36 741 EU-voorstel: Gezamenlijk witboek over de gereedheid van de Europese defensie 2030 JOIN(2025)120

C VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 augustus 2025

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp1 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Defensie over het Witboek Europese Defensie Gereedheid 2030. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:

  • De uitgaande brief van 17 juni 2025.

  • De antwoordbrief van 28 augustus 2025.

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp, Van Luijk

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSHULP

Aan de Minister van Defensie

Den Haag, 17 juni 2025

De leden van de commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp (BDO) hebben met belangstelling kennisgenomen van het gezamenlijk Witboek2 van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid over de gereedheid van de Europese defensie 2030, en van de brief3 met de kabinetsappreciatie over dit Witboek, die op 23 april 2025 door de Minister van Defensie naar de Kamer is gestuurd. De leden van de fracties van BBB, VVD, D66 en Partij voor de Dieren hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen en opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

Naar aanleiding van de kabinetsappreciatie van het Witboek Europese Defensie 2030, leven bij de leden van de BBB-fractie de volgende vragen.

  • 1. In de brief wordt enkele malen gesproken over het aanpassen van het juridisch kader om de inzet van krijgsmachten (beter) mogelijk te maken. Kunt u aangeven in welke van deze juridische aanpassingen ook de inzet van manschappen beoogd wordt en welke betekenis deze juridische aanpassingen zullen hebben voor de inzet van Nederlandse manschappen en/of door Nederland opgeroepen manschappen?

  • 2. In de brief wordt uitdrukkelijk gesproken over landen waarmee via partnerschappen vrede en veiligheid versterkt kunnen worden, maar in deze lijst staan geen landen op het Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse continent. Kunt u dit toelichten?

  • 3. Waar het gaat om de versterking van de Europese leveringsketens stelt u voor om extra te investeren in relatief nieuwe technologiegebieden. Waarom heeft u deze nieuwe technologiegebieden gekozen en heeft zij niet ervoor gekozen om bestaande technologie te versterken, in het bijzonder in de maritieme sector?

  • 4. Verder constateren de leden van de BBB-fractie dat u in de brief ook ingaat op strategische grondstoffen, waarbij u zich uitlaat over specifieke grondstoffen voor Defensie. Heeft u ook een standpunt over de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen voor civiel gebruik en over basisgrondstoffen? En wat is in dezen de positie van de regering over energiegrondstoffen (olie en gas)?

  • 5. Wat is de kabinetsappreciatie van de strategische afwegingen van de Europese Commissie wat betreft de beschikbaarheid van agrarische grondstoffen en voeding? En vindt u dat de Europese Commissie genoeg aandacht besteedt aan de beschikbaarheid van beide?

  • 6. Ten slotte vragen deze leden u waarom er in de brief niet specifiek wordt gerefereerd aan onze afhankelijkheid van de grote technologiebedrijven uit de Verenigde Staten van Amerika. Welke overwegingen heeft u rond deze afhankelijkheden, en welke initiatieven worden door de regering binnen de Europese Unie ondernomen om aan deze afhankelijkheden iets te doen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

1 – De leden van de VVD-fractie lezen het volgende in de kabinetsappreciatie: «Een Europees voorkeursprincipe in de aanbestedingsrichtlijn in defensie en veiligheid is vanuit concurrentieoverwegingen wat betreft het kabinet gerechtvaardigd omdat de defensie-industrie een strategische sector is.»4

  • a) Wat betekent dit voor de cruciale samenwerking met NAVO-partners met een significante defensie-industrie die geen lid zijn van de EU, meer in het bijzonder de Verenigde Staten van Amerika, het Verenigd Koninkrijk en Turkije?

  • b) Hoe draagt dit een NAVO geïntegreerde benadering van dit vraagstuk?

  • c) Welke reactie verwacht u van deze drie landen op deze zienswijze?

  • d) Welke risico’s voorziet de regering hierbij, en hoe worden deze gemitigeerd?

2 – De in het Witboek voorgestelde aanpak is complex, vraagt intensieve samenwerking (vaak op nieuwe leest geschoeid) en zal veel tijd vragen voordat deze aanpak daadwerkelijk realiteit zal zijn en resultaat zal opleveren. Dit terwijl de urgentie voor actie gelet op de geopolitieke ontwikkelingen dwingt tot snelle resultaten, zo constateren de leden van de VVD-fractie.

  • a) Hoe kan de Nederlandse regering bijdragen aan het versnellen van de implementatie van de voorgestelde aanpak?

  • b) Welke risico’s voorziet u bij een trage implementatie van de gepresenteerde plannen?

  • c) Hoe kunnen deze risico’s worden gemitigeerd, zonder dat implementatie van de in het Witboek voorgestelde aanpak hiermee schade wordt toegebracht?

3 – Ten slotte merken de leden van de VVD-fractie op dat de Europese Commissie (EC) op een cruciaal dossier een zware verantwoordelijkheid wil nemen.

  • a) Kunt u een inschatting geven in welke mate de EC erop is toegerust om de in het Witboek genoemde EU taken – specifiek in het kader van de zeer noodzakelijke defensie-inspanningen – uit te voeren?

  • b) Welke rol speelt de EC in de samenwerking en afstemming met de NAVO en NAVO-partners – in aanvulling op de rechtstreekse verantwoordelijkheid van individuele NAVO-lidstaten die ook EU-lidstaat zijn?

  • c) Neemt de EC in dit verband activiteiten van individuele NAVO-lidstaten over?

  • d) Kunt u aangeven hoe de regering voorziet en wenst dat EU-lidstaten die ook NAVO-lidstaat zijn samenwerken binnen de NAVO?

  • e) Welke behoefte heeft de regering om een sterker Europees blok binnen de NAVO te laten ontstaan, waardoor de rechtstreekse afhankelijkheid van de VS in NAVO-verband kan worden afgebouwd?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Witboek Europese Defensiegereedheid 2030 en de bijhorende kabinetsappreciatie. De huidige geopolitieke situatie maakt het essentieel dat Europa snel zijn eigen defensiecapaciteiten op orde brengt, om zo onze veiligheid te kunnen beschermen. Het Witboek van de Europese Commissie bevat hiertoe verschillende belangrijke plannen. De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen over het Witboek en de kabinetsappreciatie.

  • 1. De uiteengezette plannen in het Witboek hebben tot doel onze gezamenlijke defensie als EU in 2030 gereed te stellen om uitdagingen het hoofd te bieden. Hoe beoordeelt u de haalbaarheid van 2030 als streefdatum, gelet op de huidige leveringsproblemen, personeelstekorten en industriële afhankelijkheden binnen de Europese defensie-industrie? Is er een scenarioanalyse gemaakt voor het geval dat deze gereedheid later wordt bereikt dan gepland? Welke interim-maatregelen en beschermingselementen bestaan er om Europa in de periode tot 2030 voldoende te kunnen beschermen tegen dreigingen? Hoe wordt deze tijdelijke capaciteit Europees gecoördineerd, mede gezien de veranderende trans-Atlantische verhoudingen?

  • 2. Vitale infrastructuur speelt een centrale rol bij zowel de Nederlandse als Europese veiligheid. Een voorbeeld hiervan zijn onze havens, maar ook onze data. Een deel van deze vitale infrastructuur is in handen van derde landen bijvoorbeeld China, de Verenigde Staten, buitenlandse ondernemingen. Overweegt u aanvullende wet- of regelgeving om zeggenschap over deze infrastructuur te behouden of te herwinnen?

  • 3. Hoe waarborgt u dat cruciale infrastructuur niet strategisch wordt ingezet door statelijke of commerciële actoren met andere geopolitieke belangen?

  • 4. Voor de leden van de D66-fractie is het belangrijk dat de Europese defensiegereedheid ook samengaat met op peil brengen van de sociaal maatschappelijke weerbaarheid van onze samenleving. Dit gaat verder dan het in huis hebben van een noodpakket of voldoende kleingeld. Een sociaal maatschappelijke weerbare samenleving draagt namelijk bij aan de bescherming van onze veiligheid. Hoe werkt u samen met collega’s van onder meer BZK, J&V, VWS en SZW aan civiele paraatheid op het gebied van energie, voedselvoorziening, informatie-integriteit, gezondheid en sociale cohesie? Welke rol speelt publieke communicatie en bewustwording hierbij, bijvoorbeeld ten aanzien van de risico’s van desinformatie, polarisatie en normalisering van geweld? Kunt u reflecteren op het Finse model van «whole-of-society» resilience, en in hoeverre dit in Nederland structureel wordt vertaald naar beleid, wetgeving en crisisstructuren?

  • 5. De Europese Commissie stelt in het Witboek dat innovatie cruciaal is. U onderstreept dit in de kabinetsappreciatie. Ook de leden van de D66-fractie vinden dat innovatie belangrijk is voor het versterken van onze defensie-industrie. Toch kiest de regering ervoor om sterk te bezuinigen op onderwijs en onderzoek, waardoor innovatie in het gevaar komt. De Europese Commissie stelt dat technologische innovatie cruciaal is voor defensie. Hoe verantwoordt u de bezuinigingen op onderwijs en onderzoek in dit licht? Hoe rijmt u dit met de aangekondigde bezuinigingen op onderwijs, onderzoek en kennisontwikkeling in Nederland? Ziet u het risico dat Nederland hierdoor achteropraakt binnen de Europese defensie technologische keten, en zo ja, welke maatregelen worden getroffen om dit te voorkomen? Hoe wordt er gezorgd voor voldoende langetermijninvesteringen in dual-use technologie, strategische R&D en open-source innovatiemodellen, in lijn met Europese ambities?

  • 6. Naast de militaire dreiging zien de leden van de D66-fractie ook het gevaar van hybride dreigingen. Door middel van desinformatiecampagnes worden verkiezingen beïnvloed en wordt polarisatie aangewakkerd. Ook op het gebied van cyber lijken vijanden steeds actiever te worden. Hoe passen deze domeinen binnen de Europese defensiegereedheidsstrategie? Hoe groot schat u in dat het gevaar is van deze dreigingen en welke maatregelen neemt u concreet op deze dreigingen het hoofd te bieden? Welke concrete maatregelen neemt u – nationaal en in Europees verband – om deze dreigingen structureel het hoofd te bieden? Ziet u ruimte voor een wettelijke verankering van strategische communicatie, bijvoorbeeld via de oprichting van een nationaal coördinatiecentrum voor hybride dreigingen, naar het voorbeeld van de EU-aanpak rond Foreign Information Manipulation and Interference (FIMI)? Hoe wordt samengewerkt met toezichthoudende en wetshandhavende instanties (zoals de AIVD, NCTV, ACM, AP en Commissariaat voor de Media) om gecoördineerd desinformatie en manipulatiecampagnes tegen te gaan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met belangstelling kennisgenomen van het Witboek over de gereedheid van de Europese Defensie 2030 en de kabinetsappreciatie daarvan. Zij hebben daarover nog enkele vragen:

  • 1. Op pagina 5 van de kabinetsappreciatie lezen deze leden dat Nederland werkt «aan nationale wetgeving om obstakels weg te nemen die de inzetbaarheid van de krijgsmacht kunnen hinderen – bijvoorbeeld op het gebied van het uitbreiden en snel aanpassen van oefenterreinen en infrastructuur (...)». Op welke obstakels doelt u hier? Gaat het bijvoorbeeld om wetgeving op het gebied van natuurbescherming, dierenbescherming, geluidsoverlast of milieu? Kunt u enkele concrete voorbeelden noemen en hoe u die wilt aanpakken? De leden van de PvdD-fractie vrezen dat de belangen van natuur en dieren het onderspit zullen delven als het om defensie gaat.

  • 2. In de kabinetsappreciatie staat dat de Europese Commissie een routekaart gaat presenteren voor defensietechnologieën met een initiële focus op AI en Quantum. Deze leden constateren dat deze technologieën een zware belasting vormen voor lokale watervoorraden en veel energie verbruiken. Op welke wijze bent u voornemens om die negatieve bijwerkingen te compenseren of beter nog: te voorkomen?

  • 3. De leden van de fractie van de PvdD vinden het versterken van de landelijke economie via het produceren (en gebruiken) van wapens pervers. Kunt u daarop reflecteren?

  • 4. Kunt u toelichten hoe u verwacht dat het investeren in sterkere defensie door de EU zal bijdragen aan vrede? Deze leden vrezen dat het versterken van de militaire capaciteit van de EU zal leiden tot een wapenwedloop met mogelijk catastrofale gevolgen. Kunt u daarop reflecteren?

  • 5. In hoeverre gaat u zich in de EU en bij de NAVO hard maken voor vredesgesprekken en diplomatie als route naar vrede en veiligheid in plaats van vooral investeren in (meer) wapens en munitie?

  • 6. De Europese Commissie zet vooral in op het versterken van de militaire capaciteit, maar lijkt geen rekening te houden met andere wijzen van oorlog voeren, bijvoorbeeld via chemische biologische «wapens». Gaat u daar aandacht voor vragen bij de Commissie? En in hoeverre is Nederland voorbereid op aanslagen met dergelijke wapens?

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp (BDO) zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp, K. Petersen

BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE, DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN, DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 augustus 2025

De leden van de commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp (BDO) hebben met belangstelling kennisgenomen van het gezamenlijk Witboek van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid over de gereedheid van de Europese defensie 2030, en van de brief met de kabinetsappreciatie over dit Witboek, die op 23 april 2025 door de Minister van Defensie naar de Kamer is gestuurd. De leden van de fracties van BBB, VVD, D66 en Partij voor de Dieren hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen en opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

Naar aanleiding van de kabinetsappreciatie van het Witboek Europese Defensie 2030, leven bij de leden van de BBB-fractie de volgende vragen.

1.

In de brief wordt enkele malen gesproken over het aanpassen van het juridisch kader om de inzet van krijgsmachten (beter) mogelijk te maken. Kunt u aangeven in welke van deze juridische aanpassingen ook de inzet van manschappen beoogd wordt en welke betekenis deze juridische aanpassingen zullen hebben voor de inzet van Nederlandse manschappen en/of door Nederland opgeroepen manschappen?

Op 17 juni 2025 heeft de Europese Commissie (hierna: Commissie) het voorstel voor het Defence Readiness Omnibus-pakket gepubliceerd, dat volgt uit het Witboek voor Defensiegereedheid 2030.5 Het Omnibuspakket bevat voorstellen voor aanpassingen van EU-regelgeving om de defensie-industrie in Europa sneller op te schalen en algemene gereedstelling te bespoedigen. Het gaat bijvoorbeeld om EU-regels over aanbestedingen, met het oog op versnelde gezamenlijke aanschaf van materieel en wetgeving in het kader van de fysieke ruimte, zodat er meer geoefend kan worden. Deze EU-wetgeving beoogt niet de inzet van manschappen te reguleren, maar heeft daar indirect invloed op, bijvoorbeeld wanneer door die regels niet sneller voldoende spullen kunnen worden aangeschaft en de mogelijkheid om te trainen wordt beperkt. Idealiter worden specifiek voor de krijgsmacht uitzonderingen voorzien, en waar die bestaan, benut of door de Commissie verduidelijkt.

Het kabinet heeft ook nationale wetgeving in voorbereiding om obstakels weg te nemen – bijvoorbeeld op het gebied van het uitbreiden en snel aanpassen van oefenterreinen en infrastructuur, en de aanschaf en het onderhoud van militair materieel. De internetconsultatie van deze concept-wet op de Defensiegereedheid (WODG) is afgerond en de conceptwet zal in het najaar voor advies aan de Raad van State worden aangeboden.

2.

In de brief wordt uitdrukkelijk gesproken over landen waarmee via partnerschappen vrede en veiligheid versterkt kunnen worden, maar in deze lijst staan geen landen op het Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse continent. Kunt u dit toelichten?

De huidige veiligheidsdreigingen vereisen intensieve samenwerking met een breed scala aan partners om zowel de Europese defensie-industrie te versterken als effectief te kunnen reageren op de strategische uitdagingen waarmee we worden geconfronteerd. In deze context erkent de EU de NAVO als haar meest essentiële en strategische partner. Het kabinet is het eens met de nadruk die de Commissie legt op de rol van de NAVO als hoeksteen van ons veiligheidsbeleid. Daarnaast is samenwerking met andere NAVO-bondgenoten die geen EU-lid zijn, zoals het VK, Canada, VS, Noorwegen en Turkije essentieel. Ook benadrukt het kabinet het belang van het versterken van de veiligheid en defensie-relatie met sleutellanden in de Indo-Pacific regio.

De Commissie stelt dat partnerschappen met bilaterale, regionale en multilaterale partners wereldwijd verder worden uitgebreid en verfijnd om een breed scala aan veiligheidsuitdagingen aan te pakken. In het Witboek worden de partners genoemd die hiervoor het meest voor hand liggen op basis van bestaande relaties, gedeelde belangen en wederzijds voordeel. Dit sluit overige landen echter niet uit. Het kabinet onderschrijft dit onderscheid in voorkeurspartners. Waar het om kennis, innovatie en industriesamenwerking gaat is dit in lijn met de Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie (D-SII) 2025–2029.

3.

Waar het gaat om de versterking van de Europese leveringsketens stelt u voor om extra te investeren in relatief nieuwe technologiegebieden. Waarom heeft u deze nieuwe technologiegebieden gekozen en heeft zij niet ervoor gekozen om bestaande technologie te versterken, in het bijzonder in de maritieme sector?

Nederland dient over een brede defensie-basis te beschikken, van een kennisbasis tot een industriebasis. In de D-SII zijn tien basisgebieden benoemd. Er zijn vijf gebieden gekozen waar specifiek ingezet wordt op het versterken van de Nederlandse positie, omdat er een kennis- en/of industriële kans ligt, maar aanvullende inzet vanuit de overheid nodig is om Nederland verder te brengen. De vijf Nederlandse prioriteitsgebieden zijn: intelligente systemen, ruimtevaarttechnologie, quantum, slimme materialen en sensoren. Op deze gebieden wil Defensie smart developer worden: dit betekent dat Defensie actief en slim samenwerkt met industrie, kennisinstellingen en andere partners om innovatieve technologieën en capaciteiten (door) te ontwikkelen. Het maritieme domein en de maritieme sector zijn zeer belangrijk voor Nederland en voor Defensie. In de D-SII wordt ook aangegeven dat we hierop blijven inzetten, conform de Kamerbrief Sectoragenda Maritieme Maakindustrie.6 De maritieme maakindustrie verdient onze aanhoudende aandacht om onze sterke positie hierop te behouden en uit te bouwen, terwijl de vijf gebieden zijn gekozen omdat deze opkomend zijn. De vijf prioritaire technologieën worden daarnaast ook toegepast in het maritieme domein en versterken hiermee de maritieme sector.

4.

Verder constateren de leden van de BBB-fractie dat u in de brief ook ingaat op strategische grondstoffen, waarbij u zich uitlaat over specifieke grondstoffen voor Defensie. Heeft u ook een standpunt over de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen voor civiel gebruik en over basisgrondstoffen? En wat is in dezen de positie van de regering over energiegrondstoffen (olie en gas)?

Het kabinet zet zich via de Nationale Grondstoffenstrategie7 in voor het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen voor zowel civiel als militair gebruik. In EU-verband doet het kabinet dat onder de European Critical Raw Materials Act.8 Tijdens de NAVO-top is door bondgenoten een intentieverklaring ondertekend om multinationale capaciteit te creëren voor het verwerven, opslaan, transporteren en beheren van kritische grondstoffen voor de defensie-industrie.

Het kabinet zet zich tevens in voor het borgen van de gas- en olieleveringszekerheid. De aanvoer van olie en olieproducten is voor Nederland van essentieel belang voor het functioneren van de samenleving en economie, bijvoorbeeld als brandstof voor het vlieg- en wegverkeer en als grondstof voor de industrie. Gas speelt ook de komende jaren nog een belangrijke rol in onze energievoorziening. Leveringsonderbrekingen kunnen een ontwrichtende werking hebben op onze maatschappij.

Het kabinet borgt de olieleveringszekerheid met name door een strategische voorraad olie(producten) aan te houden op grond van de Wet voorraadvorming aardolieproducten (Wva 2012). Met de Wva geeft Nederland invulling aan afspraken met het Internationaal Energie Agentschap (IEA) en de EU. Circa 85 procent van de strategische voorraad wordt aangehouden door de stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) en circa 15 procent door het bedrijfsleven. De voorraden kunnen worden ingezet bij nationale of internationale olie- of olieproducttekorten. Nadere richtlijnen over de gezamenlijke aanpak bij een oliecrisis op landelijk niveau worden beschreven in Landelijk Crisisplan Olie (LCP-O). Het kabinet kijkt momenteel naar aanpassing van de Wva 2012, omdat hier tijdens de energiecrisis van 2022 diverse kwetsbaarheden ten aanzien van de voorraadvorming in naar voren zijn gekomen. Hierover zal uw Kamer separaat worden geïnformeerd. Het eerder gedeelde voornemen om de wettelijke voorraadplicht aan te passen naar negentig dagen binnenlands verbruik zal in dit voorstel worden meegenomen.9

Om de gasleveringszekerheid te borgen bouwt het kabinet voort op maatregelen die afgelopen jaren zijn ingezet om de vraag te verminderen, de import te diversifiëren (voldoende LNG-importcapaciteit en aandacht voor importcontracten), gasopslagen te vullen en de nationale productie te optimaliseren. Daarnaast werkt het kabinet aan het wetsvoorstel «Bestrijden energieleveringscrisis», waarmee de crisisparaatheid op het gebied van gas verder wordt versterkt en de robuustheid van het gassysteem wordt vergroot. Het kabinet streeft ernaar om het voorstel begin 2026 aan te bieden voor parlementaire behandeling. Ook in EU-verband wordt actief ingezet op een goed functionerende gasmarkt, zoals via de naderende herziening van de verordening op gasleveringszekerheid. Nederland pleit actief voor een gemeenschappelijke inzet op besparing als belangrijke eerste maatregel om afhankelijkheden te verkleinen. Tevens bekijkt het kabinet hoe de overheid, aanvullend op de markt, een meer proactieve rol kan innemen bij het borgen van het vullen van de gasopslagen. Het kabinet houdt de Kamer regelmatig op de hoogte over gasleveringszekerheid en daarvoor genomen maatregelen, zoals in de Kamerbrieven van 15 april jl. en 14 juli jl.10

5.

Wat is de kabinetsappreciatie van de strategische afwegingen van de Europese Commissie wat betreft de beschikbaarheid van agrarische grondstoffen en voeding? En vindt u dat de Europese Commissie genoeg aandacht besteedt aan de beschikbaarheid van beide?

De beschikbaarheid van agrarische grondstoffen en voeding ligt buiten het bereik van het Witboek defensiegereedheid 2030. Op 19 februari 2025 heeft de Europese Commissie een Visie voor Landbouw en Voedsel gepubliceerd. Voor de kabinetsappreciatie van deze mededeling wordt verwezen naar het BNC-fiche hierover dat uw Kamer op 28 maart jl. ontving.11

6.

Ten slotte vragen deze leden u waarom er in de brief niet specifiek wordt gerefereerd aan onze afhankelijkheid van de grote technologiebedrijven uit de Verenigde Staten van Amerika. Welke overwegingen heeft u rond deze afhankelijkheden, en welke initiatieven worden door de regering binnen de Europese Unie ondernomen om aan deze afhankelijkheden iets te doen?

Het kabinet is groot voorstander van de inzet van de Commissie om de technologische concurrentie- en innovatiepositie van de EU te versterken. Een voorbeeld hiervan is het recente AI Continent Action Plan, waarin de inzet van de Commissie wordt beschreven om de Europese positie op AI te versterken.12 Het kabinet is van mening dat de Europese technologische concurrentiepositie moet worden versterkt, inclusief het verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden van derde landen, voor onze economie, veiligheid en open strategische autonomie.

Daarbij kijkt het kabinet met aandacht uit naar de aangekondigde EU Cloud & AI Development Act, die randvoorwaarden kan scheppen voor de groei van een duurzaam, overzichtelijk en veilig cloud-aanbod op Europese bodem. Ook het AI-Gigafabrieken-initiatief uit het AI Continent Action Plan kan een positieve rol spelen bij het stimuleren van rekenkracht voor Europese AI-oplossingen op Europese bodem. Tegelijkertijd blijft de vooraanstaande technologische positie van het Amerikaanse ecosysteem ook veel kansen bieden voor Nederland en Europa, ook ten behoeve van Europese defensiegereedheid. Nederland zal van deze kansen gebruik blijven maken om de eigen defensie-technologische basis te versterken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

1.

De leden van de VVD-fractie lezen het volgende in de kabinetsappreciatie: «Een Europees voorkeursprincipe in de aanbestedingsrichtlijn in defensie en veiligheid is vanuit concurrentieoverwegingen wat betreft het kabinet gerechtvaardigd omdat de defensie-industrie een strategische sector is.»

a.

Wat betekent dit voor de cruciale samenwerking met NAVO-partners met een significante defensie-industrie die geen lid zijn van de EU, meer in het bijzonder de Verenigde Staten van Amerika, het Verenigd Koninkrijk en Turkije?

Voor het versterken van bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging is meer Europese verantwoordelijkheid noodzakelijk. Het versterken van de Europese defensie-industrie is van belang voor het behalen van de NAVO Capability Targets. Om de Europese defensie-industrie te versterken is meer vraag naar Europese defensieproducten noodzakelijk. Door verhoogde vraag kunnen Europese defensiebedrijven meer schaal creëren en in R&D investeren om concurrerender te worden. Tegelijkertijd blijft Nederland nauw samenwerken met NAVO-bondgenoten, bijvoorbeeld met de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Turkije.

b.

Hoe draagt dit een NAVO geïntegreerde benadering van dit vraagstuk?

Een hechte trans-Atlantische relatie blijft van fundamenteel belang voor Europese veiligheid. Tijdens de NAVO-top is het Defence Production Action Plan (DPAP) gepubliceerd. Dit plan zet in op NAVO-brede bundeling van vraag, uitbreiding van defensie-industriële capaciteit en verbetering van interoperabiliteit en materieelstandaardisatie. Dit is complementair aan de EU-initiatieven ter versterking van de Europese defensie-industrie. Het stimuleren van vraagbundeling en samenwerking is iets waar het kabinet in bilateraal, NAVO- en EU-verband op inzet.

c.

Welke reactie verwacht u van deze drie landen op deze zienswijze?

Het kabinet kan niet vooruitlopen op de reactie van andere landen. Wel is het zo dat een sterker Europa bijdraagt aan een sterkere NAVO en aan de veiligheid van de NAVO-bondgenoten. Feit is dat de NAVO-brede productiecapaciteit momenteel ontoereikend is, en dat het uitbreiden van de Europese defensie-industrie ook in het belang is van de NAVO.

d.

Welke risico’s voorziet de regering hierbij, en hoe worden deze gemitigeerd?

Het kabinet benadrukt het belang van samenwerking met niet-EU-partners voor de vrede en veiligheid van Nederland en Europa. Het kabinet is het eens met de nadruk die de Commissie legt op de rol van de NAVO als hoeksteen van ons veiligheidsbeleid. Samenwerking met NAVO-bondgenoten die geen EU-lid zijn zal daarom blijvend worden nagestreefd.

2.

De in het Witboek voorgestelde aanpak is complex, vraagt intensieve samenwerking (vaak op nieuwe leest geschoeid) en zal veel tijd vragen voordat deze aanpak daadwerkelijk realiteit zal zijn en resultaat zal opleveren. Dit terwijl de urgentie voor actie gelet op de geopolitieke ontwikkelingen dwingt tot snelle resultaten, zo constateren de leden van de VVD-fractie.

a.

Hoe kan de Nederlandse regering bijdragen aan het versnellen van de implementatie van de voorgestelde aanpak?

Het kabinet onderschrijft het belang van gezamenlijke aanpak van tekortkomende kritieke capaciteiten. Het kabinet zet daarop in, door te kijken naar mogelijkheden voor gezamenlijke aanschaf en capaciteitsontwikkelingsprojecten. Een van de beperkende factoren is de huidige productiecapaciteit van de industrie. Voor de inzet van het kabinet op het versterken van de Nederlandse defensie-industrie verwijst het kabinet naar de D-SII.13 Voor het kabinet is het versterken van de krijgsmacht en defensie-industrie een acute prioriteit.

b.

Welke risico’s voorziet u bij een trage implementatie van de gepresenteerde plannen?

De acute en groeiende dreigingen waarmee Europa wordt geconfronteerd maken het van groot belang om versneld te investeren in het versterken van Europese defensie, zodat Europa meer kan bijdragen aan geloofwaardige afschrikking en collectieve verdediging in NAVO-verband. Een trage implementatie kan eraan bijdragen dat Europa onvoldoende is voorbereid op alle potentiële dreigingen.

c.

Hoe kunnen deze risico’s worden gemitigeerd, zonder dat implementatie van de in het Witboek voorgestelde aanpak hiermee schade wordt toegebracht?

Het kabinet acht het van belang om op alle sporen – nationaal, EU en NAVO – op volle kracht in te blijven zetten op het versterken van de defensiecapaciteiten en -industrie. Deze verschillende sporen zijn complementair aan elkaar.

3.

Ten slotte merken de leden van de VVD-fractie op dat de Europese Commissie (EC) op een cruciaal dossier een zware verantwoordelijkheid wil nemen.

a.

Kunt u een inschatting geven in welke mate de EC erop is toegerust om de in het Witboek genoemde EU taken – specifiek in het kader van de zeer noodzakelijke defensie-inspanningen – uit te voeren?

Het is van groot belang dat kritieke militaire tekortkomingen en NAVO-doelstellingen zo snel mogelijk worden ingevuld. Op Europees niveau spelen de lidstaten, onder andere via het Europees Defensie Agentschap, een cruciale rol bij het toewerken naar concrete projecten voor gezamenlijke aanschaf en ontwikkeling. De lidstaten bepalen welke capabilities in Europees verband worden ontwikkeld en aangeschaft. De Commissie kan hier een bijdrage aan leveren door ondersteuning via industriebeleid, financieringsinstrumenten voor bijvoorbeeld onderzoek en capaciteitsontwikkeling en het aanpassen van wetgeving die de opschaling van de industrie en de gereedstelling van de krijgsmacht belemmert. Voor deze taken is de Commissie goed toegerust.

b.

Welke rol speelt de EC in de samenwerking en afstemming met de NAVO en NAVO-partners – in aanvulling op de rechtstreekse verantwoordelijkheid van individuele NAVO-lidstaten die ook EU-lidstaat zijn?

De EU Militaire Staf, vallend onder de Hoge Vertegenwoordiger tevens Vice-President van de Commissie, kan aanwezig zijn in een waarnemende rol bij NAVO-overleggen wanneer zij daartoe wordt uitgenodigd. Bijvoorbeeld bij de bilaterale gesprekken tussen de NAVO en Nederland in het NATO Defence Planning Process (NDPP). Zoals beschreven in het antwoord op 3a dragen de instrumenten van de Commissie bij aan het behalen van de vereiste NAVO-doelstellingen. De EU en NAVO vullen elkaar dus aan, maar werken ook steeds intensiever samen. Voorbeelden van deze samenwerking zijn initiatieven om de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie te vergroten, gezamenlijke inkoop via het NATO Support and Procurement Agency (NSPA), het versterken van militaire mobiliteit in Europa en samenwerking voor het vergroten van weerbaarheid en tegengaan van hybride dreigingen.

c.

Neemt de EC in dit verband activiteiten van individuele NAVO-lidstaten over?

De Commissie neemt in dit verband geen activiteiten over van individuele lidstaten.

d.

Kunt u aangeven hoe de regering voorziet en wenst dat EU-lidstaten die ook NAVO-lidstaat zijn samenwerken binnen de NAVO?

De veiligheid van Nederland is direct verbonden aan de veiligheid van Europa en het NAVO-bondgenootschap. Zonder een sterke NAVO en EU is Nederland niet veilig. De NAVO vormt al decennialang de hoeksteen van het Nederlandse veiligheidsbeleid. Europese NAVO-bondgenoten moeten steeds meer verantwoordelijkheid nemen voor de veiligheid van Europa. Met de afspraak tijdens de recente NAVO-top om de defensie-uitgaven en bredere veiligheid- en defensie gerelateerde uitgaven te verhogen naar 5 procent van het bruto binnenlands product, waarvan 3,5 procent direct aan defensie wordt besteed en 1,5 procent aan bredere investeringen in relevante uitgaven (het The Hague Investment Plan), wordt uitdrukking gegeven aan deze verantwoordelijkheid. Binnen Europa zijn verschillende multilaterale samenwerkingsverbanden actief die van belang zijn voor het defensie- en veiligheidsbeleid van Nederland in Europa. Via bijvoorbeeld het Europees Defensie Agentschap (EDA), de Northern Group en de Joint Expeditionary Force kan Nederland een gezamenlijke positie bepalen met andere EU-lidstaten om in NAVO-verband uit te dragen.

e.

Welke behoefte heeft de regering om een sterker Europees blok binnen de NAVO te laten ontstaan, waardoor de rechtstreekse afhankelijkheid van de VS in NAVO-verband kan worden afgebouwd?

Voor het kabinet is het duidelijk dat alle Europese landen een grotere verantwoordelijkheid moeten nemen binnen de NAVO als geheel. Naast het verhogen van Defensie-uitgaven is een herverdeling van de capaciteiten onder NAVO-bondgenoten al voorzien in de nieuwe capaciteitsdoelstellingen. Door deze verschuiving van lasten moeten Europese landen meer en andere capaciteiten beschikbaar stellen aan de NAVO, zodat de NAVO minder op de VS leunt. Dit betekent voor alle bondgenoten een eerlijkere lastenverdeling. Hierdoor neemt de noodzaak om samen te werken voor Europese bondgenoten toe; enkel in gezamenlijkheid kan invulling gegeven worden aan enkele specifieke capaciteiten. In EDA-verband hebben lidstaten Europese capaciteits-ontwikkelingsprioriteiten vastgesteld die zich onder andere richten op die specifieke capaciteiten. Deze capaciteits-ontwikkelingsprioriteiten zijn gebaseerd op de capaciteitsdoelstellingen van de NAVO en de huidige tekortkomingen daarbinnen. Deze prioriteiten worden nu geconcretiseerd door het uitwerken van Europese samenwerkingsprojecten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Witboek Europese Defensiegereedheid 2030 en de bijhorende kabinetsappreciatie. De huidige geopolitieke situatie maakt het essentieel dat Europa snel zijn eigen defensiecapaciteiten op orde brengt, om zo onze veiligheid te kunnen beschermen. Het Witboek van de Europese Commissie bevat hiertoe verschillende belangrijke plannen. De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen over het Witboek en de kabinetsappreciatie.

1.

De uiteengezette plannen in het Witboek hebben tot doel onze gezamenlijke defensie als EU in 2030 gereed te stellen om uitdagingen het hoofd te bieden. Hoe beoordeelt u de haalbaarheid van 2030 als streefdatum, gelet op de huidige leveringsproblemen, personeelstekorten en industriële afhankelijkheden binnen de Europese defensie-industrie? Is er een scenarioanalyse gemaakt voor het geval dat deze gereedheid later wordt bereikt dan gepland? Welke interim-maatregelen en beschermingselementen bestaan er om Europa in de periode tot 2030 voldoende te kunnen beschermen tegen dreigingen? Hoe wordt deze tijdelijke capaciteit Europees gecoördineerd, mede gezien de veranderende trans-Atlantische verhoudingen?

De NAVO blijft voor Nederland de hoeksteen van het veiligheidsbeleid. De NAVO-plannen voor collectieve verdediging en afschrikking blijven leidend om Nederland en Europa veilig te houden. De plannen in het witboek dragen bij aan een hogere mate van defensiegereedheid in 2030. Als onderdeel van het NAVO Defensie Planningsproces wordt tweejaarlijks het Defence Planning Capability Review vastgesteld en gedeeld met de Kamer. Deze rapportage geeft inzicht in welke mate Nederland invulling geeft aan de capaciteitsdoelstellingen van de NAVO.

2.

Vitale infrastructuur speelt een centrale rol bij zowel de Nederlandse als Europese veiligheid. Een voorbeeld hiervan zijn onze havens, maar ook onze data. Een deel van deze vitale infrastructuur is in handen van derde landen bijvoorbeeld China, de Verenigde Staten, buitenlandse ondernemingen. Overweegt u aanvullende wet- of regelgeving om zeggenschap over deze infrastructuur te behouden of te herwinnen?

In de Kamerbrief Voortgang kabinetsaanpak economische veiligheid van 1 juli jl.14 is beschreven dat het borgen van de continuïteit van vitale processen een van de doelen is van ons economische veiligheidsbeleid. Beschermende maatregelen zijn nodig om kwetsbaarheden op het gebied van kennis en technologie, vitale processen en risicovolle strategische afhankelijkheden te verminderen. Zo voorkomen we dat deze kwetsbaarheden tegen ons worden gebruikt. Dat doen we onder andere via het stelsel van investeringstoetsing (bestaande uit sectorale wetgeving en de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames, hierna: wet vifo), exportcontrolebeleid van strategische goederen en diensten, gerichte (beveiligings)maatregelen in het vitaal stelsel en de Beschermingsvoorziening Economische Veiligheid. Daarnaast wordt onder andere gewerkt aan het wetsvoorstel weerbaarheid defensie en veiligheid gerelateerde industrie. Een van de onderdelen van dit wetsvoorstel betreft een sectorale investeringstoets binnen de defensie-gerelateerde industrie. Het doel van deze investeringstoets is het verder beperken van ongewenste investeringen in de defensie- en veiligheidsindustrie. Overige beschermings-initiatieven die in ontwikkeling zijn staan genoemd in eerdergenoemde Kamerbrief Voortgang kabinetsaanpak economische veiligheid.

3.

Hoe waarborgt u dat cruciale infrastructuur niet strategisch wordt ingezet door statelijke of commerciële actoren met andere geopolitieke belangen?

Het voorkomen dat cruciale infrastructuur strategisch ingezet wordt door statelijke actoren in een veranderende geopolitieke omgeving is een complexe opgave en vereist een combinatie van maatregelen. Het kabinet werkt daarom aan een versterking van de aanpak vitaal.15 In de voortgangsbrief kabinetsaanpak economische veiligheid die op 1 juli jl. is gepubliceerd is de brede inzet en de voortgang daarop toegelicht. Ook kan de Wet vifo tegengaan dat bepaalde cruciale infrastructuur in ongewenste handen valt, zoals beschreven in het antwoord op vraag 2 van D66.

4.

Voor de leden van de D66-fractie is het belangrijk dat de Europese defensiegereedheid ook samengaat met op peil brengen van de sociaal maatschappelijke weerbaarheid van onze samenleving. Dit gaat verder dan het in huis hebben van een noodpakket of voldoende kleingeld. Een sociaal maatschappelijke weerbare samenleving draagt namelijk bij aan de bescherming van onze veiligheid. Hoe werkt u samen met collega’s van onder meer BZK, J&V, VWS en SZW aan civiele paraatheid op het gebied van energie, voedselvoorziening, informatie-integriteit, gezondheid en sociale cohesie? Welke rol speelt publieke communicatie en bewustwording hierbij, bijvoorbeeld ten aanzien van de risico’s van desinformatie, polarisatie en normalisering van geweld? Kunt u reflecteren op het Finse model van «whole-of-society» resilience, en in hoeverre dit in Nederland structureel wordt vertaald naar beleid, wetgeving en crisisstructuren?

Om de weerbaarheid van Nederland te vergroten heeft het kabinet zijn maatschappijbrede aanpak uiteengezet in de Kamerbrief van 6 december jl. over het tegengaan van militaire en hybride dreigingen.16 De NCTV en het Ministerie van Defensie coördineren deze maatschappijbrede aanpak, en werken samen met andere departementen aan de uitwerking ervan. Op dit moment wordt prioriteit gegeven aan de thema’s infrastructuur en logistiek, gezondheidszorg, energie, voedsel en drinkwater, en telecommunicatie. Hoe dit er concreet uit ziet wordt nader toegelicht in de zogeheten hoe-brief die uw Kamer toe zal komen.

Intensievere overheidscommunicatie draagt bij aan het vergroten van de maatschappelijke weerbaarheid. Dit betreft communicatie die verder gaat dan mensen te stimuleren een noodpakket aan te leggen. Daartoe zet het kabinet zich in voor het vergroten van bewustzijn, met een aantal acties:

  • Het informeren en activeren van de hele samenleving via brede publiekscommunicatie (sinds begin 2024) over:

    • Wat de dreiging is en de gevolgen voor Nederland;

    • Hoe de overheid en andere partners zich voorbereiden;

    • Wat inwoners zelf kunnen doen om voorbereid te zijn op langdurige uitval van dagelijkse voorzieningen, ongeacht de aard van de dreiging. Op www.denkvooruit.nl staat de informatie.

  • In het najaar van 2025 start een publiekscampagne Denk Vooruit. Een huis-aan-huis publicatie van de Rijksoverheid is hier onderdeel van. De publiekscommunicatie en -campagne wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met departementen, lokale overheden, bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties.

Bij grootschalige ontwrichting zullen naast de crisis zelf ook de crisismaatregelen grote impact hebben op de samenleving. Ter voorbereiding hierop wordt een whole-of-society en whole-of-government-aanpak gehanteerd. Deze aanpak benadrukt de noodzaak van een gezamenlijke inspanning van de overheid (landelijk, regionaal en lokaal) en van bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties én burgers. Hierbij wordt, onder andere, gekeken naar de Finse whole-of-society-aanpak en lessen uit andere landen. Hierbij worden lessen en best practices niet één op één overgenomen gezien de verschillen in onder andere veiligheidscultuur, dreigingscontext en (beleids)geschiedenis. Ook worden er lessen gehaald uit andere ervaringen, zoals de civiele verdediging tijdens de Koude Oorlog en de lessen van de corona-aanpak, waarbij betrokkenheid van de samenleving en oog voor maatschappelijke impact cruciaal bleek voor een weerbare samenleving. Op diverse plekken in de samenleving zijn burgers, verenigingen en professionals in het sociaal domein al actief bezig met voorbereidingen op het vergroten van deze maatschappelijke weerbaarheid. Het kabinet wil aansluiten bij deze beweging en haar steunen en versterken. De betrokken departementen zullen met voorstellen komen om deze belangrijke maatschappelijke opgave samen met decentrale overheden en maatschappelijke organisaties te realiseren.

5.

De Europese Commissie stelt in het Witboek dat innovatie cruciaal is. U onderstreept dit in de kabinetsappreciatie. Ook de leden van de D66-fractie vinden dat innovatie belangrijk is voor het versterken van onze defensie-industrie. Toch kiest de regering ervoor om sterk te bezuinigen op onderwijs en onderzoek, waardoor innovatie in het gevaar komt. De Europese Commissie stelt dat technologische innovatie cruciaal is voor defensie. Hoe verantwoordt u de bezuinigingen op onderwijs en onderzoek in dit licht? Hoe rijmt u dit met de aangekondigde bezuinigingen op onderwijs, onderzoek en kennisontwikkeling in Nederland? Ziet u het risico dat Nederland hierdoor achteropraakt binnen de Europese defensie technologische keten, en zo ja, welke maatregelen worden getroffen om dit te voorkomen? Hoe wordt er gezorgd voor voldoende langetermijninvesteringen in dual-use technologie, strategische R&D en open-source innovatiemodellen, in lijn met Europese ambities?

Een sterke kennis en technologische basis is van essentieel belang voor Defensie voor het Nederlandse verdienvermogen en onze strategische autonomie. Om deze te versterken heeft het kabinet het 3%-R&D-actieplan opgesteld en gedeeld met uw Kamer. Het actieplan richt zich op de realisatie van de ambitie om in 2030 3 procent van het bruto binnenlands product in R&D te investeren. Het actieplan stelt negen acties voor, waaronder de verkenning van de oprichting van een Nationaal Agentschap voor Disruptieve Innovatie dat, naar voorbeeld van het succesvolle DARPA (Defense Advanced Research Projects Agency), baanbrekende innovaties kan inkopen.

Binnen Defensie wordt geïnvesteerd in kennis en innovatie. Deze investeringen zijn sinds 2022 fors toegenomen. De beschikbare budgetten binnen Defensie voor kennis en innovatie zijn doorlopend. Om ervoor te zorgen dat we ook op de langere termijn voorop blijven lopen, is tevens vastgesteld dat we minimaal 1,3 procent van de Defensiebegroting besteden aan onderzoek- en technologieontwikkeling.

In de D-SII wordt beschreven welke prioriteiten hierin zijn gesteld. Het kabinet zet in op krachtige internationale positionering door gerichte nationale investeringen te doen in intelligente systemen, ruimtevaarttechnologie, quantum, slimme materialen en sensoren (de Nederlandse prioriteitsgebieden). We blijven daarnaast aandacht houden voor de maritieme maakindustrie. Er wordt nauw samengewerkt tussen de Ministeries van Defensie, Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om elkaar te versterken, onder andere op de vijf Nederlandse prioriteitsgebieden.

6.

Naast de militaire dreiging zien de leden van de D66-fractie ook het gevaar van hybride dreigingen. Door middel van desinformatiecampagnes worden verkiezingen beïnvloed en wordt polarisatie aangewakkerd. Ook op het gebied van cyber lijken vijanden steeds actiever te worden. Hoe passen deze domeinen binnen de Europese defensiegereedheidsstrategie? Hoe groot schat u in dat het gevaar is van deze dreigingen en welke maatregelen neemt u concreet op deze dreigingen het hoofd te bieden? Welke concrete maatregelen neemt u – nationaal en in Europees verband – om deze dreigingen structureel het hoofd te bieden? Ziet u ruimte voor een wettelijke verankering van strategische communicatie, bijvoorbeeld via de oprichting van een nationaal coördinatiecentrum voor hybride dreigingen, naar het voorbeeld van de EU-aanpak rond Foreign Information Manipulation and Interference (FIMI)? Hoe wordt samengewerkt met toezichthoudende en wetshandhavende instanties (zoals de AIVD, NCTV, ACM, AP en Commissariaat voor de Media) om gecoördineerd desinformatie en manipulatiecampagnes tegen te gaan?

Nederland heeft een Rijksbrede strategie voor de effectieve aanpak van desinformatie.17 Het kabinet is zich er desalniettemin van bewust dat deze dreiging vele vormen kan aannemen en ook kan veranderen. Daarom wordt er gekeken in hoeverre er nieuwe maatregelen noodzakelijk zijn. Zo wil het kabinet eerder en beter zicht krijgen op de verspreiding van desinformatie door buitenlandse statelijke actoren gericht op het ondermijnen van democratische processen en maatschappelijke stabiliteit. Hiervoor worden waar nodig nieuwe bevoegdheden of wettelijke grondslagen gecreëerd. Daarom zal de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in september een onderzoek starten naar de wijze waarop andere EU-lidstaten de detectie van Foreign Information Manipulation and Interference (FIMI) hebben ingericht. Dit onderzoek wordt naar verwachting opgeleverd na de zomer van 2026. Verder is er ter voorbereiding op de NAVO-top samen met verschillende (inter)nationale partners gewerkt aan een doelgerichte aanpak om de voedingsbodem voor FIMI te verkleinen en heeft de NCTV via een bewustwordingscampagne burgers beter in staat gesteld om desinformatie te herkennen. Het kabinet streeft ernaar de geleerde lessen van de NAVO-top te gebruiken om de nationale FIMI-aanpak verder te versterken, bijvoorbeeld in aanloop naar en tijdens de aankomende Tweede Kamerverkiezingen.

Binnen het cyberdomein heeft Defensie drie aandachtsgebieden. Het beschermen van de eigen systemen, het uitvoeren van militaire cyberoperaties en het verhogen van de cyberweerbaarheid van het Koninkrijk en bondgenoten. Cyberaanvallen door statelijke of daaraan verbonden actoren bedreigen voortdurend vitale processen waar Defensie en onze bondgenoten van afhankelijk zijn. Cyberweerbaarheid vraagt dan ook een internationale en maatschappijbrede aanpak, waarbij Defensie nauw samenwerkt met andere departementen, private bedrijven en bondgenoten binnen de EU, maar ook daarbuiten.

Het gecoördineerd afstemmen van woorden, beelden en daden zorgt voor het duidelijk communiceren van ons verhaal. Deze strategische manier van communiceren beperkt de vatbaarheid voor FIMI. Hiervoor is nationale en internationale samenwerking nodig. Het tot wet verheffen van de Wet op de Defensiegereedheid (WODG) gaat Defensie helpen om tijdens gereedstelling beter zicht te hebben op de informatieomgeving.

In Nederland speelt de NCTV een belangrijke coördinerende rol op nationale veiligheid, in het bijzonder met de aanpak statelijke dreigingen. Er bestaan verschillende gremia waarin partijen van de (Rijks)overheid samenwerken om desinformatie aan te pakken. Specifiek voor verkiezingen is dit de verkiezingstafel. Deze tafel, die bestaat uit vertegenwoordigers van verschillende ministeries, de veiligheidspartners, het NCSC, de ACM, gemeenten en de Kiesraad, vervult hierin een centrale rol. Instanties als de MIVD en AIVD doen voortdurend onderzoek naar dreigingen tegen de nationale veiligheid. Hierbij kunnen zij ook op desinformatie stuiten. Verder werkt het kabinet nauw samen met andere landen en de Europese instellingen om desinformatie tegen te gaan, bijvoorbeeld via het Europese Rapid Alert System (RAS).

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met belangstelling kennisgenomen van het Witboek over de gereedheid van de Europese Defensie 2030 en de kabinetsappreciatie daarvan. Zij hebben daarover nog enkele vragen:

1.

Op pagina 5 van de kabinetsappreciatie lezen deze leden dat Nederland werkt «aan nationale wetgeving om obstakels weg te nemen die de inzetbaarheid van de krijgsmacht kunnen hinderen – bijvoorbeeld op het gebied van het uitbreiden en snel aanpassen van oefenterreinen en infrastructuur (...)». Op welke obstakels doelt u hier? Gaat het bijvoorbeeld om wetgeving op het gebied van natuurbescherming, dierenbescherming, geluidsoverlast of milieu? Kunt u enkele concrete voorbeelden noemen en hoe u die wilt aanpakken? De leden van de PvdD-fractie vrezen dat de belangen van natuur en dieren het onderspit zullen delven als het om defensie gaat.

Defensie moet zorgen voor het versterken en versnellen van de gereedheid van de Nederlandse krijgsmacht. Hiervoor ontplooit Defensie ook activiteiten in de fysieke leefomgeving. Met de Wet op de Defensiegereedheid (WODG) wil Defensie het mogelijk maken om sommige bestaande complexe juridische procedures te vereenvoudigen of versnellen. Het gaat hier om het bieden van een oplossing voor activiteiten die op korte termijn urgent en noodzakelijk zijn. Het gaat daarbij om wetgeving over de fysieke leefomgeving in den brede.

Als het gaat om natuurbescherming, kan de WODG niet voorbijgaan aan de EU Vogel- en Habitatrichtlijnen. Aan de verplichtingen die uit deze richtlijnen voortvloeien blijft Defensie gehouden. Er wordt nog onderzocht in hoeverre de activiteiten die in het wetsvoorstel zijn opgenomen gevolgen hebben voor beschermde natuurwaarden. Mocht er sprake zijn van significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden, dan wordt voor die activiteiten de zogenaamde ADC-toets uitgevoerd («geen Alternatieven beschikbaar, Dwingende reden van algemeen belang en Compensatie). Als het gaat om bescherming van in het wild levende vogels en andere diersoorten, voorziet de WODG in de verplichting een soortenprogramma vast te stellen, om zo te voldoen aan de Europese regelgeving en de effecten van militaire activiteiten op aanwezige diersoorten te mitigeren of compenseren.

Daarbij moet worden opgemerkt dat Defensie actief bijdraagt aan het behoud en de verbetering van de natuurwaarden op defensieterreinen, die tegelijkertijd worden gebruikt voor militaire trainingen en oefeningen. Het natuurbeleid van Defensie zorgt bij multifunctioneel gebruik van gronden voor een balans tussen militair gebruik en natuurbehoud. De operationele gereedstelling en het gebruik van de terreinen voor oefeningen staan centraal, en de inrichting en het beheer van de terreinen is hierop afgestemd. Door maatregelen te nemen om de biodiversiteit te versterken en de ecosystemen te beschermen, draagt Defensie concreet bij aan het verantwoord beheer van deze waardevolle gebieden.

2.

In de kabinetsappreciatie staat dat de Europese Commissie een routekaart gaat presenteren voor defensietechnologieën met een initiële focus op AI en Quantum. Deze leden constateren dat deze technologieën een zware belasting vormen voor lokale watervoorraden en veel energie verbruiken. Op welke wijze bent u voornemens om die negatieve bijwerkingen te compenseren of beter nog: te voorkomen?

De defensietechnologieën AI en Quantum horen bij één van de zeven capabilities die cruciaal zijn om een robuuste Europese defensie op te bouwen. De beschikbaarheid van AI- en Quantum-technologie is van groot belang voor zowel het trainen en het gereedstellen, als het daadwerkelijke inzetten van de krijgsmacht. Dit vergt IT-capaciteit, wat ook datacentra omvat.

Voor de energie-voetafdruk hanteert Defensie in haar beleid de trias-energetica. Dit betekent het beperken van energieconsumptie door verspilling tegen te gaan, het maximaal gebruiken van duurzame energiebronnen, en het zo efficiënt omgaan met fossiele brandstoffen om in de resterende energiebehoeftes te voorzien. Een diversiteit aan (duurzame) energiebronnen helpt bij een betrouwbare en stabiele energievoorziening. Dit omvat zonne- en windenergie. Daarnaast gaat Defensie ook haar kennis van en ervaring met andere energiebronnen zoals kernenergie verder opbouwen. Voor de belasting van oppervlakte (koelwater) is het beleid van Defensie om binnen de afgesproken grenzen te blijven, zoals die zijn vastgelegd in vergunningen of wettelijke eisen. Deze beleidsuitgangspunten gelden voor de huidige bedrijfsvoering, maar zijn ook van toepassing bij het gebruik van nieuwe technologie zoals AI en Quantum.

3.

De leden van de fractie van de PvdD vinden het versterken van de landelijke economie via het produceren (en gebruiken) van wapens pervers. Kunt u daarop reflecteren?

Veiligheid is een essentiële voorwaarde voor een vrije samenleving. De oorlog in Oekraïne laat zien hoe kwetsbaar vrede is. Nederland zet zich samen met de NAVO-bondgenoten in voor geloofwaardige afschrikking en verdediging. Een sterke Europese defensie- en technologische en -industriële basis is daar een cruciaal onderdeel van.

4.

Kunt u toelichten hoe u verwacht dat het investeren in sterkere defensie door de EU zal bijdragen aan vrede? Deze leden vrezen dat het versterken van de militaire capaciteit van de EU zal leiden tot een wapenwedloop met mogelijk catastrofale gevolgen. Kunt u daarop reflecteren?

Voor een geloofwaardige afschrikking en verdediging is een sterke Europese defensie-industrie een cruciale voorwaarde. Dat draagt bij aan het voortzettingsvermogen van de nationale krijgsmachten in Europa.

5.

In hoeverre gaat u zich in de EU en bij de NAVO hard maken voor vredesgesprekken en diplomatie als route naar vrede en veiligheid in plaats van vooral investeren in (meer) wapens en munitie?

Nederland blijft zich in EU- en NAVO-verband onverminderd inzetten voor diplomatieke oplossingen. Dat laat onverlet dat Nederland, samen met de NAVO-bondgenoten, moet investeren in geloofwaardige afschrikking en verdediging. Afschrikking en diplomatie gaan hand in hand.

6.

De Europese Commissie zet vooral in op het versterken van de militaire capaciteit, maar lijkt geen rekening te houden met andere wijzen van oorlog voeren, bijvoorbeeld via chemische biologische «wapens». Gaat u daar aandacht voor vragen bij de Commissie? En in hoeverre is Nederland voorbereid op aanslagen met dergelijke wapens?

De EU zet ook in op versterking van de CBRN-capaciteiten (bescherming tegen chemische, biologische, radiologische en nucleaire stoffen). CBRN is aangemerkt als één van de EU Capability development priorities. Op basis hiervan wordt gewerkt aan een priority implementation roadmap CBRN. Deze roadmap is gericht op de bi- & multilaterale samenwerking binnen Europa op het gebied van gezamenlijke aanschaf van CBRN-materieel, kennisontwikkeling, innovatie & CBRN-training.

Defensie investeert ook nationaal in het versterken van de CBRN-verdediging om ons militair personeel te beschermen tegen de inzet van CBRN-middelen. Dit betreft zowel persoonlijke CBRN-beschermingsmiddelen (pakken en maskers) als CBRN-detectieapparatuur en voertuigen voor detectie en ontsmetting. Deze investeringen komen uit de Defensienota 2022 en de ophoging vanuit de Defensienota 2024 voor de ingezette groei. Bij de komende uitbreidingen en groei van de krijgsmacht zullen ook de benodigde CBRN-middelen en -materieel verworven worden.

Voor wat betreft de nationale voorbereiding op CBRN-incidenten in geval van een aanslag beschikt Nederland over een adequaat stelsel van maatregelen en procedures om CBRN-incidenten te kunnen beheersen. Er worden diverse oefeningen en trainingen uitgevoerd om de samenwerking tussen de betrokken diensten te optimaliseren. De continuïteit en effectiviteit van de CBRN-respons wordt gewaarborgd door regelmatige evaluaties, actuele dreigingsinformatie en indien nodig ook bijstelling van het beleid.

De Minister van Defensie, R.P. Brekelmans

De Minister van Buitenlandse Zaken, R.P. Brekelmans

De Minister van Economische Zaken, V.P.G. Karremans

De Staatssecretaris van Defensie, G.P. Tuinman


X Noot
1

Samenstelling:

Oplaat (BBB), Marquart Scholtz (BBB), Goossen (BBB), Van Gasteren (BBB), Karimi (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Petersen (VVD) (voorzitter), Vogels (VVD), Van Ballekom (VVD), Van Toorenburg (CDA), Prins (CDA), Belhirch (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Koffeman (PvdD), Van Bijsterveld (JA21), Van Apeldoorn (SP), Huizinga-Heringa (CU) (1e ondervoorzitter), Dessing (FVD) (2e ondervoorzitter), De Vries (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL), Kemperman (Fractie-Kemperman)

X Noot
2

JOIN (2025)120, gepubliceerd op 19 maart 2025.

X Noot
3

Kamerstukken I, 2024–2025, 36 741, A.

X Noot
4

Kamerstukken I, 2024–2025, 36 741, A, blz. 8.

X Noot
5

Kamerstuk 22 112, nr. 4103

X Noot
6

Kamerstuk 31 409, nr. 423

X Noot
7

Kamerstuk 32 852, nr. 224

X Noot
8

Kamerstuk 22 112, nr. 3686

X Noot
9

Kamerstuk 36 045, nr. 125

X Noot
10

Kamerstuk 29 023, nr. 563 en 591

X Noot
11

Kamerstuk 22 112, nr. 4016

X Noot
12

Kamerstuk 22 112, nr. 4059

X Noot
13

Kamerstuk 31 125, nr. 134

X Noot
14

Kamerstuk 30 821, nr. 302

X Noot
15

Kamerstuk 30 821, nr. 182

X Noot
16

Kamerstuk 30 821, nr. 249

X Noot
17

Zie voortgangsbrief Kamerstuk 30 821, nr. 230

Naar boven