36 670 Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en een aantal andere wetten in verband met het verbeteren van de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt (verbetering aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt)

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de onderwijsurennorm te vereenvoudigen, meer ruimte voor beroepsopleidingen met een verkort onderwijsprogramma te creëren, de landelijk vastgestelde koppeling van keuzedelen aan kwalificaties los te laten, de artikelen voor niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs te herzien en enige andere wijzigingen door te voeren, teneinde de aansluiting van het bekostigd en niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt te verbeteren;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS

De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs:

aanbieder waaraan een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding wordt verzorgd;

beroepsopleiding in de loopbaanbegeleidende leerweg:

beroepsopleiding als bedoeld in artikel 11.1.3;

niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding:

beroepsopleiding waarvoor een erkenning als bedoeld in artikel 11.1.1 is verleend;

verkorte beroepsopleiding:

beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.5;.

2. Onderdeel c van de begripsbepaling van bevoegd gezag komt te luiden:

  • c. van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs: rechtspersoon of natuurlijke persoon die de aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs in stand houdt;

3. Aan de begripsbepaling van bevoegd gezag wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. van een andere instelling die een opleiding educatie verzorgt als bedoeld in artikel 1.4a.1: rechtspersoon of natuurlijke persoon die de instelling in stand houdt;

4. De begripsbepaling van opleidingsdomein komt te luiden:

opleidingsdomein:

opleidingsdomein als bedoeld in artikel 7.1.3, derde lid;.

5. In de begripsbepaling van Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven wordt «artikel 1.5.1» vervangen door «artikel 5.2.1».

B

In artikel 1.3.6, eerste lid, vervalt «De uitkomsten van de beoordeling zijn openbaar.».

C

Hoofdstuk 1, titel 4, vervalt.

D

Na hoofdstuk 4 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 5. BEROEPSONDERWIJS EN ARBEIDSMARKT

E

Hoofdstuk 1, titel 5, wordt geplaatst in hoofdstuk 5 en wordt vernummerd tot titel 2, onder vernummering van de artikelen 1.5.1 tot en met 1.5.3 tot 5.2.1 tot en met 5.2.3.

F

De artikelen 2.4.1 tot en met 2.4.3 worden vernummerd tot 5.2.6 tot en met 5.2.8 en ingevoegd na artikel 5.2.5 (nieuw).

G

Hoofdstuk 2, titel 4, vervalt.

H

Artikel 4.3.1 wordt vernummerd tot 5.2.9 en ingevoegd na artikel 5.2.8 (nieuw).

I

Artikel 4.3.2 wordt vernummerd tot 5.2.10 en ingevoegd na artikel 5.2.9 (nieuw).

J

Hoofdstuk 4, titel 3, vervalt.

K

Na het opschrift van hoofdstuk 5 wordt een titel ingevoegd, luidende:

TITEL 1. [GERESERVEERD]

L

In artikel 5.2.1, derde lid, (nieuw) wordt «Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs» vervangen door «Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven».

M

In artikel 5.2.3, tweede lid, (nieuw) wordt «een bedrijf of organisatie, die» vervangen door «een bedrijf dat, of een organisatie die».

N

Na artikel 5.2.3 (nieuw) wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.2.5. Kwaliteitszorg

  • 1. De Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven richt een stelsel van kwaliteitszorg voor deze organisatie in en draagt er in dat verband zorg voor dat wordt voorzien in een regelmatige beoordeling van de kwaliteit van de uitvoering van de taken op grond van deze wet. De beoordeling geschiedt met betrokkenheid van onafhankelijke deskundigen en belanghebbenden.

  • 2. De Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven maakt regelmatig een verslag openbaar omtrent:

    • a. de beoordeling;

    • b. de uitkomsten van die beoordeling; en

    • c. het voorgenomen beleid in het licht van die uitkomsten.

O

In de artikelen 5.2.2, eerste lid, (nieuw), 5.2.5, eerste lid, (nieuw) en 5.2.6, tweede lid, (nieuw) wordt «artikel 1.5.1» vervangen door «artikel 5.2.1».

P

Artikel 6.1.2a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het bevoegd gezag van een instelling zorgt ervoor dat:

    • a. voldoende keuzedelen worden aangeboden waaruit studenten kunnen kiezen in het kader van de beroepsopleiding;

    • b. de keuzedelen die bij de beroepsopleiding worden aangeboden of die door de student worden gekozen, niet samenvallen met een of meer onderdelen van de kwalificatie van die opleiding, tenzij de keuzedelen gericht zijn op het remediëren van leerachterstand als bedoeld in artikel 7.1.3, derde lid;

    • c. het aanbod van keuzedelen is afgestemd op de beroepsopleiding of de voor die opleiding relevante ontwikkelingen op de arbeidsmarkt; en

    • d. het aanbod van keuzedelen per beroepsopleiding openbaar wordt gemaakt.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid, wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Het bevoegd gezag stelt de student voorafgaand aan het moment waarop een keuzedeel gevolgd zal worden, in de gelegenheid daarvoor een keuze te maken. Op verzoek van de student kan het bevoegd gezag de student in de gelegenheid stellen om, naast het aanbod, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, een keuze te maken uit alle keuzedelen die de instelling aanbiedt.

3. In het derde lid (nieuw) wordt «artikel 1.4.1, eerste lid,» vervangen door «artikel 11.1.1» en wordt «artikel 1.4.1, zevende lid» vervangen door «artikel 11.1.14».

Q

In artikel 6.1.4b, eerste lid, onderdeel c, wordt «8a.2.2, derde lid, onderdeel k» vervangen door «8a.2.2, derde lid, onderdeel i».

R

Hoofdstuk 6, titel 2, vervalt.

S

In artikel 6.3.2 wordt «De artikelen 6.2.3b en 6.2.3c» vervangen door «De artikelen 11.1.18, 11.1.19 en 11.1.22, eerste lid,».

T

Artikel 6.4.1 komt te luiden:

Artikel 6.4.1. Registratie instellingen en opleidingen

  • 1. De Registratie instellingen en opleidingen omvat een systematisch geordende verzameling gegevens.

  • 2. De Registratie instellingen en opleidingen bevat de volgende gegevens:

    • a. de naam en de code van de opleidingsdomeinen, de kwalificatiedossiers en de bijbehorende kwalificaties, de keuzedelen en de onderdelen van kwalificaties waarvoor toepassing is gegeven aan artikel 7.2.3, eerste lid;

    • b. of in een kwalificatiedossier ten behoeve van een kwalificatie of ten aanzien van een keuzedeel of een onderdeel van een kwalificatie waarvoor toepassing is gegeven aan artikel 7.2.3, eerste lid, vereisten zijn opgenomen als bedoeld in artikel 7.2.6;

    • c. of voor een kwalificatie toepassing is gegeven aan artikel 6.1.1, tweede lid; en

    • d. het NLQF-niveau dat voor de kwalificatie is vastgesteld bij of krachtens de Wet NLQF en het daarmee corresponderende EQF-niveau.

  • 3. De Registratie instellingen en opleidingen bevat voorts per kwalificatie de volgende gegevens, voor zover van toepassing:

    • a. de namen van de instellingen:

      • 1°. die blijkens de opgave van het aantal studenten daadwerkelijk de desbetreffende beroepsopleiding verzorgen;

      • 2°. waarvan de rechten, genoemd in artikel 1.3.1, met betrekking tot de desbetreffende beroepsopleiding zijn ontnomen op grond van artikel 6.1.4 en de ingangs- en einddatum daarvan;

      • 3°. waarvan het recht op examinering van de desbetreffende beroepsopleiding is ontnomen op grond van artikel 6.1.5b en de ingangsdatum daarvan; of

      • 4°. waaraan het alleenrecht, bedoeld in artikel 6.1.1, tweede lid, is toegekend en de ingangs- en einddatum daarvan;

    • b. de namen van de aanbieders van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs:

      • 1°. waaraan een erkenning als bedoeld in artikel 11.1.1, met betrekking tot de desbetreffende beroepsopleiding is verleend en de desbetreffende leerweg;

      • 2°. waarvan de erkenning van de desbetreffende beroepsopleiding is ingetrokken op grond van artikel 11.1.8, tweede lid, 11.1.20 of 11.1.21, de desbetreffende leerweg en de ingangsdatum daarvan; of

      • 3°. waarvan het recht op examinering van de desbetreffende beroepsopleiding is ontnomen op grond van artikel 11.1.19, de desbetreffende leerweg en de ingangsdatum daarvan; en

    • c. de namen van de exameninstellingen:

      • 1°. die het recht hebben op examinering van de desbetreffende beroepsopleiding en die niet te kennen hebben gegeven dat zij die examinering niet langer zullen verzorgen; of

      • 2°. waarvan het recht op examinering van de desbetreffende beroepsopleiding is ontnomen op grond van artikel 6.3.2, en de ingangsdatum daarvan.

  • 4. Onze Minister is belast met de aanleg, het beheer en de bekendmaking van het register en met het verstrekken van informatie uit het register. De bekendmaking en het verstrekken van informatie kunnen digitaal plaatsvinden.

U

Artikel 6.4.2. komt te luiden:

Artikel 6.4.2. Registratie exameninstellingen

  • 1. Onze Minister beëindigt de registratie bij een kwalificatie van de examinering van de exameninstelling in de Registratie instellingen en opleidingen indien:

    • a. het recht op examinering op grond van artikel 6.3.2 wordt ontnomen; of

    • b. het bevoegd gezag van de exameninstelling te kennen geeft de examinering van de desbetreffende beroepsopleiding niet langer te verzorgen.

  • 2. De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, geschiedt voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het eerste studiejaar waarin de exameninstelling de examinering van de desbetreffende beroepsopleiding niet meer verzorgt.

  • 3. Onze Minister kan de registratie bij een kwalificatie van de examinering door een exameninstelling ambtshalve beëindigen wanneer er gedurende ten minste een jaar geen extraneï meer zijn ingeschreven aan de opleidingen de inspectie uit een oogpunt van kwaliteitsbewaking hiertoe aanleiding ziet.

V

Artikel 6.4.4 vervalt.

W

In artikel 7.1.2, tweede lid, wordt «onverminderd artikel 1.4.1, lid 1a» vervangen door «onverminderd de artikelen 11.1.2 en 11.1.3» en vervalt «daarbij behorende».

X

Artikel 7.1.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Opleidingsdomein, kwalificatie en keuzedeel

2. Onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 1. Een opleidingsdomein is een samenhangend geheel van kwalificatiedossiers die zijn gericht op en van belang zijn voor eenzelfde bedrijfstak of groep van bedrijfstakken.

3. In het derde lid (nieuw) wordt «waar deze bij behoort, dan wel gericht» vervangen door «of».

4. Aan het derde lid (nieuw) wordt toegevoegd: Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een keuzedeel dat bij een entreeopleiding of basisberoepsopleiding wordt aangeboden, gericht is op het remediëren van leerachterstand op het terrein van de in dat keuzedeel vermelde onderdelen van een kwalificatie.

Y

Artikel 7.2.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel d, vervalt «, waarbij van elk keuzedeel wordt aangegeven bij welke kwalificatie of kwalificaties het behoort».

2. In het derde lid wordt «de Samenwerkingsorganisatie» vervangen door «de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven».

3. In het zesde lid wordt «, keuzedelen en de koppeling van keuzedelen aan kwalificaties» vervangen door «en keuzedelen».

4. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7. Studenten worden behoudens de tweede volzin opgeleid overeenkomstig de kwalificatie die voor de beroepsopleiding is vastgesteld voor de aanvang van het studiejaar waarin zij met het eerste jaar van die opleiding starten. Nadat de geldigheidsduur van een kwalificatie of een keuzedeel is verstreken, kan een diploma, certificaat of mbo-verklaring op basis van die kwalificatie nog worden uitgereikt dan wel het behalen van een keuzedeel op het diploma, certificaat of mbo-verklaring worden vermeld, gedurende een periode die overeenkomt met de studieduur van de beroepsopleiding, vermeerderd met twee jaren.

Z

Artikel 7.2.4a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het bevoegd gezag stelt per leerweg van de beroepsopleiding één studieduur vast met inachtneming van de bij of krachtens dit artikel gestelde regels.

2. In het tweede en vierde lid wordt «opleiding» vervangen door «beroepsopleiding».

AA

Na artikel 7.2.4a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.2.5. Verkorte beroepsopleiding vanwege leer- of werkervaring

  • 1. Het bevoegd gezag kan een beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg of beroepsbegeleidende leerweg verzorgen waarvan de studieduur minder studiejaren bedraagt dan bedoeld in artikel 7.2.4a, derde lid.

  • 2. Aan de verkorte beroepsopleiding worden alleen studenten toegelaten die beschikken over voor de beroepsopleiding relevante leer- of werkervaring, naast de vooropleidingseisen, bedoeld in artikel 8.2.1, de nadere vooropleidingseisen, bedoeld in artikel 8.2.2 en de aanvullende eisen, bedoeld in artikel 8.2.2a.

  • 3. Het bevoegd gezag stelt eisen aan de toelating tot de verkorte beroepsopleiding als bedoeld in artikel 8.2.3.

BB

Artikel 7.2.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «daarbij behorende».

2. Het derde, vierde en vijfde lid komen te luiden:

  • 3. Het onderwijsprogramma voor een beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg omvat voldoende begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming, indien het bevoegd gezag voor de student een onderwijsprogramma verzorgt dat voor ieder volledig studiejaar van de beroepsopleiding ten minste 1000 klokuren omvat waarvan ten minste 500 klokuren aan begeleide onderwijsuren en, met uitzondering van de entreeopleiding, ten minste 250 klokuren aan beroepspraktijkvorming.

  • 4. Het onderwijsprogramma voor een beroepsopleiding in de beroepsbegeleidende leerweg omvat voldoende begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming, indien het bevoegd gezag voor de student een onderwijsprogramma verzorgt dat voor ieder volledig studiejaar van de beroepsopleiding ten minste 850 klokuren omvat waarvan ten minste 200 klokuren aan begeleide onderwijsuren en ten minste 610 klokuren aan beroepspraktijkvorming.

  • 5. Het onderwijsprogramma omvat alle onderwijsactiviteiten, gericht op het bereiken van de onderwijs- en vormingsdoelen van de opleiding, waaraan door de student wordt deelgenomen onder verantwoordelijkheid en toezicht van het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag zorgt ervoor dat de opbouw van het onderwijsprogramma voor een beroepsopleiding past binnen de kaders van het onderwijskundig beleid van de instelling, en dat het onderwijsprogramma onderbouwd is op het niveau van de opleiding.

3. In het zesde lid wordt «De begeleide onderwijsuren, bedoeld in het eerste, derde, vierde en vijfde lid,» vervangen door «De begeleide onderwijsuren».

4. Het zevende en achtste lid komen te luiden:

  • 7. Voor een gedeelte van een studiejaar als bedoeld in artikel 7.2.4a, tweede lid, wordt in het onderwijsprogramma het aantal klokuren, bedoeld in het derde en vierde lid, naar evenredigheid toegepast, indien dat gedeelte gerekend vanaf 1 september en naar boven afgerond op hele maanden minder is dan 10 maanden.

  • 8. Het bevoegd gezag kan het aantal klokuren, bedoeld in het derde en vierde lid, verdelen over de studieduur van een beroepsopleiding, indien het totale aantal klokuren tijdens de studieduur ten minste gelijk is aan het verplichte aantal klokuren per studiejaar vermenigvuldigd met de studieduur.

5. Het tiende lid vervalt.

CC

In artikel 7.2.8, vierde lid, en artikel 7.2.9, tweede lid, wordt «artikel 1.5.3» vervangen door «artikel 5.2.3».

DD

Artikel 7.4.4a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt «aan een andere instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 of 1.4.1» vervangen door «aan een instelling, aan een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs».

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Indien Onze Minister ten aanzien van een beroepsopleiding een besluit heeft genomen als bedoeld in artikel 6.1.5b, eerste lid, 6.3.2, 11.1.18, eerste lid, of 11.1.19, eerste lid, is het bevoegd gezag voor die beroepsopleiding gehouden toepassing te geven aan het eerste lid. Voor zover er bij toepassing van artikel 6.3.2 of 11.1.18 sprake is van een schorsing van een deel van het recht op examinering, bedoeld in artikel 11.1.18, tweede lid, onder a, of een schorsing als bedoeld in artikel 11.1.18, tweede lid, onder b, c of d, is het bevoegd gezag in afwijking van het eerste lid slechts gehouden dit deel over te dragen.

EE

In artikel 7.4.5a, eerste lid, onderdeel e, wordt na «instellingsexamen» ingevoegd «, hetgeen ook mogelijk is voor een keuzedeel dat niet door de instelling zelf wordt verzorgd,».

FF

Artikel 7.4.6a komt te luiden:

Artikel 7.4.6a. Mbo-verklaring

  • 1. De examencommissie kan een verklaring afgeven aan de student die ten minste een waardering voor een deel van de opleiding heeft behaald waarvoor geen diploma als bedoeld in artikel 7.4.6, eerste lid, of certificaat als bedoeld in artikel 7.2.3, eerste lid, kan worden uitgereikt.

  • 2. De examencommissie geeft in ieder geval een verklaring af:

    • a. op verzoek van de student; of

    • b. zonder daartoe strekkend verzoek, indien de student niet meer aan een instelling is ingeschreven, de leeftijd van drieëntwintig jaar nog niet heeft bereikt en niet in het bezit is van een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, dan wel een diploma vwo of havo als bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, onderdeel a, of 2.80, tweede lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020.

  • 3. Op de verklaring zijn in ieder geval opgenomen de delen waarvoor op de datum van beëindiging van de opleiding door de student een waardering is behaald en de overige bij ministeriële regeling te bepalen gegevens die per categorie van studenten kunnen verschillen.

  • 4. Bij ministeriële regeling wordt voor de verklaring een model vastgesteld dat voor verschillende categorieën van studenten kan verschillen en kunnen voor de verklaring technische veiligheidseisen worden vastgesteld.

GG

Artikel 7.4.7 wordt vernummerd tot 5.2.4 en ingevoegd voor artikel 5.2.5 (nieuw).

HH

In artikel 7.4.8, vierde lid, onderdeel i, wordt na «toelating,» ingevoegd «waaronder niet begrepen de toelatingseisen van een verkorte beroepsopleiding, bedoeld in artikel 8.2.3,».

II

Aan artikel 8.1.1b wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Dit artikel is niet van toepassing op de toelating tot een verkorte beroepsopleiding.

JJ

Aan artikel 8.1.1c wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Dit artikel is niet van toepassing op de toelating tot een verkorte beroepsopleiding.

KK

Na artikel 8.1.1c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.1.1c1. Toelating verkorte opleiding vanwege leer- of werkervaring

Onverminderd de artikelen 8.1.1, 8.1.2 en 8.1.7b, staat de toelating tot een verkorte beroepsopleiding open voor degene die voldoet aan de in de bij of krachtens artikelen 8.2.1, 8.2.2, 8.2.2a en 8.2.3 ten aanzien van die opleiding gestelde eisen.

LL

In artikel 8.1.7a, eerste lid, wordt na «aan iedere student die zich inschrijft,» ingevoegd «behalve bij een inschrijving voor een verkorte beroepsopleiding,».

MM

Aan hoofdstuk 8, titel 2, wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 8.2.3. Toelatingseisen verkorte beroepsopleiding vanwege leer- of werkervaring

  • 1. Het bevoegd gezag stelt een regeling vast waarin de toelatingseisen tot een verkorte beroepsopleiding zijn opgenomen en maakt deze openbaar. De toelatingseisen zijn onderscheidend ten opzichte van de vooropleidingseisen, bedoeld in artikel 8.2.1, de nadere vooropleidingseisen, bedoeld in artikel 8.2.2 en de aanvullende eisen, bedoeld in artikel 8.2.2a.

  • 2. De toelatingseisen voor de verkorte beroepsopleiding hebben betrekking op de selectiecriteria en de selectieprocedure voor de toelating tot de verkorte beroepsopleiding, houden direct verband met het onderwijsprogramma van de verkorte beroepsopleiding en zijn, voor zover sprake is van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het derde lid, in overeenstemming met het daarin bepaalde.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden beperkt welke beroepsopleidingen voor verkorting in aanmerking komen, kan een maximum worden gesteld aan het aantal verkorte beroepsopleidingen in relatie tot het totale aantal beroepsopleidingen dat het bevoegd gezag verzorgt en kan worden bepaald welke studenten in aanmerking komen voor toelating tot de verkorte beroepsopleiding.

  • 4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de eisen aan de regeling, bedoeld in het eerste lid.

  • 5. Artikel 1.3.6 is van overeenkomstige toepassing op de toelatingseisen voor de verkorte beroepsopleiding.

NN

Artikel 8.5a.11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt «artikel 7.2.7, derde lid, onderdelen b, c en d, en achtste lid» vervangen door «artikel 7.2.7, derde en zevende lid,».

b. In onderdeel a wordt «1.400» vervangen door «1.200».

c. In onderdeel b wordt «2.400» vervangen door «2.200».

d. In onderdeel c wordt «2.950» vervangen door «2.700» en «450» door «500».

e. In onderdeel d wordt «3.500» vervangen door «3.200» en «900» door «750».

f. In onderdeel e wordt «4.050» vervangen door «3.700» en «1.350» door «1.000».

2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot het tweede lid.

OO

In artikel 8.5a.12 vervalt het tweede lid, onder vernummering van het derde lid tot het tweede lid.

PP

Artikel 8a.2.2, derde lid, onderdeel m, vervalt, onder verlettering van onderdeel h tot onderdeel g, onderdeel j tot onderdeel h, de onderdelen k en l tot onderdelen i en j, en de onderdelen o, p, q en r tot onderdelen k, l, m en n.

QQ

In artikel 8a.5.1 wordt «artikel 8a.2.2, derde lid, onderdeel l» vervangen door «artikel 8a.2.2, derde lid, onderdeel j».

RR

In artikel 10.2 wordt «de artikelen 1.4.1 of 1.4a.1» vervangen door «de artikelen 1.4a.1 en 11.1.1».

SS

Artikel 10.2 wordt vernummerd tot 1.3.11 en toegevoegd aan hoofdstuk 1, titel 3, paragraaf 4.

TT

Hoofdstuk 10 komt te luiden:

HOOFDSTUK 10. SANCTIES

UU

De artikelen 11.1 en 11.2 worden vernummerd tot 10.1 en 10.2 en toegevoegd aan hoofdstuk 10.

VV

In artikel 10.2 (nieuw), eerste lid, wordt na «instellingen» ingevoegd «en aanbieders van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs».

WW

Hoofdstuk 11 komt te luiden:

HOOFDSTUK 11. NIET UIT ’S RIJKS KAS BEKOSTIGD ONDERWIJS

TITEL 1. AANBIEDERS VAN NIET UIT ’S RIJKS KAS BEKOSTIGD BEROEPSONDERWIJS

Paragraaf 1. Aanvraagprocedure niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleidingen
Artikel 11.1.1. Aanvraag en bevoegdheden erkenning
  • 1. Onze Minister kan op aanvraag van het bevoegd gezag van een instelling of op aanvraag van een andere rechtspersoon of een natuurlijk persoon een erkenning verlenen voor een beroepsopleiding die niet in aanmerking komt voor bekostiging als bedoeld in artikel 2.1.1.

  • 2. Met een erkenning verleent Onze Minister het recht op verstrekking van een diploma als bedoeld in artikel 7.4.6, een certificaat als bedoeld in artikel 7.2.3 en een verklaring als bedoeld in artikel 7.4.6a.

  • 3. Een erkenning voor een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding wordt per beroepsopleidende leerweg, beroepsbegeleidende leerweg of loopbaanbegeleidende leerweg aangevraagd.

  • 4. De indiening van een aanvraag vindt plaats op een bij ministeriële regeling vastgestelde wijze. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de bij de aanvraag te verstrekken bescheiden en gegevens. De nadere regels hebben in ieder geval betrekking op de voorwaarden in artikel 11.1.2.

  • 5. Onze Minister besluit binnen drie maanden na ontvangst van een aanvraag.

Artikel 11.1.2. Voorwaarden erkenning beroepsopleiding in beroepsopleidende en beroepsbegeleidende leerweg
  • 1. Onze Minister verleent een erkenning voor een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg of beroepsbegeleidende leerweg indien wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de volgende artikelen, met dien verstande dat voor «instelling» wordt gelezen «aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs»:

    • a. artikel 1.3.6;

    • b. de artikelen 6.1.2a en 6.1.3a;

    • c. hoofdstuk 7, titels 1, 2 en 4, met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 7.1.1, 7.1.4, 7.1.5, 7.2.4a, 7.2.5, 7.2.7, zevende lid, laatste bijzin, 7.4.8, vierde lid, en 7.4.9 tot en met 7.4.11;

    • d. artikel 7.5.3;

    • e. artikel 8.2.1;

    • f. de artikelen 8.6.1 en 8.6.3, voor zover sprake is van een samenwerkingscollege; en

    • g. artikel 11.1.4.

  • 2. Indien een erkenning voor een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding van een aanvrager is ingetrokken op grond van artikel 11.1.8, tweede lid, onderdeel a, of artikel 11.1.20, eerste lid, onderdeel b, wordt een erkenning alleen verleend indien de aanvrager aantoont dat zodanige verbeteringen zijn aangebracht dat aannemelijk is dat de beroepsopleiding van voldoende kwaliteit zal zijn.

  • 3. Een intrekking op grond van artikel 1.4.1, vierde lid, onderdeel a, en een ontneming op grond van artikel 6.2.2, eerste lid, onderdeel a, zoals die artikelen luidden op de dag voor inwerkingtreding van het onderhavige artikel worden aangemerkt als een intrekking als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 11.1.3. Voorwaarden erkenning beroepsopleiding in loopbaanbegeleidende leerweg

Een erkenning voor een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding in de loopbaanbegeleidende leerweg wordt verleend indien wordt voldaan aan artikel 11.1.2, dat van overeenkomstige toepassing is, met uitzondering van:

  • a. artikel 7.2.2, tweede lid;

  • b. artikel 7.2.7, eerste lid, laatste bijzin, en tweede tot en met achtste lid; en

  • c. artikel 7.4.8 voor zover het de vereisten, bedoeld in artikel 7.2.7, eerste lid, laatste bijzin, en tweede tot en met achtste lid, betreft.

Artikel 11.1.4. Studieduur

De aanvrager van een erkenning voor een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding stelt de studieduur van die beroepsopleiding vast. De studieduur van de niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding wordt uitgedrukt in volledige studiejaren of gedeelten daarvan.

Artikel 11.1.5. Geldigheid kwalificatie

Voor de toepassing van artikel 7.2.4, zevende lid, op een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding als bedoeld in artikel 11.1.2 of 11.1.3, wordt voor «de studieduur» gelezen «de studieduur, bedoeld in artikel 7.2.4a, derde en vierde lid,».

Artikel 11.1.6. Onderwijstijd
  • 1. Voor de toepassing van artikel 7.2.7, zesde lid, op een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding als bedoeld in artikel 11.1.2, wordt voor «onderwijspersoneel als bedoeld in de artikelen 4.2.1 en 4.2.2» gelezen «onderwijspersoneel».

  • 2. Voor de toepassing van artikel 7.2.7, zevende lid, op een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding als bedoeld in artikel 11.1.2, wordt voor «een gedeelte van een studiejaar als bedoeld in artikel 7.2.4a, tweede lid» gelezen «een gedeelte van een studiejaar als bedoeld in artikel 11.1.4».

Artikel 11.1.7. Geldigheidsduur erkenning
  • 1. Een erkenning voor een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding wordt voor onbepaalde tijd verleend.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een erkenning voor twee jaar worden verleend indien een aanvraag wordt gedaan door een aanvrager die:

    • a. geen andere beroepsopleiding verzorgt op grond van artikel 1.3.1, 1.3.2 of 11.1.1 waaraan een erkenning voor onbepaalde tijd is verbonden; of

    • b. in de periode van drie jaar voorafgaand aan de aanvraag voor een andere beroepsopleiding een waarschuwing als bedoeld in artikel 6.1.5, 6.1.5b, tweede lid, of 11.1.22 heeft ontvangen, en uit oogpunt van kwaliteitsbewaking hiertoe aanleiding bestaat.

  • 3. Indien een erkenning voor twee jaar wordt verleend, informeert het bevoegd gezag van de aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs de studenten en aspirant-studenten daarover en over de mogelijkheden om hun beroepsopleiding elders af te ronden in het geval dat de erkenning wordt ingetrokken.

  • 4. Een waarschuwing op grond van artikel 6.2.3 of 6.2.3b zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van het onderhavige artikel wordt aangemerkt als een waarschuwing als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 11.1.8. Verlengen erkenning voor twee jaar
  • 1. Een erkenning voor twee jaar als bedoeld in artikel 11.1.7, tweede lid, wordt van rechtswege verlengd voor onbepaalde tijd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister uiterlijk twee maanden voordat de periode van twee jaar is verstreken, besluiten om de erkenning in te trekken indien:

    • a. de niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding in de praktijk van onvoldoende kwaliteit blijkt te zijn;

    • b. het bevoegd gezag van de aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs heeft aangegeven geen verlenging te wensen; of

    • c. de niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding niet binnen een jaar na de verlening van de erkenning is gestart.

  • 3. Nadat een erkenning verlengd is voor onbepaalde tijd, kan Onze Minister een andere erkenning van het bevoegd gezag van de aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs die minder dan twee jaar daarvoor is afgegeven, verlengen voor onbepaalde tijd.

Artikel 11.1.9. Verlenen erkenning van rechtswege
  • 1. In afwijking van artikel 11.1.1, eerste lid, wordt een erkenning van rechtswege verleend indien het bevoegd gezag van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs beschikt over een erkenning van een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding en de kwalificatie waar die opleiding op is gericht in de Registratie instellingen en opleidingen wordt gewijzigd.

  • 2. Indien het bevoegd gezag van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs beschikt over een erkenning als bedoeld in artikel 11.1.7, tweede lid, wordt de erkenning van rechtswege verleend voor het op dat moment resterende deel van de twee jaar.

Artikel 11.1.10. Vergoeding aanvraag erkenning
  • 1. Indien een aanvrager van een erkenning op het moment van de aanvraag geen andere beroepsopleiding verzorgt, brengt Onze Minister de kosten die samenhangen met het in behandeling nemen van de aanvraag en de afgifte van de erkenning ten laste van de aanvrager.

  • 2. De bedragen ter vergoeding van de kosten worden bij ministeriële regeling vastgesteld.

Paragraaf 2. Aanbieden delen van opleidingen, overige verplichtingen en samenwerking met niet uit ’s Rijks kas bekostigd voortgezet onderwijs
Artikel 11.1.11. Delen van beroepsopleidingen in de loopbaanbegeleidende leerweg
  • 1. Het bevoegd gezag van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs kan in de loopbaanbegeleidende leerweg een deel van een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding afzonderlijk aanbieden en met een student overeenkomen dat de student slechts dit deel volgt.

  • 2. Het bevoegd gezag van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs biedt alleen een deel afzonderlijk aan indien:

    • a. het een entreeopleiding betreft en het bevoegd gezag ten minste een andere entreeopleiding volledig aanbiedt en verzorgt; of

    • b. het een basisberoepsopleiding, vakopleiding, middenkaderopleiding of specialistenopleiding betreft en het bevoegd gezag ten minste een andere beroepsopleiding uit hetzelfde opleidingsdomein volledig aanbiedt en verzorgt.

  • 3. Het bevoegd gezag van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs biedt alleen afzonderlijk keuzedelen aan die zijn afgestemd op de beroepsopleidingen die het bevoegd gezag kan verzorgen op grond van artikel 1.3.1, 1.3.2 of 11.1.1, of de voor die opleidingen relevante ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.

  • 4. Indien een deel van een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding in de loopbaanbegeleidende leerweg afzonderlijk wordt aangeboden is artikel 6.1.3a, eerste lid, onderdeel c, niet van toepassing.

  • 5. Het bevoegd gezag van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs informeert de aspirant-student van een deel van een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding in de loopbaanbegeleidende leerweg:

    • a. of voor een deel van de beroepsopleiding beroepsvereisten zijn vastgesteld als bedoeld in artikel 7.2.6; en

    • b. over de mogelijkheden om de beroepsopleiding af te ronden.

  • 6. De examencommissie geeft, zonder daartoe strekkend verzoek, een verklaring als bedoeld in artikel 7.4.6a af aan een student van een deel van een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding in de loopbaanbegeleidende leerweg.

  • 7. Het bevoegd gezag van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs dat een deel van een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding in de loopbaanbegeleidende leerweg aanbiedt, draagt zorg voor een voor de student passende mogelijkheid om de beroepsopleiding af te ronden.

Artikel 11.1.12. Beroepspraktijkvorming bij delen van beroepsopleidingen in de loopbaanbegeleidende leerweg
  • 1. Indien een deel van een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding in de loopbaanbegeleidende leerweg afzonderlijk wordt aangeboden en beroepspraktijkvorming hiervan volgens het onderwijsprogramma deel uitmaakt, is artikel 7.2.8 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Een deel van een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding in de loopbaanbegeleidende leerweg kan zonder beroepspraktijkvorming worden aangeboden, mits het past binnen de opbouw van het onderwijsprogramma van de beroepsopleiding en kan worden geëxamineerd zonder onderricht in de praktijk van het beroep.

Artikel 11.1.13. Artikelen van overeenkomstige toepassing op aanbieders van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs

Op het bevoegd gezag van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs zijn van overeenkomstige toepassing de artikelen 1.3.8, 1.3.9, 2.5.5a, eerste, vijfde, zesde en achtste tot en met zestiende lid, 2.5.5e, 8.1.1a, 8.1.8, 8.1.8a en 8.3.1 tot en met 8.3.3.

Artikel 11.1.14. Inlichtingenplicht

Het bevoegd gezag van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs doet Onze Minister jaarlijks voor 1 maart een verslag toekomen met de nodige inlichtingen over zijn werkzaamheden voor zover het niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleidingen betreft.

Artikel 11.1.15. Samenwerking met niet uit ’s Rijks kas bekostigd vo t.b.v. doorlopende leerroute vmbo-mbo en geïntegreerde route vmbo-basisberoepsopleiding
  • 1. Het bevoegd gezag van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs kan voor een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg of de beroepsbegeleidende leerweg een doorlopende leerroute vmbo-mbo of de geïntegreerde route vmbo-basisberoepsopleiding als bedoeld in artikel 2.107l van de Wet voortgezet onderwijs 2020 aanbieden.

  • 2. Toepassing van het eerste lid berust op een samenwerkingsovereenkomst, gesloten tussen het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, en het bevoegd gezag van een ingevolge artikel 2.66 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 aangewezen school.

  • 3. De artikelen 8.4.3, 8.5a.2, 8.5a.3, met uitzondering van het tweede lid wat betreft artikel 2.107b, tweede lid, onderdeel e, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, 8.5a.4 tot en met 8.5a.7, 8.5a.8, eerste en tweede lid, 8.5a.9, 8.5a.11, 8.5a.12, 8.5a.15 en 8.5a.17 zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor «school» telkens wordt gelezen «school aangewezen ingevolge artikel 2.66 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

Paragraaf 3. Handhaving
Artikel 11.1.16. Last onder dwangsom

Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom aan het bevoegd gezag van een aanbieder van niet uit 's Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs ter handhaving van de leveringsverplichting, bedoeld in artikel 12, eerste, derde en vierde lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers en de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 11.1.14.

Artikel 11.1.18. Schorsing recht op examinering of diplomering bij wezenlijk vermoeden dat de waarde van diploma’s en certificaten in het geding is
  • 1. Onverminderd de artikelen 11.1.19 tot en met 11.1.22 kan Onze Minister besluiten dat ten aanzien van een beroepsopleiding aan een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs gedurende ten hoogste zes maanden rechten kunnen worden geschorst indien:

    • a. het bevoegd gezag van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs wat betreft het onderwijs of de examinering tekortschiet in de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet;

    • b. er daardoor of mede daardoor een wezenlijk vermoeden bestaat dat niet aan alle voorwaarden wordt voldaan om tot diplomering over te gaan of de kwaliteit van de examens in grote mate niet voldoet aan de standaarden, bedoeld in artikel 7.4.4; en

    • c. de inzet van andere bevoegdheden van Onze Minister op grond van deze wet niet kan worden afgewacht.

  • 2. Onze Minister schorst uitsluitend:

    • a. het recht op examinering voor de betreffende beroepsopleiding, of een deel daarvan;

    • b. het recht om voor die opleiding een diploma als bedoeld in artikel 7.4.6 te verstrekken;

    • c. het recht om voor onderdelen van die opleiding een certificaat als bedoeld in artikel 7.2.3 te verstrekken; of

    • d. het recht om voor delen van die opleiding een verklaring als bedoeld in artikel 7.4.6a te verstrekken.

Artikel 11.1.19. Ontnemen recht op examinering niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding
  • 1. Onze Minister kan het bevoegd gezag van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs het recht op examinering van een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding ontnemen, indien de kwaliteit van de examens van die opleiding niet voldoet aan de standaarden, bedoeld in artikel 7.4.4. Bij de ontneming van het recht wordt bepaald met ingang van welk tijdstip dit geschiedt.

  • 2. Het bevoegd gezag van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs kan niet eerder dan na verloop van drie studiejaren na ontneming van het recht op examinering dit recht opnieuw verkrijgen. Artikel 1.6.1 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11.1.20. Intrekken erkenning niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding
  • 1. Onze Minister kan de erkenning van een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding intrekken indien:

    • a. het bevoegd gezag van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs te kennen geeft de niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding niet langer te verzorgen;

    • b. gebleken is dat de kwaliteit van de niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding ten minste drie maanden onvoldoende is geweest;

    • c. niet wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 11.1.2 tot en met 11.1.4, 11.1.11 tot en met 11.1.15 of aan de leveringsverplichting, bedoeld in artikel 12, eerste, derde en vierde lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers;

    • d. in strijd is gehandeld met artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht; of

    • e. het bevoegd gezag van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs in staat van faillissement verkeert of ophoudt te bestaan.

  • 2. Onze Minister kan een van rechtswege verleende erkenning als bedoeld in artikel 11.1.9 intrekken zonder waarschuwing als voor de daaraan voorafgaande erkenning een waarschuwing is gegeven en onvoldoende gevolg is gegeven aan die waarschuwing.

Artikel 11.1.21. Intrekken erkenning niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding zonder inschrijvingen
  • 1. Onze Minister kan de erkenning van een niet uit ’s Rijks kas bekostigde basisberoepsopleiding, vakopleiding, middenkaderopleiding of specialistenopleiding intrekken indien gedurende ten minste twee jaar geen studenten staan ingeschreven aan die beroepsopleiding, en:

    • a. het bevoegd gezag binnen hetzelfde opleidingsdomein geen beroepsopleiding verzorgt op grond van artikel 1.3.1, 1.3.2 of 11.1.1 waaraan studenten staan ingeschreven; of

    • b. de erkenning of de rechten van een andere beroepsopleiding binnen hetzelfde opleidingsdomein wordt of worden ingetrokken op grond van artikel 6.1.4 of 11.1.20.

  • 2. Indien sprake is van een niet uit ’s Rijks kas bekostigde entreeopleiding is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor «binnen hetzelfde opleidingsdomein» wordt gelezen «op het niveau van de entreeopleiding».

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, kan Onze Minister de vaststelling dat ten minste twee jaar geen studenten meer staan ingeschreven aan de niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding laten samenvallen met het tijdstip waarop een waarschuwing voor de andere beroepsopleiding is gegeven op grond van artikel 6.1.5 of 11.1.22, tweede tot en met vierde lid.

Artikel 11.1.22. Waarschuwing niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding
  • 1. Voordat Onze Minister een besluit neemt op grond van artikel 11.1.19, eerste lid, geeft hij aan het bevoegd gezag van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs een waarschuwing op grond van zijn bevindingen ten aanzien van de kwaliteit van de examinering, onder bepaling van de termijn waarbinnen aan die waarschuwing gevolg moet zijn gegeven.

  • 2. Voordat Onze Minister een besluit neemt op grond van artikel 11.1.20, eerste lid, onderdeel b, geeft hij aan het bevoegd gezag van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs een waarschuwing op grond van zijn bevindingen ten aanzien van de kwaliteit van de beroepsopleiding, onder bepaling van een termijn waarbinnen aan die waarschuwing gevolg moet zijn gegeven. De termijn waarbinnen aan de waarschuwing gevolg moet zijn gegeven bedraagt ten minste drie maanden. Onze Minister geeft pas toepassing aan artikel 11.1.20, eerste lid, onderdeel b, nadat:

    • a. de termijn is verstreken; en

    • b. Onze Minister aan de hand van een nader onderzoek tot het oordeel is gekomen dat onvoldoende gevolg is gegeven aan de waarschuwing.

  • 3. Voordat Onze Minister een besluit neemt op grond van artikel 11.1.20, eerste lid, onderdeel c, geeft hij aan het bevoegd gezag van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs een waarschuwing, onder bepaling van een termijn waarbinnen aan die waarschuwing gevolg moet zijn gegeven en desgewenst overleg met hem dienaangaande plaats kan vinden. De termijn waarbinnen aan de waarschuwing gevolg moet zijn gegeven bedraagt ten minste drie maanden.

  • 4. Voordat Onze Minister een besluit neemt op grond van artikel 11.1.20, eerste lid, onderdeel d, geeft hij het bevoegd gezag van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs een waarschuwing, onder bepaling van een termijn van ten minste tien dagen waarbinnen aan die waarschuwing gevolg moet zijn gegeven.

  • 5. Onze Minister maakt de waarschuwing openbaar.

  • 6. Een waarschuwing op grond van artikel 6.2.3 of 6.2.3b, tweede lid, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van het onderhavige artikel wordt aangemerkt als een waarschuwing als bedoeld in dit artikel.

XX

Na artikel 12.2.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12.2.6. Door Huisdier Kennis Instituut aangeboden onderdelen van beroepsopleidingen in loopbaanbegeleidende leerweg

In afwijking van artikel 11.1.11, tweede en zevende lid, kan het bevoegd gezag van Huisdier Kennis Instituut in de loopbaanbegeleidende leerweg beroepsgerichte onderdelen van kwalificaties en keuzedelen aanbieden zonder een andere entreeopleiding of beroepsopleiding uit hetzelfde opleidingsdomein volledig uit te voeren of zorg te dragen voor een voor de student passende mogelijkheid om de beroepsopleiding af te ronden, mits aan die onderdelen van kwalificaties of keuzedelen een certificaat groen middelbaar beroepsonderwijs is verbonden.

YY

In hoofdstuk 12 wordt na titel 4b een titel ingevoegd, luidende:

TITEL 4C. OVERGANGSRECHT WET TOT WIJZIGING VAN DE WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS EN EEN AANTAL ANDERE WETTEN IN VERBAND MET HET VERBETEREN VAN DE AANSLUITING VAN HET BEROEPSONDERWIJS OP DE ARBEIDSMARKT (VERBETERING AANSLUITING BEROEPSONDERWIJS-ARBEIDSMARKT) (STB. ..., ...)

Artikel 12.4c.1. Overgangsrecht onderwijstijd Wet verbetering aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt

  • 1. Indien de Wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en een aantal andere wetten in verband met het verbeteren van de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt (verbetering aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt) (Stb. ..., ...) na 1 februari bekend is gemaakt, en artikel I, onderdeel BB, van die wet in werking treedt met ingang van het eerste studiejaar volgend op die 1 februari, kan het bevoegd gezag besluiten om in dat bedoelde studiejaar voor een beroepsopleiding artikel 7.2.7 toe te passen zoals dat luidde vóór die inwerkingtreding, in plaats van zoals dat luidt na die inwerkingtreding.

  • 2. Voor een groep studenten die voor het moment van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel BB, van de Wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en een aantal andere wetten in verband met het verbeteren van de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt (verbetering aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt) (Stb. ..., ...) reeds met de beroepsopleiding is gestart, kan het bevoegd gezag besluiten om artikel 7.2.7 toe te passen zoals dat luidde vóór die inwerkingtreding, in plaats van zoals dat luidt na die inwerkingtreding.

Artikel 12.4c.2. Overgangsrecht onderwijstijd doorlopende leerroute en geïntegreerde leerroute Wet verbetering aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt

  • 1. Indien de Wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en een aantal andere wetten in verband met het verbeteren van de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt (verbetering aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt) (Stb. ..., ...) na 1 februari bekend is gemaakt, en artikel I, onderdeel NN, van die wet in werking treedt met ingang van het eerste studiejaar volgend op die 1 februari, kan het bevoegd gezag samen met het bevoegd gezag van de school besluiten om in dat bedoelde studiejaar voor een doorlopende leerroute vmbo-mbo de artikelen 8.5a.11 en 8.5a.12, en de artikelen 2.107h en 2.107i van de Wet voortgezet onderwijs 2020 toe te passen zoals die luidden vóór die inwerkingtreding, in plaats van zoals die luiden na die inwerkingtreding.

  • 2. Voor een groep leerlingen en een groep studenten van een doorlopende leerroute vmbo-mbo die voor het moment van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel NN, van de Wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en een aantal andere wetten in verband met het verbeteren van de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt (verbetering aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt) (Stb. ..., ...) reeds met die leerroute is gestart, kan het bevoegd gezag samen met het bevoegd gezag van de school besluiten om de artikelen 8.5a.11 en 8.5a.12, en de artikelen 2.107h en 2.107i van de Wet voortgezet onderwijs 2020 toe te passen zoals die luidden vóór die inwerkingtreding, in plaats van zoals die luiden na die inwerkingtreding.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een route als bedoeld in de artikelen 8.4.3, 8.5.3, 8.5.4 en 11.1.15.

Artikel 12.4c.3. Omzetting besluit niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs

  • 1. Het besluit van Onze Minister op grond van artikel 1.4.1, eerste lid, onderscheidenlijk lid 1a, zoals die luidden op de dag voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel, op grond waarvan aan de met goed gevolg afgelegde examens of onderdelen van examens van een beroepsopleiding, een diploma als bedoeld in artikel 7.4.6 of een certificaat als bedoeld in artikel 7.2.3 is verbonden, geldt als een erkenning verleend op grond van artikel 11.1.1 voor de desbetreffende leerweg, tenzij dat besluit na het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel niet meer geldig zou zijn geweest. Daarbij geldt een besluit dat op grond van genoemd artikel 1.4.1, lid 1a, is genomen ten aanzien van een andere leerweg dan de leerwegen bedoeld in het eerste lid van dat artikel, als een erkenning verleend op grond van artikel 11.1.1 voor de loopbaanbegeleidende leerweg.

  • 2. Indien bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, toepassing is gegeven aan artikel 1.4.1, derde lid, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel, en de in dat lid bedoelde periode van anderhalf jaar op het moment van inwerkingtreding van dit artikel nog niet verstreken is, wordt het besluit beschouwd als een tijdelijke erkenning voor de resterende duur van die periode van anderhalf jaar. Artikel 11.1.7, eerste en tweede lid, is niet van toepassing. De artikelen 11.1.7, derde lid, 11.1.8, eerste en tweede lid, en 11.1.9, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12.4c.4. Omzetting lopende aanvragen tot besluit niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs

  • 1. Aanvragen voor een besluit van Onze Minister op grond van artikel 1.4.1, eerste lid onderscheidenlijk lid 1a, zoals dat artikel luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop dat artikel is vervallen, om aan de met goed gevolg afgelegde examens of onderdelen van examens van een beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg of in de beroepsbegeleidende leerweg onderscheidenlijk in een andere leerweg, een diploma als bedoeld in artikel 7.4.6 of een certificaat als bedoeld in artikel 7.2.3 te verbinden, waarop bij inwerkingtreding van dit artikel nog niet definitief is beslist, worden aangemerkt als te zijn ingediend op grond van artikel 11.1.1 voor de betreffende beroepsopleiding in de beroepsopleidende leerweg, beroepsbegeleidende leerweg onderscheidenlijk loopbaanbegeleidende leerweg.

  • 2. Artikel 11.1.10 is niet van toepassing op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 12.4c.5. Voortzetting volgen van een deel van een niet uit ’s Rijks kas bekostigde beroepsopleiding

  • 1. Indien het bevoegd gezag en een student zijn overeengekomen dat de student slechts een onderdeel zal volgen van de beroepsopleiding als bedoeld in artikel 1.4.1, lid 1c, zoals dat artikel luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop dat artikel is vervallen, en die overeenkomst nog geldig is op de dag voor dat tijdstip, geldt die overeenkomst vanaf dat tijdstip als een overeenkomst dat de student slechts dit deel volgt, als bedoeld in artikel 11.1.11, eerste lid, indien die overeenkomst vanaf dat tijdstip geldig zou zijn geweest.

  • 2. Ten aanzien van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid is artikel 11.1.11, zevende lid, niet van toepassing.

Artikel 12.4c.6. Overgangsrecht toezicht, handhaving en sancties

  • 1. Besluiten die in het kader van toezicht en handhaving, besluiten in de zin van Hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht daaronder begrepen, zijn genomen op basis van deze wet zoals deze luidde voor het moment van inwerkingtreding van dit artikel worden met ingang van die inwerkingtreding verondersteld te zijn genomen op basis van de wet zoals deze nadien geldt. Niettemin worden de uit die besluiten voortgekomen procedures en handhavingstrajecten, alsmede de behandeling van bezwaar- en (hoger) beroepschriften, afgewikkeld volgens het materiële recht zoals dat ten tijde van het betreffende besluit gold, tenzij de toepassing daarvan tot een onevenredige uitkomst leidt.

  • 2. Op besluiten zoals bedoeld in het eerste lid, die zijn genomen na de inwerkingtreding van dit artikel is uitsluitend het recht van toepassing zoals dat geldt na die inwerkingtreding, ook al ziet een dergelijk besluit op handelingen en gebeurtenissen van voor die inwerkingtreding.

Artikel 12.4c.7. Vervalbepaling diverse artikelen titel 4c

De artikelen 12.4c.1 tot en met 12.4c.4 en dit artikel vervallen zeven jaar na de inwerkingtreding dit artikel.

ARTIKEL II. WIJZIGING ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET

Artikel 7, tiende lid, van de Algemene kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «een niet uit ’s Rijks kas bekostigde instelling als bedoeld in artikel 1.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs» vervangen door «een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs».

2. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. het kind een beroepsopleiding volgt aan een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, terwijl een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs het dichtstbijzijnd gelegen is.

ARTIKEL III. WIJZIGING ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

In artikel 2 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt de zinsnede met betrekking tot de Wet educatie en beroepsonderwijs als volgt gewijzigd:

1. «1.4.1,» en «6.2.2, 6.2.3, 6.2.3b,» vervallen.

2. «6.4.4» wordt vervangen door «6.4.2» en «en 11.1» wordt vervangen door «, 10.1, 11.1.1, 11.1.8, tweede lid, 11.1.18 tot en met 11.1.22».

ARTIKEL IV. WIJZIGING LEERPLICHTWET 1969

Artikel 1, onderdeel c, tweede subonderdeel, van de Leerplichtwet 1969 komt te luiden:

  • 2. aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

ARTIKEL V. WIJZIGING WET KINDEROPVANG

In artikel 1.6, eerste lid, onderdeel j, onder 3°, van de Wet kinderopvang wordt «een instelling die op grond van artikel 1.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs bevoegd is een diploma uit te reiken voor die opleiding» vervangen door «een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.1.1 van die wet».

ARTIKEL VI. WIJZIGING WET NORMERING TOPINKOMENS

Bijlage 1 bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d, van de Wet normering topinkomens wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder het opschrift Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt in onderdeel 14 «artikel 1.5.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs» vervangen door «artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs».

2. Onder het opschrift Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt in onderdeel 15 «7.4.7 van de Wet educatie en beroepsonderwijs» vervangen door «5.2.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs».

ARTIKEL VII. WIJZIGING WET OP DE EXPERTISECENTRA

In titel VII van de Wet op de expertisecentra wordt na artikel 188b een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 188c. Overgangsrecht onderwijstijd doorlopende leerroute en geïntegreerde leerroute Wet verbetering aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt

  • 1. Artikel 12.48, eerste en tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs 2020 is van overeenkomstige toepassing op een route als bedoeld in:

    • artikel 14a, tweede lid, in samenhang met artikel 2.107a, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, en

    • artikel 14a, tweede lid, in samenhang met artikel 2.107l, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020.

  • 2. Dit artikel vervalt zeven jaar na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel NN, van de Wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en een aantal andere wetten in verband met het verbeteren van de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt (verbetering aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt) (Stb. ..., ...).

ARTIKEL VIII. WIJZIGING WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.7a, zesde lid, wordt «artikel 1.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs» vervangen door «een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs».

B

Artikel 7.8a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «een andere instelling voor beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.4.1 van die wet» vervangen door «een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.1.1 van die wet».

2. In het derde lid wordt «een andere instelling voor beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs» vervangen door «een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs».

ARTIKEL IX. WIJZIGING WET OP HET ONDERWIJSTOEZICHT

De Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onder ia, wordt «de rechtspersoon, bedoeld in artikel 1.5.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs» vervangen door «Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs».

B

Artikel 3, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «artikel 11.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs» vervangen door «artikel 10.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs».

2. Onderdeel d komt te luiden:

  • d. voor zover het niet de enige opleiding in zijn soort betreft, een waarschuwing als bedoeld in de artikelen 6.1.5, 6.1.5b, 6.3.2 in samenhang met artikel 11.1.22, eerste lid, 6a.1.3, 6a.2.1 en 11.1.22 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de artikelen 6.2.2, 6.2.2a, 6.2.3, 6.2.4 en 6.3.1 in samenhang met artikel 6.2.4, tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES te geven, of een besluit tot ontneming van rechten als bedoeld in de artikelen 6.1.4, 6.1.5b, 6.3.2 in samenhang met de artikelen 11.1.18 en 11.1.19, 6.4.2, 6a.1.2, 6a.1.4, en 6a.2.1, 11.1.18, 11.1.19, 11.1.20 en 11.1.21 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de artikelen 6.2.1, 6.2.2, 6.2.2a, 6.2.4, 6.2.6 en 6.3.1 in samenhang met de artikelen 6.2.4, eerste lid, en 6.2.6, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES te nemen;.

