Besluit van 1 november 2006, houdende wijziging van het Besluit kostenopslag
inning kinderalimentaties in verband met aanpassing van enkele
bedragen
Wij Beatrix, bij
de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van
Onze Minister van Justitie van 19 september 2006, nr.
5441962/06/6;
Gelet
op artikel 408, derde lid, van Boek 1 van
het Burgerlijk Wetboek;
De Raad van State gehoord (advies van
12 oktober 2006, nr. W03.06.0403/I);
Gezien het nader rapport van Onze
Minister van Justitie van 24 oktober 2006, nr.
5447709/06/6;
Hebben
goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
In artikel 1, eerste lid, van het
Besluit kostenopslag inning
kinderalimentaties wordt de zinsnede «van
€ 11,34 dan wel ééntiende deel van de
uitkering, indien dat deel meer is dan € 11,34»
vervangen door: van € 19,00 dan wel vijftienhonderdste
deel van de uitkering, indien dat deel meer is dan
€ 19,00.
ARTIKEL II
Ten aanzien van de
kostenopslag voor de invordering van uitkeringen tot voorziening in de
kosten van verzorging en opvoeding of tot voorziening in de kosten van
levensonderhoud en studie, waartoe vóór het tijdstip van
inwerkingtreding van dit besluit is overgegaan, blijft het Besluit
kostenopslag inning kinderalimentaties van toepassing zoals dat luidde
direct voorafgaande aan de inwerkingtreding van dit
besluit.
ARTIKEL III
Dit besluit treedt in
werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin het zal worden
geplaatst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnoot’s-Gravenhage, 1
november 2006
Beatrix
De Minister van
Justitie,
E.
M. H. Hirsch
Ballin
Uitgegeven de veertiende november 2006
De Minister van
Justitie,
E.
M. H. Hirsch
Ballin
NOTA VAN TOELICHTING
In artikel 1:408, lid 3, BW wordt bepaald dat de
kosten van invordering door het Landelijk Bureau Inning
Onderhoudsbijdragen worden verhaald op de onderhoudsplichtige. Het
verhaal van kosten vindt plaats door wijziging van het door de rechter
vastgestelde alimentatiebedrag volgens bij algemene maatregel van
bestuur te stellen regels. In het Besluit kostenopslag inning
kinderalimentaties (Stb. 1993, 604) is bepaald dat deze opslag 10% van
de periodieke alimentatieverplichting is met een minimum van 25 gulden
(na invoering van de euro € 11,34; Besluit van
14 september 2001, Stb 415).
Dit minimum van 25 gulden
(thans € 11,34) is gebaseerd op 10% van het meest
voorkomende alimentatiebedrag van ƒ 250,– (thans
€ 129,–) per maand.
In verband met het
verkrijgen van de maximale forfaitaire fiscale aftrek wordt dit bedrag
in veel gevallen door de rechter vastgesteld.
Sedert de
totstandkoming van het Besluit kostenopslag inning kinderalimentaties
in 1993 is de in artikel 1, eerste lid 1, vastgestelde opslag niet
gewijzigd. Evenmin heeft indexatie van het minimumbedrag
plaatsgevonden. Teneinde de kostendekkendheid van de invordering van
kinderalimentatie te vergroten wordt de opslag van 10% van de bij
rechterlijke beslissing vastgestelde alimentatieverplichting verhoogd
tot 15%. In aansluiting daarop wordt het minimumbedrag van
€ 11,34 ook verhoogd tot € 19,00.
Teneinde de praktische uitvoering van lopende invorderingen van
kinderalimentatie niet te compliceren (het bedrag van de kostenopslag
zou tussentijds moeten worden aangepast) blijven in deze gevallen de
vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit
geldende bedragen van toepassing.
De
Minister van
Justitie,
E.
M. H. Hirsch
Ballin
XHistnoot
Het advies van de Raad van
State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid
j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat
het zonder meer instemmend
luidt.