Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van
11 november 2022, nr. 2022-0000570238;
Gelet op artikel VI van de Wet versterking decentrale rekenkamers;
Hebben goedgevonden en verstaan:
’s-Gravenhage, 16 november 2022
Willem-Alexander
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot
Uitgegeven de eerste december 2022
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
NOTA VAN TOELICHTING
Dit besluit regelt de inwerkingtreding van de Wet versterking decentrale rekenkamers
(Stb. 2022, 430). Met deze wet vervalt de wettelijke mogelijkheid voor gemeenten en provincies om
te kiezen voor een rekenkamerfunctie. Er is overgangsrecht getroffen op grond waarvan
verordeningen die een rekenkamerfunctie regelen hun rechtskracht behouden tot een
jaar na inwerkingtreding van deze wet of tot eerdere intrekking van die verordening.
Dat geeft de gemeenten die nu een rekenkamerfunctie hebben na inwerkingtreding een
jaar de tijd om een onafhankelijk rekenkamer in te stellen. Tevens worden met de bevoegdheden
van de rekenkamers uitgebreid voor onderzoek naar privaatrechtelijke rechtspersonen
met wie de gemeente of provincie een contractrelatie heeft, naar subsidies, garanties
en/of leningen en naar samenwerking tussen bestuurslagen in overheidsdeelnemingen.
In navolging van de laatste wijziging wordt met deze wet ook de betreffende onderzoeksbevoegdheid
van de Algemene Rekenkamer aangepast in de Comptabiliteitswet 2016.
Tevens wordt de Waterschapswet zo gewijzigd dat de waterschappen een eigen onafhankelijke
rekenkamer moeten instellen. Dit kan een eigen onafhankelijke rekenkamer zijn of een
gemeenschappelijke rekenkamer met een of meer waterschappen, gemeenten of provincies.
Voorheen bestond hiertoe geen wettelijke plicht. Deze wijziging is gedurende de wetgevingsprocedure
aan het wetsvoorstel toegevoegd met een nota van wijziging (Kamerstukken II 2020/2021,
35 298, nr. 13). Om ervoor te zorgen dat de waterschappen voldoende tijd hebben om een rekenkamer
in te stellen, zullen de betreffende onderdelen met ingang van 1 januari 2024 in werking
treden (Artikel IIA, aanhef en onderdelen A en B, van de wet). Voor de waterschappen
die al een rekenkamer(functie) bij verordening hebben geregeld is overgangsrecht opgenomen
waardoor die verordeningen ook tot uiterlijk een jaar hun rechtskracht behouden (artikel
IV, derde lid, van de wet).
Ten slotte is met de genoemde nota van wijziging een wijziging van de Gemeentewet,
Provinciewet en Waterschapswet toegevoegd die betrekking heeft op de rechtmatigheidsverantwoording
als onderdeel van de jaarrekening van gemeenten, provincies en waterschappen. De verdere
uitwerking van de rechtmatigheidsverantwoording zal geschieden door wijziging van
het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV), het Besluit Accountantscontrole Decentrale
Overheden (BADO) en het Waterschapsbesluit. Voor gemeenten en provincies zijn inmiddels
voorbereidingen getroffen door de commissie BBV en de commissie BADO. De wijzigingen
van de Gemeentewet en Provinciewet kunnen daarom in werking treden op 1 januari 2023
en zullen het eerst voor het verslagjaar 2023 gelden. Beoogd is dat de wijzigingen
in het BBV en het BADO in de loop van 2023 worden vastgesteld, voor de aanvang van
de voorbereiding van de jaarrekening 2023. De Unie van Waterschappen heeft gevraagd
om meer tijd voor de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording, omdat dit onderdeel
pas later in het wetgevingsproces is toegevoegd. Daarom treedt de wijziging van de
Waterschapswet op dit punt (artikel IIA, onderdeel C, van de wet) later in werking,
namelijk 1 januari 2025. Ook de wijziging van het Waterschapsbesluit zal op een later
moment worden vastgesteld.
De Wet versterking decentrale rekenkamers is medeondertekend door de Minister van
Financiën en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot