Wet van 29 mei 2017 tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met de invoering van een stelsel van fosfaatrechten

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, voor de realisatie van de doelstellingen van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEG 1991, L 375) alsmede voor de naleving van het uit hoofde van deze richtlijn genomen Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 16 mei 2014 tot verlening van een door Nederland gevraagde derogatie op grond van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEU 2014, L 148), noodzakelijk is verdere groei van de melkveestapel te voorkomen en daartoe een stelsel van fosfaatrechten in te voeren;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel z wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

za. fosfaatrecht:

hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, die in een kalenderjaar ten hoogste met melkvee mag worden geproduceerd;.

2. Onderdeel aa komt te luiden:

aa. productierecht:

varkensrecht, pluimveerecht of fosfaatrecht;.

3. In onderdeel kk, onder 2°, wordt «vleeshouderij» vervangen door: vleesveehouderij.

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel nn door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

oo. melkveefosfaatruimte:

de fosfaatruimte van het bedrijf in 2015, verminderd met de krachtens artikel 35 bepaalde forfaitaire productie van dierlijke meststoffen in dat kalenderjaar door melkvee dat op 2 juli 2015 op het bedrijf is gehouden en krachtens de artikelen 4, 96 en 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gestelde regels (I&R) is geregistreerd, waarbij in afwijking van onderdeel ll, onder 2°, voor in dat onderdeel bedoeld natuurterrein, zijnde grasland, wordt gerekend met 70 kilogram fosfaat per hectare en voor overig natuurterrein wordt gerekend met 20 kg fosfaat per hectare.

B

In de artikelen 19, eerste lid, en 20, eerste lid, wordt de zinsnede «Het is verboden op een bedrijf» telkens vervangen door: Het is een landbouwer verboden op zijn bedrijf.

C

In artikel 21, tweede lid, aanhef, wordt «onverminderd artikel 33a» vervangen door: onverminderd artikel 21b en 33a.

D

Na artikel 21a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 21b

  • 1. Het is een landbouwer verboden op zijn bedrijf in een kalenderjaar meer dierlijke meststoffen met melkvee, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, te produceren dan het op het bedrijf rustende fosfaatrecht. De productie van dierlijke meststoffen door melkvee wordt forfaitair vastgesteld overeenkomstig de regels, bedoeld in artikel 35.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de productie van dierlijke meststoffen door melkvee worden bepaald met gebruikmaking van een door Onze Minister aangewezen methode onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden. Onze Minister kan deze methode aanwijzen indien aannemelijk is dat daarmee geen afbreuk wordt gedaan aan de naleving van een verplichting op grond van een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie.

  • 3. Het is verboden anders dan op een bedrijf op enig moment meer melkvee te houden dan overeenkomt met een jaarlijkse productie van dierlijke meststoffen door melkvee van 100 kilogram fosfaat, forfaitair vastgesteld overeenkomstig de regels bedoeld in artikel 35.

  • 4. Het ontwerp voor een krachtens het tweede lid vast te stellen ministeriële regeling wordt aan beide kamers der Staten Generaal overgelegd. De ministeriële regeling wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken na de overlegging van het ontwerp.

E

In artikel 22, eerste lid, wordt «het productierecht» vervangen door: het varkensrecht of het pluimveerecht.

F

Na artikel 22 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 22a

  • 1. Onze Minister kan ten aanzien van een bedrijf waarvan het fosfaatrecht is overschreden bepalen dat het gehouden melkvee op enig moment de door hem vastgestelde aantallen niet mogen overschrijden.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde aantallen komen overeen met het melkvee dat overeenkomstig het fosfaatrecht gemiddeld gedurende het jaar kan worden gehouden op basis van de overeenkomstig artikel 35 vastgestelde forfaitaire productienormen.

  • 3. Onverminderd artikel 21 is het een landbouwer op zijn bedrijf verboden op enig moment meer melkvee te houden dan het door Onze Minister vastgestelde aantal, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Artikel 22, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

G

Aan artikel 23 worden zeven leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Het op het bedrijf rustende fosfaatrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het verbod, bedoeld in artikel 21b, eerste lid, wordt door Onze Minister vastgesteld en komt overeen met de forfaitaire productie van dierlijke meststoffen in een kalenderjaar door melkvee dat op 2 juli 2015 op het bedrijf is gehouden en krachtens de artikelen 4, 96 en 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gestelde regels (I&R) is geregistreerd. Artikel 21a, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Indien een landbouwer voor een datum die bij ministeriële regeling wordt vastgesteld, meldt en aantoont dat tussen 2 juli 2015 en 1 januari 2018 een beëindigd bedrijf is overgenomen, wordt het fosfaatrecht, bedoeld in het derde lid, verhoogd, met het fosfaatrecht dat voor dit beëindigde bedrijf bij continuering, krachtens het derde lid zou zijn vastgesteld. Bij een gedeeltelijke overname vindt de verhoging naar rato plaats.

  • 5. Indien een landbouwer voor een datum die bij ministeriële regeling wordt vastgesteld, meldt en aantoont dat hij op 2 juli 2015 melkvee had uitgeschaard, wordt het fosfaatrecht, bedoeld in het derde lid, verhoogd en wordt het fosfaatrecht van de landbouwer die dat melkvee op die datum had ingeschaard, met diens instemming verlaagd. Deze verhoging onderscheidenlijk verlaging komt overeen met de forfaitaire productie van dierlijke meststoffen van het aantal uitgeschaarde onderscheidenlijk ingeschaarde stuks melkvee.

  • 6. Indien een landbouwer voor een datum die bij ministeriële regeling wordt vastgesteld, meldt en aantoont dat het krachtens het derde lid op het bedrijf rustende fosfaatrecht minimaal vijf procent lager is door bouwwerkzaamheden, diergezondheidsproblemen, ziekte, ziekte of overlijden van een persoon van het samenwerkingsverband van de landbouwer of een bloed- of aanverwant in de eerste graad, of vernieling van de melkveestallen, wordt door Onze Minister het fosfaatrecht bepaald aan de hand van het melkvee waarover deze landbouwer zonder deze buitengewone omstandigheden zou hebben beschikt.

  • 7. Een melding als bedoeld in het vierde en vijfde lid, wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door Onze Minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 8. Onze Minister van Economische Zaken maakt binnen zes maanden na de vaststelling van het op het bedrijf rustende fosfaatrecht de gegevens, bedoeld in paragraaf 5.2.7, onderdeel 104, van de staatssteunrichtsnoeren ten behoeve van milieubescherming en energie (PbEU 2014, C 200) bekend. Deze gegevens blijven voor ten minste tien jaar openbaar beschikbaar.

  • 9. Ten einde onbillijkheden van overwegende aard te voorkomen verhoogt Onze Minister het op het bedrijf rustende fosfaatrecht met ingang van het tijdstip waarop het verbod, bedoeld in artikel 21b, eerste lid, in werking treedt, tot een bij algemene maatregel van bestuur bepaalde omvang, indien kan worden vastgesteld dat het bedrijf behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur omschreven categorie van bedrijven. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld voor het verkrijgen van een verhoging als bedoeld in de eerste volzin.

H

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste, tweede, vijfde en zevende lid wordt «productierecht» telkens vervangen door: varkensrecht of pluimveerecht.

2. In het vierde lid wordt de zinsnede «kan een productierecht» vervangen door: kan een varkensrecht of pluimveerecht.

I

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het varkensrecht, onderscheidenlijk pluimveerecht» vervangen door «het varkensrecht, pluimveerecht of fosfaatrecht» en «het varkensrecht, onderscheidenlijk het pluimveerecht» door: het varkensrecht, het pluimveerecht of fosfaatrecht.

2. In het tweede lid wordt «het aantal varkenseenheden, onderscheidenlijk pluimvee-eenheden» vervangen door: het aantal varkenseenheden, pluimvee-eenheden, of kilogrammen fosfaat.

3. In het derde lid vervalt de zinsnede «voor het houden van dieren».

J

Artikel 29, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt «op een groter aantal varkensheden of pluimvee-eenheden» vervangen door: op een groter aantal varkenseenheden, pluimvee-eenheden of kilogrammen fosfaat.

2. In onderdeel c wordt «de in artikel 22 bedoelde bevoegdheid» vervangen door: de in artikel 22 of 22a bedoelde bevoegdheid.

3. In onderdeel c vervalt «of».

4. De punt aan het slot van onderdeel d wordt vervangen door: , of.

5. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. de kennisgeving voor het overgaan van een fosfaatrecht, of gedeelte daarvan, voor 1 januari 2018 is gedaan.

K

In artikel 31, tweede lid, wordt «met het aantal varkenseenheden of pluimvee-eenheden» vervangen door: met het aantal varkenseenheden, pluimvee-eenheden of kilogrammen fosfaat.

L

Na artikel 32 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 32a

  • 1. De vergroting van het fosfaatrecht wordt, in afwijking van artikel 28, tweede lid, beperkt tot 90 procent van de kilogrammen fosfaat waarop de kennisgeving, bedoeld in artikel 27, eerste lid, betrekking heeft.

  • 2. De beperking, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing voor overgang van het fosfaatrecht:

    • a. door erfopvolging,

    • b. naar een persoon waarmee bloed- of aanverwantschap bestaat in de eerste, tweede of derde graad, of

    • c. naar een bedrijf waarvan dit fosfaatrecht, uitgedrukt in hetzelfde aantal kilogrammen fosfaat, eerder gedurende het kalenderjaar is ontvangen.

M

Na artikel 33 worden twee titels ingevoegd, luidende:

TITEL 5A. OMZETTING VAN HET PRODUCTIERECHT

Artikel 33Aa

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over het omzetten door Onze Minister van een productierecht in een varkensrecht, pluimveerecht of fosfaatrecht met dien verstande dat de landbouwer op wiens bedrijf het om te zetten productierecht rust met omzetting instemt en de omzetting geen toename veroorzaakt van de hoeveelheid geproduceerde stikstofverbindingen, fosfaat en fijnstof.

TITEL 5B. VERLAGING VAN HET PRODUCTIERECHT

Artikel 33Ab
  • 1. Indien noodzakelijk voor de naleving van een verplichting op grond van een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie kan bij algemene maatregel van bestuur een percentage worden vastgesteld waarmee het fosfaatrecht op een in die maatregel vastgesteld tijdstip wordt verminderd.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op een bedrijf waarvan de productie van dierlijke meststoffen door melkvee in kilogrammen fosfaat, twee kalenderjaren voorafgaande aan het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, verminderd met de fosfaatruimte in dat kalenderjaar, negatief of nul is.

  • 3. Bij de toepassing van het percentage, bedoeld in het eerste lid, wordt het fosfaatrecht van een bedrijf slechts verminderd voor zover een gehele uitoefening van het fosfaatrecht de fosfaatruimte van dat bedrijf, twee kalenderjaren voorafgaande aan het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, te boven gaat.

  • 4. In afwijking van het tweede lid, is een vermindering van het fosfaatrecht in het kalenderjaar 2018 niet van toepassing op een bedrijf waarvan de productie van dierlijke meststoffen door melkvee in kilogrammen fosfaat in het kalenderjaar 2015, verminderd met de fosfaatruimte in dat kalenderjaar, negatief of nul is. Bij de toepassing van het percentage, bedoeld in het eerste lid, wordt, in afwijking van het derde lid, het fosfaatrecht van een bedrijf slechts verminderd voor zover een gehele uitoefening van het fosfaatrecht de fosfaatruimte in het kalenderjaar 2015 van dat bedrijf te boven gaat.

N

Na artikel 38 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 38a

  • 1. Indien geen afbreuk wordt gedaan aan de naleving van een verplichting op grond van een voor Nederland verbindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie wordt, onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden, vrijstelling of ontheffing verleend van het verbod, bedoeld in artikel 21b, eerste lid, ter bevordering van de grondgebondenheid of het stimuleren van jonge landbouwers in Nederland.

  • 2. Een vrijstelling of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend gegeven voor milieudoelstellingen die verder gaan dan die welke op grond van de voor de betrokken ondernemingen verplichte Unie-normen zouden zijn bereikt.

  • 3. De ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken nadat het ontwerp ervan aan beide kamers der Staten Generaal is overgelegd.

O

In artikel 43, eerste lid, onderdeel b, wordt «de artikelen 10, 11, vijfde lid, en 12, derde lid,» vervangen door: de artikelen 10, 11, vijfde lid, 12, derde lid, en 21b, tweede lid,.

P

In artikel 59, vierde lid, wordt de zinsnede «In geval van overtreding van artikel 33a, zevende lid,» vervangen door: In geval van overtreding van het krachtens artikel 33a, zevende lid, bepaalde,.

Q

Na artikel 77 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 77a

  • 1. De artikelen 21b, 22a, 23, derde tot en met negende lid, 32a, 33Aa, 33Ab en 38a vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

  • 2. De voordracht voor het koninklijk besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp ervan aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien een der kamers der Staten-Generaal besluit niet in te stemmen met het ontwerp, wordt er geen voordracht gedaan en kan niet eerder dan zes weken na het besluit van die kamer der Staten-Generaal een nieuw ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal worden overgelegd.

ARTIKEL II

In artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten, wordt in de zinsnede met betrekking tot de Meststoffenwet «21, eerste lid, 22, derde lid, 26, zesde lid» vervangen door: 21, eerste lid, 21b, eerste lid, 22, derde lid, 22a, derde lid, 26, zesde lid.

ARTIKEL IIA

De Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel aa komt te luiden:

aa. productierecht:

varkensrecht of pluimveerecht;.

B

In artikel 26 wordt «varkensrecht of pluimveerecht» telkens vervangen door: productierecht.

C

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het varkensrecht, pluimveerecht of fosfaatrecht» vervangen door «het varkensrecht onderscheidenlijk pluimveerecht» en «het varkensrecht, het pluimveerecht of fosfaatrecht door: het varkensrecht, onderscheidenlijk het pluimveerecht.

2. In het tweede lid wordt «het aantal varkenseenheden, pluimvee-eenheden, of kilogrammen fosfaat» vervangen door: het aantal varkenseenheden, onderscheidenlijk pluimvee-eenheden.

D

Artikel 29, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt «op een groter aantal varkenseenheden, pluimvee-eenheden of kilogrammen fosfaat» vervangen door: op een groter aantal varkenseenheden of pluimvee-eenheden.

2. In onderdeel c vervalt: of 22a.

E

In artikel 31, tweede lid, wordt «met het aantal varkenseenheden, pluimvee-eenheden of kilogrammen fosfaat» vervangen door: met het aantal varkenseenheden of pluimvee-eenheden.

ARTIKEL III

  • 1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In het besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 12 van de Wet raadgevend referendum.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel IIa in werking op het tijdstip dat de in artikel 77a van de Meststoffenwet genoemde artikelen en artikelleden vervallen.

  • 3. Een voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen koninklijk besluit wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Een voordracht als bedoeld in de vorige volzin wordt slechts gedaan indien aannemelijk is dat de Europese Commissie Nederland derogatie als bedoeld in artikel 13 van de Meststoffenwet verleent voor de periode 2018–2021.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 29 mei 2017

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Uitgegeven de negende juni 2017

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 532

Naar boven