Besluit van 30 juni 2010, houdende wijziging van de overgangstermijn voor het verbod op het houden van legkippen in verrijkte kooien

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 1 juni 2010, nr. 127390, Directie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 35, 38 en 45 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

De Raad van State gehoord (advies van 17 juni 2010, no. W11.10.0230/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 21 juni 2010, nr. 138165, Directie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het besluit van 30 maart 2009, houdende een verbod op het houden van legkippen in verrijkte kooien en vaststelling van nieuwe minimumnormen voor het houden van legkippen (Stb. 161) wordt als volgt gewijzigd:

In artikel I, onderdeel A, onder 2, wordt in de aanhef van het vierde lid «31 december 2016» vervangen door: 31 december 2020.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen voordat 30 dagen zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal, en evenmin indien binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijke aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat de inwerkingtreding van dit besluit bij wet wordt geregeld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 30 juni 2010

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Uitgegeven de zestiende juli 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Met dit besluit wordt uitvoering gegeven aan de motie van 3 december 2009 van Tweede Kamerlid Atsma c.s., waarin de regering is verzocht om een overgangstermijn voor bestaande verrijkte en te verrijken kooien voor legkippen van 1 januari 2017 te verlengen naar 1 januari 2021 (Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XIV, nr. 89).

Dit besluit wijzigt een eerdere, nog niet in werking getreden wijziging van 30 maart 2009 van het Legkippenbesluit 2003 (Stb. 161).

Achtergrond

Bij brief van 4 december 2008 (Kamerstukken II 2008/09 28 286, nr. 248) is aan de Tweede Kamer voorgesteld om bij een verbod op verrijkte kooien een overgangstermijn te hanteren voor bestaande verrijkte en te verrijken kooien tot 1 januari 2021. Deze datum werd als evenwichtig beoordeeld omdat op die datum weliswaar bepaalde inrichtingselementen in de te verrijken kooien nog niet economisch afgeschreven zouden zijn, maar dit zou kunnen worden gecompenseerd doordat de kooien zelf al in 2017 zouden zijn afgeschreven en toch nog tot 2021 zouden kunnen worden gebruikt. Het oordeel van de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit was dat met dit voorstel zowel tegemoet werd gekomen aan de wens van de Tweede Kamer om de verrijkte kooi zo snel mogelijk te verbieden als aan de wens om rekening te houden met de economische afschrijving voor legkippenhouders.

Bij motie van 16 december 2008 van Tweede Kamerlid Ouwehand c.s. (Kamerstukken II, 31 700 XIV, nr. 106) is de regering gevraagd om de overgangstermijn te bekorten tot 1 januari 2017. In het besluit van 30 maart 2009 is deze kortere overgangstermijn opgenomen. Dit besluit is, ingevolge artikel 110 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, nagehangen bij het parlement. Naar aanleiding hiervan is de regering bij motie van 2 juli 2009 van Tweede Kamerlid Atsma c.s. (Kamerstukken II, 21501-32, nr. 347) verzocht om onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar de directe en indirecte schade die ondernemers zouden lijden ten gevolge van de vervroegde overgangstermijn. Uit dit onderzoek is gebleken dat bij de gehanteerde uitgangspunten en een overgangstermijn tot 2017 sprake zou zijn van een schade van minimaal € 7,4 miljoen, hetgeen gemiddeld een schade van bijna € 250.000 per bedrijf zou inhouden voor de 30 betrokken bedrijven. Bij motie van 3 december 2009 van Tweede Kamerlid Atsma c.s. (Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XIV, nr. 89), is de regering verzocht om de overgangstermijn voor bestaande verrijkte en te verrijken kooien voor legkippen toch weer te verlengen naar 1 januari 2021.

Gevolgen voor het bedrijfseffecten en het milieu

De gevolgen voor het bedrijfsleven en voor het milieu, zoals beschreven in de paragrafen 4 en 5 van de nota van toelichting bij het genoemde besluit van 30 maart 2009, worden door onderhavig besluit niet anders, met dien verstande dat deze effecten door onderhavig besluit pas in 2021 optreden.

Vaste verandermomenten

Gestreefd wordt naar inwerkingtreding van dit besluit op 1 januari 2011. Hiermee wordt aangesloten bij het kabinetsbeleid van vaste verandermomenten voor regelgeving, neergelegd in de brief van 3 november 2008 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2008/09, 29 515, nr. 270).

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven