Besluit van 7 november 2012 tot vaststelling van het tijdstip, bedoeld in artikel 8:10 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 oktober 2012, nr. R&P/RA/2012/15297;

Gelet op artikel 8:10, tweede lid, van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 24 oktober 2012, nr. 12.12.0407);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 november 2012, nr. R&P/RA/2012-0000039175;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel I Vaststelling van het tijdstip, bedoeld in artikel 8:10 van de wajong

Het tijdstip, bedoeld in artikel 8:10, tweede lid, van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, vanaf wanneer de jonggehandicapte die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk 3 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan verzoeken om toekenning van het recht op arbeidsondersteuning op grond van hoofdstuk 2 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, wordt vastgesteld op 1 januari 2013.

Artikel II Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 7 november 2012

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Uitgegeven de zestiende november 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Artikel 8:10, tweede lid, van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) kent de mogelijkheid dat jonggehandicapten die recht hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering vanuit de oude Wajong (hoofdstuk 3 Wet Wajong) vanaf een bepaalde datum kunnen verzoeken hun uitkering om te zetten naar recht op arbeidsondersteuning in de nieuwe Wajong (hoofdstuk 2 Wet Wajong). Die datum kan op grond van de wet bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld. Tot dusver is van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt1. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft zich op verzoek vanuit de Tweede Kamer bereid verklaard de overstapmogelijkheid open te stellen2. In dit besluit wordt het tijdstip bepaald, waarop deze overstap mogelijk wordt gemaakt.

Overstapmogelijkheid naar nieuwe Wajong 2010

Dit besluit regelt dat jonggehandicapten uit de oude Wajong het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) kunnen verzoeken recht op arbeidsondersteuning op grond van hoofdstuk 2 van de nieuwe Wajong toe te kennen. De jonggehandicapte kan dit verzoek doen vanaf 1 januari 2013.

De regering motiveert dit besluit als volgt.

Dit besluit biedt een stimulans voor jonggehandicapten uit de oude Wajong om aan de slag te gaan. Zij kunnen overstappen naar de nieuwe Wajong. Daarin staat het vinden en behouden van werk en de ondersteuning daarbij centraal en niet de uitkering, zoals in de oude Wajong wel het geval is. Jonggehandicapten die overstappen krijgen na hun overstap de rechten en plichten uit de nieuwe Wajong. De regering vindt het wenselijk om jonggehandicapten met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie die nu nog in de oude Wajong zitten de vrijwillige keuzemogelijkheid te bieden om over te stappen naar de nieuwe Wajong, aangezien de nieuwe Wajong een activerender karakter heeft. De gecreëerde overstapmogelijkheid voorziet hierin.

De gang van zaken is daarna als volgt. Vanaf het moment dat de aanvraag van de jonggehandicapte om over te stappen is gehonoreerd valt deze jonggehandicapte onder het regime van de nieuwe Wajong waarin arbeidsondersteuning voorop staat. Het UWV stelt een participatieplan op en kan diverse instrumenten inzetten, gericht op het vinden of behouden van werk. In de nieuwe Wajong bestaat bovendien een meer activerende uitkeringsstructuur die uitgaat van het beginsel «(meer) werken moet lonen». De nieuwe Wajong kent voorts, in nauwe samenhang met het recht op arbeidsondersteuning, ook striktere re-integratieverplichtingen voor de cliënt. Dit leidt tot een evenwichtige benadering: tegenover het recht op arbeidsondersteuning staat meewerken aan striktere re-integratieverplichtingen. Wie bijvoorbeeld een passend werkaanbod van het UWV weigert, ontvangt geen inkomensondersteuning, totdat hij alsnog aan het werk gaat. Dit spreekt jonggehandicapten nadrukkelijk aan om mee te werken aan het vergroten van hun arbeidsmogelijkheden.

De jonggehandicapte hoeft niet meteen van de overstapmogelijkheid gebruik te maken, maar kan dat ook later doen of er geheel van afzien. De jonggehandicapte kan zich dus goed oriënteren en laten voorlichten over de overstapmogelijkheid en is daarbij niet gebonden aan termijnen. Wel is de overstapmogelijkheid eenmalig. De jonggehandicapte die overstapt naar de nieuwe Wajong kan dus niet op een later moment terugkeren naar de oude Wajong. Er moet helderheid zijn over rechten en plichten en de uitvoering mag niet onevenredig worden belast. Voorts biedt de wet geen basis voor latere terugkeer naar de oude Wajong. Dit ligt ook in de rede, omdat de nieuwe Wajong vanuit oogpunt van participatie een verbetering is ten opzichte van de oude Wajong.

Bij de overstap naar de nieuwe Wajong zal het UWV een participatieplan opstellen. Het UWV kan zich daarbij baseren op gegevens die al beschikbaar zijn.

Het UWV beoordeelt dan of, en zo ja welke arbeidsondersteuning nodig is. Dit kan zijn: de inzet van een re-integratietraject op weg naar werk, bemiddeling door het UWV naar een werkgever, het doen van een werkaanbod of de inzet van instrumenten die werk kunnen faciliteren, zoals loondispensatie, een proefplaatsing, of werkvoorzieningen, zoals een jobcoach. De vorm van de arbeidsondersteuning is bij uitstek maatwerk. Het UWV zal hierbij wel rekening houden met het feit dat jonggehandicapten die overstappen vaak al lang in de uitkering zitten en ook al eerder een traject kunnen hebben gehad.

De regering verwacht dat de arbeidsondersteuning voor mensen die overstappen hierdoor minder intensief zal zijn dan bij mensen die recent in de nieuwe Wajong zijn ingestroomd. Uitgangspunt is voorts dat het UWV de Wajongers die in de oude Wajong blijven en dus geen gebruik maken van de overstapmogelijkheid niet actief een re-integratietraject of voorzieningen aanbiedt. Dat laat onverlet dat zij zelf kunnen verzoeken om arbeidsondersteuning van het UWV als ze willen gaan werken; in dat geval kan het UWV een traject of voorziening inzetten voor hen als het UWV dat noodzakelijk vindt.

Het UWV opereert zo binnen de kaders van een effectief en selectief re-integratiebeleid.

Financiële consequenties van de overstapmogelijkheid

In welke mate gebruik gemaakt zal worden van de overstapmogelijkheid is onzeker. Een deel van de oude Wajongers die nu al aan het werk is, zal naar verwachting overstappen naar de nieuwe Wajong, omdat deze regeling vanwege het beginsel «(meer) werken moet lonen» een gunstigere verrekeningssystematiek heeft. De regering houdt er rekening mee dat het besluit daarom leidt tot extra uitkeringslasten Wajong van € 1,5 miljoen per jaar in de periode 2013–2019. Vanaf 2020 bedragen de meerkosten structureel € 6 miljoen per jaar. De nieuwe Wajong kent na zeven jaar recht op arbeidsondersteuning een aanvulling tot aan het wettelijk minimumloon. Dit leidt tot genoemde hogere uitkeringslasten. De meerkosten zijn gedekt binnen het budgettaire kader van SZW.

De regering verwacht vooralsnog dat het aantal personen dat een beroep doet op re-integratie als gevolg van de overstapmogelijkheid beperkt zal zijn. Allereerst is sprake van een vrijwillige keuzemogelijkheid. Voorts zitten de oWajongers al enige tijd in de regeling. Gelet hierop wordt verwacht dat niet-werkenden in beperkte mate gebruik zullen maken van de overstapmogelijkheid. Gezien de door het UWV uitgebrachte uitvoeringstoets wordt het uitvoeringsbudget voor re-integratie voor de jaren 2013–2014 met een beperkt bedrag (in totaal € 2,35 miljoen incidenteel) verhoogd als gevolg van de overstapmogelijkheid. De dekking vindt plaats binnen het budgettaire kader van SZW.

De kosten van traject en voorzieningen voor deze nieuwe groep worden uit de bestaande budgetten betaald.

Ontvangen adviezen

Het conceptbesluit is voor een uitvoeringstoets voorgelegd aan het UWV en voor een toezichtbaarheidstoets aan de Inspectie SZW. De inspectie heeft aangegeven geen aanleiding te zien tot het maken van opmerkingen met betrekking tot de toezichtbaarheid.

Het UWV heeft in zijn uitvoeringstoets aangegeven dat het besluit uitvoerbaar en handhaafbaar is en dat de beoogde invoeringsdatum van 1 januari 2013 haalbaar is. Het UWV geeft voorts een behoedzame raming van het aantal te verwachten overstappers. Het UWV zal het aantal overstappers inzichtelijk maken.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom


X Noot
1

Dit onderdeel is destijds bij nota van wijziging opgenomen in de Wet Wajong (31 780, nr. 25). Het tijdstip waarop de overstapmogelijkheid opengesteld wordt is hierin afhankelijk gesteld van de vraag of de nieuwe Wajong werkt en de mogelijkheden van de uitvoering. Inmiddels is de nieuwe Wajong ruim twee jaar van kracht. In de tweede Wajongmonitor (29 817, nr. 73) is gerapporteerd over de resultaten van de nieuwe Wajong tot dusver.

X Noot
2

33 161, nr. 105.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven