Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2022, 430 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2022, 430 | Wet |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het voor de versterking van het decentrale rekenkameronderzoek wenselijk is de rekenkamerfunctie voor gemeenten en provincies af te schaffen en de bevoegdheden van de rekenkamers uit te breiden met betrekking tot overheidsdeelnemingen en inkooprelaties die goederen en diensten leveren die betrekking hebben op de uitvoering van een publieke taak en daartoe de Gemeentewet, de Provinciewet en de Comptabiliteitswet 2016 te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:
B
In artikel 81j, derde lid, wordt na «een ander orgaan van de gemeente» ingevoegd «, met uitzondering van de op de griffie werkzame ambtenaren».
C
Hoofdstuk IVb vervalt.
D
In artikel 155b, eerste lid, vervalt «, personen die de rekenkamerfunctie uitoefenen».
E
In artikel 156, tweede lid, onderdeel a, vervalt «, of het bij verordening stellen van regels voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie, bedoeld in artikel 81oa».
F
Artikel 182 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «gevoerde bestuur» telkens vervangen door «gevoerde beleid».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Bij het uitvoeren van haar taken kan de rekenkamer gebruik maken van de resultaten van door anderen verrichte controles, onverminderd haar bevoegdheid tot het verrichten van onderzoek.
G
Artikel 184 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de gemeente meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt en naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, waarin de eerstgenoemde naamloze en besloten vennootschappen middellijk of onmiddellijk meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houden, over de jaren dat de gemeente het geplaatste aandelenkapitaal houdt;.
2. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de gemeente samen met een of meer andere gemeenten, een of meer provincies, een of meer waterschappen of de Staat meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt en naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, waarin de eerstgenoemde naamloze en besloten vennootschappen middellijk of onmiddellijk meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houden, over de jaren dat de gemeente het geplaatste aandelenkapitaal houdt;.
3. Aan het eerste lid worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
d. rechtspersonen, commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma en natuurlijke personen die een beroep of bedrijf uitoefenen waaraan de gemeente of een of meer derden voor rekening en risico van de gemeente rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten laste van de gemeentebegroting, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft;
e. rechtspersonen, commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma en natuurlijke personen die een beroep of bedrijf uitoefenen die goederen en diensten leveren die betrekking hebben op de uitvoering van een publieke taak waarvan de betaling ten laste van de gemeentebegroting komt en waarbij de gemeente zich het recht heeft voorbehouden bij de betreffende rechtspersoon, vennootschap of natuurlijke persoon controles uit te voeren ten aanzien van de geleverde goederen of diensten, over de jaren waarin de betaling ten laste komt van de gemeentebegroting.
4. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot het derde en vierde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De rekenkamer maakt bij het onderzoek ten aanzien van de in het eerste lid genoemde instellingen zoveel mogelijk gebruik van door anderen verrichte controles.
5. In het vierde lid (nieuw) wordt «tweede lid» vervangen door «derde lid» en wordt «gevoerde bestuur» telkens vervangen door «gevoerde beleid».
6. Na het vierde lid (nieuw) worden twee leden toegevoegd, luidende:
5. Indien de rekenkamer voornemens is onderzoek in te stellen bij een in het eerste lid, onderdeel c genoemde instelling, stelt zij, onverminderd het vierde lid, de colleges van de andere deelnemende gemeenten, de gedeputeerde staten van de deelnemende provincies, het dagelijks bestuur van de deelnemende waterschappen of Onze Minister die het aangaat in het geval van deelneming van de Staat van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis.
6. Dit artikel is niet van toepassing op financiële ondernemingen en elektronischgeldinstellingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
H
Artikel 185 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Voordat de rekenkamer een rapport, bedoeld in het eerste lid, vaststelt, stelt zij in elk geval het onderzochte orgaan in de gelegenheid binnen redelijke termijn te reageren op haar bevindingen en voorlopige conclusies.
2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. Na de vaststelling van het rapport, deelt de rekenkamer aan de raad, aan het college en, indien van toepassing, aan de betrokken instelling, de opmerkingen en bedenkingen mee die zij naar aanleiding van haar bevindingen van belang acht. Aan de raad of het college kan zij ter zake voorstellen doen. Mededelingen aan de raad, die gegevens of bevindingen bevatten die naar hun aard vertrouwelijk zijn, kan de rekenkamer ter vertrouwelijke kennisneming verstrekken.
3. Aan het vijfde lid (nieuw) wordt toegevoegd «Indien de rekenkamer een onderzoek heeft ingesteld bij een vennootschap als bedoeld in artikel 184, eerste lid, onderdeel c, zendt zij tevens een afschrift ter kennisneming van het rapport aan de colleges van de andere deelnemende gemeenten, de gedeputeerde staten van de deelnemende provincies of Onze Minister die het aangaat in het geval van deelneming van de Staat.».
H0a
Aan hoofdstuk XIa wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Ha
Artikel 213 van de Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. de baten en lasten, alsmede de balansmutaties met betrekking tot specifieke uitkeringen als bedoeld in artikel 17 van de Financiële-verhoudingswet rechtmatig tot stand zijn gekomen.
2. Het vierde lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. de tabel van fouten en onzekerheden voor de specifieke uitkeringen.
I
In artikel 213a, derde lid, vervallen «of, indien geen rekenkamer is ingesteld, personen die de rekenkamerfunctie uitoefenen,» en «, onderscheidenlijk hen,».
De Provinciewet wordt als volgt gewijzigd:
B
In artikel 79j, derde lid, wordt na «een ander orgaan van de provincie» ingevoegd «, met uitzondering van de op de griffie werkzame ambtenaren».
C
Hoofdstuk IVB vervalt.
D
Artikel 183 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «gevoerde bestuur» telkens vervangen door «gevoerde beleid».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Bij het uitvoeren van haar taken kan de rekenkamer gebruik maken van de resultaten van door anderen verrichte controles, onverminderd haar bevoegdheid tot het verrichten van onderzoek.
E
Artikel 185 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b komt te luiden:
b. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de provincie meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt en naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarin de eerstgenoemde naamloze en besloten vennootschappen middellijk of onmiddellijk meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houden, over de jaren dat de provincie het geplaatste aandelenkapitaal houdt;.
2. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de provincie samen met een of meer andere provincies, een of meer gemeenten, een of meer waterschappen of de Staat meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt en naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, waarin de eerstgenoemde naamloze en besloten vennootschappen middellijk of onmiddellijk meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houden, over de jaren dat de provincie het geplaatste aandelenkapitaal houdt;.
3. Aan het eerste lid worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
d. rechtspersonen, commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma en natuurlijke personen die een beroep of bedrijf uitoefenen waaraan de provincie of een of meer derden voor rekening en risico van de provincie rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten laste van de provinciebegroting, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft;.
e. rechtspersonen, commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma en natuurlijke personen die een beroep of bedrijf uitoefenen die goederen en diensten leveren die betrekking hebben op de uitvoering van een publieke taak waarvan de betaling ten laste van de provinciebegroting komt en waarbij de provincie zich het recht heeft voorbehouden bij de betreffende rechtspersoon, vennootschap of natuurlijke persoon controles uit te voeren ten aanzien van de geleverde goederen of diensten, over de jaren waarin de betaling ten laste komt van de provinciebegroting.
4. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot het derde en vierde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De rekenkamer maakt bij het onderzoek ten aanzien van de in het eerste lid genoemde instellingen zoveel mogelijk gebruik van door anderen verrichte controles.
5. In het vierde lid (nieuw) wordt «tweede lid» vervangen door «derde lid» en wordt «gevoerde bestuur» telkens vervangen door «gevoerde beleid».
6. Na het vierde lid (nieuw) worden twee leden toegevoegd, luidende:
5. Indien de rekenkamer voornemens is onderzoek in te stellen bij een in het eerste lid, onderdeel c, genoemde instelling, stelt zij, onverminderd het vierde lid, de gedeputeerde staten van de andere deelnemende provincies, de colleges van de deelnemende gemeenten, het dagelijks bestuur van de deelnemende waterschappen of Onze Minister die het aangaat in het geval van deelneming van de Staat van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis.
6. Dit artikel is niet van toepassing op financiële ondernemingen en elektronischgeldinstellingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
F
Artikel 186 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Voordat de rekenkamer een rapport, bedoeld in het eerste lid, vaststelt, stelt zij in elk geval het onderzochte orgaan in de gelegenheid binnen redelijke termijn te reageren op haar bevindingen en voorlopige conclusies.
2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. Na de vaststelling van het rapport, deelt de rekenkamer aan provinciale staten, aan gedeputeerde staten en, indien van toepassing, aan de betrokken instelling, de opmerkingen en bedenkingen mee die zij naar aanleiding van haar bevindingen van belang acht. Aan provinciale staten of gedeputeerde staten kan zij ter zake voorstellen doen. Mededelingen aan de provinciale staten, die gegevens of bevindingen bevatten die naar hun aard vertrouwelijk zijn, kan de rekenkamer ter vertrouwelijke kennisneming verstrekken.
3. Aan het vijfde lid (nieuw) wordt toegevoegd «Indien de rekenkamer een onderzoek heeft ingesteld bij een vennootschap als bedoeld in artikel 185, eerste lid, onderdeel c, zendt zij tevens een afschrift van het rapport ter kennisneming aan de gedeputeerde staten van de andere deelnemende provincies, de colleges van de deelnemende gemeenten of Onze Minister die het aangaat in het geval van deelneming van de Staat.»
Fa
Aan hoofdstuk XIA wordt een artikel toegevoegd, luidende:
G
Artikel 217 van de Provinciewet wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid vervalt onderdeel b, onder verlettering van de onderdelen c en d tot b en c.
2. Het vierde lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. de tabel van fouten en onzekerheden voor de specifieke uitkeringen.
De Waterschapswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In titel II wordt na artikel 51a een nieuw hoofdstuk toegevoegd, luidende:
1. Het algemeen bestuur benoemt de leden van de rekenkamer voor de duur van zes jaar.
2. Indien de rekenkamer uit twee of meer leden bestaat, benoemt het algemeen bestuur uit de leden de voorzitter.
3. Het algemeen bestuur kan plaatsvervangende leden benoemen. Indien de rekenkamer uit één lid bestaat, benoemt het algemeen bestuur in ieder geval een plaatsvervangend lid. Paragraaf 1 van hoofdstuk VIOA is op plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.
4. Het algemeen bestuur kan een lid herbenoemen.
5. Voorafgaand aan de benoemingen, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, pleegt het algemeen bestuur overleg met de rekenkamer.
6. Een lid van de rekenkamer wordt door het algemeen bestuur ontslagen:
a. op eigen verzoek;
b. bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap;
c. indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;
d. indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld; of
e. indien hij naar het oordeel van het algemeen bestuur ernstig nadeel toebrengt aan het in hem gestelde vertrouwen.
7. Een lid van de rekenkamer kan door het algemeen bestuur worden ontslagen:
a. indien hij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen; of
b. indien hij handelt in strijd met artikel 51ah.
1. Het algemeen bestuur stelt een lid van de rekenkamer op non-activiteit indien:
a. hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;
b. hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;
c. hij onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld ingevolge een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak.
2. Het algemeen bestuur kan een lid van de rekenkamer op non-activiteit stellen, indien tegen hem een gerechtelijk onderzoek ter zake van een misdrijf wordt ingesteld of indien er een ander ernstig vermoeden is van het bestaan van feiten en omstandigheden die tot ontslag, anders dan op gronden vermeld in artikel 51ac, zesde lid, onder a, en zevende lid, onder a, zouden kunnen leiden.
3. Het algemeen bestuur beëindigt de non-activiteit zodra de grond voor de maatregel is vervallen, met dien verstande dat in een geval als bedoeld in het tweede lid de non-activiteit in ieder geval eindigt na zes maanden. In dat geval kan het algemeen bestuur de maatregel telkens voor ten hoogste drie maanden verlengen.
1. Een lid van de rekenkamer is niet tevens:
a. minister;
b. staatssecretaris;
c. lid van de Raad van State;
d. lid van de Algemene Rekenkamer;
e. Nationale ombudsman;
f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;
g. commissaris van de Koning van de provincie waarin het waterschap waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen;
h. gedeputeerde van de provincie waarin het waterschap waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen;
i. secretaris van de provincie waarin het waterschap waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen;
j. griffier van de provincie waarin het waterschap waar hij lid van de rekenkamer is, is gelegen;
k. lid van het algemeen bestuur van het betrokken waterschap;
l. voorzitter van het betrokken waterschap;
m. lid van het dagelijks bestuur van het betrokken waterschap;
n. ombudsman of lid van een ombudscommissie als bedoeld in artikel 51i;
o. ambtenaar in dienst van het betrokken waterschap of uit anderen hoofde daaraan ondergeschikt;
p. ambtenaar, in dienst van de Staat of de provincie, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op het betrokken waterschap; of
q. functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het waterschapsbestuur van advies dient.
2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder p, kan een lid van de rekenkamer tevens zijn vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht.
1. Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de rekenkamer in de vergadering van het algemeen bestuur, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:
«Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de rekenkamer benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de rekenkamer naar eer en geweten zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!»
(«Dat verklaar en beloof ik!»)
2. Wanneer de eed (verklaring en belofte), bedoeld in het eerste lid, in de Friese taal wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed (verklaring en belofte) als volgt:
«Ik swar (ferklearje) dat ik, om ta lid fan «e rekkenkeamer beneamd te wurden, streekrjocht noch midlik, ûnder wat namme of wat ferlechje ek, hokker jefte of geunst dan ek jûn of ûnthjitten haw.
Ik swar (ferklearje en ûnthjit) dat ik, om eat yn dit amt te dwaan of te litten, streekrjocht noch midlik hokker geskink of hokker ûnthjit dan ek oannommen haw of oannimme sil.
Ik swar (ûnthjit) dat ik trou wêze sil oan «e Grûnwet, dat ik de wetten neikomme sil en dat ik myn plichten as lid fan «e rekkenkeamer yn alle oprjochtens ferfolje sil.
Sa wier helpe my God Almachtich!»
(«Dat ferklearje en ûnthjit ik!»).
Artikel 33, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de leden van de rekenkamer.
1. De rekenkamer stelt een reglement van orde voor haar werkzaamheden vast en, indien zij uit twee of meer personen bestaat, tevens voor haar vergaderingen.
2. De rekenkamer zendt het reglement ter kennisneming aan het algemeen bestuur en maakt het bekend op de in artikel 73, tweede lid, bedoelde wijze.
1. Het algemeen bestuur stelt, na overleg met de rekenkamer, de rekenkamer de nodige middelen ter beschikking voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden.
2. Op voordracht van de voorzitter of het enige lid van de rekenkamer besluit het dagelijks bestuur tot het aangaan van arbeidsovereenkomsten met zoveel ambtenaren van de rekenkamer als nodig zijn voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden.
3. De ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer, verrichten niet tevens werkzaamheden voor een ander orgaan van het waterschap met uitzondering van ambtenaren die uitsluitend werkzaam zijn voor het algemeen bestuur.
4. De ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer, zijn ter zake van die werkzaamheden uitsluitend verantwoording schuldig aan de rekenkamer.
In afwijking van artikel 51aa kan het algemeen bestuur met het algemeen bestuur of de algemene besturen van een of meer andere waterschappen met toepassing van de artikelen 50, en 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen of met provinciale staten van één of meer provincies of de raad of raden van één of meer gemeenten, al dan niet met het algemeen bestuur of de algemene besturen van een of meer andere waterschappen tezamen, met toepassing van de artikelen 51 en 52, eerste lid, juncto artikel 8, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, een gemeenschappelijke rekenkamer instellen. De artikelen 10, tweede en derde lid, 10a, 11, 15, 16, 17, 20, derde lid, 21, 22, 23, 30 en 54 van die wet zijn niet van toepassing.
1. De artikelen 51ab tot en met 51af, 51ah, 51ai en 51aj, eerste, derde, en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de gemeenschappelijke rekenkamer, met dien verstande dat in de artikelen 51ab tot en met 51ad, 51ai, tweede lid, en 51aj, eerste lid, voor «het algemeen bestuur» telkens wordt gelezen «de algemene besturen van de deelnemende waterschappen gezamenlijk» of, indien de rekenkamer mede is ingesteld door provincies of gemeenten, «provinciale staten, de raden en de algemene besturen van de deelnemende provincies, gemeenten en waterschappen gezamenlijk».
2. Artikel 51ag is op de gemeenschappelijke rekenkamer van toepassing, met dien verstande dat voor «het algemeen bestuur» wordt gelezen «het algemeen bestuur van het waterschap die daartoe in de regeling waarbij de gemeenschappelijke rekenkamer is ingesteld, is aangewezen» of, indien de rekenkamer mede is ingesteld door provincies of gemeenten, «provinciale staten van de provincie, de raad van de gemeente of het algemeen bestuur van het waterschap die daartoe in de regeling waarbij de gemeenschappelijke regeling is ingesteld zijn of is aangewezen».
Indien het algemeen bestuur of de algemene besturen met provinciale staten van een of meer provincies of de raad of de raden van een of meer gemeenten een gemeenschappelijke rekenkamer instelt, is, onverminderd artikel 51am, eerste lid, juncto artikel 51af, een lid van de rekenkamer niet tevens:
a. lid van provinciale staten van een deelnemende provincie of de raad van een deelnemende gemeente;
b. ambtenaar, in dienst van een deelnemende provincie of gemeente of uit anderen hoofde aan het bestuur van een deelnemende provincie of gemeente ondergeschikt;
c. ambtenaar, in dienst van de Staat, tot wiens taak het behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de provincie of gemeente; of
d. functionaris, krachtens de wet of algemene maatregel van bestuur geroepen om het provinciebestuur of het bestuur van de gemeente van advies te dienen.
In de regeling waarbij de gemeenschappelijke rekenkamer wordt ingesteld, worden ten minste regels gesteld over:
a. het op verzoek van de voorzitter of het enige lid van de rekenkamer in dienst nemen van de ambtenaren die nodig zijn voor een goede uitoefening van de werkzaamheden van de rekenkamer;
b. de vergoeding die de leden van de rekenkamer voor hun werkzaamheden ontvangen en de tegemoetkoming in de kosten.
B
In titel III wordt na artikel 97 een nieuw hoofdstuk toegevoegd, luidende:
1. De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het waterschapsbestuur gevoerde beleid. Een door de rekenkamer ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het door het waterschapsbestuur gevoerde beleid bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 103, tweede lid.
2. Op verzoek van het algemeen bestuur kan de rekenkamer een onderzoek instellen.
3. Bij het uitvoeren van haar taken kan de rekenkamer gebruik maken van de resultaten van door anderen verrichte controles, onverminderd haar bevoegdheid tot het verrichten van onderzoek.
1. De rekenkamer is bevoegd alle documenten die berusten bij het waterschapsbestuur te onderzoeken voor zover zij dat ter vervulling van haar taak nodig acht.
2. Het waterschapsbestuur verstrekt desgevraagd alle inlichtingen die de rekenkamer ter vervulling van haar taak nodig acht.
3. Indien de zorg voor een administratie aan een derde is uitbesteed, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de administratie van de betrokken derde dan wel van degene die de administratie in opdracht van die derde voert.
1. De rekenkamer heeft de volgende bevoegdheden ten aanzien van de volgende instellingen en over de volgende periode:
a. openbare lichamen, bedrijfsvoeringsorganisaties en gemeenschappelijke organen ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen, waaraan het waterschap deelneemt, over de jaren dat het waterschap deelneemt in de regeling;
b. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan het waterschap meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt en naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, waarin de eerstgenoemde naamloze en besloten vennootschappen middellijk of onmiddellijk meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houden, over de jaren dat het waterschap het geplaatste aandelenkapitaal houdt;
c. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan het waterschap samen met een of meer andere waterschappen, gemeenten, een of meer provincies of de Staat meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt en naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, waarin de eerstgenoemde naamloze en besloten vennootschappen middellijk of onmiddellijk meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houden, over de jaren dat de gemeente het geplaatste aandelenkapitaal houdt;
d. rechtspersonen, commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma en natuurlijke personen die een beroep of bedrijf uitoefenen waaraan het waterschap of een of meer derden voor rekening en risico van het waterschap rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten laste van de waterschapsbegroting, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft;
e. rechtspersonen, commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma en natuurlijke personen die een beroep of bedrijf uitoefenen die goederen en diensten leveren die betrekking hebben op de uitvoering van een publieke taak waarvan de betaling ten laste van de waterschapsbegroting komt en waarbij het waterschap zich het recht heeft voorbehouden bij de betreffende rechtspersoon, vennootschap of natuurlijke persoon controles uit te voeren ten aanzien van de geleverde goederen of diensten, over de jaren waarin de betaling ten laste komt van de gemeentebegroting.
2. De rekenkamer maakt bij het onderzoek ten aanzien van de in het eerste lid genoemde instellingen zoveel mogelijk gebruik van door anderen verrichte controles.
3. De rekenkamer is bevoegd bij de betrokken instelling nadere inlichtingen in te winnen over de jaarrekeningen, daarop betrekking hebbende rapporten van hen die deze jaarrekeningen hebben gecontroleerd en overige documenten met betrekking tot die instelling die bij het waterschapsbestuur berusten. Indien een of meer documenten ontbreken, kan de rekenkamer van de betrokken instelling de overlegging daarvan vorderen.
4. De rekenkamer kan, indien de documenten, bedoeld in het derde lid, daartoe aanleiding geven, bij de betrokken instelling dan wel bij de derde die de administratie in opdracht van de instelling voert, een onderzoek instellen. De rekenkamer stelt het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis.
5. Indien de rekenkamer voornemens is onderzoek in te stellen bij een in het eerste lid, onderdeel c genoemde instelling, stelt zij, onverminderd het vierde lid, de colleges van de andere deelnemende gemeenten, de gedeputeerde staten van de deelnemende provincies, de dagelijks besturen van de deelnemende waterschappen of Onze Minister die het aangaat in het geval van deelneming van de Staat van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis.
6. Dit artikel is niet van toepassing op financiële ondernemingen en elektronischgeldinstellingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.
1. De rekenkamer legt haar bevindingen en haar oordeel vast in rapporten, met dien verstande dat hierin niet worden opgenomen gegevens en bevindingen die naar hun aard vertrouwelijk zijn.
2. Voordat de rekenkamer een rapport als bedoeld in het eerste lid, vaststelt, stelt zij in elk geval het onderzochte orgaan in de gelegenheid binnen redelijke termijn te reageren op haar bevindingen en voorlopige conclusies.
3. Na de vaststelling van het rapport, deelt de rekenkamer aan het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en, indien van toepassing, aan de betrokken instelling, de opmerkingen en bedenkingen mee die zij naar aanleiding van haar bevindingen van belang acht. Aan het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur kan zij ter zake voorstellen doen. Mededelingen aan het algemeen bestuur, die gegevens of bevindingen bevatten die naar hun aard vertrouwelijk zijn, kan de rekenkamer ter vertrouwelijke kennisneming verstrekken.
4. De rekenkamer stelt elk jaar voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden over het voorgaande jaar.
5. De rekenkamer zendt een afschrift van haar rapporten en haar verslag aan het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. Indien zij met toepassing van artikel 97a een onderzoek heeft ingesteld, zendt de rekenkamer tevens een afschrift van het rapport aan de betrokken instelling. Indien de rekenkamer een onderzoek heeft ingesteld bij een vennootschap als bedoeld in artikel 97c, eerste lid, onderdeel c, zendt zij tevens een afschrift ter kennisneming van het rapport aan de colleges van de andere deelnemende gemeenten, de gedeputeerde staten van de deelnemende provincies, de dagelijks besturen van de deelnemende waterschappen of Onze Minister die het aangaat in het geval van deelneming van de Staat.
6. De rapporten en de verslagen van de rekenkamer zijn openbaar.
C
Artikel 109 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid vervalt onderdeel b, onder verlettering van de onderdelen c en d tot b en c.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het verslag van bevindingen bevat in ieder geval bevindingen over de vraag of de inrichting van het financiële beheer en van de financiële organisatie een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken.
De Comptabiliteitswet 2016 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 7.24 wordt de punt aan het slot van onderdeel e vervangen door een puntkomma en wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de Staat samen met een of meer gemeenten, een of meer provincies, een of meer waterschappen of een of meer gemeenten, een of meer provincies en een of meer waterschappen tezamen meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houdt.
B
In artikel 7.27 wordt «bedoeld in artikel 7.24, aanhef en onderdeel e» vervangen door «bedoeld in artikel 7.24, aanhef en onderdelen e en f».
C
In artikel 7.30 wordt onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde respectievelijk vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien de Algemene Rekenkamer een onderzoek heeft ingesteld ten aanzien van een naamloze vennootschap of besloten vennootschap als bedoeld in artikel 7.24, aanhef en onderdeel f, zendt zij tevens een afschrift van het rapport ter kennisneming aan het betreffende gemeentebestuur, provinciebestuur of waterschapsbestuur.
Ca
In artikel 7.32, tweede lid wordt «tweede tot en met vierde lid» vervangen door «tweede, vierde en vijfde lid».
Cb
In artikel 7.34, tweede, derde en vierde lid, wordt «artikel 7.24, eerste lid, » telkens vervangen door «artikel 7.24, ».
Cc
In artikel 7.35, eerste lid wordt «artikel 7.24, onder e» vervangen door «artikel 7.24, aanhef en onderdeel e».
D
Aan artikel 7.35 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Ten aanzien van de naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen, bedoeld in artikel 7.24, aanhef en onderdeel f, en de naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarin de eerstbedoelde vennootschappen middellijk of onmiddellijk meer dan 50% van het geplaatste aandelenkapitaal houden, is artikel 7.34, eerste tot en met zevende lid, van overeenkomstige toepassing. Artikel 7.34, negende lid, is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de Algemene Rekenkamer mede het betreffende gemeentebestuur, provinciebestuur of waterschapsbestuur inlicht.
1. Indien in een gemeente op een datum voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet een verordening gold als bedoeld in artikel 81oa van de Gemeentewet, zoals dat luidde op die datum, behoudt deze verordening haar rechtskracht tot uiterlijk een jaar na die datum of bij eerdere intrekking van de verordening, tot de datum van intrekking.
2. Artikel 81a en Hoofstuk IVb van de Gemeentewet, zoals deze luidden op de datum voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, blijven in een gemeente waarin een in het eerste lid bedoelde verordening geldt van kracht voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie tot die verordening haar rechtskracht verliest.
3. Indien in een waterschap op een datum voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet een verordening gold voor de instelling van een rekenkamer of rekenkamerfunctie, behoudt die verordening haar rechtskracht tot uiterlijk een jaar na die datum of bij eerdere intrekking van de verordening, tot de datum van intrekking.
4. Artikel 81c, vijfde lid, van de Gemeentewet geldt niet voor de eerste benoeming van de leden van de rekenkamer ingesteld overeenkomstig artikel 81a van de Gemeentewet na de inwerkingtreding van artikel I.
5. Artikel 51ac, vijfde lid, van de Waterschapswet geldt niet voor de eerste benoeming van de leden van de rekenkamer ingesteld overeenkomstig artikel 51aa van de Waterschapswet na de inwerkingtreding van artikel IIa.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te ’s-Gravenhage, 28 september 2022
Willem-Alexander
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot
De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
Uitgegeven de vierde november 2022
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2022-430.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.