2021D07555 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen over de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 2 februari 2021 (TK 35 570 B, nr. 16) houdende de adviesaanvraag aan de Raad voor het openbaar bestuur (ROB) over het verdeelvoorstel voor de herijking van het Gemeentefonds.

De voorzitter van de commissie, Ziengs

De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx

Inhoudsopgave

blz.

     

1.

Inleiding

2

2.

Inrichting verdeelvoorstel

4

3.

Eigen inkomsten van de gemeenten

5

4.

Positie van gemeenten in Groningen en Friesland

6

5.

Positie van gemeenten elders

9

6.

Positie van de G4 en de Waddeneilanden

10

7.

Voorgenomen aanpassingen van de Fvw

10

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie danken de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de brief over de adviesaanvraag met betrekking tot het verdeelvoorstel inzake de herijking van het gemeentefonds. Er ligt een voorlopig verdeelvoorstel voor de nieuwe integrale verdeling van het gemeentefonds per 1 januari 2023, waarover aan de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) advies wordt gevraagd. De leden van de VVD-fractie constateren dat het huidige kabinet geen besluit over de herijking meer neemt, maar het besluit daarover voor het volgende kabinet voorbereidt. Graag leggen de leden van de VVD-fractie de Minister een aantal vragen voor.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat er wel iets moet gebeuren als het gaat om de herijking van het gemeentefonds, maar zien dat het voorliggende voorstel veel vragen oproept en voor sommige regio’s wel erg nadelig uitpakt. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister nader aan te geven waarom het voorstel voor de nieuwe verdeling van het gemeentefonds een verbetering is ten opzichte van de huidige verdeling. In welke mate is er in het huidige model sprake van scheefheid in de verdeling van het gemeentefonds die met het nieuwe voorstel wordt rechtgezet? Wat is daarbij de rol van sociaal domein en wat de rol van het klassiek domein?

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over de herijking van het gemeentefonds. Met de Minister onderkennen deze leden dat de financiële positie van gemeenten onder druk staat en dat de gevolgen van de coronacrisis deze druk nog verder hebben vergroot. Gemeenten geven aan dat voorspelbaarheid in de gemeentefinanciën nodig is als basis voor de lokale democratie en een krachtig lokaal bestuur.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de herverdeling van het gemeentefonds extra onzekerheid met zich meebrengt, zeker als de uitkomsten niet voldoende verklaarbaar en transparant zijn. Deelt de Minister de opvatting dat het essentieel is dat het verdeelmodel op zichzelf juist is en dat daarom een transparante en uitlegbare verdeling wezenlijk is voor draagvlak onder gemeenten?

De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister voornemens is na het advies van de ROB een aangepast voorstel te doen. Zo ja, wat betekent dit voor de verdere besluitvorming?

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de adviesaanvraag aangaande het verdeelvoorstel van een herijkt gemeentefonds en de bijbehorende notitie, syntheserapport en overige bijlagen. Deze leden hechten aan een eerlijke verdeling van het gemeentefonds dat recht doet aan de opgaven waar gemeenten voor staan. Het is moeilijk om een discussie te voeren over herverdeling op een moment dat veel gemeenten financiële problemen kennen. Daarom ondersteunen de leden van de D66-fractie de verschillende acties die zijn ondernomen door gemeenten te compenseren voor extra kosten en gederfde inkomsten als gevolg van de coronacrisis, de verlenging van de tijdelijke extra middelen voor de jeugdzorg en het bevriezen van de opschalingskorting. Deze leden hebben echter nog wel enkele vragen aan de Minister.

De leden van de D66-fractie hechten eraan dat de ROB een gedegen advies kan geven over het verdeelvoorstel dat recht doet aan alle partijen. Kan de Minister aangeven of een deadline van 1 maart daarbij realistisch is en welke ruimte er is voor eventuele verlenging, indien dat nodig is voor een grondig advies? Kan de Minister daarnaast uitleggen welk gevolg zij zal geven aan het advies van de ROB? Op welke wijze is de Minister bijvoorbeeld voornemens om het voorstel voor te leggen aan de VNG?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over de adviesaanvraag verdeelmodel herijkt gemeentefonds. Deze leden hebben nog enkele vragen hierover die zij graag aan de Minister willen voorleggen. De vraag die nu terecht wordt voorgelegd aan de ROB of de extra taken van de G4 voldoende zijn gehonoreerd is dan ook zeer relevant. De leden van de fractie van GroenLinks vragen de Minister of zij van plan is om na het advies van de ROB een aangepast voorstel te doen en wat dit betekent voor de verdere besluitvorming? Kan de Minister een nader verwacht tijdspad schetsen?

De leden van de SP-fractie hebben de resultaten van het onderzoek naar de herverdeling van het gemeentefonds gelezen en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen. Deze leden maken zich al lange tijd grote zorgen over de financiële positie van gemeenten. De vele bezuinigingen, bijvoorbeeld de opschalingskorting en de bezuinigingen op het sociaal domein van de afgelopen jaren hebben ervoor gezorgd dat (essentiële) voorzieningen voor mensen minder worden of zelfs helemaal verdwijnen. In de brief wordt gesproken dat gemeenten het komende jaar lucht hebben en de genoemde leden vragen naar waar de Minister dat op baseert, nu vele gemeenten nog altijd aangeven dat het water hen aan de lippen staat? En hoe verhoudt zich dat tot de terechte grote zorgen dat de gevolgen van de coronacrisis nog niet duidelijk zijn maar sommige gemeenten, met name in Groningen en Friesland, nu wel met de angst moeten leven dat zij eventueel nog meer bezuinigingen om hun oren krijgen?

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende brief. Zij delen de observaties van de Minister ten aanzien van de uitdagingen en opgaven waar gemeenten de komende jaren voor komen te staan. Het perspectief dat de Minister de gemeenten biedt is naar de mening van de aan het woord zijnde leden echter bijzonder karig. Weliswaar heeft de Minister om de gevolgen van de coronacrisis te dempen de gemeenten voor de korte termijn enigszins gecompenseerd, maar dat neemt niet weg dat er structurele verbeteringen in de financiering van gemeenten hard nodig zijn. Met enkel een herverdeling van het Gemeentefonds zonder dat dat fonds wordt vergroot zullen enkele gemeenten er op vooruitgaan, anderen juist op achteruit gaan. Per saldo zullen de gezamenlijke gemeenten bij een gelijkblijvende omvang van het gemeentefonds niets opschieten met een herverdeling. Daarmee wordt de «disbalans tussen enerzijds de wettelijke verantwoordelijkheden en anderzijds de niet-toereikende financiële middelen», zoals de VNG dat noemt, niet opgelost. Deelt u die mening? Zo ja, hoe gaat u hier naar handelen? Acht u een structurele verhoging van het gemeentefonds nodig? Zo nee, waarom niet? Hoe oordeelt u over de woorden van de burgemeester van Zeist «De ellende waar gemeenten in financieel opzicht mee te kampen hebben, los je niet op door de ellende anders te verdelen»? (Zonder verruiming gemeentefonds geen herverdeling – Binnenlands Bestuur)

Beseft u dat gemeenten financieel in de touwen hangen en stuk voor stuk aan het bezuinigen zijn? Snapt u dat hierdoor zwembaden, bibliotheken en dorpshuizen moeten sluiten, de leefbaarheid onder druk komt te staan en de zorg voor ouderen verder verschraalt? Waarom laat u dit gebeuren?

Nu de herverdeling van het gemeentefonds is doorgeschoven naar een volgend kabinet en pas in 2023 plaatsvindt, is het de leden van de PvdA-fractie niet duidelijk hoe de financiële problemen van gemeenten tot die tijd opgelost gaan worden. Kan de Minister daar opheldering over geven? Hoe oordeelt de Minister over de stellingname van de VNG dat gemeenten zich genoodzaakt zien om bij gebrek aan afdoende financiële middelen hun steun bij onder meer de woningbouwopgave of energietransitie te moeten staken?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het verdeelvoorstel herijkt gemeentefonds. Zij hebben behoefte aan het stellen van nadere vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn zich er van bewust dat de Minister in het afgelopen jaar de gemeenten herhaaldelijk incidenteel financieel is bijgesprongen. Dat neemt echter niet weg dat mede als gevolg van de opschalingskorting en de tekorten in het sociaal domein, er grote structurele financiële uitdagingen zijn bij gemeenten, waarvoor een oplossing gevonden dient te worden. De leden van de christenUnie-fractie zijn van mening dat gemeenten, als eerste overheid, in staat moeten worden gesteld om hun taken goed uit te kunnen voeren en dat het noodzakelijk is dat er financiële rust bij gemeenten komt.

De leden van de SGP-fractie hebben kennis genomen van de adviesaanvraag aan de Raad voor het openbaar bestuur inzake het verdeelmodel gemeentefonds. Zij hebben vragen over de gevolgen voor de provincies Groningen en Friesland.

2. Inrichting verdeelvoorstel

In het nieuwe voorstel is het aantal clusters kleiner en vervalt een aantal maatstaven. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister nader in te gaan op het verkleinen van het aantal clusters en het laten vervallen van een aantal maatstaven. Waarom is daarvoor gekozen? Waarom is er gekozen voor het laten vervallen van bepaalde maatstaven? In hoeverre wordt er bij de nieuwe verdeling rekening gehouden met de situatie in krimpregio’s? In hoeverre wordt er in het nieuwe verdeelmodel rekening gehouden met verschillen in economische groei tussen de diverse regio’s in Nederland (Motie Veldman/Wolbert, TK 34 300 VII, nr. 28)? De leden van de VVD-fractie vragen de Minister daarop in te gaan.

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat als referentiejaar het jaar 2017 is gekozen om de gevolgen te bepalen. Klopt het dat het beeld nog negatiever wordt als de herindelingen van de gemeenten in 2018 en 2019 in de plaatjes zouden zijn opgenomen? Hoe zou het er dan uit zien, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister nader in te gaan op het zogenaamde «kip-ei-probleem»: bepalen de inkomsten de uitgaven of de uitgaven de inkomsten. Deze leden vragen of de relatie tussen uitgaven en inkomsten voldoende is onderzocht om hiervoor een eenduidige/effectieve formule te vinden in het kader van de nieuwe verdeling.

De leden van de D66-fractie vinden het goed dat er advies is uitgevraagd aan de ROB, specifiek over een mogelijk kip-ei-probleem met betrekking tot de verrekening van de eigen inkomsten. Is dit nu voldoende onderzocht en zijn de gemaakte afwegingen goed in kaart gebracht? Onder welke voorwaarden zou de Minister willen afwijken van de gekozen lijn, als die er bijvoorbeeld toe leidt dat bepaalde gemeenten minder ontvangen uit het Gemeentefonds, omdat zij gekozen hebben voor een hoger voorzieningenniveau in combinatie met hogere eigen inkomsten? Kan de Minister reflecteren of uit deze problematiek niet blijkt dat het tevens noodzakelijk is voor een goed functionerend lokaal bestuur dat het belastinggebied verruimd wordt?

De leden van de D66-fractie lezen in de notitie dat herverdeeleffecten in het klassieke domein samenhangen met maatstaven waardoor gemeenten met relatief veel recreatiewoningen een nadelig effect ondervinden. Kan de Minister aangeven in hoeverre dat recht doet aan veel gemeenten die juist relatief hoge uitgaven ondervinden vanwege de recreatiewoningen op hun grondgebied? Ook de aanwezigheid van grote bedrijfscomplexen kan negatief samenhangen met een groot nadelig effect. Kan de Minister ingaan op eventuele verkeerde prikkelwerking die hierdoor uit kan gaan van het gemeentefonds?

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het gerechtvaardigd dat wordt onderzocht hoe de middelen voor gemeenten op een zo rechtvaardig mogelijke manier kunnen worden verdeeld. Zij zijn echter van mening dat de herverdeeleffecten in het nu voorliggende voorstel dusdanig negatief zijn voor Noord-Nederland, maar ook voor de grote steden en bijvoorbeeld Oost-Brabant, dat dit niet de uiteindelijke uitkomst kan zijn. Genoemde leden betwijfelen of het met de bestaande middelen voor gemeenten mogelijk is om tot een rechtvaardige (her)verdeling te komen zonder disproportionele effecten. Zij vragen de Minister hierop te reflecteren. Tevens vragen zij hoeveel extra er nodig is om bij het voorgestelde verdeelmodel geen enkele gemeente er een euro op achteruit te laten gaan?

De leden vragen de Minister of de gekozen verfijning in het klassiek domein (ter oplossing van het «kip-ei-probleem») met betrekking tot de correctie voor eigen inkomsten en de specifieke vaste bedragen ten bate van het benaderen van de noodzakelijke kosten voor de verdeling plausibel is. Deze leden constateren dat het model een uitkomst geeft waarbij juist gemeenten die reeds financieel in zwaar weer zitten geconfronteerd worden met een negatieve uitkomst uit het verdeelvoorstel. De leden vragen de Minister hierbij of dit een gevolg kan zijn van een dubbele verevening van Onroerende Zaak Belasting en Overige Eigen Middelen.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de op dit moment geschetste herverdeeleffecten zijn gebaseerd op onderzoeksjaar 2017. De consultatie bij de VNG zal plaatsvinden op basis van het onderzoeksjaar 2019. Kan de Minister aangeven waarom de ROB niet wordt gevraagd te adviseren op de effecten van het jaar 2019? Was het niet beter geweest daar op te wachten, alvorens de adviesaanvraag te doen, zo vragen genoemde leden.

3. Eigen inkomsten van de gemeenten

De leden van de VVD-fractie vragen aandacht voor de rol waarin de eigen inkomsten van gemeenten in de verdeling worden meegenomen, met name de rol van de OZB. In het huidige model wordt de OZB op een lager niveau verevend dan wordt beoogd in de Financiële verhoudingswet (Fvw), zo stelt de Minister. Wat is daarvan de reden, zo vragen deze leden. In het voorstel wordt de mate waarin de OZB wordt verevend, verhoogd. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister daarop in te gaan. Wat zijn daarvoor de redenen? De ROB staat een hogere verevening voor. Als die hogere verevening (100%) zou worden gevolgd, wat zijn dan de gevolgen voor de herijking, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de herverdeeleffecten het gevolg zijn van keuzes die gedurende het proces zijn gemaakt in het benaderen van de kosten van gemeenten en het verevenen van eigen inkomsten. Welke keuzes zijn gemaakt? En hoe is daarbij rekening gehouden met de gevolgen die nu te zien zijn? De leden van de VVD-fractie willen graag weten wat de oorzaken zijn dat de gemeenten in Fryslân, Groningen en andere regio’s zo slecht uit de nieuwe verdeling komen. Graag een uitgebreide uitleg. Zij vragen de Minister daarbij de verevening van de OZB-inkomsten en overige eigen middelen te betrekken.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de eigen inkomsten (Algemene Eigen Middelen, AEM) zijn verevend in de voorgestelde modellen. In het onderzoek worden de kosten van de gemeenten niet alleen verklaard met verdeelmaatstaven, maar ook met de feitelijke omvang van de AEM zoals de OZB of de WOZ van niet-woningen. Deze middelen worden in het inkomstenmodel verevend. Hiermee zouden de fondsbeheerders willen voorkomen dat gemeenten extra geld uit het gemeentefonds krijgen. Kan deze systematiek naar de mening van de Minister leiden tot «oververevening» en daarbij horende nadelige herverdeeleffecten?

Een vraag die naar het oordeel van de leden van de GroenLinks-fractie voor gemeenten speelt is: is de relatie tussen uitgaven en inkomsten voldoende onderzocht om hiervoor een eenduidige / effectieve formule te vinden in het kader van de nieuwe verdeling?

De regering schrijft, zo lezen de leden van de PvdA-fractie, dat het naar de toekomst toe van groot belang is om de financiering van gemeenten in breder perspectief te bezien. «Het gaat uiteindelijk om een goede balans tussen ambities op maatschappelijke opgaven en het daartoe ter beschikking staande instrumentarium en middelen voor gemeenten». Dat laatste delen de leden van de PvdA-fractie. Echter zo lang de omvang van het gemeentefonds niet toeneemt zal die balans er niet zijn. Of meent de Minister dat een herziening van het gemeentelijk belastinggebied moet helpen om gemeenten meer financiële ruimte te gaan bieden? Met andere woorden moeten gemeenten meer zelf hun broek gaan ophouden door hun inwoners zwaarder te gaan belasten? Zo ja, hoe dan? Acht u het mogelijk dat het gemeentelijk belastinggebied wordt vergroot door ook gebruikers van woningen weer OZB te laten betalen? Dat wordt immers als een van de opties in het door de Minister aangehaalde rapport «Bouwstenen voor een beter belastingstelsel. Herziening gemeentelijk belastinggebied» genoemd. De leden van de PvdA-fractie zouden dat overigens een zeer onwenselijke ontwikkeling vinden. Zij hopen dat de financiële problemen van gemeenten die ontstaan zijn door onderfinanciering vanuit het Rijk niet op de bewoners worden afgeschoven. Kunt u dit garanderen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de wijze waarop Onroerende Zaak Belasting en de Overige Eigen Middelen in het model zijn meegenomen. Klopt het dat er met voorliggend model momenteel niet is gekeken of bij een vergelijkbare belastingdruk een gelijkwaardig voorzieningenniveau kan worden gerealiseerd? Is de Minister het met voornoemde leden eens dat dit wel het geval zou moeten zijn? Zo ja, bent u bereid het model in elk geval hier op aan te passen, zo nee kunt u uitleggen waarom u dit rechtvaardig acht?

4. Positie van gemeenten in Groningen en Friesland

De Minister geeft aan dat er in het voorlopige voorstel gemeenten zijn met forse nadelige effecten, in het bijzonder geldt dat voor gemeenten in Fryslân en Groningen. De leden van de VVD-fractie vinden met de Minister dat het voorstel forse gevolgen heeft voor gemeenten in Fryslân en Groningen, maar ook in andere regio’s. Het gaat hier met name om regio’s en gemeenten die al voor lastige opgaven staan als het gaat om krimp, gezondheid en werkloosheid. Wat zullen de gevolgen voor deze gemeenten en hun inwoners in de praktijk straks zijn? Hoe kunnen de fondsbeheerders met het oog hierop zeggen dat het voorstel een verbetering is ten opzichte van de huidige verdeling en de voornaamste knelpunten in de verdeling van het sociaal domein zijn opgelost? Voorts vragen de leden van de VVD-fractie hoe de fondsbeheerders denken dat deze gemeenten de nadelige gevolgen van dit voorstel voor een nieuwe verdeling van het gemeentefonds kunnen opvangen? Kan op een rijtje worden gezet wat het voor de nadeelgemeenten in Fryslân en Groningen financieel betekent per gemeente, zowel op basis van het gebruikte onderzoeksjaar 2017 als op basis van meer recentere jaren? Klopt het dat het voor bijvoorbeeld de gemeente Leeuwarden 5 miljoen euro per jaar minder betekent?

De leden van de VVD-fractie vragen welk overleg de fondsbeheerders met de gemeenten in Groningen en Fryslân (of de verenigingen van Groningse en Friese gemeenten, respectievelijk de VGG en de VFG) hebben gehad dan wel nog zullen hebben? Zo ja, wat is daaruit gekomen dan wel wanneer zal dat overleg plaatsvinden, zo vragen deze leden. Voorts krijgen de leden van de VVD-fractie graag een reactie van de Minister op de opinie «Helpende hand of duw over de rand?» van diverse burgemeesters en wethouders uit gemeenten in Noord-Nederland.

Gegeven de specifieke situatie van de Groningse en Friese gemeenten overwegen de fondsbeheerders een uitzondering voor deze gemeenten in te richten. Deze eventuele uitzondering is een expliciet onderdeel van de adviesaanvraag aan de ROB. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister nader in te gaan op deze eventuele uitzondering. Aan welke oplossing wordt gedacht? Het lijkt erop dat er gedacht wordt in de richting van een incidentele oplossing met een ingroeipad. Dat biedt tijdelijk soelaas. Hoe zouden gemeenten na zo’n ingroeipad de gevolgen van het nieuwe verdeelvoorstel wel kunnen opvangen. De leden van de VVD-fractie vragen zich af of een incidentele oplossing een oplossing voor het probleem is en vragen zich af waarom er niet wordt gekozen voor een structurele oplossing. Welke mogelijkheden zijn daarvoor? Wat is de toekomstbestendigheid van het voorstel als al bij aanvang van de nieuwe verdeling van het gemeentefonds een uitzondering moet worden gemaakt voor gemeenten in bepaalde gebieden? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.

De Minister constateert zo lezen de leden van de CDA-fractie dat uit de voorlopige uitkomsten van de herijking blijkt dat er gemeenten zijn met forse nadelige effecten. In het bijzonder geldt dit voor gemeenten in Fryslân en Groningen. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister het aanvaardbaar acht dat het voorgestelde verdeelmodel dergelijke onevenredige uitkomsten heeft voor een aantal gemeenten met specifieke demografische en sociaaleconomische kenmerken.

De Minister stelt dat het niet mogelijk is om binnen de verdeling de nadelige effecten te compenseren door het opnemen van extra of andere maatstaven. Hoe verhoudt dat zich tot de conclusie dat enkele maatstaven zijn komen te vervallen waar deze gemeenten bovengemiddeld baat bij hadden, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Deelt de Minister de mening van de leden van de CDA-fractie dat een verdeelsystematiek met deze resultaten inherent geen juist model kan zijn en daarom op onderdelen herzien zou moeten kunnen worden?

Vanwege de zeer beperkte financiële draagkracht van deze gemeenten en de specifieke sociaaleconomische structuur, waar momenteel met verschillende programma’s ook in wordt geïnvesteerd, vinden de fondsbeheerders het in de rede liggen de nadelige effecten voor deze gemeenten te compenseren, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Het voorstel is om hiervoor tijdelijk middelen af te zonderen binnen het gemeentefonds. Deze leden vragen de Minister of het afwenden van te grote financiële nadelen van een structureel verdeelmodel kan worden afgedaan door compensatie met een incidenteel karakter. Deelt de Minister de mening van deze leden dat compensatie ook bij voorkeur structureel dient te zijn?

De leden van de D66-fractie constateren dat veel gemeenten in Groningen en Friesland een nadelig resultaat ondervinden met het nieuwe verdeelvoorstel. Welke specifieke keuzes hebben hier voornamelijk aan bijgedragen? Kan de Minister reflecteren onder welke voorwaarden het een goede optie zou zijn om een uitzonderingspositie te hanteren voor deze nadeelgemeenten? In hoeverre zou het dan niet logisch zijn om naar soortgelijke regio’s te kijken die tevens in relatief grote mate nadeel ondervinden van het nieuwe voorstel, zoals Zuid-Oost-Limburg, kustgemeenten of Noord-Oost-Brabant? Waarom zijn er niet meer gebieden meegenomen in deze specifieke vraag in de adviesaanvraag aan de ROB?

De leden van de SP-fractie vragen naar een extra verduidelijking waarom in het nieuwe model de Groningse en Friese gemeenten zo onevenredig hard geraakt worden. Kan er niet worden geconcludeerd dat het model niet passend is, als het geen recht doet aan de situatie in deze gemeenten? Kan er geconcludeerd worden dat het vrijwel onmogelijk is om een passend model te vinden en het daarom noodzakelijk is, ook voor gemeenten, dat er maatwerk wordt geleverd? Hoe zou zich dat verhouden tot de Financiële-verhoudingswet, zo vragen deze leden zich af?

De leden van de PvdA-fractie hebben met zorg en verbazing gelezen dat het nieuwe voorliggende model voor het gemeentefonds bijzonder ongunstig zou uitwerken voor een groot deel van de gemeenten in Groningen en Friesland. Zij hebben daar reeds eerder schriftelijke vragen over gesteld. Deze leden lezen ook dat de Minister zelf al inziet dat er forse nadelige effecten voor deze gemeenten dreigen. Een onderdeel van de adviesaanvraag aan de ROB is de vraag of er voor die gemeenten ter compensatie afzonderlijke financiële middelen moeten worden gereserveerd. Voor de leden van de PvdA-fractie is het echter geen vraag óf deze gemeenten gecompenseerd moeten worden maar zijn vinden dát dat moet gebeuren. De vraag kan hooguit zijn hoe de compensatie moet plaatsvinden. Deelt u die mening? Zo ja, kunt u de adviesaanvraag dat zo inrichten dat de ROB gevraagd gaat worden of het voorliggend conceptherverdelingsmodel wel geschikt is nu zoveel gemeenten er nadeel van dreigen te ondervinden en zo ja, hoe die gemeenten gecompenseerd moeten worden? En zo nee, moet er dan niet naar een ander verdeelmodel worden gezocht dat wel rekening houdt met de specifieke omstandigheden waarin veel gemeenten zich bevinden?

De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat de Minister ervoor kiest op zoek te gaan naar manieren om de effecten van het herverdelingsmodel voor gemeenten in de provincies Groningen en Friesland te compenseren. Genoemde leden zouden een meer fundamentele herbezinning op het herverdelingsmodel passender vinden, nu op dit moment al blijkt dat het voorliggend model een substantieel aantal gemeenten onevenredig benadeelt. Zij vrezen dat ook voor de lange termijn de ongelijkheid in dit model zal blijven bestaan, wellicht zelfs zal vergroten. De leden zijn van mening dat dit voorkomen moet worden., Is ook deze vraag, om een herverdelingsmodel te ontwikkelen waarbij gemeenten in de provincies Groningen en Friesland niet worden benadeeld, nadrukkelijk voorgelegd aan de ROB? Zo nee, is de Minister bereid dit alsnog te doen teneinde een valse start voor de herverdeling te voorkomen?

Uit de stukken maken de leden van de ChristenUnie-fractie op dat er in het Noorden meer sprake is van uitkeringsontvangers, Wajong, huishoudens met kinderen in de bijstand en langdurig medicijngebruik. Ook is er sprake van vergrijzing en bevolkingsdaling. Daarnaast is de kaart voor herverdelingseffecten vergelijkbaar met de sociale kansenkaart voor Nederland. Dit baart de leden van de ChristenUnie-fractie grote zorgen. Wordt ook deze context door kabinet en ROB betrokken bij de besluitvorming?

De regering heeft het Actieplan Bevolkingsdaling 1 januari 2021 niet verlengd. Biedt de situatie in met name Noord-Nederland niet aanleiding om dit besluit te heroverwegen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

Bij motie heeft de Kamer ertoe opgeroepen voorstellen te doen voor een op de regio's toegespitst beleid om de opgaven als gevolg van bevolkingsdaling aan te pakken, en deze aan de Kamer aan te bieden voor 1 februari 2021. De leden van de ChristenUnie zouden graag zo spoedig mogelijk kennis nemen van deze voorstellen.

De leden van de SGP-fractie lezen dat er volgens de Minister in het bijzonder in Friesland en Groningen gemeenten zijn met forse nadelige effecten. Deze leden hebben echter geconstateerd dat het adequater zou zijn om te stellen dat vrijwel alle gemeenten in dit gebied te maken krijgen met negatieve effecten. In hoeverre is het acceptabel dat de basis van een nieuw verdeelmodel voor twee gehele provincies sterk negatief uitpakt en dat lapmiddelen moeten worden ingezet om dit te corrigeren?

De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister voorstelt om tijdelijk middelen af te zonderen voor de problemen van de Friese en Groninger gemeenten. Deze leden vragen in hoeverre dat voorstel recht doet aan de structurele problemen waarmee deze gemeenten, ook blijkens de documenten van de Minister, te kampen hebben, zoals een zwakke economische structuur. Wil de Minister eveneens reageren hoe zij zich rekenschap geeft van het feit dat de noordelijke provincies onder meer met zware lasten te maken hebben gekregen in het kader van de sociale werkvoorziening.

De leden van de SGP-fractie vragen hoe de Minister rekening houdt met het risico dat bij een flankerende compensatieregeling voor Friesland en Groningen ook andere gemeenten in Nederland, die mogelijk nog hogere negatieve effecten hebben, een beroep zullen doen op compensatie. Hoe kan dit risico worden vermeden?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de Minister aan de ROB vraagt ook te adviseren over de nadeelgemeenten in Friesland en Groningen, terwijl de ROB juist zelf al eerder had gewezen op het belang om hier goed naar te kijken. Waarom heeft de Minister de tussentijd niet benut om, mede ten behoeve van de besluitvorming door een nieuw kabinet, zelf met een denkrichting te komen voor een flankerende regeling en die ter advisering aan de ROB voor te leggen?

De leden van de SGP-fractie vragen een reactie op de kritiek van de verenigingen van Friese en Groninger gemeenten dat de wijze waarop de Onroerende Zaak Belasting en de Overige Eigen Middelen in het model meegenomen zijn niet leiden tot een verdeling van het Gemeentefonds waarbij gemeenten met op basis van een vergelijkbare belastingdruk een gelijkwaardig voorzieningen niveau kunnen realiseren.

5. Positie van gemeenten elders

De leden van de VVD-fractie merken op dat ook gemeenten in andere gebieden er op achteruitgaan, zoals in Zuid-Limburg en Twente. Wat is de reden van de achteruitgang voor gemeenten in Zuid-Limburg en Twente, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Er zijn ook gemeenten waar moeilijk te verklaren verschillen zichtbaar zijn. Zo zou een gemeente als Laren 100 euro per persoon minder krijgen, en een gemeente als Blaricum 30 euro per persoon meer. Hoe is dit verschil te verklaren? Welke criteria veroorzaken deze verschillen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.

De leden van de PvdA-fractie vragen of er behalve de gemeenten in het noorden van het land ook elders gemeenten zijn die vanwege de specifieke omstandigheden waarin ook zij zich bevinden een onbillijk nadeel van het nieuwe verdeelmodel zouden gaan ondervinden? Zo ja, hoeveel gemeenten betreft dit?

6. Positie van de G4 en de Waddeneilanden

In de huidige verdeling, zo merken de leden van de VVD-fractie op, hebben de G4 een specifiek vast bedrag. In de nieuwe verdeling worden de vaste bedragen van de G4, op twee na, afgebouwd. Behouden er twee grote gemeenten een specifiek vast bedrag? Wat is daarvan de reden, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de vaste bedragen van de G4 in het onderzoek naar de nieuwe modellen zijn beschouwd als «extra eigen inkomsten van de G4». Deze leden vragen waarom geen nader onderzoek is gedaan naar de onderbouwing van de vaste bedragen voor de G4.

De leden van de D66-fractie constateren dat het een doel van de nieuwe verdeling is geweest om de G4 en de Wadden zo goed mogelijk te benaderen met het objectieve verdeelmodel, wat er ten aanzien van twee van de vier grote gemeenten toe leidt dat de vaste bedragen worden afgebouwd. Bij de gemeente Den Haag leidt dit tot een fors negatief effect van maar liefst 115 euro per inwoner. In hoeverre is deze forse daling meegewogen in de proportionaliteit van het afbouwen van de vaste bedragen? Zijn hierbij bijvoorbeeld de specifieke omstandigheden van Den Haag meegewogen als regeringshoofdstad en vestigingsplaats van veel internationale instellingen? Is er een onderzoek gedaan naar de hoogte en de achtergrond van de hogere nettolasten van de G4 en is deze meegenomen in het huidige verdeelvoorstel? Zo nee, is de Minister bereid dit alsnog te laten doen?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom geen nader onderzoek is gedaan naar de vaste bedragen voor de G4 en de Waddeneilanden.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de effecten van voorliggend herverdelingsmodel ook negatief voor de G4. Is het juist dat de noodzaak van de specifieke G4-bedragen niet is onderzocht? Waarom is dit niet gebeurd? Voorts vragen de leden van de ChristenUnie-fractie waarom niet is onderzocht of hogere kosten gemeenten dwingen tot inkomstenverhoging. Zij merken op dat ook voor de G4 de relatief hoge lasten niet goed lijken te zijn meegenomen waardoor een onvolledig beeld lijkt te ontstaan.

7. Voorgenomen aanpassingen van de Fvw

De Minister geeft aan, zo lezen de leden van de VVD-fractie, dat de fondsbeheerders voornemens zijn om enkele bepalingen in de Fvw aan te passen. Het betreft onder andere het delegeren naar lagere regelgeving van de hoogte van het percentage waartegen de WOZ-waarde van een gemeente wordt verevend. Wel zal er een voorhangprocedure worden gehanteerd. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister nader te motiveren waarom wordt voorgesteld het hiervoor bedoelde percentage niet meer bij wet te regelen, maar bij AMvB. Zij begrijpen dat flexibiliteit van regelgeving hierbij een rol speelt, maar in het verleden is ervoor gekozen om dit wel bij wet te regelen. Waarom zou die reden nu niet meer gelden? De leden van de VVD-fractie vragen de Minister daarop in te gaan.

Naar boven