Wet van 31 augustus 2020, houdende voorstel van wet van de leden Kwint en Westerveld tot wijziging van diverse onderwijswetten teneinde te verbieden dat leerlingen van ouders die geen vrijwillige geldelijke bijdrage hebben voldaan worden buitengesloten van activiteiten

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is diverse onderwijswetten te wijzigen teneinde te verbieden dat leerlingen van ouders die geen vrijwillige geldelijke bijdrage hebben voldaan worden buitengesloten van activiteiten;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 22, eerste lid, onderdeel d, wordt voor de komma aan het slot ingevoegd «en dat het niet voldoen van die bijdrage niet leidt tot het uitsluiten van leerlingen van deelname aan activiteiten».

B

Na artikel 46 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 46a. Deelname leerlingen aan extra activiteiten

  • 1. De deelname van leerlingen aan activiteiten die geen onderdeel uitmaken van het verplichte onderwijsprogramma en worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, wordt niet afhankelijk gesteld van een bijdrage als bedoeld in artikel 40, eerste lid.

  • 2. Aan het eerste lid wordt in ieder geval voldaan voor de daar bedoelde activiteiten, indien:

    • a. deze activiteiten buiten de kerndoelen, bedoeld in artikel 13, zevende lid, langdurig aan leerlingen worden aangeboden door een school die door dat bevoegd gezag in stand gehouden wordt,

    • b. die school is aangesloten bij een verband van scholen die dergelijke activiteiten organiseren, en

    • c. krachtens een door dat verband vastgestelde code een regeling is getroffen voor de leerlingen ten aanzien van wie niet of niet geheel de gevraagde ouderbijdrage wordt betaald.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gesteld aan de scholen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en aan de code, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.

ARTIKEL II

De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 13, eerste lid, onderdeel e, wordt voor de komma aan het slot ingevoegd «en dat het niet voldoen van die bijdrage niet leidt tot het uitsluiten van leerlingen van deelname aan activiteiten».

B

Na artikel 41 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 41a. Deelname leerlingen aan extra activiteiten

  • 1. De deelname van leerlingen aan activiteiten die geen onderdeel uitmaken van het verplichte onderwijsprogramma en worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, wordt niet afhankelijk gesteld van een bijdrage als bedoeld in artikel 40, eerste lid.

  • 2. Aan het eerste lid wordt in ieder geval voldaan voor de daar bedoelde activiteiten, indien:

    • a. deze activiteiten buiten de kerndoelen, bedoeld in artikel 9, vijfde lid, langdurig aan leerlingen worden aangeboden door een school die door dat bevoegd gezag in stand gehouden wordt,

    • b. die school is aangesloten bij een verband van scholen die dergelijke activiteiten organiseren, en

    • c. krachtens een door dat verband vastgestelde code een regeling is getroffen voor de leerlingen ten aanzien van wie niet of niet geheel de gevraagde ouderbijdrage wordt betaald.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gesteld aan de scholen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en aan de code, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.

ARTIKEL III

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 24a, eerste lid, onderdeel d, wordt voor de komma aan het slot ingevoegd «en dat het niet voldoen van die bijdrage niet leidt tot het uitsluiten van leerlingen van deelname aan activiteiten».

B

Na artikel 28a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 28b. Deelname leerlingen aan extra activiteiten

  • 1. De deelname van leerlingen aan activiteiten die geen onderdeel uitmaken van het verplichte onderwijsprogramma en worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, wordt niet afhankelijk gesteld van een bijdrage als bedoeld in artikel 27, tweede lid.

  • 2. Aan het eerste lid wordt in ieder geval voldaan voor de daar bedoelde activiteiten, indien:

    • a. deze activiteiten buiten de kerndoelen, bedoeld in artikel 11b, of eindtermen en eindexamenprogramma’s langdurig aan leerlingen worden aangeboden door een school die door dat bevoegd gezag in stand gehouden wordt,

    • b. die school is aangesloten bij een verband van scholen die dergelijke activiteiten organiseren, en

    • c. krachtens een door dat verband vastgestelde code een regeling is getroffen voor de leerlingen ten aanzien van wie niet of niet geheel de gevraagde ouderbijdrage wordt betaald.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gesteld aan de scholen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en aan de code, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.

ARTIKEL IV

De Wet primair onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 16, eerste lid, onderdeel e, wordt voor de komma aan het slot ingevoegd «en dat het niet voldoen van die bijdrage niet leidt tot het uitsluiten van leerlingen van deelname aan activiteiten».

B

Na artikel 47 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 47a. Deelname leerlingen aan extra activiteiten

  • 1. De deelname van leerlingen aan activiteiten die geen onderdeel uitmaken van het verplichte onderwijsprogramma en worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, wordt niet afhankelijk gesteld van een bijdrage als bedoeld in artikel 44, eerste lid.

  • 2. Aan het eerste lid wordt in ieder geval voldaan voor de daar bedoelde activiteiten, indien:

    • a. deze activiteiten buiten de kerndoelen, bedoeld in artikel 11, vierde lid, langdurig aan leerlingen worden aangeboden door een school die door dat bevoegd gezag in stand gehouden wordt,

    • b. die school is aangesloten bij een verband van scholen die dergelijke activiteiten organiseren, en

    • c. krachtens een door dat verband vastgestelde code een regeling is getroffen voor de leerlingen ten aanzien van wie niet of niet geheel de gevraagde ouderbijdrage wordt betaald.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gesteld aan de scholen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en aan de code, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.

ARTIKEL V

De Wet voortgezet onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 51, eerste lid, onderdeel d, wordt voor de komma aan het slot ingevoegd «en dat het niet voldoen van die bijdrage niet leidt tot het uitsluiten van leerlingen van deelname aan activiteiten».

B

Na artikel 66 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 66a. Deelname leerlingen aan extra activiteiten

  • 1. De deelname van leerlingen aan activiteiten die geen onderdeel uitmaken van het verplichte onderwijsprogramma en worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, wordt niet afhankelijk gesteld van een bijdrage als bedoeld in artikel 64, vierde lid.

  • 2. Aan het eerste lid wordt in ieder geval voldaan voor de daar bedoelde activiteiten, indien:

    • a. deze activiteiten buiten de kerndoelen, bedoeld in artikel 34, of eindtermen en eindexamenprogramma’s langdurig aan leerlingen worden aangeboden door een school die door dat bevoegd gezag in stand gehouden wordt,

    • b. die school is aangesloten bij een verband van scholen die dergelijke activiteiten organiseren, en

    • c. krachtens een door dat verband vastgestelde code een regeling is getroffen voor de leerlingen ten aanzien van wie niet of niet geheel de gevraagde ouderbijdrage wordt betaald.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gesteld aan de scholen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en aan de code, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.

ARTIKEL VI

Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL VII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 31 augustus 2020

Willem-Alexander

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Uitgegeven de vierde september 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 063

Naar boven