Besluit van 18 juli 2009, houdende wijziging van het Besluit kostenopslag inning kinderalimentaties in verband met de uitbreiding van de taken van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 10 juni 2009, nr. 5603770/09/6, gedaan mede namens Onze Minister voor Jeugd en Gezin;

Gelet op artikel 408, derde en dertiende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek,

De Raad van State gehoord, advies van 18 juni 2009, nr. W03.09.0201/II;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie, van 13 juli 2009, nr. 5607366/09/6, uitgebracht mede namens Onze Minister voor Jeugd en Gezin;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit kostenopslag inning kinderalimentaties wordt als volgt gewijzigd:

a

Artikel 1, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Onverminderd de kosten van gerechtelijke vervolging en executie, geschiedt het verhaal van kosten van invordering van een uitkering, bedoeld in artikel 408 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, door verhoging van die uitkering, zoals deze is vastgelegd in een rechterlijke beslissing, met een bedrag per maand van € 19,00 dan wel vijftienhonderdste deel van de uitkering, indien het deel meer is dan € 19,00.

b

In artikel 3 wordt na «kinderalimentaties» ingevoegd: en partneralimentaties.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop de Wet houdende wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen in verband met de inning van partneralimentatie in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Tavarnelle, 18 juli 2009

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet

Uitgegeven de achtentwintigste juli 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Op grond van artikel 1: 408, lid 2, BW is het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) bevoegd om – desgevraagd – de invordering van kinderalimentatie over te nemen. Zo nodig kan het LBIO door middel van executiemaatregelen de voldoening van alimentatie bewerkstelligen (bijvoorbeeld via loonbeslag).

Bij de Wet houdende wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en van de Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen in verband met de inning van partneralimentatie is de bevoegdheid van het LBIO tot invordering van kinderalimentatie op grond van artikel 1: 408 BW uitgebreid met partneralimentatie.

De voorwaarden voor de invordering en de bevoegdheden van het LBIO zijn dezelfde als voor de invordering van kinderalimentatie. Het besluit kostenopslag inning kinderalimentaties (gewijzigd bij besluit van 1 november 2006, Stb. 2006, 545) wordt aangepast aan deze taakuitbreiding.

In artikel 3 wordt een verwijzing naar partneralimentaties opgenomen.

De opslagregeling in artikel 1, eerste lid, wordt ook van toepassing op de invordering van partneralimentaties door het LBIO.

De verschillende uitkeringen, die vallen onder de invorderingsbevoegdheid van het LBIO, worden niet (meer) met name genoemd. Verwezen wordt naar een uitkering, bedoeld in artikel 408 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, waaronder nu ook vallen uitkeringen terzake van partneralimentatie.

Wordt het LBIO verzocht om de invordering van partner- en kinderalimentatie op zich te nemen, dan wordt de kostenopslag voor ieder van die uitkeringen afzonderlijk vastgesteld op basis van het bepaalde in artikel 1, eerste lid. Betreft een verzoek tot overneming van de inning van kinderalimentatie meerdere kinderen, dan wordt op grond van het tweede lid van artikel 1 het verhaal van kosten berekend over het totale bedrag van de uitkeringen.

Uit dit besluit volgen geen administratieve lasten. De hoogte van de kostenopslag wordt, met inachtneming van dit besluit, vastgesteld door het LBIO en opgeteld bij het in te vorderen alimentatiebedrag.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven