Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 9 oktober 2012, nr. 12329894, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling visserij ten behoeve van vereenvoudiging van regelgeving op het gebied van de binnenvisserij

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op de artikelen 1, eerste lid, 2, eerste lid, 11 en 12 van het Reglement minimummaten en gesloten tijden 1985 en de artikelen 9, 11 en 12 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling visserij wordt als volgt gewijzigd.

A

In artikel 1a, onderdeel c, wordt na de zinsnede ‘6, derde lid,’ ingevoegd: 7a,.

B

Artikel 3 vervalt.

C

Na artikel 5a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 5b

De afmeting, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van de Visserijwet 1963, bedraagt:

  • 20 centimeter voor bot;

  • 25 centimeter voor beekforel;

  • 22 centimeter voor baars;

  • 30 centimeter voor kopvoorn;

  • 25 centimeter voor zeelt;

  • 28 centimeter voor aal;

  • 30 centimeter voor barbeel;

  • 42 centimeter voor snoekbaars;

  • 45 centimeter voor snoek;

  • 20 centimeter voor rivierprik.

Artikel 5c

Het tijdvak, bedoeld in artikel 2a, tweede lid, van de Visserijwet 1963, is

  • 1 april tot en met 31 mei: baars, barbeel, kopvoorn, snoekbaars en winde;

  • 1 maart tot en met 31 mei: snoek;

  • 1 oktober tot en met 31 maart: beekforel;

  • 1 maart tot en met 30 april en 1 november tot en met 31 januari: rivierprik;

  • 1 januari tot en met 31 december: zalm, zeeforel, elft, fint, kwabaal, meerval, serpeling, sneep, vlagzalm en zeeprik.

D

Artikel 6 vervalt.

E

In artikel 7, eerste lid, wordt de zinsnede ‘de vissoorten aal, snoekbaars, baars, snoek, zeelt, brasem, karper, ruisvoorn en blankvoorn aanvoert’ vervangen door: in overeenstemming met artikel 7a van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 vissen aanvoert.

F

In artikel 8, tweede lid, wordt de zinsnede ‘van de vissoorten snoekbaars, baars, snoek, zeelt, brasem, karper, ruisvoorn en blankvoorn meer dan 5 kilogram vis, behorend tot deze soorten’ vervangen door: van vis meer dan 5 kilogram, die in overeenstemming met artikel 7 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 is gevangen,

G

Artikel 27 vervalt.

H

Aan artikel 28b, eerste lid, wordt een onderdeel toegevoegd luidende:

  • j. de kreeftenkorf

I

Na artikel 28b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 28c

  • 1. Het is verboden met enig vistuig te vissen in de rivieren de Neder-Rijn, de Maas, de Lek en de Overijsselsche Vecht:

    • a. binnen een afstand van 75 m stroomafwaarts van een stuw;

    • b. in een bij een stuw aangebrachte vispassage;

    • c. binnen een straal van 25 m voor de bovenmond van een bij een stuw aangebrachte vispassage.

  • 2. Het verbod geldt niet gedurende de tijden dat de stuw buiten werking is gesteld.

J

In artikel 43, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘1 april’ vervangen door: de laatste donderdag van maart.

K

In artikel 52, eerste lid, onderdeel d, wordt ‘kreeften’ telkens vervangen door: ‘zeekreeften’ en wordt ‘1 april’ vervangen door: de laatste donderdag van maart.

L

Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid, aanhef, komt te luiden:

Het verbod, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, is niet van toepassing op de visrechthebbende en de houder van een schriftelijk toestemming, die:.

b. In het tweede lid wordt de zinsnede ‘Het verbod, bedoeld in artikel 27,’ vervangen door: Het verbod, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985,.

M

Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd.

a. Het eerste lid, aanhef, komt te luiden:

Het verbod, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, is niet van toepassing op de visrechthebbende en de houder van een schriftelijk toestemming, die:.

b. In het tweede lid wordt de zinsnede ‘het in artikel 27 neergelegde verbod,’ vervangen door: het in artikel 7a, eerste lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 bedoelde verbod,.

N

In artikel 57 wordt de zinsnede ‘het verbod, bedoeld in artikel 27,’ vervangen door: het verbod, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985,.

O

Na artikel 57 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 57a

Artikel 55, eerste lid, en de vrijstellingen, bedoeld in de artikelen 56, eerste en tweede lid, en 57 gelden onder de voorwaarde dat eidragende zeekreeften, pas verschaalde zeekreeften en zeekreeften die zijn gevangen tussen 15 juli en de laatste donderdag van maart, onmiddellijk na de vangst worden teruggezet.

P

Na artikel 60 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 60a

Van artikel 1 en 2 van het Reglement minimummaten en gesloten tijd 1985 en artikel 7a van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 is vrijgesteld, degene die ten gevolge van plotselinge vissterfte, of van de dreiging daarvan, gebruik maakt van de vistuigen, bedoeld in artikel 7a van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, mits de vis, die met dat gebruik wordt verkregen, onverwijld wordt uitgezet in een nabij gelegen water waar een dergelijke dreiging zich niet voordoet.

Q

In artikel 61 wordt de zinsnede ‘baars en snoekbaars’ vervangen door: baars, snoek, en snoekbaars .

S

Artikel 63 vervalt.

T

In bijlage 1 wordt:

  • a. Na ‘24. Gladde rog, Raja Montagui, Fowler, 1910’ ingevoegd: 24a. Graskarper, Ctenopharyngodon idella (Valenciennes, 1844);.

  • b. Na ‘48. Makreel, Scomber scombrus (Linnaeus, 1758)’ ingevoegd: 48a. Meerval, Silurus glanis (Linnaeus, 1758);.

  • c. Na ‘60. Riviergrondel, Gobio gobio (Linnaeus, 1758)’ ingevoegd: 60a. Rivierprik, Lampetra fluviatilis (Linnaeus, 1758);.

  • d. Na ‘89. Witje/Hondstond, Glyptocephalus cynoglossus (Linnaeus, 1758)’ ingevoegd:89a. Witvingrondel, Romanogobio albipinnatus (Lukasch, 1933);.

U

Bijlage 11 vervalt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 oktober 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.

TOELICHTING

Inleiding

Met dit besluit wordt een aantal wijzigingen aangebracht in de Uitvoeringsregeling visserij. De betreffende wijzigingen houden merendeels verband met een aantal gelijktijdig door te voeren wijzigingen van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 en Reglement minimummaten en gesloten tijden 1985. De wijzigingen in beide reglementen, alsmede de hiermee verband houdende wijzigingen in de Uitvoeringsregeling visserij, hebben tot doel om tot een vereenvoudiging en een actualisatie van de regelgeving voor de binnenvisserij te komen.

De betreffende wijzigingen hebben betrekking op een actualisatie van de minimummaten en gesloten tijden, welke thans op basis van de gewijzigde artikelen 1 en 2 van het Reglement minimummaten en gesloten tijden 1985, zijn opgenomen in de Uitvoeringsregeling visserij. Tevens wordt een aantal nieuwe vissoorten onder de werking van de Visserijwet gebracht, die hiertoe worden opgenomen in bijlage 1 van de Uitvoeringsregeling visserij. Voor een deel van deze vissoorten worden tevens minimummaten en/of gesloten tijden ingesteld. Daarnaast zijn de inhoudelijke bepalingen met betrekking tot de afstand die de visserij in acht dient te nemen bij bepaalde kunstwerken op specifieke locaties in bepaalde wateren thans ongewijzigd opgenomen in de Uitvoeringsregeling visserij, en niet meer in het hieraan ten grondslag liggende artikel 9 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985.

Ook is een artikel opgenomen welke een generieke vrijstelling regelt van het gebruik van beroepsvistuigen en van de bepalingen omtrent minimummaten en gesloten tijden, in situaties waarin sprake is van vissterfte, of dreiging daarvan. Tot slot is een aantal technische wijzigingen doorgevoerd welke verband houden met de wijziging van artikelen in het Reglement voor de binnenvisserij 1985 en het Reglement Minimummaten en gesloten tijden 1985.

Het ontwerp van de voorgenomen wijzigingen in beide reglementen en de hiermee verband houdende wijzigingen in de Uitvoeringsregeling visserij zijn in de periode 1 juli tot en met 15 augustus 2011 – via internet – voor consultatie openbaar gemaakt. Op de hierop binnengekomen reacties, voor zover betrekking hebbend op onderwerpen uit de Uitvoeringsregeling visserij wordt ingegaan in de delen van deze toelichting waar het betreffende onderwerp wordt behandeld.

Tot slot is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de Uitvoeringsregeling visserij op een aantal punten te actualiseren.

Wijziging minimummaten en gesloten tijden en opname nieuwe vissoorten in Visserijwet

In de Beleidsbrief binnenvisserij van november 2009 (Kamerstukken II 2009/10, 29 664, nr. 94) is aangekondigd dat gesloten tijden en minimummaten voor een aantal vissoorten aan recente bestandsontwikkelingen zullen worden aangepast. Tevens is hierin aangekondigd dat in ditzelfde verband de lijst met vissoorten waarop de Visserijwet 1963 van toepassing is, zal worden geactualiseerd.

Met het oog hierop is door IMARES, Wageningen UR (Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) onderzoek verricht naar de gewenste wettelijke bescherming voor de verschillende in Nederland voorkomende vissen (Bescherming zoetwatervissen, Dr ir H.V. Winter, Ir O.A. van Keeken en Dr H. Heessen, Rapport C148/10 van 24 november 2010). Dit rapport en de hieraan ten grondslag liggende analyses vormen de grondslag voor de aan te brengen wijzigingen in de minimummaten en gesloten tijden.

In de op internet voor consultatie neergelegde versie tot wijziging van het Reglement minimummaten en gesloten tijden was opgenomen om voor de beekforel een jaarrond gesloten tijd in te stellen. Door Sportvisserij Nederland en een aantal sportvissers en een sportvisvereniging uit Limburg is in reactie hierop verzocht om de voorgestelde jaarrond gesloten tijd voor beekforel niet door te voeren of deze in ieder geval niet van toepassing te laten zijn op wateren waar beekforel is uitgezet. Overweging hierbij is dat in de beken in Limburg, waar genoemde soort voorkomt, er sprake is van een evenwichtig bestand van deze soort, zonder dat dit in de weg wordt gestaan door de bestaande sportvisserij op deze soort binnen de huidige kaders (gesloten periode en minimummaat). Daarbij wordt de beekforel in Zuid-Limburg actief uitgezet door hengelsportverenigingen om gerichte visserij op deze vissoort mogelijk te maken. Besloten is om dit voorstel over te nemen. Dit betekent dat de oorspronkelijke gesloten tijd voor beekforel en de ingestelde minimummaat zullen worden gehandhaafd. De huidige jaarrond gesloten tijd voor de zeeforel (als migrerende vorm van de beekforel) blijft ongewijzigd van toepassing

In concreto worden de volgende wijzigingen in minimummaten en gesloten tijden aangebracht.

De beekridder is een soort die niet in Nederland voorkomt en behoeft daarom geen specifieke bescherming met het stellen van een minimummaat of gesloten tijd. De minimummaat en gesloten tijd kunnen derhalve komen te vervallen.

Voor de bronforel en de regenboogforel (waarvoor slechts een minimummaat was gesteld) geldt dat dit soorten zijn die van nature niet voorkomen in Nederland. De voor deze soorten gegeven voorschriften kunnen derhalve eveneens komen te vervallen.

Voor de elft geldt dat deze soort slechts in zeer kleine aantallen voorkomt in Nederland en dat er wordt gewerkt aan herintroductie. Daarbij is de elft geen in aanmerking komende soort om door de beroepsvisserij bevist te worden en is de elft een trekvis die is aangewezen onder de Natuurbeschermingswet 1998. Om deze redenen zal voor deze soort een jaarrond gesloten periode worden ingesteld.

Ditzelfde geldt voor de fint en de kwabaal, met dien verstande dat laatstgenoemde geen op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 aangewezen soort betreft.

Voor de rietvoorn (of ruisvoorn) geldt dat dit in veel gebieden een algemeen voorkomende vissoort is die niet wordt bedreigd door overbevissing, vervuiling of andere oorzaken. Voor deze vissoort is daarom geen reden meer om nog een minimummaat te hanteren. Voor vergelijkbare vissoorten als brasem, blankvoorn en kolblei zijn in het verleden de minimummaten om dezelfde reden reeds komen te vervallen. De minimummaat kan derhalve komen te vervallen.

Ditzelfde geldt voor de winde.

Voor de serpeling geldt dat deze soort slechts in kleine aantallen voorkomt in Nederland. Daarbij is de serpeling geen in aanmerking komende soort om door de beroepsvisserij bevist te worden. Om deze redenen zal voor deze soort een jaarrond gesloten periode worden ingesteld.

Ditzelfde geldt voor de sneep, de vlagzalm en de zeeprik.

De in het reglement opgenomen gesloten tijd voor de snoek loopt van 1 maart tot en met 30 juni en wijkt daarmee af van de gesloten tijd voor de andere twee belangrijke roofvissoorten op de binnenwateren, te weten de snoekbaars en de baars. Daarbij mag in de gesloten periode voor de snoek, in de maanden maart en juni, wel gewoon op snoek gevist worden, omdat in deze beide maanden het verbod op het gebruik van een aantal aassoorten die worden gebruikt voor de visserij op roofvissen niet geldt (ingevolge artikel 6 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985). Dit leidt in de praktijk tot verwarring en onduidelijkheid bij de naleving. Het eind van de gesloten periode voor de visserij op snoek kan, omdat de paaiperiode van snoek in juni al lange tijd is afgelopen zonder beletstel gelijk worden getrokken aan die voor snoekbaars en baars (31 mei). Hierbij zal, op dezelfde wijze als dat geldt voor baars en snoekbaars, de snoek gelijktijdig ook worden opgenomen in artikel 61 van de Uitvoeringregeling visserij, zodat ook hier de gesloten tijden voor deze vissoorten, voor zover het de einddatum van de gesloten periode betreft, worden gelijkgetrokken. Echter, gelet op de vroege paaiperiode voor snoek is het niet wenselijk om het begin van de gesloten periode voor de snoek pas te laten ingaan op 1 april. Dit zou betekenen dat middenin de paaiperiode voor snoek volop op deze soort kan worden gevist. Daarom wordt als ingangsdatum van de gesloten periode voor snoek 1 maart aangehouden.

Onderstaande vissoorten zullen onder de werking van de Visserijwet 1963 worden gebracht, waarbij tegelijk een beschermingsregime zal worden ingesteld.

De meerval is de laatste jaren sterk toegenomen en is al geruime tijd geen zeldzaamheid meer. In de grote rivieren is inmiddels een zodanig bestand aan meerval, dat deze toppredator invloed begint uit te oefenen op de gehele visstand. Ook net over de grens in België (de Maas) en in Duitsland (de Rijn) is de meerval een algemeen voorkomende vissoort, zonder specifieke wettelijke bescherming.

Gezien de beschermde status van de meerval onder de Flora- en Faunawet en het nog prille herstel van de meervalpopulatie, is opname van de meerval in de Visserijwet 1963 zonder aanvullende wettelijke bescherming op dit moment niet wenselijk. Om deze reden zal een jaarrond gesloten tijd voor deze soort worden ingesteld. In die periode moet gevangen meerval onverwijld in het water worden teruggezet. Hiermee wordt de mogelijkheid geschapen van gerichte sportvisserij op deze vissoort, terwijl de beperking door de terugzetverplichting de toenemende trend in de omvang van de soort garandeert.

Voor de rivierprik geldt dat de populatie van deze vissoort in de afgelopen 10 jaar aanzienlijk is toegenomen en met name in het benedenstroomse deel van de grote rivieren inmiddels veelvuldig voorkomt. Dit beeld komt ook naar voren uit de huidige fuikenvisserij waar aanzienlijke aantallen rivierprikken worden aangetroffen. Door de rivierprik onder de werkingssfeer van de Visserijwet 1963 brengen, wordt regulering van de visserij op deze soort mogelijk. Gelet op beschermde status van deze vissoort en om het herstel van de rivierprik niet te doorkruisen, is dit echter alleen mogelijk als tegelijk de bescherming van het bestand voldoende is gewaarborgd.

Hiertoe zal zowel een gesloten periode als een minimummaat worden gesteld. De gesloten periode komt daarbij grotendeels gelijk te liggen aan de migratieperiode van deze vissoort, van 1 november tot en met 31 januari. Daarnaast zal een gesloten periode gelden voor de paaitijd van deze soort van 1 maart tot en met 30 april. Voor de soort zal een minimummaat van 20 cm worden ingesteld, zodat geen verwarring kan gaan optreden met de gelijkende, maar zeldzame, beekprik.

De witvingrondel is een exoot. Deze soort lijkt zeer sterk op de riviergrondel en kan in het verleden gemakkelijk onopgemerkt zijn gebleven door verwarring met de riviergrondel. De soort lijkt momenteel veel voor te komen in het rivierengebied en kent weinig bedreigingen. Een specifieke wettelijke bescherming is dan ook niet nodig. Om verwarring met de reeds onder de Visserijwet 1963 vallende riviergrondel te voorkomen wordt de witvingrondel onder de werkingssfeer van de Visserijwet gebracht.

Voor de graskarper geldt dat hiervoor reeds een aantal expliciete bepalingen in de Uitvoeringsregeling visserij zijn opgenomen, die beperkingen stellen ten aanzien van de uitzet van deze vissoort (artikel 28 en artikel 62 Uitvoeringsregeling visserij). De soort is echter thans niet opgenomen in de lijst met vissoorten die onder de werking van de Visserijwet vallen, waarmee alle overige bepalingen uit de Visserijwet 1963 dus op dit moment niet van toepassing zijn op deze vissoort. Om aan deze onduidelijke situatie een eind te maken zal de graskarper worden opgenomen in bijlage 1 bij de Uitvoeringsregeling visserij, onder handhaving van de bestaande bepalingen over de uitzet van genoemde soort. Doordat deze vissoort onder de werking van de Visserijwet 1963 wordt gebracht kan het huidige artikel 3 van de Uitvoeringsregeling visserij komen te vervallen. Dit artikel vormde de grondslag voor de specifieke uitzetbepalingen voor graskarper, omdat deze niet in de lijst met vissoorten die onder de werking van de Visserijwet 1963 vallen was opgenomen.

Generieke vrijstelling minimummaten en gesloten tijden en regelgeving gebruik beroepsvistuigen bij vissterfte of dreiging daarvan

In de toelichting bij de wijziging van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 is reeds aangegeven dat aan de uitvoeringsregeling visserij een bepaling wordt toegevoegd die een generieke vrijstelling regelt van het, op het nieuwe artikel 7a van het Regelement voor de binnenvisserij 1985 gebaseerde, verbod om beroepsvistuigen te gebruiken in situaties waarin sprake is van vissterfte, of van dreiging hiervan. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij baggeractiviteiten, of bij drooglegging van een water, maar ook bij vissterfte als gevolg van zuurstoftekort of verontreiniging van een water. Op dit moment moet hiervoor per geval een ontheffing worden aangevraagd. Deze ontheffingaanvraag door bijvoorbeeld waterbeheerders, gemeenten, weg- en waterbouwbedrijven, of sportvisverenigingen die willen assisteren bij het wegvangen van de vissen die door de ingrepen of de calamiteit in het gedrang komen, kan komen te vervallen. Dit scheelt administratieve lasten en maakt snel ingrijpen mogelijk in situaties waarin anders vissterfte kan optreden. Dit is vanuit het oogmerk van dierenwelzijn en een verantwoorde omgang met de visstand wenselijk. In de beleidsbrief over vermindering van administratieve lasten en de afschaffing van vergunningstelsels van 28 april 2006 (Kamerstukken II 2005/06, 29 515, nr. 138) is deze wijziging reeds aangekondigd. Dit is nogmaals bevestigd in de Kamerbrief van 5 december 2011 (Kamerstuk 32201, nr. 33).

Om snel en effectief ingrijpen in voorkomende gevallen mogelijk te maken is het noodzakelijk dat de betreffende generieke vrijstelling niet alleen geldt voor de toepassing van beroepsvistuigen, maar ook voor de bepalingen omtrent minimummaten en gesloten tijden van vissoorten. Hiertoe is het nieuwe artikel 60a opgenomen in de Uitvoeringsregeling visserij.

Verbod op vissen in nabijheid van vispassages, stuwen, sluizen en gemalen

In de toelichting bij de wijziging van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 is aangegeven dat, waar tot dusver de zones in de buurt van waterstaatswerken als vispassages, stuwen, sluizen en gemalen waarin niet mag worden gevist werden bepaald in het Reglement voor de binnenvisserij 1985, deze bepalingen met de wijziging van het Reglement voor de binnenvisserij zullen worden opgenomen in de Uitvoeringregeling visserij. Hiertoe is het nieuwe artikel 28c opgenomen in de Uitvoeringsregeling visserij. De voorheen in artikel 9 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 opgenomen visserijvrije zones in de grote rivieren en de Overijsselse Vecht zijn hierbij ongewijzigd overgenomen in het nieuwe artikel 28c van de Uitvoeringsregeling visserij.

Administratieverplichting aanvoer en handel zoetwatervis

In de artikelen 7, eerste lid 1, en 8, tweede lid, is een aanpassing doorgevoerd, waarbij de bestaande verplichtingen voor een aantal met name genoemde vissoorten zijn verbreed naar alle aangevoerde vissoorten, welke door visserij met beroepsvistuigen, als afgebakend op basis van artikel 7a van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, zijn verkregen. Deze verbreding is wenselijk omdat in de praktijk ook andere vissoorten dan de tot dusver genoemde kunnen worden aangevoerd, omdat hier nu of in de toekomst een marktvraag naar is. Het is wenselijk dat ook voor de aanvoer en handel in deze vissoorten eenzelfde administratieverplichting geldt, als reeds nu voor alle gangbaar verhandelde, en tot dusver expliciet benoemde vissoorten, geldt. De aal is van deze bepaling uitgezonderd omdat hiervoor reeds aparte bepalingen van toepassing zijn, die onveranderd van kracht blijven.

Kreeftenseizoen

Voor zeekreeften (Homarus gammarus) gevangen op de binnenwateren is in het nieuwe artikel 57a de specifieke bepaling opgenomen dat eidragende kreeften, pas verschaalde kreeften en kreeften die zijn gevangen tussen 15 juli en de laatste woensdag van maart onmiddellijk na vangst dienen te worden teruggezet. Deze beperkingen zijn ingesteld ter bescherming van het bestand aan zeekreeft, met het oog op verschaling en paai van de dieren. De betreffende bepaling is identiek aan de voorwaarden zoals die thans op grond van artikel 52, eerste lid, onderdeel d, van de Uitvoeringregeling visserij al van toepassing zijn voor de visserij op zeekreeft in de Oosterschelde. Wel is de tot dusver gehanteerde einddatum van de gesloten periode verschoven van 1 april naar de laatste woensdag van maart. Deze wijziging in einddatum wordt daartoe doorgevoerd in de artikelen 43, eerste lid, onderdeel a, en 52, eerste lid, onderdeel d. Dit om de jaarlijkse feestelijke opening van het kreeftenseizoen mogelijk te maken, zonder dat hiervoor van geval tot geval steeds ontheffing moet worden verleend. Vanuit bestandsoverwegingen zijn er geen bezwaren tegen deze beperkte vervroeging van de einddatum van 1 april naar de laatste woensdag van maart.

De opname van de betreffende bepaling in een nieuw artikel voor de binnenwateren is noodzakelijk geworden omdat met het opnemen van de kreeftenkorf als toegestaan vistuig voor de binnenvisserij in artikel 1, eerste lid van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, gerichte visserij op kreeften op de binnenwateren mogelijk is geworden. De bepaling is specifiek van toepassing op zeekreeft. Dit omdat visserij op andere kreeftensoorten, en dan met name de verschillende soorten niet-inheemse rivierkreeften, in de genoemde gesloten periode wel gewoon doorgang moet kunnen vinden. Om deze zelfde reden is ook in de bestaande bepaling voor de Oosterschelde, in artikel 52, 1e lid, onderdeel d, de algemene term kreeften aangepast naar zeekreeften (Homarus gammarus).

Regeldruk

Deze wijziging van de regeling leidt niet tot een afname van regeldruk voor bedrijven. Voor burgers is sprake van een geringe daling van de administratieve lasten.

Voor bedrijven ontbreekt een regeldrukeffect om de volgende redenen. De wijziging van minimummaten en gesloten tijden en de opname nieuwe vissoorten, heeft geen effect omdat van de genoemde vissoorten beroepsmatig slechts gedurende 1 maand per jaar op de rivierprik mag worden gevist. Ook op dit moment wordt reeds rivierprik bijgevangen, die dan in alle gevallen moeten worden teruggezet. De verbreding van de administratieverplichting voor aanvoer van en handel in zoetwatervis is geen toename, omdat alle vissoorten waar nu door beroepsvisserij op wordt gevist al moeten worden geregistreerd. Alleen als nieuwe afzetmarkten ontstaan voor vissoorten waar nu nog niet commercieel op gevist wordt, zou het onder de huidige formulering voor deze vissoorrten niet geregeld zijn en door de formulering nu iets te veralgemeniseren is hier dan reeds in voorzien. Tenslotte heeft voor wat betreft het kreeftseizoen, de verbrede afbakening hiervan van de Oosterschelde naar ook de binnenwateren geen verzwaring van regeldruk van bedrijven tot gevolg, omdat voor de enkele zoute binnenwateren waar nu al zeekreeft kan worden gevangen (m.n. de Grevelingen) dezelfde beperkende voorwaarden reeds zijn opgenomen in de privaatrechtelijke toestemming die de rijksoverheid hiervoor uitgeeft.

Voor burgers zijn er de volgende effecten. De wijziging minimummaten en gesloten tijden en opname nieuwe vissoorten heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten van burgers. De opname van het nieuwe artikel 60a in de Uitvoeringsregeling visserij, waardoor een generieke vrijstelling geldt voor minimummaten en gesloten tijden en voor de regelgeving voor het gebruik beroepsvistuigen in geval van vissterfte of dreiging daarvan, leidt tot een geringe afname van de administratieve lasten voor burgers. In deze gevallen hoeft hiervoor geen ontheffing meer te worden aangevraagd. Het betreft circa 5 ontheffingsaanvragen per jaar. De kosten voor aanvraag van een ontheffing bedroegen € 176,97. Per aanvraag is voor de betreffende burger een tijdsbeslag van ongeveer 2,5 uur gemoeid. Dit betekent een zeer geringe vermindering van de administratieve lasten per jaar. Echter, gelet op het veelal acute karakter van de betreffende situaties bleef ontheffingaanvraag in de praktijk vaak al achterwege en vond het overzetten van de vissen dus plaats zonder juridische grondslag. De ervaren lastenverlichting is om deze reden beperkt.

De wijziging van de regeling is voortgekomen uit de wens om de regelgeving voor de binnenvisserij te actualiseren en te vereenvoudigen en de regeldruk waar mogelijk te verminderen. In deze toelichting is per onderdeel aangegeven in hoeverre aan de wensen uit het veld tegemoet kon worden gekomen en waar van overheidswege te stellen beperkingen noodzakelijk blijven. Een verdere weging van mogelijk minder belastende alternatieven is derhalve niet meer aan de orde.

Inwerkingtreding

Het merendeel van de doorgevoerde wijzigingen houdt direct verband met een aantal wijzigingen van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 en Reglement minimummaten en gesloten tijden 1985. Gelijktijdige inwerkingtreding is daarvoor noodzakelijk. De overige wijzigingen zijn beperkt in aantal en hangen inhoudelijk zodanig samen met de overige wijzigingen dat gelijktijdige inwerkingtreding voor betrokken vissers wenselijk is. Als datum van inwerkingtreding van de beide aangepaste reglementen wordt 1 oktober 2012 aangehouden. Uitvoeringsregeling visserij zal daarom zo spoedig mogelijk inwerkingtreden en terugwerken tot 1 oktober. Daarmee wordt voorkomen dat een lacune in regelgeving ontstaat. Problemen hiermee worden niet voorzien, omdat bepalingen die een wijziging inhouden ten opzichte van hetgeen voorheen gold begunstigd zijn voor betrokken vissers. Hiermee wordt afgeweken van het uitgangspunt van inwerkingtreding op vaste verandermomenten zoals voorgestaan in het kabinetsbeleid terzake.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.

Naar boven