Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 13 december 2013, nummer 463556, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderddrieëntwintigste wijziging).

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de artikelen 6a, 24a, vierde lid, onder a, 37, 59a en 107, tweede lid, onder b en zevende lid, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000, de artikelen 1.16, vierde lid, 1.22, onder a, 3.6c, eerste lid, 3.48, vierde lid, 3.71a, derde lid, 3.99a, vijfde lid, 3.102b, zesde lid, 3.108, 3.109, 3.118b, achtste lid, 4.53, tweede lid, onderdeel c, 6.1c, vierde lid, 6.4, tweede lid en 8.1, van het Vreemdelingenbesluit 2000 alsmede artikel II, tweede lid, van het besluit van 17 december 2013 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (stroomlijning toelatingsprocedures) (Stb. 2013, 580);

Besluit:

ARTIKEL I

Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. de BRP: de basisregistratie personen.

B

Artikel 1.7 vervalt.

C

Artikel 1.13 komt te luiden:

Artikel 1.13

  • 1. De aanvrager om erkenning als referent legt bij de aanvraag een verklaring van betalingsgedrag als bedoeld in artikel 1.1.12 van de Leidraad Invordering 2008 over, die op de datum van de aanvraag niet ouder is dan drie maanden.

  • 2. In afwijking van het eerste lid verstrekt de aanvrager een ondernemingsplan indien de onderneming nog geen anderhalf jaar bestaat.

  • 3. Voor de beoordeling of de continuïteit en solvabiliteit van de startende onderneming voldoende is gewaarborgd wordt het ondernemingsplan, bedoeld in het tweede lid, ter advisering voorgelegd aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

D

Artikel 2.10 komt te luiden als volgt:

Artikel 2.10

  • 1. De ambtenaren belast met de grensbewaking zijn bevoegd de vreemdeling aan wie de toegang is geweigerd, de maatregel, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet, op te leggen dan wel deze in overeenstemming met artikel 6a van de Wet voort te zetten.

  • 2. De bevoegde ambtenaren van de Immigratie- en Naturalisatiedienst kunnen besluiten de maatregel, bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, voort te zetten in overeenstemming met artikel 6a van de Wet.

E

In artikel 3.13, onderdeel e, wordt ‘een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie’ vervangen door: een afschrift uit de BRP.

F

Artikel 3.17 komt te luiden:

Artikel 3.17

De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, kan ambtshalve worden verleend onder een beperking verband houdend met:

  • a. afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet;

  • b. voortgezet verblijf na verblijf op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet.

G

Na artikel 3.17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.17a

De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, kan onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden worden verleend aan de vreemdeling met de Afghaanse nationaliteit, die een verwesterde, schoolgaande en minderjarige vrouw is.

H

In de artikelen 3.33 en 3.41 wordt ‘ de GBA’ telkens vervangen door: de BRP.

I

Na artikel 3.33 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.33a

De artikelen 3.99a en 3.102b van het Besluit zijn niet van toepassing op de vreemdeling aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen.

J

In de tabel in artikel 3.34a komt rij n. te luiden:

n. de broer en zus die een aanvraag indienen voor ‘verblijf als familie- en gezinslid’ bij een vreemdeling die verblijf heeft gekregen of heeft aangevraagd voor het verblijfsdoel ‘tijdelijke humanitaire gronden’ in het kader van het beleid voor de Afghaanse vreemdeling die een verwesterde, schoolgaande en minderjarige vrouw is

€ 0

€ 0

K

De artikelen 3.38 tot en met 3.40 vervallen.

L

De artikelen 3.42 tot en met 3.43 vervallen.

M

Aan artikel 3.43b wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Ter zake van de afgifte ter uitvoering van artikel 4.22, tweede lid, van het Besluit, van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder c en d, van de Wet blijkt, is de vreemdeling een bedrag van € 42 verschuldigd.

N

Na artikel 3.43b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.43c

  • 1. Ter zake van de afgifte ter uitvoering van artikel 4.22, eerste lid, van het Besluit, van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder c, van de Wet blijkt, is de vreemdeling een bedrag van € 253 verschuldigd.

  • 2. Ter zake van de afgifte ter uitvoering van artikel 4.22, eerste lid, van het Besluit, van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder d, van de Wet blijkt, is de vreemdeling een bedrag van € 152 verschuldigd.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid is de vreemdeling van Turkse nationaliteit ter zake van de afgifte van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder c of d, van de Wet blijkt, een bedrag van € 42 verschuldigd.

  • 4. In afwijking van het eerste en tweede lid is de vreemdeling die het gezinslid is van een vreemdeling als bedoeld in het derde lid ter zake van de afgifte van een vervangend document waaruit het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8, onder c of d, van de Wet blijkt, een bedrag van € 42 verschuldigd.

O

Na artikel 3.49 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.50

Artikel 3.118b van het Besluit is niet van toepassing op de vreemdeling:

  • a. aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen;

  • b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij na afwijzing van de eerdere aanvraag is teruggekeerd naar het land van herkomst; of

  • c. wiens eerdere aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Wet is afgewezen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Wet en:

    • 1°. deze afwijzingsgrond niet meer van toepassing is; of

    • 2°. de vreemdeling na afwijzing van de eerdere aanvraag vrijwillig is teruggekeerd naar of overgedragen is aan het land dat verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn aanvraag.

P

In artikel 4.38, vijfde lid, onderdeel c, en bijlage 21, behorend bij artikel 3.34l, eerste en tweede lid, wordt telkenmale ‘de gemeentelijke basisadministratie’ vervangen door: de BRP.

Q

In artikel 5.3, eerste en tweede lid wordt ‘artikel 59 van de Wet’ vervangen door: ‘artikel 59 of 59a van de Wet’.

R

Na artikel 6.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.1a

Artikel 6.1c van het Besluit is niet van toepassing op de vreemdeling aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen.

S

In artikel 7.1e wordt ‘de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens’ vervangen door: de Wet basisregistratie personen.

T

Bijlage 13, model i, behorend bij artikel 3.38, bijlage 13, model j, behorend bij artikel 3.39, en bijlage 13, model k, behorend bij artikel 3.40, vervallen.

U

Bijlage 19, behorend bij artikel 3.10 komt te luiden als aangegeven in de bijlage bij deze regeling.

V

Bijlage 22, behorend bij artikel 6.2a, komt te luiden als aangegeven in de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

  • 1. De artikelen 3.6a, 3.115, eerste lid, onder e, en 6.1e, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 zijn niet van toepassing op een eerste aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000, die is ingediend voor 1 januari 2014, indien Onze Minister voornemens is de aanvraag af te wijzen binnen de termijnen bedoeld in artikel 3.110, eerste en tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.

  • 2. Artikel 3.118b van het Vreemdelingenbesluit 2000 is niet van toepassing indien de vreemdeling voor 1 januari 2014 te kennen heeft gegeven dat hij een volgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 wil indienen.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014, met uitzondering van:

  • a. artikel I, onderdelen A, E, H, P en S, die in werking treden met ingang van 6 januari 2014, en

  • b. artikel I, onderdelen I en R en artikel II, onderdeel 1, die in werking treden op een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 december 2013

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

BIJLAGE 19, BEHOREND BIJ ARTIKEL 3.10, EERSTE LID, VOORSCHRIFT VREEMDELINGEN 2000

REGISTRATIEFORMULIER, TEVENS TOESTEMMINGSVERKLARING

ten behoeve van arts /deskundige in het kader van een verzoek tot medische ontheffing basisexamen inburgering buitenland. In te vullen door verzoeker van ontheffing op basis van medische indicatie.

Gelieve onderstaand uw persoonlijke gegevens in te vullen en te retourneren met 2 gelijkende pasfoto’s.

(geslachts)na(a)men:

................ M/V

voorna(a)m(en):

................

geboortedatum:

................

adres:

................

woonplaats:

................

land:

................

telefoon:

................

beroep:

................

nationaliteit:

................

Met de ondertekening van dit formulier verklaar ik mijn toestemming en medewerking te verlenen aan een medische consultatie door een door de ambassade/het consulaat-generaal aangewezen arts over mijn lichamelijke gesteldheid, en dat hierover – door tussenkomst van de ambassade/het consulaat-generaal – een medisch rapport ten behoeve van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in Nederland zal worden uitgebracht.

Handtekening: ................

Plaats en datum: ................

__________________________________________________________________________________________

In te vullen door de post:

Datum registratie in het IEBS: ................

Referentienummer:................

Plaats, datum, stempel post

Standaardbrief voor de arts, betreffende zijn/haar rol in het kader van de ontheffing basisexamen inburgering buitenland.

Plaatsnaam, datum

Geachte heer/mevrouw,

U heeft aan de Nederlandse ambassade / het consulaat-generaal aangegeven personen medisch te willen keuren die aanspraak willen maken op ontheffing van het basisexamen inburgering. Dit document is bedoeld om u nadere informatie te verschaffen over het examen en de ontheffingsprocedure. Tevens verzoek ik u in te stemmen met de standaard werkwijze en een ondertekende kopie van dit document te retourneren.

Wat is het basisexamen inburgering en waaruit bestaat dit?

Het behalen van het basisexamen inburgering is één van de voorwaarden voor toelating tot Nederland. Dit toelatingsvereiste houdt in dat de vreemdeling, vóór zijn/haar komst naar Nederland, moet beschikken over kennis op basisniveau van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving.

De basiskennis die de vreemdeling reeds voor de komst naar Nederland in het buitenland moet hebben verworven, wordt in het buitenland beoordeeld aan de hand van een basisexamen inburgering. De resultaten van dat basisexamen worden betrokken bij de aanvraag die de vreemdeling met het oog op verblijf in Nederland doet.

Het basisexamen wordt telefonisch afgenomen en bevat een onderdeel gesproken Nederlandse taal, een onderdeel geletterdheid en begrijpend lezen en een onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving. Bij het telefonische examen wordt ook gebruik gemaakt van een fotoboek. De ingesproken antwoorden worden beoordeeld door een spraakherkenningscomputer. Betrokkene hoeft voor het afleggen van het examen niet te kunnen schrijven. Het daadwerkelijk afleggen van het basisexamen inburgering duurt ongeveer 55 minuten.

Wie is ontheven van de verplichting de toets af te leggen?

Personen die als gevolg van een lichamelijke of geestelijke belemmering blijvend niet in staat zijn het basisexamen inburgering te doen, kunnen ontheffing krijgen van de volledige toets.

Ontheffing

Het kan voorkomen dat wegens de aanwezigheid van een ernstige lichamelijke of geestelijke handicap een persoon permanent niet in staat is om het basisexamen inburgering buitenland af te leggen. Voor wat betreft lichamelijke handicap gaat het met name om blindheid, doofheid alsmede om doofstomheid. Onder blind of doof valt mede slechtziendheid en hardhorendheid, indien betrokkene niet door eigen hulpmiddelen (bijvoorbeeld een bril of hoorapparaat) alsnog voldoende gezichts- of hoorvermogen krijgt om de toets af te leggen. Voor wat betreft geestelijke handicap betreft het een gebrek aan cognitieve vaardigheden.

Tevens kan onder meer gedacht worden aan een ernstig spraakgebrek, dat de menselijke communicatie verhindert en het afleggen van het examen met behulp van de spraakherkenningscomputer blijvend onmogelijk maakt.

Vanzelfsprekend is in de praktijk sprake van meer lichamelijke belemmeringen dan hierboven genoemd. In de bijlage treft u een lijst aan met aandoeningen die bovengenoemde handicaps kunnen betreffen.

De gevraagde verklaring

In beginsel is een verklaring van u (dus beantwoording van de op het formulier aangegeven vragen), als arts, over de medische toestand van betrokkene voldoende. Dit geldt echter niet in een geval waarin sprake is van een psychische stoornis, zoals bijvoorbeeld duurzame ernstige depressies en/of duurzame ernstige trauma’s. Beoordeling daarvan dient te geschieden door een deskundige op het gebied van psychische ziektebeelden. In die gevallen dient de verklaring afkomstig te zijn van uzelf eventueel in samenwerking met een psychiater of een psycholoog. Echter, u vult zelf het ambassadeformulier in.

Wat is de rol van de arts?

Deze ambassade/dit consulaat-generaal zal personen die menen in aanmerking te komen voor ontheffing van het basisexamen inburgering naar u doorverwijzen voor een medische keuring. Deze personen geven vooraf toestemming voor het beschikbaar stellen van uw verklaring aan deze ambassade/dit consulaat-generaal.

Het is de bedoeling dat u daarbij de vragen in bijgevoegde vragenformulier beantwoordt. U dient deze zelf in te vullen. Wilt U het formulier s.v.p. volledig invullen? Onvolledig ingevulde formulieren kunnen betrokkene in bewijsproblemen brengen. Wilt u het formulier na invullen zelf stempelen, paraferen en terugsturen naar de ambassade, vergezeld van het door de cliënt overgelegde originele registratiebewijs? Tevens dient aan de cliënt door u of door de ambassade/het consulaat-generaal (dit hangt af van de afspraak die hierover door u met de ambassade/het consulaat-generaal is gemaakt) een kopie van deze verklaring te worden gegeven.

Over uw antwoorden op de vragen zal de Nederlandse ambassade/het consulaat-generaal in beginsel geen nader contact met u opnemen. Zij accepteert uw formulier en zal deze niet inhoudelijk beoordelen. Beoordeling wordt gedaan door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie in Nederland. Uiteindelijk beslist u dus niet over de ontheffing, dit doet de IND. Een duidelijke beantwoording van de vragen is dan ook erg belangrijk.

Uw contactpersoon op de Nederlandse ambassade/het consulaat-generaal is de consul/het hoofd van de Consulaire Afdeling; de heer/mevrouw ................, ................. ................, functie ................ In geval van problemen of vragen kunt u te allen tijde met hem/haar contact opnemen.

De ambassadeur,

voor deze

................ (handtekening)

................ (naam en functie)

Verzoeke u akkoord te gaan met bovenstaande procedure en ter bevestiging onderstaand uw handtekening te plaatsen en een exemplaar te retourneren aan de Nederlandse ambassade/het Nederlandse consulaat-generaal..

In de bijlage treft u in chronologische volgorde de te volgen stappen.

................ ................

................

(plaats) (datum)

( handtekening)

BIJLAGE: STAPPEN

  • 1. Alvorens u bijgevoegde brief ondertekent dient door de ambassade/het consulaat met U besproken te worden a) op welke wijze het consult wordt betaald (door de kandidaat zelf bij u of ter ambassade/consulaat die het dan weer aan U overmaakt), b) welke procedure (m.n. omtrent betaling) gevolgd dient te worden indien u nadere informatie van een specialist wenst en c) een afspraak te worden gemaakt over wie (u of ambassade/consulaat-generaal) een kopie verleent aan de kandidaat van uw rapport.

  • 2. U ontvangt van de ambassade/het consulaat-generaal een formulier met gegevens en pasfoto van de kandidaat. Dit houdt in dat binnenkort contact met u zal worden opgenomen om een afspraak te maken.

  • 3. Door de kandidaat of de ambassade/het consulaat zelf wordt met u contact opgenomen om een afspraak te maken.

  • 4. Kandidaat meldt zich op afgesproken tijdstip bij u en overhandigt een door de ambassade/het consulaat afgegeven registratiebewijs met pasfoto van de kandidaat. Het is van belang dat u controleert of de persoon overeenkomt met de pasfoto op het formulier dat reeds in uw bezit was en op het registratiebewijs van de kandidaat. Kandidaat kan eventueel een verklaring bij zich dragen van zijn eigen arts, echter dit is niet noodzakelijk, dit is enkel ter eventuele verduidelijking van zijn medische achtergrond.

  • 5. U wordt verzocht de vragen op het formulier te beantwoorden. Indien u hiervoor meer tijd of advies van specialisten nodig hebt dient u dit te melden aan de kandidaat en hierover contact op te nemen met de ambassade/het consulaat. Dit houdt namelijk in dat de kandidaat extra kosten zal moeten betalen voor dit medische advies.

  • 6. Met het evt. ingewonnen specialistische advies vult u het formulier in. U verschaft de kandidaat een kopie van uw advies (dit kan evt. ook door de ambassade/het consulaat worden gedaan; dit dient met de ambassade/het consulaat te worden afgestemd).

  • 7. U verzendt het formulier vergezeld van het door de cliënt aan u overhandigde originele registratiebewijs aan de ambassade/het consulaat.

Alvorens het hele proces van start gaat is het van belang dat de hele procedure voor u helder is en dat goede afspraken worden gemaakt met de ambassade/het consulaat omtrent de te volgen procedure, betaling, vertrouwelijkheid, kopieverlening van uw verklaring aan cliënt, alsmede het zelf archiveren van stukken van cliënten.

STANDAARD VRAGENFORMULIER (t.b.v. opstellen medisch advies) AAN ARTS

Betreft:

Geslachtsnaam kandidaat:

...........

Voorna(a)m(en) kandidaat:

...........

Geboortedatum kandidaat:

...........

Nationaliteit kandidaat:

...........

Betrokkene heeft een verzoek ingediend tot ontheffing van het basisexamen inburgering om medische redenen.

Hierbij doe ik u een kopie toestemmingsverklaring toekomen van ....... (datum)

Graag ontvang ik van u de antwoorden op de volgende vragen:

  • 1a. Heeft betrokkene een of meerdere medische klachten?

  • 1b. Zo ja, sinds wanneer heeft betrokkene deze klachten?

  • 2. Kunt u omschrijven waaruit de klachten bestaan?

  • 3a. Is behandeling mogelijk voor deze klachten?

  • 3b. Wordt betrokkene voor deze klachten behandeld?

  • 3a. Waaruit bestaat de behandeling en sinds wanneer wordt betrokkene hiervoor behandeld?

  • 3d. Door wie wordt betrokkene behandeld? (Functie, naam, adres)

  • 4. Is de verwachting dat deze klachten (ondanks medische behandeling) langer dan drie jaar aanhouden?

  • 5a. Wat is de invloed van de klachten op de visus?

  • 5b. Kunt u aangeven in hoeverre betrokkene met hulpmiddelen in staat is schrift te kunnen lezen en plaatjes van dichtbij te kunnen herkennen? U kunt dit typeren als (vrijwel) nihil, zeer beperkt, beperkt, enigszins beperkt of (vrijwel) onbeperkt.

  • 6a. Wat is de invloed van de klachten op het gehoor?

  • 6b. Kunt u aangeven in hoeverre betrokkene met hulpmiddelen in staat is een telefoongesprek te voeren? U kunt dit typeren als (vrijwel) nihil, zeer beperkt, beperkt, enigszins beperkt of (vrijwel) onbeperkt.

  • 7a. Hebben de klachten invloed op de spraak?

  • 7b. Zo ja, wilt u zo nauwkeurig mogelijk beschrijven waaruit deze spraakproblemen bestaan?

  • 7c. Kunt u aangeven of de spraak van betrokkene eerder te typeren valt als (vrijwel) nihil, zeer beperkt, beperkt, enigszins beperkt of (vrijwel) onbeperkt?

  • 8a. Is er sprake van een verstandelijke beperking of geestelijke stoornis?

  • 8b. Kunt u aangeven of de verstandelijke beperking of geestelijke stoornis van betrokkene maakt dat zijn of haar cognitieve vaardigheden eerder te typeren valt als (vrijwel) nihil, zeer beperkt, beperkt, enigszins beperkt of (vrijwel) onbeperkt?

  • 8c. Welke deskundige op het gebied van psychische ziektebeelden is door u geraadpleegd? Graag naam, datum en specialisme aangeven.

  • 9. Indien sprake is van medische klachten anders dan genoemd in vraag 5 t/m 8, kunt u aangeven op welke wijze betrokkene door de medische klachten wordt belemmerd in het dagelijks leven?

  • 10. Eventuele opmerkingen/aanvullingen:

Naam arts: Dr .........

Adres: .........

Plaatsnaam, datum: .........

Handtekening: .........

(eventueel voorzien van stempel van arts)

BIJLAGE 22, BEHOREND BIJ ARTIKEL 6.2A VOORSCHRIFT VREEMDELINGEN 2000

Kolom A

Kostensoort

Kolom B

Tarief

Vervoer (per vervoerde vreemdeling)

 

Binnen Rotterdam

Van Rotterdam naar Den Haag

Van Rotterdam naar Amsterdam

Van Rotterdam naar Brussel

Binnen Amsterdam

Van Amsterdam naar Den Haag

Van Amsterdam naar Rotterdam

Van Amsterdam naar Brussel

Vervoer naar overige bestemmingen, per vreemdeling per uur

€ 149,80

€ 299,60

€ 299,60

€ 449,40

€ 149,80

€ 299,60

€ 299,60

€ 599,20

€ 74,90

Laissez passer

 

Kosten aanvraagproces

Tolk tijdens vooronderzoek (per aanvraag)

Prijs laissez passer

€ 597,00

€ 55,00

variabel

Escortering tijdens het terugvervoer

 

Salariskosten (per escort per uur)

Kosten voor het verblijf van de escort (per escort)

Ticketkosten (per escort)

Vliegvergoeding (per escort per uur)

Onkostenvergoeding (per escort per dag)

Reisverzekering (per escort)

€ 63,78

variabel

variabel

€ 17,05

€ 13,50

variabel

Verblijf van de geweigerde vreemdeling

 

Enige verblijfplaats aangewezen als plaats of ruimte bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, Vw 2000 (per persoon per dag)

€ 191,00

Overige kosten

variabel

Administratiekosten

(maximaal € 500 administratiekosten per vreemdeling)

8%

TOELICHTING

Algemeen

Deze wijzigingsregeling bevat de wijzigingen in het Voorschrift Vreemdelingen 2000 naar aanleiding van het Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures. De maatregelen in het kader van dit Programma zijn neergelegd in de wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening (33 293) en in het besluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (stroomlijning toelatingsprocedures). De wet heeft betrekking op het herschikken van de verleningsgronden voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, inclusief het vervallen van de grondslag voor het categoriale beschermingsbeleid. Verder worden alle relevante artikelen van de Gezinsherenigingsrichtlijn betreffende nareis geïmplementeerd binnen het asielbeleid (waardoor de reguliere nareisbepalingen overbodig zijn geworden) en wordt de procedure inzake de verlening van de verblijfsvergunning asiel aan nareizende gezinsleden vereenvoudigd. Tot slot creëert de wet een grondslag voor het heffen van leges voor vervanging van het verblijfsdocument dat wordt afgegeven ter zake van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

De belangrijkste maatregelen die in het Vreemdelingenbesluit 2000 worden geregeld, maken het mogelijk aan de vreemdeling snel duidelijkheid te geven over het verblijfsperspectief en het 'stapelen' van procedures tegen te gaan. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:

  • a. meetoetsen van humanitair-reguliere gronden bij afwijzing van de eerste asielaanvraag;

  • b. meetoetsen van (andere) humanitaire gronden bij afwijzing van een humanitair-reguliere aanvraag;

  • c. versnelde afdoening van tweede en volgende asielaanvragen en humanitair-reguliere aanvragen (schriftelijke aanmelding en eendagstoets);

  • d. versnellen van de Dublinprocedure door samenvoeging eerste gehoor en Dublingehoor;

  • e. wijzigingen in medische procedures.

In onderhavige regeling tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 worden de categorieën vreemdelingen aangewezen op wie de procedure schriftelijke aanmelding en eendagstoets niet van toepassing is. Tevens is in de onderhavige wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 de hoogte van het tarief voor de vervanging van het document waaruit de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde en onbepaalde tijd blijkt opgenomen.

Voorts bevat deze regeling enige wijzigingen die verband houden met de inwerkingtreding van de wet tot Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht ter uitvoering van de verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PbEU 2013, L 180) (TK 33699). Dit wetsvoorstel is op 10 december 2013 door de Eerste Kamer aanvaard. De wijzigingen hebben betrekking op de bevoegdheid tot het opleggen en het opheffen van de vrijheidsontnemende maatregelen zoals deze voor de uitvoering van de verordening zijn geïmplementeerd in voornoemde wetsvoorstel.

Verder bevat deze wijzigingsregeling een aantal wijzigingen die voortvloeien uit de inwerkingtreding van de Wet basisregistratie personen (Stb. 2013, 315) en uit het Besluit modern migratiebeleid (Stb. 2010, 307).

Tot slot bevat deze regeling een aantal overgangsrechtelijke bepalingen en inwerkingtredingsbepalingen betreffende de maatregelen die in het kader van het Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures in het Vreemdelingenbesluit 2000 zijn neergelegd.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A, E, H, P, S (artikelen 1.1, onderdeel c, 3.13, onderdeel e, 3.33, 3.41, 4.38, vijfde lid, onderdeel c, 7.1e, en bijlage 21, behorend bij artikel 3.34l, eerste en tweede lid)

In deze onderdelen zijn aanpassingen opgenomen die noodzakelijk zijn vanwege de inwerkingtreding van de Wet basisregistratie personen (Stb. 2013, 315) en het Aanpassingsbesluit basisregistratie personen (Stb. 2013, 495) met ingang van 6 januari 2014 (Stb. 2013, 494).

Onderdeel B (artikel 1.7)

Nu de IND rechtstreeks de vreemdeling die arbeid voor een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie verricht of wil gaan verrichten bij de Dienst Uitvoering Onderwijs aanmeld om een inburgeringsaanbod te faciliteren is de verplichting voor de referent er voor te zorgen dat de vreemdeling binnen vier weken na verlening van de verblijfsvergunning bekend wordt bij de Dienst Uitvoering Onderwijs komen te vervallen.

Onderdeel C (artikel 1.13)

Als onderdeel van de toets naar de continuïteit en solvabiliteit van de te erkennen referent wordt een verklaring van betalingsgedrag als bedoeld in artikel 1.1.12 van de Leidraad Invordering 2008 vereist. Op deze manier wordt informatie bij de rijksbelastingdienst opgevraagd omtrent de premie- en belastingafdracht.

Op verzoek van de te erkennen referent geeft de rijksbelastingdienst een verklaring af, dat op dat moment geen belastingaanslagen of andere vorderingen openstaan waarvan de invordering is opgedragen. Tevens verklaart de rijksbelastingdienst desgevraagd dat zich in het verleden – voor wat betreft de invordering – geen moeilijkheden hebben voorgedaan. In de verklaring van betalingsgedrag kan de rijksbelastingdienst voorts nadere bijzonderheden vermelden.

De mogelijkheid om de IND te machtigen voor het aanvragen van de verklaring van betalingsgedrag is komen te vervallen. In de praktijk is gebleken dat hier weinig gebruik van wordt gemaakt en dat deze werkwijze de doorlooptijd van de aanvraag onnodig langer maakt.

In het tweede lid is een uitzondering gemaakt voor startende ondernemingen. Hieronder worden ondernemingen verstaan, die blijkens hun inschrijving in het handelsregister korter dan anderhalf geleden zijn opgericht of die blijkens gegevens uit het handelsregister korter dan anderhalf jaar (feitelijk) bedrijfsactiviteiten hebben verricht. Zij hebben immers nog geen of een beperkte historie omtrent de premie- en belastingafdracht, waarmee de verklaring omtrent betalingsgedrag onvoldoende betekenis heeft. Aan de hand van het ondernemingsplan kan de continuïteit en solvabiliteit van de onderneming worden getoetst om zo toch een goed beeld te krijgen van de positie van een onderneming. Om te kunnen beoordelen of de continuïteit van de startende onderneming voldoende is gewaarborgd vraagt de IND, op grond van het derde lid, advies aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Onderdelen D en Q (artikelen 2.10 en 5.3)

Met de aanpassing van artikel 2.10 wordt bewerkstelligd dat de ambtenaren belast met de grensbewaking na weigering van de toegang aan een vreemdeling, eveneens kunnen besluiten de vrijheidsontneming beschreven in artikel 6a van de Vreemdelingenwet 2000 toe te passen. Hoewel uit de bewoording van artikel 6a van de Vreemdelingenwet 2000 in beginsel volgt dat de door onze minister daartoe gemandateerde ambtenaren de in dat artikel beschreven bevoegdheid kunnen toepassen, wordt met de tweede lid van dit artikel buiten twijfel gesteld dat ook de ambtenaren van de Immigratie- en Naturalisatiedienst kunnen besluiten de maatregel te laten voortduren met het oog het oog op de overdracht aan een verantwoordelijke lidstaat. Tevens wordt de terminologie van het artikel in overeenstemming met de wet gebracht.

Met deze aanpassing van artikel 5.3 wordt bereikt dat die ambtenaren, die bevoegd zijn een vreemdeling in bewaring te stellen op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000, eveneens bevoegd zijn een vreemdeling in bewaring te stellen op basis van het nieuwe artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdelingen die onder de reikwijdte van 59a van de Vreemdelingenwet 2000 vallen, kwamen voor het in werking treden van de nieuwe wet, onder het bereik van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Het ligt dan ook in de rede dat dezelfde kring van ambtenaren bevoegd is dit nieuwe artikel toe toepassen. Het derde lid van artikel 5.3 blijft ongewijzigd, aangezien de bevoegdheid tot verlenging van de maatregel op basis van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 die daarin wordt beschreven, niet aan de orde kan zijn bij een detentie op basis van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000.

Onderdeel F (artikel 3.17)

De mogelijkheid van ambtshalve verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd indien uitzetting in strijd is met artikel 8 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens is bij de wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (stroomlijning toelatingsprocedures) opgenomen in de artikelen 3.6, eerste en vijfde lid en 3.6a, eerste en vijfde lid van het Vreemdelingenbesluit 2000. Daarnaast geeft artikel 3.6b van het Vreemdelingenbesluit 2000 in algemene zin aan dat een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ambtshalve kan worden verleend aan de vreemdeling wiens uitzetting in strijd zou zijn met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De vermelding in artikel 3.17, onder c, is daarmee niet meer nodig.

Onderdeel G (artikel 3.17a)

In het nieuwe artikel 3.17a is op grond van artikel 3.48, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 bepaald dat een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden kan worden verleend aan de Afghaanse vreemdeling die een verwesterde, schoolgaande en minderjarige vrouw is. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de toezegging in de Memorie van Toelichting bij de wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening (Kamerstukken II 2011/12, 33 293, nr. 3). Daarin staat dat dit onderdeel van het asielbeleid wordt ondergebracht bij een regulier humanitair verblijfsdoel. Voorts vermeldt de Memorie van Toelichting dat de lagere regelgeving dienovereenkomstig zal worden aangepast, waarbij zal worden aangesloten bij artikel 3.48 van het Vreemdelingenbesluit 2000, waarin de tijdelijke humanitaire gronden voor regulier verblijf zijn neergelegd.

Onderdeel I (artikelen 3.33a en 3.33b)

Artikel 3.33a regelt ten eerste op basis van artikel 3.99a, vijfde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 de gevallen waarin de schriftelijke aanmelding die voorafgaat aan de indiening van (zowel eerste als volgende) humanitair-reguliere aanvragen en de eendagstoets niet van toepassing is. Met de schriftelijke aanmelding geeft de vreemdeling te kennen dat hij een dergelijke aanvraag wil indienen en levert hij de relevante stukken aan. Deze procedure maakt het mogelijk dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst voorafgaand aan de indiening van die aanvraag het dossier kan beoordelen, eventueel om aanvullende of ontbrekende documenten kan vragen, onderzoeken in gang kan zetten en de (concept)beschikking kan voorbereiden. Na de ontvangst van het schriftelijke aanmeldformulier nodigt de IND de vreemdeling uit om, in beginsel binnen twee weken, de aanvraag in te dienen. Op de dag van de indiening van de aanvraag wordt beoordeeld of op die aanvraag inwilligend of afwijzend kan worden beslist. Indien dat het geval is, wordt de beschikking aan de vreemdeling uitgereikt. Indien niet op de dag waarop de aanvraag is ingediend kan worden beslist, bijvoorbeeld omdat nader onderzoek nodig is, wordt de aanvraag ingenomen.

Deze procedure wordt gevolgd bij gevallen waarin de vreemdeling in Nederland is voor een verblijf van langer dan drie maanden, en ofwel die vreemdeling op grond van artikel 17, eerste lid, onder c of d, van de Vreemdelingenwet 2000, of artikel 3.71, tweede lid, onder l, van het Vreemdelingenbesluit 2000 is vrijgesteld van het vereiste van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf ofwel ten aanzien van die vreemdeling artikel 3.71, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 is toegepast. Voorts betreft het humanitair-reguliere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning:

  • 1°. op grond dat de uitzetting van de vreemdeling in strijd is met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;

  • 2°. onder een beperking verband houdend met medische behandeling als bedoeld in artikel 3.46; of

  • 3°. onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden als bedoeld in artikel 3.48, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.

Tot slot is deze procedure van toepassing indien het gaat om een aanvraag tot het wijzigen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 in een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met medische behandeling als bedoeld in artikel 3.46 van het Vreemdelingenbesluit 2000.

De hiervoor beschreven procedure wordt niet gevolgd indien het betreft vreemdelingen aan wie rechtens de vrijheid is ontnomen (op grond van de Vreemdelingenwet 2000 of een andere grond). Zulke aanvragen worden zonder schriftelijke aanmelding en eendagstoets zorgvuldig afgedaan.

Artikel 3.33a wijst voorts de vreemdelingen aan voor wie niet de verplichting, bedoeld in artikel 3.102b van het Vreemdelingenbesluit 2000 geldt om, indien medische omstandigheden aan de orde zijn, bij het schriftelijke aanmeldformulier de relevante medische gegevens en overige bescheiden te overleggen, indien zij voornemens zijn een aanvraag tot het verlenen, verlengen of wijzigen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in te dienen, indien zij een beroep doen op medische redenen om vrijgesteld te worden van het mvv-vereiste of in het kader van de intrekking van de verblijfsvergunning dan wel een bezwaarprocedure. Het betreft de hiervoor genoemde categorie vreemdelingen aan wie rechtens de vrijheid is ontnomen.

Onderdeel J (artikel 3.34a)

De tekst van onderdeel n (oud) vervalt vanwege de wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening. Op grond van deze wet komt het in onderdeel n bedoelde gezinslid in beginsel in aanmerking voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Ter zake van de afdoening van deze aanvraag zijn geen leges verschuldigd. Het oude onderdeel n is vervangen door een nieuw onderdeel n. Daarin wordt bepaald dat de broer en zus van de vreemdeling die verblijf heeft gevraagd of gekregen in het kader van het toelatingsbeleid voor de Afghaanse vreemdeling die een verwesterde, schoolgaande en minderjarige vrouw is, geen leges verschuldigd zijn voor de behandeling van de aanvraag voor verblijf als familie- of gezinslid. De Afghaanse vreemdeling zelf en de ouders komen in aanmerking voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op ‘tijdelijke humanitaire gronden’ en zijn op grond van artikel 3.34, rij p, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 geen leges verschuldigd.

Onderdeel K (artikelen 3.38 tot en met 3.40)

In de Nota van Toelichting bij het Besluit modern migratiebeleid (Stb. 2010, 307, blz. 183) is het volgende vermeld: ‘In artikel 3.99 is niet langer voorgeschreven dat de aanvraagformulieren worden opgenomen in het Voorschrift Vreemdelingen 2000. De Minister van Justitie kan als beslissingsbevoegd bestuursorgaan op grond van de Algemene wet bestuursrecht formulieren vaststellen voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens (artikel 4:4 Awb). Die zijn door de minister (IND) vastgesteld in de Vreemdelingencirculaire 2000. Ook het model van de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning asiel (artikel 3.108) wordt niet langer bij ministeriële regeling voorgeschreven.’

In de onderhavige regeling wordt het Voorschrift Vreemdelingen 2000 daarop aangepast. De formulieren voor de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde en onbepaalde tijd en voor de aanvraag tot het verlengen van de geldingsduur van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd zijn vastgesteld in de Vreemdelingencirculaire 2000. De artikelen 3.38 tot en met 3.40 kunnen daarom vervallen.

Onderdeel L (artikelen 3.42 tot en met 3.43)

Op grond van het Besluit modern migratiebeleid (Stb. 2010, 307) is artikel 3.108 van het Vreemdelingenbesluit 2000 onder andere zo gewijzigd dat de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en onbepaalde tijd niet meer worden ingediend op een bij ministeriële regeling te bepalen plaats maar op een door Onze Minister te bepalen plaats. Dat betekent dat de plaats waar deze aanvragen moeten worden ingediend in de Vreemdelingencirculaire 2000 wordt vastgesteld en dat de artikelen 3.42 en 3.43 kunnen vervallen. In lijn hiermee is artikel 3.109 van het Vreemdelingenbesluit 2000, dat betrekking heeft op de kennisgeving door de vreemdeling dat hij een (eerste) asielaanvraag wil indienen, aangepast. Op grond daarvan kan de (plaats en wijze van) kennisgeving door de vreemdeling dat hij een asielaanvraag wil indienen in de Vreemdelingencirculaire 2000 worden vastgesteld, waardoor ook artikel 3.42a van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 kan vervallen.

Onderdeel M (artikel 3.43b)

Aan artikel 3.43b wordt een lid toegevoegd dat betrekking heeft op de legesheffing voor de normale vijfjaarsvervanging op grond van artikel 4.22, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 van het verblijfsdocument ter staving van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en onbepaalde tijd. Voor het tarief is aangesloten bij de regels die gelden voor de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd.

Onderdeel N (artikel 3.43c)

Dit artikel betreft de legesheffing voor de vervanging van een verblijfsdocument ter staving van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (eerste lid) en onbepaalde tijd (tweede lid). De grondslag voor wat betreft de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd biedt het nieuwe derde lid van artikel 37 van de Vreemdelingenwet 2000. Het gaat hier om legesheffing ter vervanging van een eerder afgegeven verblijfsdocument dat wordt vermist, verloren is gegaan of voor identificatie ondeugdelijk is geworden op grond van artikel 4.22, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000. Voor de gevallen waarin leges zijn verschuldigd en de hoogte ervan (€ 253) is aangesloten bij de regels die gelden voor de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.

De grondslag voor wat betreft de vervanging van een eerder afgegeven document waaruit de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd blijkt, biedt het tweede lid van artikel 37 van de Vreemdelingenwet 2000 dat bij de Wet van 24 mei 2012 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen (Stb. 2012, 258) in de Vreemdelingenwet 2000 is opgenomen. Voor de gevallen waarin leges zijn verschuldigd en de hoogte ervan (€ 152) is aangesloten bij de regels die gelden voor de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd.

In het derde en vierde lid wordt het tarief voor Turkse vreemdelingen en hun gezinsleden in aansluiting op de overige legesbepalingen voor deze categorie vreemdelingen vastgesteld op € 42.

Onderdeel O (artikel 3.50)

Artikel 3.50 regelt, op basis van artikel 3.118b, achtste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, de gevallen waarin de schriftelijke aanmelding die voorafgaat aan de indiening van een tweede of volgende asielaanvraag en de eendagstoets van dergelijke aanvragen niet van toepassing zijn. Het betreft vreemdelingen aan wie rechtens de vrijheid is ontnomen (op grond van de Vreemdelingenwet 2000 of een andere grond; onderdeel a). Zulke aanvragen worden zonder schriftelijke aanmelding en eendagstoets zorgvuldig afgedaan. De onderdelen b en c, onder 1° betreffen vreemdelingen die formeel een tweede of volgende asielaanvraag doen, maar wiens aanvraag feitelijk moet worden gezien als een eerste aanvraag, omdat deze in een volledige procedure inhoudelijk moet worden beoordeeld. Onderdeel b betreft de asielzoeker die aannemelijk heeft gemaakt dat hij na afwijzing van de eerdere aanvraag is teruggekeerd naar het land van herkomst. Onderdeel c, onder 1°, betreft de asielaanvraag van vreemdelingen wier eerdere asielaanvraag is afgewezen op grond van artikel 30, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 en een inhoudelijke behandeling nu wel aangewezen is. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan Dublinclaimanten die niet overgedragen zijn en niet meer overgedragen worden op grond van een Dublinclaim.

Dublinclaimanten die na een voltooide overdracht naar een andere lidstaat opnieuw in Nederland een aanvraag indienen, worden in het onderdeel c, onder 2°, uitgezonderd. Dit is wenselijk omdat de procedure voor het leggen van een nieuwe claim niet binnen de termijnen van de eendagstoets kan worden afgerond. Hier is meer tijd voor nodig. Dit verschilt niet van de huidige praktijk.

Onderdeel R (artikel 6.1a)

Artikel 6.1a betreft de schriftelijke aanmelding voorafgaande aan de indiening van een verzoek om de uitzetting achterwege te laten omdat het vanwege de gezondheidstoestand van de vreemdeling of die van een van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen (artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000) en de eendagstoets. Deze procedure is niet van toepassing op de meergenoemde categorie vreemdelingen aan wie rechtens de vrijheid is ontnomen. Ook de verplichting, bedoeld in artikel 6.1c, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, om ten minste de voor de beslissing van Onze Minister relevante medische gegevens en overige bescheiden te overleggen, blijft in die gevallen buiten toepassing.

Onderdeel T

Als gevolg van het vervallen van de artikelen 3.38, 3.39 en 3.40 zijn de bijlagen 13i, 13j en 13k vervallen.

Onderdeel U (Bijlage 19, behorend bij artikel 3.10, eerste lid)

Bijlage 19, behorend bij artikel 3.10, eerste lid, bevat documenten ten behoeve van de ontheffing van de plicht tot het afleggen van het basisexamen buitenland op medische gronden. Uit de praktijk is gebleken dat het door de vertrouwensarts in te vullen vragenformulier niet meer voldeed. Deze is daarom aangepast. Daarnaast is de standaardbrief aan de vertrouwensarts aangepast vanwege de invoering van de Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen (GBL). Het betreffen geen inhoudelijke wijzigingen.

Onderdeel V (Bijlage 22, behorend bij artikel 6.2a)

Enkele tarieven in de tarievenlijst ten aanzien van de uitzettings- en verblijfskosten van vreemdelingen zijn aangepast. De tarieven voor het vervoer en de escortering van de geweigerde vreemdeling en de onkostenvergoeding zijn gebaseerd op aanwijzing 80 (‘Verrekenen van activiteiten ten behoeve van partijen buiten defensie’) door het Hoofd Directie Financiën Control (HDFC) van het Ministerie van Defensie in 2013. De onkostenvergoeding is gebaseerd op het Besluit Dienstreizen Defensie en de onderliggende regeling, de Regeling Dienstreizen Defensie. De vliegvergoeding per escort per uur is gebaseerd op Ministeriële Publicatie (MP) 31-400, regeling 110, artikel 12, derde lid en tabel 11. Het tarief voor het verblijf van de geweigerde vreemdeling per nacht is aangepast conform de Agentschapsbegroting 2014 van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Het maximum bedrag aan administratiekosten per zaak is verlaagd van € 1.200 naar € 500, waarbij is uitgegaan van een gemiddelde van de werkelijke gemaakte (administratie) kosten per zaak.

ARTIKEL II

Artikel 3.103 van het Vreemdelingenbesluit 2000, dat van toepassing is op reguliere aanvragen, bepaalt dat de aanvraag wordt getoetst aan het recht dat gold op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen, tenzij uit de Vreemdelingenwet 2000 anders voortvloeit of het recht dat geldt op het tijdstip waarop de beschikking wordt gegeven, voor de vreemdeling gunstiger is. Deze regel van eerbiedigende werking wordt sinds jaar en dag in het reguliere vreemdelingenrecht gehanteerd. Daarmee wordt voorkomen dat belastende wijzigingen ten nadele van de vreemdeling uitwerken. Op grond van artikel II, eerste lid, van het besluit tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (stroomlijning toelatingsprocedures) geldt uitsluitend met betrekking tot dat besluit dat ook asielaanvragen worden getoetst aan het recht dat gold op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen, tenzij uit de Wet anders voortvloeit of het recht dat geldt op het tijdstip waarop de beschikking wordt gegeven, voor de vreemdeling gunstiger is. Het tweede lid van artikel II van genoemd besluit bepaalt dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld inzake de toepassing van artikel 3.103 van het Vreemdelingenbesluit 2000 op aanvragen die zijn ontvangen voor de inwerkingtreding van dit besluit.

Van deze bevoegdheid is gebruik gemaakt om in artikel II van onderhavige regeling te bepalen dat het meetoetsen van de regulier-humanitaire omstandigheden (artikel 3.6a van het Vreemdelingenbesluit 2000) en het meetoetsen van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (artikel 6.1e, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000) bij afwijzing van de eerste aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet van toepassing is op asielaanvragen die zijn ontvangen voor 1 januari 2014 en de minister voornemens is de aanvraag af te wijzen in de (al dan niet verlengde) algemene asielprocedure. In dat geval zou het inbrengen, onderzoeken en beoordelen van deze feiten en omstandigheden de al lopende asielprocedure kunnen doorkruisen. Hieruit volgt dat in dat geval ook de grond om de algemene asielprocedure te verlengen wegens nader onderzoek naar de regulier-humanitaire omstandigheden niet van toepassing is. Ook dit is bepaald in artikel II door de verwijzing naar artikel 3.115, eerste lid, onder e, van het Vreemdelingenbesluit 2000.

In het tweede onderdeel van artikel II is bepaald dat artikel 3.118b van het Vreemdelingenbesluit 2000 niet van toepassing is indien de vreemdeling voor 1 januari 2014 te kennen heeft gegeven dat hij een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 wil indienen. Hiermee wordt voorkomen dat vreemdelingen die voor 1 januari 2014 kenbaar hebben gemaakt dat zij een tweede of volgende asielaanvraag in willen dienen en die aanvraag eerst na die datum daadwerkelijk indienen, terugverwezen zouden moeten worden naar de schriftelijke aanmelding.

ARTIKEL III

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze regeling. Zij treedt in werking met ingang van 1 januari 2014. Dat geldt niet voor de aanpassingen die zijn opgenomen vanwege de inwerkingtreding met ingang van 6 januari 2014 van de Wet basisregistratie personen (Stb. 2013, 315) en het Aanpassingsbesluit basisregistratie personen (Stb. 2013, 495) met ingang van 6 januari 2014 (Stb. 2013, 494).

Voorts zijn er drie uitzonderingen, die later in werking zullen treden op een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip. Omdat de procedure van schriftelijke aanmelding en eendagstoets voor humanitair reguliere (vervolg)aanvragen en voor verzoeken om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, alsmede de verplichting voor de vreemdeling om de relevante medische gegevens en overige bescheiden te overleggen niet op 1 januari 2014 in werking treden, geldt dat ook voor de in artikel I, onderdelen I en R (artikelen 3.33a, 3.33b en 6.1a) genoemde uitzondering, nl. vreemdelingen aan wie rechtens de vrijheid is ontnomen. De derde uitzondering betreft het overgangsrecht in het eerste lid van artikel II van deze regeling. Het meetoetsen van humanitair reguliere gronden bij afwijzing van de eerste asielaanvraag treedt niet op 1 januari 2014 in werking. Dat moet dan uiteraard ook gelden voor het overgangsrecht ter zake.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

Naar boven