Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 13 juni 2012, nr. IenM/BSK-2012/63209, tot wijziging van de Regeling monitoring handel in emissierechten ten behoeve van de implementatie van richtlijn 2009/29/EG (herziening van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten), alsmede in verband met de Aanpassingswet handel in emissierechten II en enkele andere verbeteringen

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (PbEU L 140), Besluit 2011/278/EU van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 130), en de artikelen 16.11a, tweede lid, 16.12, derde lid, 16.13a, eerste lid, 16.32, zesde lid, 16.39h in verbinding met 16.11a, tweede lid, 16.29, en 16.49, tweede lid, in verbinding met de artikelen 16.11a, tweede lid, 16.12, derde lid, en 16.13a, eerste lid, van de Wet milieubeheer;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling monitoring handel in emissierechten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘2.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 1. Deze regeling berust op de artikelen 16.6, tweede en derde lid, 16.11a, tweede lid, 16.12, derde lid, 16.13a, 16.21, 16.32, zesde lid, 16.39b, 16.39h in verbinding met artikel 16.11a, tweede lid, 16.39i, 16.39j, zevende lid, alsmede op artikel 16.49 in verbinding met de voornoemde artikelen, voor zover van toepassing, van de Wet milieubeheer en op de artikelen 5 en 16 van het Besluit handel in emissierechten.

3. In het tweede lid (nieuw) worden in de alfabetische rangschikking de volgende begrippen en de daarbij behorende begripsomschrijvingen ingevoegd:

Besluit 2011/278/EU:

Besluit 2011/278/EU van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 130);

Minister:

Minister van Infrastructuur en Milieu;

subinstallatie:

productenbenchmark-, warmtebenchmark-, brandstofbenchmark- of procesemissiesubinstallatie als bedoeld in artikel 6 in verbinding met artikel 3, onderdeel b, c, d of h, van Besluit 2011/278/EU;.

B

In artikel 2, eerste lid, wordt in de alfabetische rangschikking het volgende begrip met de bijbehorende begripsomschrijving ingevoegd:

CO2-installatie:

broeikasgasinstallatie waarin activiteiten worden verricht die een emissie van CO2 in de lucht veroorzaken en die zijn genoemd in de bij het besluit behorende bijlage I;.

C

In het opschrift van paragraaf 2.1.2 wordt na ‘monitoringsplan’ toegevoegd: CO2-emissies.

D

Artikel 3a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, en in het vierde lid vervalt ‘onder a,’.

2. Het vijfde lid vervalt onder vernummering van het zesde lid tot vijfde lid.

E

Artikel 5a vervalt.

F

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt telkens ‘de minister’ vervangen door: de Minister.

2. Onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot vierde tot en met zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het eerste lid mag degene die de inrichting drijft, in het geval van verbranding van aardgas in de inrichting, voor de bepaling van de emissiefactor van CO2-installaties van klasse A voor de periode welke loopt van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012, de door de Minister aan het begin van elk kalenderjaar in de Staatscourant te publiceren waarde aanhouden.

G

In het opschrift van paragraaf 2.1.4 wordt na ‘Meetinstanties’ toegevoegd: CO2-emissies.

H

In paragraaf 2.1.4 wordt na artikel 17 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 17a. Eisen aan meetinstantie

  • 1. Een meetinstantie die in opdracht van de houder van de vergunning werkzaamheden als bedoeld in artikel 17 verricht, voldoet aan de in dat artikel gestelde voorwaarden en voert de werkzaamheden uit overeenkomstig het monitoringsplan dat deel uitmaakt van de betrokken vergunning.

  • 2. Het is voor een meetinstantie verboden te handelen in strijd met het eerste lid.

I

In het opschrift van paragraaf 2.1.5 wordt na ‘meetvoorzieningen’ toegevoegd: CO2-emissies.

J

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt aan het einde van de regel ingevoegd: en de meetinstantie die de meting zal uitvoeren.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Indien een periodieke of parallelmeting geen doorgang vindt, wordt dit aan het bestuur van de emissieautoriteit uiterlijk op de datum waarop deze meting zou worden uitgevoerd, gemeld.

K

In het opschrift van paragraaf 2.1.6 wordt na ‘organisaties’ toegevoegd: CO2-installaties.

L

In artikel 28, derde lid, onder e, wordt de zinsnede ‘bedoeld in artikel 16.29 van de wet, ten behoeve van de planperiode’ vervangen door: bedoeld in artikel 16.24 van de wet, ten behoeve van de handelsperiode.

M

In het opschrift van paragraaf 2.1.7 wordt na ‘bedrijfsorganisatie’ toegevoegd: CO2-installaties.

N

In het opschrift van paragraaf 2.1.8 wordt na ‘monitoringsplan’ toegevoegd: CO2-emissies.

O

In artikel 31 wordt de zinsnede ‘veranderingen en tijdelijke afwijkingen van het monitoringsplan als bedoeld in artikel 16.12, vierde lid, van de wet’ vervangen door: veranderingen van het monitoringsplan als bedoeld in artikel 33, eerste lid, en alle tijdelijke afwijkingen van het monitoringsplan als bedoeld in artikel 33a, eerste lid,.

P

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Voor veranderingen van het monitoringsplan als bedoeld in artikel 33, eerste lid, wordt aangegeven wanneer ze zijn goedgekeurd.

2. Het vierde en vijfde lid vervallen onder vernummering van het zesde lid tot vierde lid.

Q

Paragraaf 2.1.9 komt te luiden:

§ 2.1.9. Melden van veranderingen en tijdelijke afwijkingen monitoringsplan CO2-emissies

Artikel 33. Significante veranderingen monitoringsplan
  • 1. Onder een significante verandering van het monitoringsplan als bedoeld in artikel 16.13a van de wet wordt verstaan:

    • a. een verandering die het gevolg is van een verandering van de CO2-installatie of de werking daarvan, die significante gevolgen heeft voor de emissie van CO2;

    • b. een verandering van de monitoringsmethodiek.

  • 2. Onder een verandering van de monitoringsmethodiek als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt in ieder geval verstaan een verandering:

    • a. van de klassenbepaling van een CO2-installatie;

    • b. van de gebruikte methode om de CO2-jaarvracht te bepalen;

    • c. van de berekening van CO2-emissies;

    • d. in de meting van CO2-emissies;

    • e. in de onzekerheidsbepaling, en

    • f. in de onderbouwing of beschrijving van de monitoringsmethodiek.

  • 3. Onder een verandering van de monitoringsmethodiek als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt niet verstaan een verandering ter uitvoering van artikel 16.13, tweede lid, onder b, van de wet.

  • 4. Een significante verandering als bedoeld in het eerste lid wordt vooraf schriftelijk aan het bestuur van de emissieautoriteit gemeld. Bij de melding wordt een actuele versie van het monitoringsplan overgelegd, waarin de verandering is verwerkt. Bij de melding wordt tevens het tijdstip aangegeven met ingang waarvan beoogd wordt de voorgenomen verandering door te voeren.

Artikel 33a. Tijdelijke afwijkingen monitoringsplan
  • 1. De houder van de vergunning meldt schriftelijk aan het bestuur van de emissieautoriteit elke tijdelijke afwijking van het aan de variabelen gekoppelde niveau van nauwkeurigheid dat in het monitoringsplan is vastgelegd onder opgaaf van de redenen voor deze afwijking. De melding wordt gedaan binnen vijf werkdagen na het ontstaan van de tijdelijke afwijking.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de houder van de vergunning iedere maand een overzicht aan het bestuur van de emissieautoriteit verstrekt van de afwijkingen, bedoeld in het eerste lid. Dit overzicht wordt telkens voor de zesde dag van de maand bij het bestuur van de emissieautoriteit ingediend.

  • 3. Indien de oorzaak van de afwijking van technische aard is, wordt bij de melding of in het overzicht gedetailleerde informatie over de voorlopige monitoringsmethodiek verstrekt.

Artikel 33b. Formulier

Voor de meldingen, bedoeld in de artikelen 33 en 33a, wordt gebruikgemaakt van het ter zake door het bestuur van de emissieautoriteit vastgestelde standaardformulier.

R

Na artikel 33b (nieuw) worden twee paragrafen ingevoegd, luidende:

§ 2.1.9a. Toepassing artikel 16.34a van de wet

Artikel 33c. Aanleveren gegevens
  • 1. Indien de Minister voornemens is toepassing te geven aan artikel 16.34a van de wet, levert degene die een inrichting drijft die onder de desbetreffende bedrijfstak of deeltak valt, op verzoek van het bestuur van de emissieautoriteit binnen dertien weken na ontvangst van dit verzoek de benodigde gegevens aan ten behoeve van de berekening van de aantallen broeikasgasemissierechten met het oog op wijziging van het besluit houdende kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten.

  • 2. De gevraagde gegevens gaan vergezeld van een verklaring van een verificateur.

  • 3. De artikelen 34bi tot en met 34bl zijn van overeenkomstig toepassing.

§ 2.1.9b. Wijzigingen broeikasgasinstallatie

Artikel 33d. Het geheel beëindigen werking broeikasgasinstallatie
  • 1. Indien de werking van een broeikasgasinstallatie geheel wordt beëindigd als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van Besluit 2011/278/EU, meldt de houder van de vergunning dit schriftelijk aan het bestuur van de emissieautoriteit onder vermelding van de ingangsdatum van de beëindiging.

  • 2. De melding wordt gedaan binnen zes weken nadat de werking van de broeikasgasinstallatie geheel is beëindigd.

  • 3. Het bestuur van de emissieautoriteit kan op verzoek van de houder van de vergunning de in artikel 22, eerste lid, onderdeel e, van Besluit 2011/278/EU genoemde termijn van zes maanden verlengen, overeenkomstig het bepaalde in voornoemd onderdeel.

Artikel 33e. Het gedeeltelijk beëindigen werking broeikasgasinstallatie
  • 1. Indien de werking van een broeikasgasinstallatie gedeeltelijk wordt beëindigd als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van Besluit 2011/278/EU, meldt de houder van de vergunning dit schriftelijk aan het bestuur van de emissieautoriteit onder vermelding van de ingangsdatum van de gedeeltelijke beëindiging.

  • 2. De melding wordt gedaan voor 1 april van het jaar volgend op het kalenderjaar waarin de werking van de broeikasgasinstallatie gedeeltelijk is beëindigd.

Artikel 33f. Hervatten productie broeikasgasinstallatie
  • 1. Indien de productie van de broeikasgasinstallatie na gedeeltelijke beëindiging als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van Besluit 2011/278/EU geheel of gedeeltelijk wordt hervat, meldt de houder van de vergunning dit schriftelijk aan het bestuur van de emissieautoriteit onder vermelding van de ingangsdatum van de productiehervatting.

  • 2. De melding wordt gedaan voor 1 april van het jaar volgend op het kalenderjaar waarin de productie is hervat.

Artikel 33g. Vermindering capaciteit broeikasgasinstallatie
  • 1. Indien de capaciteit van de broeikasgasinstallatie aanzienlijk wordt verminderd als bedoeld in artikel 3, onder j, van Besluit 2011/278/EU, meldt de houder van de vergunning dit schriftelijk aan het bestuur van de emissieautoriteit onder vermelding van de ingangsdatum van de productievermindering.

  • 2. De melding wordt gedaan binnen zes weken nadat de gewijzigde capaciteit is vastgesteld.

Artikel 33h. Melding buiten reikwijdte

Indien afdeling 16.2.1 van de wet door een omstandigheid niet meer van toepassing is op de inrichting, meldt de houder van de vergunning dit binnen zes weken schriftelijk aan het bestuur van de emissieautoriteit onder vermelding van de datum waarop bedoelde omstandigheid zich heeft voorgedaan.

Artikel 33i. Formulier en verklaring van de verificateur
  • 1. Voor de meldingen, bedoeld in de artikelen 33d tot en met 33h, wordt gebruikgemaakt van het ter zake door het bestuur van de emissieautoriteit vastgestelde standaardformulier.

  • 2. De meldingen, bedoeld in de artikelen 33e tot en met 33g, gaan vergezeld van een verklaring van een verificateur. De artikelen 34bi tot en met 34bl zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 33j. Melden wijzigingen periode 1 juli 2011 tot 1 juli 2012

In afwijking van de termijnen, genoemd in de artikelen 33d, tweede lid, 33e, tweede lid, 33f, tweede lid, en 33g, tweede lid, worden de bedoelde meldingen uiterlijk 15 augustus 2012 gedaan, indien de wijziging zich heeft voorgedaan in de periode die loopt van 1 juli 2011 tot en met 30 juni 2012.

S

In het opschrift van paragraaf 2.1.10 wordt na ‘Emissieverslag’ toegevoegd: CO2.

T

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het emissieverslag bevat met betrekking tot het kalenderjaar waarop het betrekking heeft:

    • a. de gegevens ter identificatie van de inrichting, en

    • b. de codes voor de rapportagesystemen, bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage IX, waarmee elke activiteit die in de inrichting plaatsvindt, wordt aangeduid.

U

In het opschrift van paragraaf 2.1.11 wordt na ‘non-conformiteiten’ toegevoegd: CO2-emissies.

V

In artikel 34a, eerste lid, vervalt: , onder c.

W

Artikel 34b komt te luiden:

Artikel 34b. Toewijzing aan nieuwkomers

  • 1. Voor de aanvraag om kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten, bedoeld in artikel 16.32, eerste lid, van de wet wordt gebruikgemaakt van het ter zake door het bestuur van de emissieautoriteit vastgestelde formulier.

  • 2. De bij de aanvraag verstrekte gegevens gaan vergezeld van een verklaring van een verificateur. De artikelen 34bi tot en met 34bl zijn van overeenkomstig toepassing.

  • 3. Degene die een aanvraag om kosteloze toewijzing doet, kan de benodigde gegevens per afzonderlijke broeikasgasinstallatie binnen de inrichting verstrekken.

  • 4. Het derde lid geldt niet voor broeikasgasinstallaties, waarvoor al eerder gegevens zijn aangeleverd ter uitvoering van dit artikel of van artikel 34bd.

  • 5. De Minister beslist binnen vier maanden na ontvangst op een ontvankelijke aanvraag.

X

Paragraaf 2.1.13 vervalt.

Y

Artikel 34bb vervalt.

Z

In de artikelen 34bd, eerste lid, 34be, tweede lid, 34bg, eerste en tweede lid, 34bh, 34bj, eerste lid, en 34bl, vierde lid, wordt ‘de uitvoeringsmaatregelen’ vervangen door: Besluit 2011/278/EU.

AA

In artikel 34g, onder j, wordt ‘artikel 17’ vervangen door: artikel 34s.

BB

In paragraaf 2.2.4 wordt na artikel 34s een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 34sa. Eisen aan meetinstantie

  • 1. Een meetinstantie die in opdracht van een vliegtuigexploitant werkzaamheden als bedoeld in artikel 34s, tweede lid, verricht, voldoet aan de in dat artikel gestelde voorwaarden en voert de werkzaamheden uit overeenkomstig het monitoringsplan van de betreffende vliegtuigexploitant.

  • 2. Het is voor een meetinstantie verboden te handelen in strijd met het eerste lid.

CC

In artikel 35 wordt in de alfabetische rangschikking het volgende begrip met de bijbehorende begripsomschrijving ingevoegd:

monitoringsplan:

monitoringsplan voor NOx-emissies;.

DD

Artikel 36, eerste lid, onderdeel e, komt luiden:

  • e. indien een meetinstantie wordt gebruikt die niet is geaccrediteerd volgens EN ISO 17025:2005: een beschrijving dat de meetinstantie werkt conform deze eisen;.

EE

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vijfde lid tot zevende lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 5. Indien er sprake is van een geautomatiseerd systeem waarbij de relatie tussen de parameters, de NOx-emissies en het brandstofverbruik of de productie ingevolge het vierde lid, onderdeel d, onder 4°, niet kan worden vermeld, wordt die relatie ten genoegen van het bestuur van de emissieautoriteit op een andere wijze omschreven.

  • 6. De methode, bedoeld in het vierde lid, onderdeel d, onder 6°, leidt niet tot een onderschatting van de jaarvracht van NOx en kan slechts tijdelijk worden gehanteerd, met een maximum van zes maanden.

2. Aan het zevende lid (nieuw), wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d, subonderdeel 5°, door een puntkomma, een subonderdeel toegevoegd, luidende:

  • 6°. de methode die wordt gehanteerd wanneer een meetinstrument dat wordt gebruikt ten behoeve van de monitoring uitvalt, of wanneer bij een normale bedrijfsvoering de bepaling van de NOx-emissies buiten het geldigheidsgebied valt, bestaande uit een verwachtingswaarde, de methode waarmee deze waarde wordt vastgesteld bij procesomstandigheden die tot de hoogste NOx-emissies leiden, en een onderbouwing hiervan.

3. Na het zevende lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. De methode, bedoeld in het zevende lid, onderdeel d, onder 6°, leidt niet tot een onderschatting van de jaarvracht van NOx en kan slechts tijdelijk worden gehanteerd, met een maximum van zes maanden.

FF

In artikel 37a, eerste lid, onder a, wordt ’36, eerste lid, onder d, en 37, eerste lid, onder j’ vervangen door: en 36, eerste lid, onder d.

GG

Artikel 38b vervalt.

HH

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt ‘minder dan zes maanden in bedrijf is’ vervangen door: minder dan zes maanden in de inrichting aanwezig is.

2. Na het vijfde lid wordt, onder vernummering van het zesde tot en met achtste lid tot zevende tot en met negende lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het eerste lid mag de jaarvracht van NOx, die wordt veroorzaakt door afwijkende procesomstandigheden van een NOx-verbrandingsinstallatie, worden vastgesteld op basis van historische emissiegegevens of een onderbouwde schatting van de NOx-emissies, mits:

    • a. de NOx-verbrandingsinstallatie behoort tot de klasse 2, 3 of 4, bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage X, en

    • b. de jaarvracht minder dan 1 ton per kalenderjaar bedraagt.

3. In het negende lid wordt ‘het tweede en derde lid’ vervangen door ‘het eerste lid’.

II

In artikel 42, derde lid, wordt ‘bedraagt 15%’ vervangen door: bedraagt ten hoogste 15%.

JJ

Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het vierde lid wordt, onder vernummering van het vijfde tot en met tiende lid tot zesde tot en met elfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 5. Indien degene die de inrichting drijft, ten genoegen van het bestuur van de emissieautoriteit aantoont dat het technisch niet mogelijk is of tot onredelijk hoge kosten leidt om aan het derde of vierde lid te voldoen, dan wel aan de frequentie waarmee kentallen volgens Bijlage X moeten worden bepaald te voldoen mag hij een afwijkende kentalsystematiek hanteren op voorwaarde dat hij ten genoegen van het bestuur van de emissieautoriteit aantoont dat de inschatting van de NOx-emissies hiermee voldoende nauwkeurig is.

2. In het zevende lid (nieuw) wordt ‘het vijfde lid’ vervangen door: ‘het zesde lid’.

3. In het tiende lid (nieuw) wordt ‘het zesde lid’ vervangen door: ‘het negende lid’.

4. In het elfde lid (nieuw) vervalt de komma na ‘NOx-verbrandingsinstallaties’.

KK

In artikel 46, derde lid, wordt de zinsnede ‘dat het onmogelijk is om hieraan te voldoen’ vervangen door: dat het onmogelijk is of tot onredelijke hoge kosten leidt om aan het eerste lid te voldoen.

LL

In paragraaf 3.4 wordt na artikel 47 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 47a. Eisen aan meetinstantie

  • 1. Een meetinstantie, die in opdracht van de houder van de vergunning werkzaamheden als bedoeld in artikel 47, eerste lid, verricht, voldoet aan de in dat artikel gestelde voorwaarden en voert de werkzaamheden uit overeenkomstig het monitoringsplan dat deel uitmaakt van de betrokken vergunning.

  • 2. Het is voor een meetinstantie verboden te handelen in strijd met het eerste lid.

MM

Artikel 49, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na ‘technisch niet haalbaar is’ wordt ingevoegd: , tot onredelijk hoge kosten leidt.

2. Er wordt een volzin toegevoegd, luidende: In het geval er sprake is van technische onhaalbaarheid of onredelijk hoge kosten, neemt degene die de inrichting drijft zodanige maatregelen, dat zoveel mogelijk hetzelfde effect wordt bereikt als wanneer de meter met de voorgeschreven frequentie zou zijn gekalibreerd, een en ander ten genoegen van het bestuur van de emissieautoriteit.

NN

In artikel 61 wordt de zinsnede ‘veranderingen en tijdelijke afwijkingen van het monitoringsplan als bedoeld in artikel 16.12, vierde lid, in verbinding met artikel 16.49, tweede lid, van de wet’ vervangen door: veranderingen van het monitoringsplan als bedoeld in artikel 63, eerste lid, en alle tijdelijke afwijkingen van het monitoringsplan als bedoeld in artikel 63a, eerste lid,.

OO

Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘artikel 16.12, vierde lid, onder a, in verbinding met artikel 16.49, tweede lid, van de wet’ vervangen door: artikel 63, eerste lid,.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Voor veranderingen van het monitoringsplan als bedoeld in artikel 63, eerste lid, wordt aangegeven wanneer deze zijn goedgekeurd.

3. Het vijfde lid vervalt.

PP

Paragraaf 3.9 komt te luiden:

§ 3.9. Melden van veranderingen en tijdelijke afwijkingen monitoringsplan en wijzigingen NOx-installatie

Artikel 63. Significante veranderingen monitoringsplan
  • 1. Onder een significante verandering van het monitoringsplan als bedoeld in artikel 16.13a, tweede lid, in verbinding artikel 16.49, tweede lid, van de wet wordt verstaan:

    • a. een of meer veranderingen die een gevolg zijn van veranderingen van de inrichting of de werking daarvan die significante gevolgen hebben voor de emissie van NOx;

    • b. een verandering van de monitoringsmethodiek.

  • 2. Onder een verandering van de monitoringsmethodiek als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt in ieder geval verstaan:

    • a. een verandering van de klasse, bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage X;

    • b. indien artikel 39, tweede lid, van toepassing is: een verandering van de tijd dat een NOx-installatie uit klasse 1, 2 of 3 als bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage X in bedrijf is, waardoor deze tijd 500 uur of meer per kalenderjaar komt te bedragen;

    • c. indien artikel 39, derde lid, van toepassing is: een verandering van de jaarvracht van NOx van een NOx-verbrandingsinstallatie waardoor deze jaarvracht een ton of meer komt te bedragen;

    • d. indien artikel 39, zesde lid, van toepassing is: een verandering als gevolg waarvan er niet langer sprake is van afwijkende procesomstandigheden of een verandering van de jaarvracht van NOx van een NOx-verbrandingsinstallatie waardoor deze jaarvracht een ton of meer komt te bedragen;

    • e. een verandering van de gebruikte methode om de jaarvracht van NOx te bepalen;

    • f. een verandering in de continue meting van de concentratie van NOx in combinatie met de continue meting of berekening van het afgasdebiet, bedoeld in artikel 40;

    • g. een verandering in de kentalbepaling;

    • h. een verandering in het geldigheidsgebied van het kental;

    • i. een verandering in de parameters die worden gebruikt voor de bepaling van de jaarvracht van NOx, het jaarlijkse brandstofverbruik of de jaarlijkse productie, en

    • j. een verandering in de onderbouwing of beschrijving van de monitoringsmethodiek.

  • 3. Onder een verandering van de monitoringsmethodiek als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt niet verstaan een verandering ter uitvoering van artikel 16.13, tweede lid, onder b, in verbinding met artikel 16.49, tweede lid, van de wet.

  • 4. Een significante verandering als bedoeld in het eerste lid wordt vooraf schriftelijk aan het bestuur van de emissieautoriteit gemeld. Bij de melding wordt een actuele versie van het monitoringsplan overgelegd, waarin de verandering is verwerkt. Bij de melding wordt tevens het tijdstip aangegeven met ingang waarvan beoogd wordt de voorgenomen verandering door te voeren.

Artikel 63a. Tijdelijke afwijkingen monitoringsplan
  • 1. De houder van de vergunning meldt schriftelijk aan het bestuur van de emissieautoriteit elke tijdelijke afwijking van de monitoringsmethodiek waarin het monitoringsplan niet voorziet onder opgaaf van de reden voor deze afwijking.

  • 2. Een tijdelijke afwijking als bedoeld in het eerste lid is uitsluitend toegestaan, indien:

    • a. de afwijking maximaal zes maanden duurt,

    • b. de afwijking het gevolg is van een technische storing,

    • c. de gehanteerde afwijkende methodiek niet leidt tot een onderschatting van de emissies, en

    • d. de afwijking het gevolg is van overmacht,

    en de houder van de vergunning alles in het werk stelt om de duur van de tijdelijke afwijking zoveel mogelijk te beperken.

  • 3. Onder tijdelijke afwijking als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan een tijdelijke afwijking:

    • a. van de gebruikte methode om de jaarvracht van NOx te bepalen,

    • b. in continue meting van de concentratie van NOx in combinatie met de continue meting of berekening van het afgasdebiet, bedoeld in artikel 40,

    • c. van het kental dat op de betrokken processituatie van toepassing is, of

    • d. van de parameters die worden gebruikt voor de bepaling van de jaarvracht van NOx, het jaarlijks brandstofverbruik of de productie.

  • 4. De melding wordt gedaan binnen vijf werkdagen na het ontstaan van de tijdelijke afwijking.

  • 5. Het vierde lid is niet van toepassing indien de houder van de vergunning iedere maand een overzicht aan het bestuur van de emissieautoriteit verstrekt van de afwijkingen, bedoeld in het eerste lid. Dit overzicht wordt telkens voor de zesde dag van die maand bij het bestuur van de emissieautoriteit ingediend.

Artikel 63b. Melding buiten reikwijdte

Indien titel 16.3 van de wet door een omstandigheid niet meer van toepassing is op de inrichting, meldt de houder van de vergunning dit binnen zes weken schriftelijk aan het bestuur van de emissieautoriteit onder vermelding van de datum waarop de bedoelde omstandigheid zich heeft voorgedaan.

Artikel 63c. Formulier

Voor de meldingen, bedoeld in de artikelen 63 tot en met 63b, wordt gebruikgemaakt van het ter zake door het bestuur van de emissieautoriteit vastgestelde standaardformulier.

QQ

Artikel 64, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het emissieverslag bevat met betrekking tot het kalenderjaar waarop het betrekking heeft:

    • a. het aantal NOx-emissierechten dat gedurende het kalenderjaar is opgebouwd overeenkomstig artikel 18 van het besluit, inclusief de bijbehorende berekening;

    • b. de gegevens ter identificatie van de inrichting.

RR

In artikel 64a, eerste lid, vervalt: , onder c.

SS

Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsomschrijving van N2O-installatie wordt ‘artikel 2, eerste lid, onder b, van het besluit’ vervangen door: artikel 2, eerste lid, onder a, van het besluit.

2. In de alfabetische rangschikking het volgende begrip met de bijbehorende begripsomschrijving ingevoegd:

monitoringsplan:

monitoringsplan voor de emissies van N2O-installaties;.

TT

In paragraaf 4.4 wordt na artikel 71 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 71a. Eisen aan meetinstantie

  • 1. Een meetinstantie die in opdracht van de houder van de vergunning werkzaamheden als bedoeld in artikel 71, eerste lid, verricht, voldoet aan de in dat artikel gestelde voorwaarden en voert de werkzaamheden uit overeenkomstig het monitoringsplan dat deel uitmaakt van de betrokken vergunning.

  • 2. Het is voor een meetinstantie verboden te handelen in strijd met het eerste lid.

UU

In artikel 76, eerste lid, wordt ‘artikel 66, eerste lid, onder g, onder 2°’ vervangen door: artikel 66, eerste lid, onderdeel h, onder 2°.

VV

Paragraaf 4.8 komt te luiden:

§ 4.8. Melden van veranderingen en tijdelijke afwijkingen monitoringsplan N2O-installatie

Artikel 78. Significante veranderingen monitoringsplan
  • 1. Onder een significante verandering van het monitoringsplan voor een N2O-installatie als bedoeld in artikel 16.13a, tweede lid, van de wet wordt verstaan:

    • a. een of meer veranderingen die een gevolg zijn van veranderingen van de N2O-installatie of de werking daarvan die significante gevolgen hebben voor de emissie van N2O;

    • b. een verandering van de monitoringsmethodiek.

  • 2. Onder een verandering van de monitoringsmethodiek als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt in ieder geval verstaan een verandering:

    • a. van de gebruikte methode om de jaarvracht van N2O te bepalen,

    • b. in de continue meting van de concentratie van N2O en de concentratie van zuurstof in combinatie met de continue meting of berekening van het afgasdebiet, bedoeld in artikel 69,

    • c. in de parameters die worden gebruikt voor de bepaling van de jaarvracht van N2O of de jaarlijkse productie van salpeterzuur,

    • d. in de onzekerheidsbepaling, en

    • e. in de onderbouwing of de beschrijving van de monitoringsmethodiek.

  • 3. Onder verandering van de monitoringsmethodiek als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt niet verstaan een verandering ter uitvoering van artikel 16.13, tweede lid, onder b, van de wet.

  • 4. Een significante verandering als bedoeld in het eerste lid wordt vooraf schriftelijk aan het bestuur van de emissieautoriteit gemeld. Bij de melding wordt een actuele versie van het monitoringsplan overgelegd, waarin de verandering is verwerkt. Bij de melding wordt tevens het tijdstip aangegeven met ingang waarvan beoogd wordt de voorgenomen verandering door te voeren.

Artikel 78a. Tijdelijke afwijkingen monitoringsplan
  • 1. De houder van de vergunning meldt schriftelijk aan het bestuur van de emissieautoriteit elke tijdelijke afwijking van de monitoringsmethodiek waarin het monitoringsplan niet voorziet onder opgaaf van de redenen.

  • 2. Onder tijdelijke afwijking van de monitoringsmethodiek als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan:

    • a. een tijdelijke afwijking van de gebruikte methode om de jaarvracht van N2O te bepalen,

    • b. een tijdelijke afwijking in de continue meting van de concentratie van N2O en de concentratie van zuurstof in combinatie met de continue meting of berekening van het afgasdebiet, bedoeld in artikel 69,

    • c. een tijdelijke afwijking in de parameters die worden gebruikt voor de bepaling van de jaarvracht van N2O of de jaarlijkse productie van salpeterzuur, of

    • d. een verandering in de onzekerheidsbepaling.

  • 3. De melding wordt gedaan binnen vijf werkdagen na het ontstaan van de tijdelijke afwijking.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing indien de houder van de vergunning iedere maand een overzicht aan het bestuur van de emissieautoriteit verstrekt van de afwijkingen, bedoeld in het eerste lid. Dit overzicht wordt telkens voor de zesde dag van die maand bij het bestuur van de emissieautoriteit ingediend.

Artikel 78b. Formulier

Voor de meldingen, bedoeld in de artikelen 78 en 78a, wordt gebruikgemaakt van het ter zake door het bestuur van de emissieautoriteit vastgestelde standaardformulier.

WW

Artikel 79 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘2.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 1. Het emissieverslag bevat met betrekking tot het kalenderjaar waarop het betrekking heeft:

    • a. de gegevens ter identificatie van de inrichting, en

    • b. de codes voor de rapportagesystemen, bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage IX, waarmee elke activiteit die in de inrichting plaatsvindt, wordt aangeduid.

XX

In bijlage V wordt ‘Onze Minister’ telkens vervangen door ‘De Minister’.

YY

In bijlage VI in de kolom ‘Emissiefactor (t CO/2v/TJ)’ wordt het voor aardgas vermelde getal ’56,1’ vervangen door: 56,8.

ZZ

In bijlage VIII, hoofdstuk VIII.8, vervalt voetnoot 3.

AAA

In bijlage X in de tabel bij klasse 1 in de kolom ‘Controle en bijstelling bepaling NOx-vracht’ wordt ‘en streefonnauwkeurigheid < 15% voor het afgasdebiet’ vervangen door: en onnauwkeurigheid ten hoogste 15% voor het afgasdebiet.

BBB

In bijlage XI, onder ‘Formule 3’ wordt ‘DIN 1942’ vervangen door: NEN-EN 12952-15 of volgens de volgende formules:

  • voor gasvormige brandstoffen Vst = 0,199 + 0,234 * H (H in MJ/mo3)

  • voor vaste brandstoffen Vst = 0,450 + 0,239 * H (H in MJ/kg)

  • voor vloeibare brandstoffen Vst = 0,929 + 0,221 * H (H in MJ/kg)

Vst in mo3/mo3 voor gasvormige brandstoffen

Vst in mo3/kg voor vaste en vloeibare brandstoffen

CCC

Bijlage XV vervalt.

DDD

Bijlage XVI wordt als volgt gewijzigd:

1. in het opschrift ‘artikel 34a, tweede lid,’ vervangen door: artikel 34b, tweede lid,.

2. In de tekst van de ‘Verklaring van de drijver van de inrichting’ wordt ‘de Ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Economische Zaken’ vervangen door: de Ministeries van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

EEE

In bijlage XVIII, hoofdstuk XVIII.4, paragraaf 4.2, onder 4, wordt ‘De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer’ vervangen door: De Minister.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2012, met uitzondering van artikel I, onderdeel SS, dat met ingang van 1 januari 2013 in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma.

TOELICHTING

Algemeen

§ 1. Inleiding

Deze wijzigingsregeling heeft drie aanleidingen:

  • 1°. de (inwerkingtreding van onderdelen van de) Aanpassingswet handel in emissierechten II,1

  • 2°. de implementatie van richtlijn 2009/29/EG,2 en

  • 3°. de wens om een aantal verbeteringen in de Regeling monitoring handel in emissierechten door te voeren naar aanleiding van ervaringen in de uitvoeringspraktijk.

1.1 Aanpassingswet handel in emissierechten II

De Aanpassingswet handel in emissierechten II beoogt een aanvulling, verduidelijking en vereenvoudiging van de regelgeving omtrent het emissiehandelssysteem en vloeit voort uit een nationaal project Evaluatie Emissiehandel uit 2007. Deze wet is deels op 8 augustus 2011 in werking getreden.3 De onderdelen van deze wet die aanleiding geven tot wijziging van de Regeling monitoring handel in emissierechten, treden in werking op 1 juli 2012. De bij deze wet doorgevoerde verandering met betrekking tot de in een emissievergunning op te nemen voorschriften4, werkt door in de Regeling monitoring handel in emissierechten: de instructie om bepaalde vergunningvoorschriften op te nemen, bijvoorbeeld met betrekking tot het melden van veranderingen en tijdelijke afwijkingen of het indienen van een emissieverslag, is vervangen door een aantal algemeen geldende voorschriften (artikelen 16.12 en 16.13a van de Wet milieubeheer, hierna: Wm).

1.2 De herziening van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten

Het Europese systeem van handel in broeikasgasemissierechten (hierna: ETS of het emissiehandelssysteem) is verbeterd en uitgebreid met richtlijn 2009/29/EG. De implementatie van deze richtlijn heeft geleid tot wijziging van hoofdstuk 16 van de Wet milieubeheer5, het Besluit handel in emissierechten6 en de Regeling monitoring handel in emissierechten. Onderhavige wijzigingen hebben vooral betrekking op de monitoring van emissies. De herziening van de oorspronkelijke ETS-richtlijn (2003/87/EG)7 brengt wijzigingen met zich mee voor de berekening van de kosteloze toewijzing van emissierechten. Ingevolge artikel 10bis, eerste lid, van richtlijn 2003/87/EG, zijn er geharmoniseerde uitvoeringsmaatregelen vastgesteld. Deze zijn vastgelegd in Besluit 2011/278/EU van de Commissie tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10bis van richtlijn 2003/87/EG (hierna: EU-uitvoeringsmaatregelen).8 Deze wijzigingsregeling strekt ook ter implementatie van onderdelen van deze EU-uitvoeringsmaatregelen.

1.3 Verbeteringen in de regeling ten behoeve van de uitvoeringspraktijk

De belangrijkste wijziging van de Regeling monitoring handel in emissierechten is de verandering in de systematiek van vergunningswijzigingen en meldingen. De procedure is vereenvoudigd. De vergunningplichtige wijzigingen zijn komen te vervallen. De vergunning behoeft niet meer te worden gewijzigd bij ingrijpende wijzigingen van de inrichting of het monitoringsplan. In plaats daarvan volstaat een melding. Daarom is de bestaande meldingensystematiek voor wijzigingen van het monitoringsplan gewijzigd. Deze wijziging komt tegemoet aan de uitvoeringspraktijk en staat los van de herziening van de richtlijn.

Naast de uitwerking van de uitgebreide meldingensystematiek in de artikelen 16.13a en 16.49 Wm, welke de hoofdmoot vormt van deze wijzigingsregeling, worden nog enkele andere kleinere wijzigingen en reparaties doorgevoerd ten behoeve van de uitvoeringspraktijk. Voorbeelden zijn het opnemen van een betere omschrijving van tijdelijke afwijkingen van de NOx-monitoringsmethodiek en de eis dat bij de melding van een verandering van een monitoringsplan de nieuwe versie van dat plan wordt overgelegd (artikel 33, vierde lid).

In hoofdstuk 16 van de Wet milieubeheer is de delegatiestructuur aangepast. Omwille van de flexibiliteit en het veelal technische karakter van de eisen met betrekking tot monitoring, is ervoor gekozen om waar mogelijk in hoofdstuk 16 van de Wet milieubeheer rechtstreeks te delegeren naar de Regeling monitoring handel in emissierechten en de tussenstap – een delegatie via (krachtens) het Besluit handel in emissierechten – uit de wet te schrappen. In verband hiermee is een aantal artikelen geschrapt in het Besluit handel in emissierechten (de artikelen 7 tot en met 11 en 12a). De nieuwe grondslagen van de regeling zijn weergegeven in onderstaande tabel en opgesomd in artikel 1, eerste lid (nieuw):

Delegatiegrondslag

Regeling monitoring handel in emissierechten

Artikel 16.6, tweede en derde lid, Wm

§ 2.1.8 en § 4.7

Artikel 16.11a, tweede lid, Wm

§ 2.1.3, § 2.1.4, § 2.1.5, § 2.1.6,

§ 4.3, § 4.4, § 4.5 en § 4.6

Artikel 16.12, derde lid, Wm

§ 2.1.10, § 2.1.11, § 4.9, § 4.10

Artikel 16.13a Wm

§ 2.1.9, § 2.1.9a, § 4.8

Artikel 16.20c Wm

De regeling bevat geen bepalingen met betrekking tot de intrekking van een vergunning. De NEa heeft ter zake een interne gedragslijn vastgesteld.

Artikel 16.21 Wm

§ 2.1.13 en § 2.1.14

Artikel 16.23, tweede lid, Wm

De regeling bevat geen bepalingen voor veilingen.

Artikel 16.32, tweede lid, jo 16.29 Wm

De regeling bevat geen bepalingen m.b.t. de kosteloze toewijzing en de berekening van de aantallen broeikasgasemissierechten met het oog op die toewijzing.

Artikel 16.32, zesde lid, Wm

§ 2.1.12

Artikel 16.33 jo. 16.23, tweede lid, Wm

De regeling bevat geen bepalingen voor veilingen.

Artikel 16.34b, derde lid, Wm

De regeling bevat geen bepalingen m.b.t. het intrekken of wijzigen van bij het toewijzingsbesluit toegewezen aantallen broeikasgasemissierechten. Zie bij artikel 16.29 Wm.

Artikel 16.34c, tweede lid, jo. 16.29 Wm

De regeling bevat geen bepalingen m.b.t. de kosteloze toewijzing en de berekening van de aantallen broeikasgasemissierechten met het oog op die toewijzing. Zie bij artikel 16.29 Wm.

Artikel 16.39b Wm

§ 2.2.1

Artikel 16.39g, derde lid, Wm

De regeling bevat geen inhoudelijke eisen waaraan een verificateur en een verificatie van de emissiegegevens moeten voldoen.

Artikel 16.39h, juncto 16.11a, tweede lid, aanhef en onder a en c Wm

§ 2.2.4, § 2.2.6 en §2.2.7

Artikel 16.39i Wm

§ 2.2.3, § 2.2.2 (m.u.v. artikel 34j), § 2.2.8, § 2.2.9, § 2.2.10 (artikel 34an) en § 2.2.11

Artikel 16.39j, zevende lid, Wm

§ 2.2.5, §2.2.10 (artikel 34ao) en § 2.2.2 (artikel 34j)

Artikel 16.39q jo 16.23, tweede lid, Wm

Regeling bevat geen bepalingen voor veilingen

Artikel 16.11a, tweede lid, juncto 16.49 Wm

§ 3.3, § 3.4, § 3.5, § 3.6, § 3.7 en § 3.8

Artikel 16.12, derde lid, juncto 16.49 Wm

§ 3.10 en § 3.11

Artikel 16.13a juncto 16.49 Wm

§ 3.9

Artikel 5 Besluit handel in emissierechten

§ 2.1.2, § 2.1.7, § 4.2 en § 4.6 (v.w.b. de verwijzing naar artikel 30)

Artikel 16 juncto artikel 5 Besluit handel in emissierechten

§ 3.2

§ 2. Inhoud van de wijzigingsregeling

2.1 Nieuwe systematiek: melding in plaats van vergunningswijziging

De nieuwe systematiek, waarbij een wijziging van de vergunning bij een ingrijpende wijziging van de inrichting of het monitoringsplan is vervangen door een melding, is verankerd in hoofdstuk 16 van de Wet milieubeheer (artikel 16.5 en artikel 16.13a Wm). Deze nieuwe systematiek geldt zowel voor CO2-, NOx- als N2O-installaties. Zie de (nieuwe) paragrafen 2.1.9, 3.9 en 4.8 van de Regeling monitoring handel in emissierechten.

Nieuw is ook een meldingsplicht (overigens alleen van toepassing bij broeikasgasinstallaties), indien de werking van een broeikasgasinstallatie geheel of gedeeltelijk wordt beëindigd of de capaciteit van een installatie aanzienlijk wordt verminderd. Zo’n verandering in de bedrijfsvoering kan namelijk vanaf de derde handelsperiode (2013–2020) aanleiding zijn om een besluit houdende de toewijzing van broeikasgasemissierechten te wijzigen of in te trekken. Artikel 16.34b Wm (nieuw) biedt hiervoor de grondslag.9 Wijzigingen van de toewijzingsbesluiten waren tijdens de eerdere twee handelsperioden niet mogelijk. De mogelijkheid het toewijzingsbesluit te wijzigen in geval van vermindering van capaciteit van een installatie vloeit voort uit artikel 10bis, twintigste lid, van de herziene richtlijn 2003/87/EG.

2.2 Meldingsplichten

In de volgende situaties dient op grond van artikel 16.13a Wm een melding te worden gedaan:

  • a) een significante verandering van het monitoringsplan;

  • b) het tijdelijk afwijken van het monitoringsplan;

  • c) het geheel, gedeeltelijk of tijdelijk beëindigen van de werking van de broeikasgasinstallatie;

  • d) het hervatten van de productie na beëindiging van de werking van de broeikasgasinstallatie;

  • e) een aanzienlijke vermindering van de capaciteit van de broeikasgasinstallatie.

De meldingen a) en b) hebben betrekking op het monitoringsplan en gelden zowel voor broeikasgasinstallaties (CO2 en N2O) als NOx-installaties. De meldingen c), d), en e) vloeien voort uit de herziening van de ETS-richtlijn (artikel 24 van Besluit 2011/278/EU) en gelden derhalve alleen voor broeikasgasinstallaties.

Ad a) Melden van een significante verandering van het monitoringsplan

De meldingsystematiek is vereenvoudigd en maakt geen onderdeel meer uit van de voorschriften van de vergunning. Voorheen moest voor significante wijzigingen van het monitoringsplan de vergunning worden gewijzigd. Wat onder een significante wijziging wordt verstaan, is (op identieke wijze) bepaald in de artikelen 33 (CO2), respectievelijk 63 (NOx) en 78 (N2O). Aanpassingen van het monitoringsplan kunnen met deze gewijzigde regeling, plaatsvinden na goedkeuring van de melding door het bestuur van de emissieautoriteit en dus zonder wijziging van de vergunning. Vanwege de vereiste goedkeuring dient de melding plaats te vinden voordat de wijziging wordt doorgevoerd. De schriftelijke melding geeft het tijdstip aan, waarop de voorgenomen wijziging wordt doorgevoerd. Met de melding wordt een geactualiseerde versie van het monitoringsplan overgelegd.

Ad b) Melden van een tijdelijke afwijking van het monitoringsplan

De verplichting tot het melden van tijdelijke afwijkingen is niet gewijzigd. Zie hiervoor de identiek luidende artikelen 33a (CO2), 63a (NOx) en 78a (N2O). Het door omstandigheden niet kunnen voldoen aan het monitoringsplan kan consequenties hebben voor de betrouwbaarheid van de uiteindelijke emissiecijfers. Het is dan ook noodzakelijk dat het bestuur van de emissieautoriteit op de hoogte is van tijdelijke afwijkingen van het monitoringsplan. De Nederlandse Emissieautoriteit (hierna: NEa) kan dankzij de melding een inschatting maken van de consequenties van de gemelde afwijking en controle uitvoeren op het (zo spoedig mogelijk) herstellen van de gewenste situatie.

Voor de onder a en b bedoelde meldingen is op de website van de NEa (https://www.emissieautoriteit.nl) een door het bestuur van emissieautoriteit vastgesteld formulier beschikbaar gesteld (ter uitvoering van de artikelen 33b (CO2), 63c (NOx) en 78b (N2O)).

Ad c1) Melden van een geheel uit bedrijf genomen broeikasgasinstallatie

Een broeikasgasinstallatie die geheel uit bedrijf is genomen, met andere woorden waarvan de werking definitief is beëindigd, komt niet meer in aanmerking voor kosteloze toewijzing van emissierechten. De emissievergunning van een dergelijke installatie zal worden ingetrokken. Voorheen bleef het toewijzingsbesluit ongewijzigd. Vanaf de derde handelsperiode (2013-2020), op basis van artikel 16.34b Wm, wordt het toewijzingsbesluit aangepast wanneer de werking van een broeikasgasinstallatie geheel wordt beëindigd. Met ‘geheel beëindigen’ wordt bedoeld het stopzetten van de activiteiten van de broeikasgasinstallatie zoals opgesomd in artikel 22 van Besluit 2011/278/EU. Dit gebeurt o.a. wanneer de (broeikasgasemissie)vergunning niet meer geldig is of is ingetrokken, of wanneer werking van de broeikasgasinstallatie technisch onmogelijk is.

Ad c2) Melden van een gedeeltelijk uit bedrijf genomen broeikasgasinstallatie

Het toewijzingsbesluit kan in de derde handelsperiode ook worden aangepast indien sprake is van een gedeeltelijke beëindiging van de werking van de broeikasgasinstallatie. Er is sprake van een gedeeltelijke beëindiging van de installatie als het activiteitenniveau van de installatie, zonder dat er sprake is van een significantie fysieke wijziging van de installatie, daalt onder een bepaalde grenswaarde. Indien niet meer wordt voldaan aan de criteria voor een gedeeltelijke sluiting, kan de wijziging van het oorspronkelijke toewijzingsbesluit worden teruggedraaid.

Ad c3) Melden van een tijdelijk uit bedrijf genomen broeikasgasinstallatie

In deze regeling worden geen nadere regels gesteld ten aanzien van een melding in geval van een tijdelijke beëindiging. Dit is niet nodig geacht omdat een tijdelijke beëindiging geen gevolgen heeft voor de kosteloze toewijzing. Er is sprake van een tijdelijke beëindiging, indien een beëindigde installatie weer binnen zes maanden wordt opgestart.

Ad d) Melden van het hervatten van de productie na beëindiging van de werking van de broeikasgasinstallatie

Deze wijziging regelt alleen de meldingsplicht bij het hervatten van de productie van een broeikasgasinstallatie, wanneer een melding als bedoeld onder ad c2) van het gedeeltelijk beëindigen van de werking van dezelfde broeikasgasinstallatie is gedaan. Deze situatie moet niet worden verward met een de situatie waarin de productie van een gehele inrichting is beëindigd en wordt weer hervat. Omdat een geheel beëindigde inrichting geen vergunning meer heeft en geen toewijzing van rechten, kan de productie alleen worden hervat indien een nieuwe vergunning wordt aangevraagd. Het toekennen van rechten zal plaatsvinden op grond van de nieuwkomersregeling. Voor de aanvraag hiervan dient een vastgesteld formulier gebruikt te worden.10

Ad e) Melden van een aanzienlijke vermindering van de capaciteit van de broeikasgasinstallatie

In tegenstelling tot de voorgaande handelsperioden zal in geval van een aanzienlijke vermindering van de capaciteit gedurende de handelsperiode, het toewijzingsbesluit worden aangepast (artikel 16.34b, eerste lid, sub d, Wm). Om zeker te stellen dat het bestuur van de emissieautoriteit op de hoogte is van een dergelijke capaciteitsvermindering is op grond van deze regeling een melding verplicht gesteld. Zie voor de definitie van ‘aanzienlijke capaciteitsvermindering’ artikel 3, sub i, van Besluit 2011/278/EU.

2.3 Gevolgen van de meldingen

De gevolgen van de verschillende meldingen, waartoe deze wijzigingsregeling verplicht, zijn in onderstaande tabel samengevat.

Melding

Nieuw artikel in Regeling

Gevolg

Een significante verandering van het monitoringsplan

33

Een nieuw, aangepast monitoringsplan moet worden overgelegd aan bestuur van de emissieautoriteit

Tijdelijke afwijking van het monitoringsplan

33a

Dit moet schriftelijk worden gemeld aan het bestuur van de emissieautoriteit

Geheel beëindigen werking broeikasgasinstallatie

33d

Toewijzingsbesluit wordt ambtshalve aangepast

Gedeeltelijk beëindigen werking broeikasgasinstallatie

33e

Toewijzingsbesluit wordt ambtshalve aangepast

Hervatten productie broeikasgasinstallatie

33f

Toewijzingsbesluit wordt ambtshalve aangepast

Vermindering capaciteit broeikasgasinstallatie

33g

Toewijzingsbesluit wordt ambtshalve aangepast

§ 3. Administratieve lasten

De gewijzigde meldingsystematiek met betrekking tot wijzigingen in het monitoringsplan zullen niet leiden tot extra administratieve lasten. De vereenvoudiging van de procedure beperkt de uitvoeringslasten voor de NEa.11

In paragraaf 15.1.5 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel herziening EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten12 is ingegaan op de administratieve lasten voor de wijzigingen van de toewijzingsbesluiten tijdens de handelsperiode. Daarbij is geschat dat de administratieve lasten voor een melding zoals in deze wijzingsregeling opgenomen, gemiddeld 500–1.000 euro per inrichting zou bedragen, en dat naar verwachting dit jaarlijks zal leiden tot administratieve lasten van maximaal 10.000 euro.

§ 4. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

De meldingen in deze wijzigingsregeling betreffen het aanpassen van het monitoringsplan en wijzigingen in de inrichting die gevolgen hebben voor de kosteloze toewijzing. De NEa kan de emissiejaarverslagen gebruiken als indicator om te onderzoeken of sprake is geweest van het geheel of gedeeltelijk sluiten van inrichtingen of van significante capaciteitsverminderingen van de installaties en kan op basis van die informatie een controlebezoek uitvoeren. Voor een nadere toelichting op naleving en handhaving van de meldingensystematiek wordt verwezen naar de paragrafen 16.2.1 tot en met 16.2.3 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel herziening EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten (ETS-review).13

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A
Artikel 1

Vanwege de gewijzigde delegatiesystematiek is een aantal delegatiegrondslagen in het Besluit handel in emissierechten komen te vervallen. Deze delegatiegrondslagen voor de Regeling monitoring handel in emissierechten staan nu merendeels in hoofdstuk 16 Wm. Omdat de aanhef van de Regeling monitoring handel in emissierechten verwijst naar de oorspronkelijke delegatiebepalingen, is in artikel 1, eerste lid (nieuw), een opsomming gegeven van de nieuwe delegatiebepalingen. Artikel V van de wijzigingswet14 bevat overigens een zogenaamde omhangbepaling voor wat betreft de gewijzigde artikelen 16.11a en 16.12 Wm.

In het (nieuwe) tweede lid van artikel 1 zijn, naast de gewijzigde aanduiding van de bevoegde minister, twee begrippen met bijbehorende omschrijvingen aan de Regeling monitoring handel in emissierechten (hierna: regeling) toegevoegd. Dit betreft de begrippen ‘Besluit 2011/278/EU’ en ‘subinstallatie’. Laatstgenoemde begripsomschrijving stond voorheen in artikel 34bb van de regeling. Deze is verplaatst naar het algemeen deel van de regeling, omdat dit begrip breder doorwerkt in de regeling. In artikel 34bb (oud) van de regeling werd nog verwezen naar de uitvoeringsmaatregelen die door de Europese Commissie zouden worden vastgesteld. Inmiddels zijn die uitvoeringsmaatregelen daadwerkelijk vastgesteld in de vorm van het Besluit 2011/278/EU van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 130). Dit besluit van de Europese Commissie is in de begripsomschrijvingen van artikel 1 kortweg aangeduid als ‘Besluit 2011/278/EU’. Onder een subinstallatie wordt volgens artikel 6 van dit Besluit 2011/278/EU verstaan een productbenchmark-subinstallatie, een warmtebenchmark-subinstallatie, een brandstofbenchmark-subinstallatie en een procesemissies-subinstallatie. In artikel 3 van Besluit 2011/278/EU is nader omschreven wat onder deze verschillende subinstallaties wordt verstaan:

a. productbenchmark-subinstallatie:

de inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies met betrekking tot de vervaardiging van een product waarvoor in bijlage I bij Besluit 2011/278/EU een benchmark is vastgesteld.

b. warmtebenchmark-subinstallatie:

de niet onder een productbenchmark-subinstallatie vallende inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies met betrekking tot de productie of de invoer uit een onder de EU-regeling (ETS) vallende installatie of andere entiteit van meetbare warmte die:

  • binnen de grenzen van de installatie wordt verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte mechanische energie of voor andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte verwarming of koeling, of

  • wordt uitgevoerd naar een niet onder de EU-regeling (ETS) vallende installatie of andere entiteit, met uitzondering van de uitvoer van elektriciteitsopwekking.

c. brandstofbenchmark-subinstallatie:

de niet onder een productbenchmark-subinstallatie vallende inputs, outputs en daarmee samenhangende emissies met betrekking tot de productie door brandstofverbranding van niet-meetbare warmte die wordt verbruikt voor de vervaardiging van producten, voor de productie van andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte mechanische energie of voor andere dan voor elektriciteitsopwekking gebruikte verwarming of koeling, met inbegrip van veiligheidsaffakkeling.

d. procesemissie-subinstallatie:

in bijlage I bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten opgenomen broeikasgasemissies, CO2 uitgezonderd, die voorkomen buiten de systeemgrenzen van een bijlage I opgenomen productbenchmark, alsook CO2-emissies die voorkomen buiten de systeemgrenzen van een in bijlage I opgenomen productbenchmark als gevolg van enige hierna genoemde activiteit en emissies die het gevolg zijn van de verbranding van onvolledig geoxideerde koolstof die ontstaat door de hierna genoemde activiteiten ten behoeve van de productie van meetbare warmte, niet-meetbare warmte of elektriciteit, na aftrek van de emissies die gepaard zouden gaan met de verbranding van een hoeveelheid aardgas met dezelfde technisch bruikbare energie-inhoud als de verbrande onvolledig geoxideerde koolstof:

  • de chemische of elektrolytische reductie van metaalverbindingen in ertsen, concentraten en secundaire materialen;

  • de verwijdering van onzuiverheden uit metaal en metaalverbindingen;

  • de decompositie van carbonaten, met uitzondering van die voor reiniging van rookgassen;

  • niet in eerste instantie op de opwekking van warmte gerichte chemische synthesen waarbij het koolstofhoudend materiaal aan de reactie deelneemt;

  • niet in eerste instantie op de opwekking van warmte gericht gebruik van koolstofhoudende additieven of grondstoffen;

  • de chemische of elektrolytische reductie van halfmetaaloxiden of niet-metaaloxiden zoals siliciumoxiden en fosfaten.

Onderdeel B

Aan de begripsbepalingen voor hoofdstuk 2 (Broeikasgasemissies) van de regeling wordt het begrip ‘CO2-installatie’ toegevoegd, nu dit begrip in artikel 1 van het Besluit handel in emissierechten is vervallen.

Onderdelen C, G, I, K, M, N, S en U

Hoofdstuk 2 van de regeling is niet alleen van toepassing op CO2-emissies, maar op alle emissies van broeikasgassen onder het Europese systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten. Met ingang van 1 januari 2013 vallen ook de emissie van N2O en PFK’s onder dit systeem. In de tweede handelsperiode was N2O in Nederland door middel van een ‘opt in’ onder de werking van het systeem gebracht. Omdat bepaalde paragrafen van hoofdstuk 2 alleen voor CO2-emissies en niet voor N2O-emissies gelden, is dit expliciet aangeduid in het opschrift van de betreffende paragrafen.

Onderdeel D

In verband met de wijziging van artikel 16.5, eerste lid, van de Wm is de verwijzing naar ‘onder a’ in het eerste en vierde lid van artikel 3a van de regeling vervallen. De wijziging van artikel 16.5 van de Wm houdt verband met de gewijzigde systematiek van de vergunningswijzigingen als gevolg van de wijzigingswet. Hierdoor bestaat geen vergunningplicht meer voor wijzigingen van het monitoringsplan en voor wijzigingen van de inrichting. Het vijfde lid van artikel 3a van de regeling had betrekking op deze vergunningswijzigingen en vervalt om die reden.

Onderdeel E

Nu de inhoud van artikel 5a via artikel 33h (nieuw) van de regeling is geregeld, vervalt het eerstgenoemde artikel.

Onderdeel F

Voor de tweede planperiode die loopt van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012 mag ook voor CO2-installaties van klasse A bij de bepaling van de CO2-emissiefactor in het geval van verbranding van aardgas in de inrichting de factor worden gehanteerd, die jaarlijks door de Minister van Infrastructuur en Milieu in de Staatscourant wordt gepubliceerd. Voorheen gold die factor alleen voor CO2-installaties van klassen B en C. De nieuw geboden mogelijkheid voor CO2-installaties van klasse A is met name relevant voor de tuinders.

Onderdelen H, BB, KK en TT

In de wijzigingswet is er omwille van de flexibiliteit en het veelal technisch karakter van de monitoringseisen voor gekozen deze waar mogelijk te delegeren naar het niveau van de regeling. Hiertoe is artikel 9 van het Besluit handel in emissierechten vervallen. De artikelen 17a, 34sa, 47a en 71a van de regeling komen in de plaats van het genoemde artikel 9. Op grond van deze vier nieuwe artikelen is het mogelijk meetinstanties die in strijd met de regeling handelen te sanctioneren. Inhoudelijk is er niets gewijzigd. De wijziging van de grondslag voor deze verbodsbepalingen is verwerkt in een wijziging van de Wet op de economische delicten, zodat deze verbodsbepaling ook strafrechtelijk kan worden gehandhaafd.15

Onderdeel J

Allereerst is van de gelegenheid gebruikgemaakt een omissie te herstellen: zoals uit de aanhef van het oorspronkelijke artikel al bleek, heeft dit artikel zowel betrekking op periodieke als parallelmetingen. Echter, in het eerste en tweede lid ontbraken de periodieke metingen. Deze omissie is hersteld. Voorts is in de praktijk gebleken dat het wenselijk is dat ook de naam van de meetinstantie die de periodieke of parallelmeting zal uitvoeren aan het bestuur van de emissieautoriteit wordt gemeld.

Onderdeel L

Artikel 16.24, tweede lid, van de Wm bepaalt wat het nationale toewijzingsbesluit in ieder geval omvat. Voorheen was dit in artikel 16.29 van de Wm geregeld. Daarom wordt de verwijzing naar artikel 16.29 van de Wm in het derde lid vervangen door een wijziging van artikel 16.24, tweede lid, van de Wm.

Onderdeel O

Volgens het oorspronkelijke artikel 16.12, vierde lid, van de Wm kon in een vergunning worden bepaald dat bepaalde veranderingen van de inrichting of de werking daarvan of ingrijpende veranderingen of tijdelijke afwijkingen van het monitoringsplan aan het bestuur van de emissieautoriteit werden gemeld. De meldingensystematiek is vereenvoudigd. Hiertoe is artikel 16.13a van de Wm gewijzigd. Tevens maakt de meldingensystematiek geen onderdeel meer uit van de vergunning. Deze verplichtingen zijn voortaan rechtstreeks in de regeling opgenomen (artikelen 33 tot en met 33b).

Voor een uitgebreidere toelichting op de nieuwe meldingensystematiek wordt verwezen naar paragraaf 9.2 van het algemeen deel van de memorie van toelichting bij de wijzigingswet.16

Gelet op vorenstaande is de verwijzing naar artikel 16.12, vierde lid, van de Wm in artikel 31 van de regeling vervallen. Op grond van het gewijzigde artikel worden alle veranderingen van het monitoringsplan als bedoeld in artikel 33, eerste lid, en alle tijdelijke afwijkingen van het monitoringsplan als bedoeld in artikel 33a, eerste lid, opgenomen in het register operationele registraties of het register kwaliteitsregistraties.

Onderdeel P

Gelet op de vereenvoudiging van de meldingssystematiek (zie de toelichting bij artikel I, onderdeel O, van de wijzigingsregeling) is ook artikel 32, derde lid, van de regeling aangepast en zijn het vierde en vijfde lid vervallen.

Onderdeel Q

Nu de meldingensystematiek vereenvoudigd is en de meldingsplicht direct in de regeling is opgenomen, is paragraaf 2.1.9 van de regeling volledig gewijzigd. Zie ter zake ook § 2.2 van deze toelichting en de toelichting bij artikel I, onderdeel O, van deze wijzigingsregeling. Paragraaf 2.1.9 van de regeling regelt nu wat te doen bij veranderingen en tijdelijke afwijkingen van het monitoringsplan voor CO2-emissies.

Artikel 33

Significante veranderingen van het monitoringsplan voor CO2-emissies moeten ter goedkeuring worden voorgelegd aan het bestuur van de emissieautoriteit (artikel 16.13a, tweede lid, van de Wm). Het eerste lid van artikel 33 verduidelijkt wat onder ‘een significante verandering’ moet worden verstaan: een of meer veranderingen van het monitoringsplan die een gevolg zijn van veranderingen van de CO2-installatie of de werking daarvan die significante gevolgen hebben voor de emissie van CO2, of een verandering van de monitoringsmethodiek. In het tweede lid van artikel 33 is geconcretiseerd wat in ieder geval onder een ‘verandering van de monitoringsmethodiek’ wordt verstaan. Inhoudelijk verandert ter zake niets ten opzichte van de voor inwerkingtreding van de wijzigingsregeling geldende regels.

Het derde lid van artikel 33 van de regeling is gelijk aan artikel 33, tweede lid, zoals dat gold voor de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling. Een significante verandering wordt vooraf schriftelijk aan het bestuur van de emissieautoriteit gemeld (vierde lid). Hierbij wordt aangegeven wanneer beoogd wordt de verandering te verwezenlijken. Bij deze melding wordt tevens de meest actuele versie van het monitoringsplan gevoegd waarin deze veranderingen zijn verwerkt (vierde lid). Vervolgens zal het bestuur van de emissieautoriteit de voorgenomen verandering beoordelen. De goedkeuring kan worden onthouden indien de verandering is strijd is met hoofdstuk 16 van de Wm, het besluit of de regeling (artikel 16.13a, tweede lid, van de Wm).

Volledigheidshalve zij opgemerkt dat veranderingen van het monitoringsplan ook dienen te worden opgenomen in het emissieverslag (artikel 16.12, tweede lid, onder b, van de Wm).

Artikel 33a

Dit artikel regelt de tijdelijke afwijking van het monitoringsplan voor CO2-emissies. De melding wordt gedaan binnen vijf werkdagen na het ontstaan van de tijdelijke afwijking. Voor inwerkingtreding van de wijzigingsregeling gold dat de melding moest plaatsvinden binnen vijf werkdagen nadat de houder van de vergunning van de tijdelijke afwijking kennis had genomen of in redelijkheid kennis had kunnen nemen.

De termijn van vijf dagen, genoemd in artikel 33a, tweede lid, van de regeling geldt niet indien de houder van de vergunning iedere maand een overzicht met de tijdelijke afwijkingen aan het bestuur van de emissieautoriteit verstrekt (voorheen: artikel 33, eerste lid, onder b, sub 2°). Tenslotte is het derde lid van artikel 33a van de regeling inhoudelijk gelijk aan artikel 33, eerste lid, onder c (oud).

Ook de tijdelijke afwijkingen van het monitoringsplan dienen te worden opgenomen in het emissieverslag (artikel 16.12, tweede lid, onder c, van de Wm).

Artikel 33b

Voor de meldingen, bedoeld in de artikelen 33 en 33a van de regeling, zijn door het bestuur van de emissieautoriteit formulieren vastgesteld. Deze formulieren zijn op de website van de emissieautoriteit geplaatst (www.emissieautoriteit.nl).

Onderdeel R
§ 2.1.9a

Artikel 33c strekt ter uitvoering van artikel 16.34a van de Wm. Volgens laatstgenoemd artikel wordt het toewijzingsbesluit aangepast als wijzigingen in de zogenaamde carbon leakage-lijst daartoe aanleiding geven, dus wanneer bedrijfstakken of deeltakken aan de lijst worden toegevoegd of van de lijst worden verwijderd. Bij toepassing van artikel 16.34a van de Wm levert degene die een inrichting drijft op verzoek van het bestuur van de emissieautoriteit binnen dertien weken de ter zake benodigde gegevens aan.

Door de artikelen 34bi tot en met 34bj van de regeling van overeenkomstige toepassing te verklaren wordt geregeld dat de verificatie aan bepaalde normen en kwaliteitseisen voldoet. Zo moet de verificateur handelen overeenkomstig Besluit 2011/278/EU en werkzaam zijn bij een geaccrediteerde verificatie-instelling.

§ 2.1.9b

Als gevolg van richtlijn 2009/29/EG is de reikwijdte van het Europese systeem voor handel in emissierechten uitgebreid: onder broeikasgasemissies worden niet alleen CO2-emissies verstaan maar ook emissies van lachgas (N2O) en PFK’s. De nieuwe paragraaf 2.1.9b (Wijzigingen broeikasgasinstallaties) van de regeling heeft dan ook betrekking op alle broeikasgasemissies onder het ETS-emissiehandelsysteem.

Artikelen 33d tot en met 33g

Uit artikel 10bis, negentiende en twintigste lid, van richtlijn 2003/87 vloeit voort dat melding gemaakt dient te worden van:

  • het geheel, gedeeltelijk of tijdelijk beëindigen van de werking van de broeikasgasinstallatie;

  • het hervatten van de productie na (tijdelijke) beëindiging van de werking van de broeikasgasinstallatie;

  • een aanzienlijke vermindering van de capaciteit van de broeikasgasinstallatie.

Deze richtlijnbepaling is geïmplementeerd in artikel 16.13a van de Wm. In de artikelen 33d tot en met 33g van de regeling is hieraan nader invulling gegeven. De hierboven genoemde situaties hebben consequenties voor de kosteloze toewijzing van emissierechten. Ter zake wordt verwezen naar artikel 16.34b, eerste lid, van de Wm en paragraaf 6.9 van het algemeen deel van de memorie van toelichting bij de wijzigingswet.17

In artikel 33d van de regeling wordt de meldingsplicht geregeld bij gehele beëindiging van de broeikasgasinstallatie. Het betreft de gehele beëindiging als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van Besluit 2011/278/EU. Uit laatstgenoemd artikel volgt dat een broeikasgasinstallatie in ieder geval geacht wordt haar activiteiten te hebben stopgezet als:

  • a. de vergunning, bedoeld in artikel 16.5, eerste lid, van de Wm is ingetrokken (artikel 22, eerste lid, onder a en b, Besluit 2011/278/EU en artikel 16.34b, tweede lid, van de Wm);

  • b. de werking van de broeikasgasinstallatie technisch niet meer mogelijk is (artikel 22, eerste lid, onder c en d, van Besluit 2011/278/EU en artikel 16.34b, tweede lid, van de Wm), of

  • c. de broeikasgasinstallatie niet meer in bedrijf is en de houder van de vergunning niet kan aantonen dat de broeikasgasinstallatie binnen een concrete en redelijke termijn (dat wil zeggen zes maanden) na stopzetting van de activiteiten opnieuw zal worden opgestart (artikel 22, eerste lid, onder e, van Besluit 2011/278/EU en artikel 16.34b, eerste lid, onder a, van de Wm). Ingevolge genoemde bepaling van Besluit 2011/278/EU kan de termijn van zes maanden onder voorwaarden worden verlengd tot ten hoogste achttien maanden. Deze mogelijkheid is opgenomen in artikel 33d, derde lid, van de regeling als bevoegdheid voor het bestuur van de emissieautoriteit.

Indien degene die een inrichting drijft, kan aantonen dat de broeikasgasinstallatie binnen zes maanden opnieuw wordt opgestart, heeft de tijdelijke stillegging geen consequenties voor de toewijzing van de emissierechten (zie artikel 16.34b, eerste lid, onder a, van de Wm). Van stopzetten van de activiteiten is onder voorwaarden geen sprake als de broeikasgasinstallatie op reserve of stand-by staat of wordt geëxploiteerd in een seizoensregeling (artikel 22, tweede lid, van Besluit 2011/278/EU).

Artikel 33e van de regeling bevat een meldingsplicht voor de houder van de vergunning bij het gedeeltelijk beëindigen van de werking van de broeikasgasinstallatie. Wat onder een gedeeltelijke beëindiging wordt verstaan is beschreven in artikel 23, eerste lid, van Besluit 2011/278/EU. Hiervan is sprake als het activiteitsniveau van een subinstallatie die voor:

  • a. ten minste 30% van de definitieve jaarlijkse hoeveelheid aan de broeikasgasinstallatie toegewezen emissierechten bijdraagt of

  • b. meer dan 50.000 toegewezen emissierechten bijdraagt,

in een bepaald kalenderjaar wordt verminderd met ten minste 50%.

Bij een gedeeltelijke beëindiging van de werking van de broeikasgasinstallatie wordt tevens een verklaring van een verificateur overgelegd (artikel 33i van de regeling).

De melding wordt gedaan voor 1 april van het jaar volgend op het kalenderjaar waarin de werking van de broeikasgasinstallatie gedeeltelijk is beëindigd (tweede lid). Dit geeft de houder van de vergunning de gelegenheid om de melding en het verkrijgen van de verklaring van de verificateur te laten samenvallen met de verificatie en het indienen van het emissieverslag (artikel 16.12, eerste lid, van de Wm).

Artikel 33f van de regeling regelt de meldingsplicht voor de houder van de vergunning indien de productie van de broeikasgasinstallatie wordt hervat. Hiervan is sprake indien, na een melding over gedeeltelijke beëindiging van de subinstallatie als bedoeld in artikel 33e, eerste lid, van de regeling, het activiteitenniveau van de subinstallatie weer toeneemt. Ook hier geldt dat een verklaring van een verificateur moet worden overgelegd (artikel 33i van de regeling).

De melding wordt gedaan voor 1 april van het jaar volgend op het kalenderjaar waarin de productie van de broeikasgasinstallatie is hervat (tweede lid). Dit geeft de vergunninghouder de gelegenheid de melding en het verkrijgen van de verklaring van de verificateur ook in dit geval te laten samenvallen met de verificatie en het indienen van het emissieverslag (artikel 16.12, eerste lid, van de Wm).

Tenslotte wordt in artikel 33g van de regeling de meldingsplicht bij een vermindering van de capaciteit van de broeikasgasinstallatie geregeld (zie ook artikel 21 van Besluit 2011/278/EU). Hiervan is sprake indien een of meer identificeerbare fysieke veranderingen leiden tot een:

  • a. vermindering van minimaal 10% van de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van de subinstallatie of

  • b. vermindering van het activiteitsniveau, die resulteert in een vermindering in de toewijzing van de emissierechten met ten minste 50.000 per kalenderjaar en overeenstemt met minstens 5% vermindering van het voorlopige jaarlijkse aantal emissierechten dat kosteloos aan de subinstallatie was toegewezen vóór de verandering (zie artikel 3, onder j, in verbinding met artikel 3, onder i, van Besluit 2011/278/EU).

De melding wordt gedaan nadat de gewijzigde capaciteit is vastgesteld, maar in ieder geval binnen zes weken (artikel 33g, tweede lid, van de regeling). Bij de melding wordt een verklaring van een verificateur overgelegd (artikel 33i van de regeling).

Verband tussen het melden van wijzigingen en de initiële toewijzing

Of zich een omstandigheid voordoet, die op grond van de artikelen 33d tot en met 33g aan het bestuur van de emissieautoriteit moet worden gemeld, wordt ook bepaald door de wijze waarop op grond van artikel 34bd de gegevens voor de kosteloze toewijzing zijn aangeleverd dan wel de wijze waarop een nieuwkomersaanvraag, anders dan voor een aanzienlijke uitbreiding, op grond van artikel 34b is ingediend. Met andere woorden: de manier waarop de gegevens voor de initiële toewijzing zijn aangeleverd, is leidend. Indien gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om gegevens in te dienen per afzonderlijke broeikasgasinstallatie binnen de inrichting dan moet op het niveau van de aldus onderscheiden broeikasgasinstallaties worden beoordeeld of er sprake is van een gehele of gedeeltelijke beëindiging of van een aanzienlijke capaciteitsvermindering. In de gevallen waarin er geen opdeling in broeikasgasinstallaties heeft plaatsgevonden, vindt de beoordeling plaats op het niveau van de inrichting. Om een voorbeeld te geven: een inrichting heeft er bij de gegevensaanlevering voor gekozen om onder te verdelen in meerdere broeikasgasinstallaties. Indien een van deze broeikasgasinstallaties wordt gesloten moet dit worden gemeld op grond van artikel 33d. Een ander voorbeeld: op grond van artikel 33e moet de gedeeltelijke beëindiging van de werking van een broeikasgasinstallatie zoals bedoeld in artikel 23 van Besluit 2011/278/EU worden gemeld. In genoemd artikel 23 gaat het om de vermindering van het activiteitsniveau van een subinstallatie. De manier waarop de indeling in subinstallaties voor de initiële toewijzing heeft plaatsgevonden, is leidend. Deze indeling heeft hetzij plaatsgevonden op het niveau van de inrichting, hetzij op het niveau van broeikasgasinstallaties binnen de inrichting. Het activiteitsniveau van deze subinstallaties bepaalt of er sprake is van een gedeeltelijke beëindiging. Hetzelfde uitgangspunt geldt voor de melding van een aanzienlijke capaciteitsvermindering van de broeikasgasinstallatie op grond van artikel 33g. Ook hier is de manier waarop de inrichting bij de gegevensaanlevering voor de initiële toewijzing is opgedeeld in subinstallaties (op het niveau van de inrichting of per afzonderlijke broeikasgasinstallatie) bepalend voor de manier waarop wordt vastgesteld of er sprake is van een aanzienlijke capaciteitsvermindering.

Artikel 33h

Dit artikel regelt de meldingsplicht indien de inrichting niet meer onder de reikwijdte van afdeling 16.2.1 van de Wm valt. Artikel 33h van de regeling komt in de plaats van de artikelen 5a (oud), 33, eerste lid, onder e, (oud) en artikel 78, eerste lid, onder d (oud) van de regeling. De melding wordt gedaan binnen zes weken na het ontstaan van de omstandigheid als gevolg waarvan de inrichting niet meer onder de reikwijdte van afdeling 16.2.1 van de Wm valt. Dit verschilt van de inhoud van regeling zoals die gold voor de inwerkingtreding van de wijzigingsregeling: toen was de meldingsplicht gekoppeld aan het kennisnemen of in redelijkheid kennis kunnen nemen van die omstandigheid. Omstandigheden waardoor een inrichting buiten de reikwijdte kan vallen, zijn bijvoorbeeld dat:

  • a. een inrichting geen broeikasgas meer emitteert, of

  • b. binnen een inrichting geen activiteiten meer worden verricht die zijn genoemd in bijlage I bij het Besluit handel in emissierechten.

Artikel 33i

Dit artikel bepaalt dat voor de meldingen, bedoeld in de artikelen 33d tot en met 33h, van de regeling, de door het bestuur van de emissieautoriteit vastgestelde formulieren dienen te worden gebruikt. Deze formulieren zijn op de website van de emissieautoriteit geplaatst (www.emissieautoriteit.nl).

Door de artikelen 34bi tot en met 34bj van de Regeling van overeenkomstige toepassing te verklaren, wordt geregeld dat de verificatie aan bepaalde normen en kwaliteitseisen voldoet. Zo moet de verificateur handelen overeenkomstig Besluit 2011/278/EU en moet hij werkzaam zijn bij een geaccrediteerde verificatie-instelling.

Artikel 33j

Indien in de periode van 1 juli 2011 tot en met 30 juni 2012 sprake is van het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de werking van de broeikasgasinstallatie, het hervatten van de productie van de broeikasgasinstallatie of het verminderen van de capaciteit van de broeikasgasinstallatie, wordt uiterlijk 15 augustus 2012 ter zake een melding gedaan aan het bestuur van de emissieautoriteit. De periode tot en met 30 juni 2012 betreft de periode dat de regeling voor dit onderdeel nog niet in werking was. Omdat zich in de periode wel wijzigingen kunnen hebben voorgedaan die relevant zijn voor de NEa emissieautoriteit, zullen deze achteraf alsnog gemeld moeten worden.

Onderdeel V

Dit betreft een redactionele wijziging vanwege de nieuwe tekst van artikel 16.12 Wm.

Onderdeel W

Opdeling in broeikasgasinstallaties en initiële toewijzing

Nieuwkomersrechten kunnen worden aangevraagd voor inrichtingen waaraan na 30 juni 2011 voor de eerste maal een emissievergunning is verleend of voor inrichtingen die een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding hebben ondergaan (artikel 16.32 van de wet/artikel 3, onder h, richtlijn 2003/87/EG).

Inrichtingen die voor het eerstvallen onder de reikwijdte van het ETS, kunnen er voor kiezen om de gegevens in de nieuwkomersaanvraag per afzonderlijke broeikasgasinstallatie binnen de inrichting te verstrekken.18 Als een bestaande, reeds onder het ETS vallende, inrichting een uitbreiding ondergaat die zelfstandig kan worden aangemerkt als broeikasgasinstallatie, kan gekozen worden uit twee mogelijkheden. In de eerste plaats heeft het bedrijf de keuze om nieuwkomersrechten aan te vragen voor de uitbreiding van de bestaande inrichting of broeikasgasinstallatie binnen de inrichting, indien de uitbreiding als aanzienlijk kan worden aangemerkt. In de tweede plaats kan het bedrijf de uitbreiding beschouwen als een nieuwe broeikasgasinstallatie. De toewijzing voor deze broeikasgasinstallatie wordt dan berekend volgens de regels voor nieuwe installaties.

Of er sprake is van een aanzienlijke uitbreiding waarvoor nieuwkomersrechten kunnen worden aangevraagd, wordt mede bepaald door de wijze waarop op grond van artikel 34bd de gegevens voor de kosteloze toewijzing zijn aangeleverd dan wel de wijze waarop een nieuwkomersaanvraag, anders dan voor een aanzienlijke uitbreiding, op grond van artikel 34b is ingediend. Met andere woorden: de manier waarop de gegevens voor de initiële toewijzing zijn aangeleverd, is leidend. Op grond van artikel 3, onder i, van Besluit 2011/278 EU is een aanzienlijke uitbreiding een beduidende verhoging van de aanvankelijk geïnstalleerde capaciteit van een subinstallatie, welke uitbreiding aan een aantal eisen voldoet. De manier waarop de inrichting bij de gegevensaanlevering voor de initiële toewijzing is opgedeeld in subinstallaties (op het niveau van de inrichting of per afzonderlijke broeikasgasinstallatie) is dus bepalend voor de manier waarop wordt vastgesteld of er sprake is van een aanzienlijke capaciteitsuitbreiding.

Wijzigingen artikel 34b

Het eerste en tweede lid van artikel 34b komen in de plaats van artikel 12a van het Besluit handel in emissierechten en hebben betrekking op de zogenaamde nieuwkomers. Artikel 12a van het genoemde besluit is namelijk vervallen. Artikel 34b van de regeling geldt overigens vanaf de derde handelsperiode. Dat is de periode die aanvangt op 1 januari 2013. Voor de tweede handelsperiode blijft de oorspronkelijke regeling gelden. Dit is geregeld in artikel IV van de wijzigingswet, waarin is bepaald dat het recht zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van de wijzigingswet van toepassing blijft op emissies van broeikasgassen (waaronder de CO2-emissies) die zijn of worden veroorzaakt in de periode tot 1 januari 2013.

Het derde lid sluit aan bij de recente wijziging van artikel 34bd, waarbij de mogelijkheid is geboden om toewijzing van broeikasgasemissierechten per afzonderlijke broeikasgasinstallatie binnen de inrichting te laten plaatsvinden.19 Deze keuzemogelijkheid is hiervoor reeds toegelicht. Het vierde lid beperkt die keuzemogelijkheid voor inrichtingen, die in het najaar van 2011 of bij de aanvraag voor nieuwkomersrechten geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid tot opdeling of voor een bepaalde opdeling hebben gekozen. Artikel 34b biedt voor die gevallen geen gelegenheid tot herkansing.

Artikel 34b, vijfde lid, van de regeling is nieuw: de Minister van Infrastructuur en Milieu dient binnen vier maanden te beslissen op een verzoek van een nieuwkomer.

Onderdeel X

Artikel 34ba komt te vervallen, aangezien de in deze bepaling opgenomen verplichting gold tot 30 april 2010.

Onderdeel Y

De begripsomschrijving van ‘subinstallatie’ is verplaatst naar artikel 1 (zie artikel I, onder A). Daarom vervalt artikel 34bb. Zie ook de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onder A, van de wijzigingsregeling.

Onderdeel Z

In de artikelen 34bd, eerste lid, 34be, tweede lid, onder d, en 34bg, eerste en tweede lid, van de regeling (oud) werd verwezen naar de uitvoeringsmaatregelen die door de Europese Commissie zouden worden vastgesteld. Inmiddels zijn die uitvoeringsmaatregelen daadwerkelijk vastgesteld in het Besluit 2011/278/EU. Daarom is de verwijzing naar de uitvoeringsmaatregelen in de betreffende artikelen vervangen door een verwijzing naar ‘Besluit 2011/278/EU’.

Onderdeel AA

De wijziging van onderdeel j van artikel 34g is uitsluitend van technische aard en heeft geen inhoudelijke consequenties.

Onderdeel BB

Zie onderdeel H.

Onderdeel CC

Met deze aanvullende begripsbepaling wordt duidelijk gemaakt dat het algemene begrip monitoringsprotocol in dit hoofdstuk specifiek betrekking heeft op het monitoringsprotocol voor NOx-emissies.

Onderdeel DD

De wijziging van het eerste lid, onderdeel e, van artikel 36 is uitsluitend van technische aard en heeft geen inhoudelijke consequenties.

Onderdeel EE

Het oorspronkelijke vierde lid van artikel 37 van de regeling bood geen ruimte voor toepassing van een zogenaamd neuraal netwerk. Daarom is een nieuw vijfde lid ingevoegd. Een neuraal netwerk is een verband tussen verschillende inputparameters en een gevraagde grootheid op basis van meerdere (vaak onbekende) wiskundige vergelijkingen. Bij een neuraal netwerk zijn de relaties tussen de parameters en de NOx-emissies niet eenduidig. Een neuraal netwerk stelt deze in feite continu bij. Op grond van het nieuwe vijfde lid dient bij gebruik van een neuraal netwerk de relatie tussen de parameters, de NOx-emissies en het brandstofverbruik of de productie ten genoegen van het bestuur van de emissieautoriteit te worden omschreven in het monitoringsplan. In dat geval kan deze methodiek worden gezien als een continue meting van de parameters van een uitworpkarakteristiek, als bedoeld in artikel 40, derde lid, onder b.

Het gebruik van een defaultwaarde is bij NOx-installaties die behoren tot klasse 1 toegestaan wanneer een meetinstrument uitvalt of wanneer bij een normale bedrijfsvoering de bepaling van de NOx-emissies buiten het geldigheidsgebied valt. Het gebruik van een defaultwaarde mag echter nooit leiden tot een onderschatting van de jaarvracht van NOx. Ook mag deze niet meer dan zes maanden worden gehanteerd. Een en ander is nu expliciet in het zesde lid (nieuw) van artikel 37 bepaald.

Tevens ontbrak in de oorspronkelijke regeling de mogelijkheid voor het gebruik van defaultwaarden voor NOx-installaties van de klassen 2, 3 en 4 wanneer de bepaling van de NOx-emissies buiten het geldigheidsgebied viel. In de praktijk bestaat hier wel behoefte aan. Daarom is dit nu geregeld voor de NOx-installaties van deze klassen (artikel 37, zevende lid, van de regeling). Het gebruik van een defaultwaarde mag echter nooit leiden tot een onderschatting van de jaarvracht van NOx. Ook mag deze maximaal zes maanden worden gehanteerd. Dit is vastgelegd in artikel 37, achtste lid, van de regeling.

Onderdeel FF

De praktijk heeft uitgewezen dat het wenselijk is ook kleine bedrijfslocaties te verplichten de methode waarmee het aantal opgebouwde NOx-emissierechten wordt berekend alsmede de gehanteerde formule op te nemen in het monitoringsplan. De onderhavige wijziging van artikel 37a, eerste lid, onder a, van de regeling strekt hiertoe.

Onderdeel GG

Nu de inhoud van artikel 38b van de regeling via artikel 63b is geregeld, kan artikel 38b vervallen.

Onderdeel HH

Op grond van het nieuwe vierde lid van artikel 39 van de regeling is de uitzondering op artikel 39, eerste lid en tweede lid, van de regeling alleen van toepassing op NOx-installaties die slechts een zeer beperkte periode (maximaal zes maanden) in de inrichting aanwezig zijn. Eerder stond in dit artikel opgenomen dat deze maximaal zes maanden in bedrijf waren. Gelet op de praktijkervaringen is deze bepaling aangescherpt.

Voorts is een nieuw zesde lid aan artikel 39 van de regeling toegevoegd, waardoor een versoepeling van de monitoringsverplichting geldt bij afwijkende procesomstandigheden. Onder afwijkende procesomstandigheden wordt onder meer verstaan het incidenteel gebruik van een andere brandstof of het incidenteel gebruik van een NOx-installatie bij een belasting buiten het geldigheidsgebied van het kental.

Het achtste lid is gewijzigd om te verduidelijken, dat deze bepaling voor alle fakkels geldt.

Onderdeel II

Ter verduidelijking is in artikel 42, derde lid, van de regeling opgenomen dat de onzekerheid van de individuele waarnemingen bij de continue meting of berekening van het afgasdebiet ten hoogste 15% van jaargemiddelde debiet bedraagt.

Onderdeel JJ

Om te voorkomen dat er in bepaalde gevallen onredelijk veel of te frequent kentallen moeten worden vastgesteld is een nieuw vijfde lid in artikel 44 van de regeling opgenomen. Volgens dit lid mag degene die een inrichting drijft een afwijkende kentalsystematiek hanteren indien het technisch niet mogelijk is of tot onredelijk hoge kosten leidt om aan het derde of vierde lid te voldoen of om de kentallen met de voorgeschreven frequentie te bepalen. Deze afwijkende kentalsystematiek dient dan wel zodanig te zijn dat de inschatting van de NOx-emissies voldoende nauwkeurig is. Een situatie als bedoeld in dit lid kan zich bijvoorbeeld voordoen in de sectoren chemie en raffinage, indien er procesgassen met een wisselende samenstelling worden verbrand. Het is dan meestal niet mogelijk vast te stellen onder welke omstandigheden de hoogste NOx-emissies optreden. Er is in de regel geen sprake van onredelijk hoge kosten, als de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 44 ook uit hoofde van andere regelgeving op de inrichting van toepassing zijn. In het tiende lid is een verwijzing aangepast. Met de wijziging van het elfde lid is verduidelijkt dat deze bepaling geen betrekking heeft op alle NOx-verbrandingsinstallaties maar alleen op gasturbines, gasturbine-installaties en gasmotoren.

Onderdeel KK

Er kunnen zich gevallen voordoen waarin het weliswaar mogelijk is het brandstofgebruik overeenkomstig artikel 46 te bepalen maar waarin dat zou leiden tot een investering die niet verhouding staat tot het doel waarvoor deze bepaling in het leven is geroepen. Om die reden wordt aan het derde lid toegevoegd dat er mag worden afgeweken van de voorgeschreven methode voor het bepalen van het brandstofgebruik indien wordt aangetoond, dat het zou leiden tot onredelijk hoge kosten om hieraan te voldoen. Uiteraard moet daarbij ook worden aangetoond dat het brandstofgebruik op een andere manier voldoende nauwkeurig wordt bepaald.

Onderdeel LL

Zie onderdeel H.

Onderdeel MM
Artikel 49

In de praktijk is gebleken dat kalibratie soms technisch wel mogelijk maar praktisch niet haalbaar is, omdat de kalibratie onredelijk hoge kosten met zich meebrengt. Voor deze gevallen is een voorziening in het tweede lid opgenomen.

Als extra voorwaarde is aan artikel 49, tweede lid, van de regeling toegevoegd dat wanneer de kalibratiefrequentie niet kan worden gehaald, degene die een inrichting drijft wel zodanige maatregelen treft dat zoveel mogelijk hetzelfde effect wordt bereikt als wanneer de kalibratiefrequentie wel was gehanteerd.

Onderdelen NN en OO

In artikel 61 van de regeling werd oorspronkelijk verwezen naar artikel 16.12, vierde lid, in verbinding met artikel 16.49, tweede lid, van de Wm. Volgens dit oude artikel 16.12, vierde lid, van de Wm kon in een vergunning worden bepaald dat bepaalde veranderingen van de inrichting of de werking daarvan of ingrijpende veranderingen of tijdelijke afwijkingen van het monitoringsplan aan het bestuur van de emissieautoriteit werden gemeld. De meldingensystematiek is inmiddels vereenvoudigd. Dit vereenvoudigde meldingsysteem is eveneens van toepassing op inrichtingen waarin zich NOx-installaties bevinden (artikel 16.49, tweede lid, van de Wm). Tevens maakt de meldingensystematiek geen onderdeel meer uitmaakt van de vergunning. Deze verplichtingen zijn voortaan rechtstreeks in de regeling opgenomen (artikelen 63 tot en met 63c van de regeling). Voor een uitgebreidere toelichting over de nieuwe meldingensystematiek wordt verwezen naar paragraaf 9.2 van het algemeen deel van de memorie van toelichting bij de wijzigingswet.

Gelet op vorenstaande is de verwijzing naar artikel 16.12, vierde lid, van de Wm in verbinding met artikel 16.49, tweede lid, in artikel 61 van de regeling vervallen. Op grond van het gewijzigde artikel worden alle veranderingen van het monitoringsplan als bedoeld in artikel 63, eerste lid, van de regeling en alle tijdelijke afwijkingen van het monitoringsplan als bedoeld in artikel 63a, eerste lid, van de regeling opgenomen in het register operationele registraties of het register kwaliteitsregistraties.

Gelet op de vereenvoudiging van de meldingssystematiek is ook artikel 62, eerste en vierde lid, van de regeling aangepast.

Onderdeel PP

Nu de meldingensystematiek vereenvoudigd is en de meldingsplicht direct in de regeling is opgenomen – in plaats van deze als vergunningvoorschriften op te nemen – is paragraaf 3.9 van de regeling volledig gewijzigd. Paragraaf 3.9 van de regeling regelt nu wat te doen bij veranderingen en tijdelijke afwijkingen van het monitoringsplan en wijzigingen van de NOx-installatie. De regeling van paragraaf 3.9 loopt goeddeels parallel met die van paragraaf 2.19 (en paragraaf 4.8). Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij onderdeel Q.

Onderdeel QQ

Artikel 64, eerste lid, vervangt artikel 63, eerste lid, onder a en b (oud), van de regeling. De betreffende voorschriften zijn direct tot de houder van de vergunning gerichte regels geworden in plaats van voorschriften die onderdeel zijn van de vergunning. Inhoudelijk is er niets gewijzigd.

Onderdeel RR

Dit betreft een redactionele wijziging vanwege de nieuwe tekst van artikel 16.12 Wm.

Onderdeel SS

Artikel 2, eerste lid, onder a en b, van het Besluit handel in emissierechten is gewijzigd. Als gevolg van de verruiming van de reikwijdte van het ETS is het eerste lid, onder a, van dat artikel voortaan (per 1 januari 2013) ook van toepassing op N2O. Hiertoe is de verwijzing in artikel 65, eerste lid, van de regeling aangepast.

Verder is met een begripsbepaling verduidelijkt dat het algemene begrip monitoringsplan in dit hoofdstuk specifiek betrekking heeft op het monitoringsplan voor N2O-emissies.

Onderdeel TT
Artikel 71a

Zie onderdeel H.

Onderdeel UU

Van de gelegenheid is gebruikgemaakt een onjuiste verwijzing in de tekst van artikel 76, eerste lid, van de regeling aan te passen.

Onderdeel VV

Nu de meldingensystematiek vereenvoudigd is en de meldingsplicht direct in de regeling is opgenomen – in plaats van deze als vergunningvoorschriften op te nemen – is paragraaf 4.8 van de regeling volledig gewijzigd. Paragraaf 4.8 van de regeling regelt nu wat te doen bij veranderingen en tijdelijke afwijkingen van het monitoringsplan en wijzigingen van de N2O-installatie. De regeling van paragraaf 4.8 loopt goeddeels parallel met die van paragraaf 2.19 (en paragraaf 3.9). Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij onderdeel Q.

Onderdeel WW

Het eerste lid van artikel 79 is in de plaats gekomen van artikel 78, eerste lid, onder a (oud), van de regeling. De betreffende voorschriften zijn direct tot de houder van de vergunning gerichte regels geworden in plaats van voorschriften die deel uitmaken van de vergunning. Inhoudelijk is er niets gewijzigd.

Onderdeel XX

Dit betreft een redactionele correctie.

Onderdeel YY

In bijlage VI wordt in de tabel de emissiefactor van aardgas van 56,1 gecorrigeerd in 56,8.

Onderdeel ZZ

Als gevolg van de aanpassing van artikel 42, derde lid, van de regeling (artikel I, onder II, van de wijzigingsregeling) is bijlage X bij de regeling gewijzigd.

Onderdeel AAA

In bijlage XI werd nog verwezen naar DIN 1942. Echter, deze norm bestaat niet meer. De norm die geldt is NEN-EN 12952-15. Ter zake is de bijlage dan ook aangepast. Overigens worden in de praktijk ook afgeleide formules gehanteerd. Deze zijn nu voor de volledigheid ook in bijlage XI opgenomen.

Onderdeel BBB

Bijlage XV van de regeling betrof de vaststelling van het nieuwkomersformulier. Dit formulier is door het nieuwe artikel 34c, eerste lid, van de regeling achterhaald voor de derde handelsperiode. Volgens die bepalingen stelt de Minister van Infrastructuur en Milieu het formulier vast en wordt dit op de website van de emissieautoriteit geplaatst (www.emissieautoriteit.nl). Daarom kan bijlage XV bij de regeling vervallen. Voor nieuwkomersaanvragen in de tweede planperiode, dat wil zeggen tot en met 31 december 2012, zal deze bijlage XV wel van toepassing blijven.

Onderdeel CCC

Dit betreft twee redactionele aanpassingen.

Artikel II

De op de gewijzigde monitoringssystematiek betrekkingen hebbende onderdelen van deze regeling zijn gelijktijdig met de implementatiewet20 en -amvb21 in werking getreden, namelijk op 1 juli 2012.22

Hierop geldt één uitzondering: de wijziging van de begripsbepaling voor N2O-installatie (artikel I, onderdeel SS) treedt in werking gelijktijdig met de wijziging van artikel 2 van het Besluit handel in emissierechten: per 1 januari 2013.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma.


X Noot
1

Stb. 2011, 278 en 389.

X Noot
2

Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (PbEU L 140).

X Noot
3

Stb. 2011, 389.

X Noot
4

Kamerstukken II 2005/06, 30 694, nr. 3.

X Noot
5

Kamerstukken II 2010/11, 32 667, nr. 2; Wet van 19 april 2012, zie Stb. 2012, 195.

X Noot
6

Stb. 2012, 227.

X Noot
7

Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PbEG L 275).

X Noot
8

Pb EU L 130.

X Noot
9

Kamerstukken II 2010/11, 32 667, nr. 3, blz. 84–85.

X Noot
10

Beschikbaar via de website van de NEa: www.emissieautoriteit.nl.

X Noot
11

Kamerstukken II 2010/11, 32 667, nr. 3, blz. 66.

X Noot
12

Kamerstukken II 2010/11, 32 667, nr. 3, blz. 67.

X Noot
13

Kamerstukken II, 2010/11, 32 667, nr. 3, blz. 72–73.

X Noot
14

Kamerstukken II, 2010/11, 32 667, nr. 2, blz. 17.

X Noot
15

Kamerstukken I 2010/11, 32 667 A, Artikel II.

X Noot
16

Kamerstukken II 2010/11, 32 667, nr. 3, blz. 40–42.

X Noot
17

Kamerstukken II 2010/11, 32 667, nr. 3, blz. 26.

X Noot
18

Het beoordelingskader voor de voorgestelde onderverdeling in broeikasgasinstallaties staat vermeld op de website van de NEa (www.emissieautoriteit.nl/) en in de toelichting bij de wijziging van artikel 34bd (Staatscourant 2011 nr. 23268, 27 december 2011).

X Noot
20

Stb. 2012, 195.

X Noot
21

Stb. 2012, 227.

X Noot
22

Zie het Besluit houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van onderdelen van de wet van 19 april 2012 tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de implementatie van onder meer richtlijn nr. 2009/29/EG (herziening EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten) (Stb. 2012, 195), van de nog niet eerder in werking getreden onderdelen van die wet, van de nog niet in werking getreden onderdelen van de Aanpassingswet handel in emissierechten II, van onderdelen van het besluit van 16 mei 2012 tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten ten behoeve van de implementatie van richtlijn 2009/29/EG (herziening EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten) (Stb. 2012, 227) en van de nog niet eerder in werking getreden onderdelen van dat besluit.

Naar boven