
Verder is voorzien in eenzelfde vangnetbepaling voor waterkeringen in beheer bij het
Rijk en de bijbehorende beschermingszones, in de vorm van een nieuw artikel 6.12a,
eerste lid, Wtr. Daardoor wordt voor (toekomstige) activiteiten, die overduidelijk
van ondergeschikt belang zijn en waarbij naar het oordeel van de beheerder geen sprake
is van een nadelige invloed voor de veilige en doelmatige functievervulling, een vergelijkbare
vrijstelling geboden (zie art. I, onderdeel C, dat leidt tot een nieuw artikel 6.12a
Wtr).
Bij het voorgenomen Besluit tot herstel van gebreken van wetstechnische en inhoudelijk
ondergeschikte aard in enkele besluiten op de beleidsterreinen van het Ministerie
van Infrastructuur en Milieu zal de werking van artikel 6.15, eerste lid, van het
Waterbesluit worden verruimd tot ook de categorie vrijgestelde handelingen en werken
met betrekking tot waterkeringen in beheer bij het Rijk en daartoe behorende beschermingszones.
Daardoor gaat ook in deze gevallen de zorgplicht van artikel 6.15, eerste lid, Wtb
gelden alsmede de mogelijkheid tot het stellen van algemene regels (waaronder meldplichten)
en de mogelijkheid tot het stellen van maatwerkvoorschriften. Daardoor worden de algemene
regels van de artikelen 6.8 en 6.9 Wtr van toepassing alsmede de meldplicht van artikel 6.14
Wtr en de mogelijkheid tot het stellen van maatwerkvoorschriften van art. 6.15 Wtr.
In laatstgenoemde artikelen is met het oog daarop tevens artikel 6.14 van het Wtb
genoemd. Omdat het eerdergenoemde reparatiebesluit IenM naar verwachting niet voor
1 augustus 2012 van kracht zal worden zullen de onderdelen B en C van artikel I niet
met ingang van 1 juli 2012 maar met ingang van 1 oktober 2012 van kracht worden. Daardoor
wordt voorkomen dat er een situatie kan ontstaan waarin al wel de nieuwe vrijstelling
gaat gelden maar nog niet de gebruikelijke algemene regels ten aanzien van vrijgestelde
handelingen en werken. Zekerheidshalve en om aan te sluiten bij de VVM-systematiek
wordt daarbij uitgegaan van inwerkingtreding met ingang van 1 oktober 2012.
Artikel II (overgangsrecht)
Artikel II bevat een overgangsregeling voor ten tijde van de inwerkingtreding van
deze regeling bestaande werken en activiteiten die anders als gevolg van de wijziging
van de beheergrenzen watervergunningplichtig zouden worden (eerbiedigende werking).
De overgangsregeling houdt in dat deze gevallen niet watervergunningplichtig worden
door de wijziging van beheergrenzen, mits deze direct voorafgaand aan de inwerkingtreding
van deze regeling aan het krachtens de Waterwet geldende recht voldoen (zoals bijvoorbeeld
zorgplichten, algemene regels, maatwerkvoorschriften en meldingsplichten). Indien
nadien een zodanige wijziging plaatsvindt dat deze zelfstandig grond vormt voor een
watervergunningplicht dient voor de activiteit of werk als geheel een nieuwe watervergunning
te worden aangevraagd.
Artikel III (overgangsrecht)
Artikel III bevat een tweede overgangsregeling in verband met de als gevolg van artikel I,
onderdelen B en C, uitgebreide vrijstellingsmogelijkheden voor de Noordzee en nieuwe
vrijstellingsmogelijkheid voor waterkeringen in beheer bij het Rijk en bijbehorende
beschermingszones. De overgangsregeling strekt ertoe dat een op het tijdstip van inwerkingtreding
van deze regeling nog niet onherroepelijk geworden vergunning of een aanvraag daartoe
met betrekking tot een activiteit of werk welke in beginsel onder de vrijstelling
valt als een melding in de zin van art. 6.14 Wtr wordt aangemerkt. Dit betreft vóór
het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling ingediende aanvragen om een watervergunning
of een nog niet onherroepelijke vergunning voor een werk of activiteit die op grond
van artikel 6.12 of 6.12a van de Wtr, als gewijzigd door deze regeling, in beginsel
is vrijgesteld van de vergunningplicht. In deze gevallen wordt de eerdere vergunningaanvraag
als melding aangemerkt (om dubbele administratieve lasten te voorkomen) en dient voldaan
te worden aan de algemene regels van de artikelen 6.8 en 6.9 Wtr, de meldingsplicht
van art. 6.14 Wtr en eventueel krachtens art. 6.15 Wtr te stellen maatwerkvoorschriften.
In gevallen waarin een vergunning reeds onherroepelijk is maar een werk of activiteit
nog niet is voltooid, dient deze conform de verleende vergunning en eventuele toepasselijke
algemene regels te worden voltooid.
Artikel IV (inwerkingtreding)
Deze regeling, behalve artikel I, onderdelen B en C, treedt in werking met ingang
van 1 juli 2012. De termijnen van de systematiek voor vaste verandermomenten worden
niet gevolgd (met name niet de periode van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding).
Reden daarvoor is de uitvoeringstechnische aard van de wijziging en het belang van
een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding voor de praktijk (vermindering van administratieve
lastendruk en overdracht van arealen en beheersobjecten).
Wijziging per 1 juli 2012 is noodzakelijk in verband met de overdracht van beheerarealen
en beheersobjecten per die datum en de per die datum van kracht worden wijziging van
het Waterbesluit (Besluit van 16 april 2012 tot wijziging van het Waterbesluit en
enkele andere besluiten (aanpassingen van ondergeschikt belang)). Vertraging van de
inwerkingtreding zou leiden tot onnodige complicaties in de uitvoering en publieke
nadelen.
De wijzigingen zijn afgestemd met betrokken partijen. Vanwege de vooral bestuurlijke
aard van de aanpassingen (geen uitvoeringsverplichtingen voor burgers en bedrijven)
en het overgangsrecht, waardoor burgers en bedrijven niet worden benadeeld, wordt
dit niet bezwaarlijk geacht.
Artikel I, onderdelen B en C, treedt in werking met ingang van 1 oktober 2012. Kortheidshalve
wordt verwezen naar de toelichting op deze onderdelen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
J.J. Atsma.