3. In onderdeel e wordt «artikel 11.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs» vervangen door «artikel 10.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs».

C

In artikel 15n, eerste lid, wordt «1.5.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs» vervangen door «5.2.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs».

D

In artikel 20, zesde lid, wordt «de artikelen 6.1.4b en 6.2.2a van de Wet educatie en beroepsonderwijs» vervangen door «de artikelen 6.1.4b en 11.1.17 van de Wet educatie en beroepsonderwijs».

ARTIKEL X. WIJZIGING WET REGISTER ONDERWIJSDEELNEMERS

De Wet register onderwijsdeelnemers wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsbepaling van bestuur, onderdelen a en b, vervalt «artikel 1.4.1 of» en wordt na voor de puntkomma ingevoegd «of van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.1.1 van de WEB».

2. In de begripsbepaling van bestuur, onderdeel c, wordt «de artikelen 1.4.1 en» vervangen door «artikel» en wordt voor de puntkomma ingevoegd «of van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.1.1 van de WEB».

3. In de begripsbepaling van hoofd, onderdeel b, vervalt «, artikel 1.4.1 van de WEB» en wordt voor de puntkomma ingevoegd «of van een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.1.1 van de WEB».

B

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «op het gebied van arbeid als bedoeld in artikel 33, tweede lid, onderdeel e, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen» vervangen door «in het algemeen belang op het gebied van arbeid, inkomen, opleidingsniveau, de voorspelde referentiewaarde-indicator en de onderwijskansenscore» en wordt «die betrekking hebben op afzonderlijke onderwijsinstellingen of opleidingen» vervangen door «die betrekking hebben op afzonderlijke onderwijsinstellingen, vestigingen daarvan of opleidingen».

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. De voorspelde referentiewaarde-indicator betreft een berekening op basis van gegevens van het CBS, waarbij op het niveau van een afzonderlijke onderwijsinstelling de meest waarschijnlijke uitkomsten worden bepaald op basis van gegevens die betrekking hebben op kenmerken van de onderwijsinstelling en leerlingenpopulatie.

  • 5. De onderwijskansenscore betreft een berekening op basis van gegevens van het CBS, waarbij op het niveau van een vestiging van een onderwijsinstelling het risico op onbenut leerpotentieel als gevolg van omgevingskenmerken wordt bepaald op basis van gegevens die betrekking hebben op kenmerken van de onderwijsinstelling en leerlingenpopulatie.

ARTIKEL XI. WIJZIGING WET STUDIEFINANCIERING 2000

In artikel 2.4, onderdeel b, van de Wet studiefinanciering 2000 wordt «een instelling die ten aanzien van de beroepsopleiding het in artikel 1.4.1 WEB bedoelde recht heeft verkregen» vervangen door «een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.1.1 WEB».

ARTIKEL XII. WIJZIGING WET VOORTGEZET ONDERWIJS 2020

De Wet voortgezet onderwijs 2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 2.105, tweede lid, en 5.45, eerste lid, wordt «artikel 1.5.1 WEB» vervangen door «artikel 1.1.1 WEB».

B

Artikel 2.107h, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt «artikel 7.2.7, derde lid, onderdelen b, c en d, en achtste lid,» vervangen door «artikel 7.2.7, derde en zevende lid,».

b. In onderdeel a wordt «1.400» vervangen door «1.200».

c. In onderdeel b wordt «2.400» vervangen door «2.200».

d. In onderdeel c wordt «2.950» vervangen door «2.700» en «450» door «500».

e. In onderdeel d wordt «3.500» vervangen door «3.200» en «900» door «750».

f. In onderdeel e wordt «4.050» vervangen door «3.700» en «1.350» door «1.000».

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» vervallen.

C

In artikel 2.107i vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1.».

D

In artikel 2.109a, tweede en derde lid, wordt «instelling als bedoeld in artikel 1.4.1, eerste lid, WEB of» vervangen door «aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.1.1 WEB of instelling als bedoeld in».

E

In artikel 8.19, eerste lid, onderdeel c, onder 2°, wordt na «een instelling» ingevoegd «of een aanbieder van niet uit ’s Rijks kas bekostigd beroepsonderwijs».

F

In Hoofdstuk 12 wordt na paragraaf 17 een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 18. Overgangsrecht Wet van …tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en een aantal andere wetten in verband met het verbeteren van de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt (verbetering aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt) (Stb. ..., ...)

Artikel 12.48 Overgangsrecht onderwijstijd doorlopende leerroute en geïntegreerde leerroute Wet verbetering aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt

  • 1. Indien de Wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en een aantal andere wetten in verband met het verbeteren van de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt (verbetering aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt) (Stb. ..., ...) na 1 februari bekend is gemaakt, en artikel I, onderdeel NN, van die wet in werking treedt met ingang van 1 augustus direct volgend op die 1 februari, kan het bevoegd gezag samen met het bevoegd gezag van de instelling voor beroepsonderwijs besluiten om in het schooljaar dan wel het studiejaar, bedoeld in artikel 1.1.1 WEB, dat die 1 augustus aanvangt, voor een doorlopende leerroute vmbo-mbo als bedoeld in artikel 2.107a, de artikelen 2.107h en 2.107i, en de artikelen 8.5a.11 en 8.5a.12 WEB toe te passen zoals die luidden vóór die inwerkingtreding, in plaats van zoals die luiden na die inwerkingtreding.

  • 2. Voor een groep leerlingen en een groep studenten van een doorlopende leerroute vmbo-mbo als bedoeld in artikel 2.107a die voor het moment van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel NN, van de Wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en een aantal andere wetten in verband met het verbeteren van de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt (verbetering aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt) (Stb. ..., ...) reeds met die leerroute is gestart, kan het bevoegd gezag samen met het bevoegd gezag van de instelling voor beroepsonderwijs besluiten om de artikelen 2.107h en 2.107i, en de artikelen 8.5a.11 en 8.5a.12 WEB toe te passen zoals die luidden vóór die inwerkingtreding, in plaats van zoals die luiden na die inwerkingtreding.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een route als bedoeld in:

    • artikel 2.107l,

    • artikel 2.71 in samenhang met artikel 2.107a, tweede lid, en

    • artikel 2.71 in samenhang met artikel 2.107l, tweede lid.

  • 4. Paragraaf 18 van hoofdstuk 12 vervalt zeven jaar na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel NN, van de Wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en een aantal andere wetten in verband met het verbeteren van de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt (verbetering aansluiting beroepsonderwijs-arbeidsmarkt) (Stb. ..., ...).

ARTIKEL XIII. SAMENLOOP WET ACTUALISERING DEUGDELIJKHEIDSEISEN FUNDEREND ONDERWIJS

Indien artikel IV, onderdelen E en F, van de Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het onderwijstoezicht en enkele andere wetten in verband met actualisering van de deugdelijkheidseisen, het daarmee samenhangende onderwijstoezicht en vermindering van administratieve verplichtingen in het funderend onderwijs, alsmede reparatie van wetstechnische gebreken (actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs) (Stb. 2020, 235):

a. eerder in werking zijn getreden of treden dan artikel I, onderdeel R, van deze wet, wordt artikel I van deze wet als volgt gewijzigd:

A

In onderdeel WW, in het voorgestelde artikel 11.1.20, eerste lid, onderdeel b, wordt «onvoldoende» vervangen door «zeer zwak».

B

Onderdeel R, komt te luiden:

R

Hoofdstuk 6, titel 2, vervalt, met uitzondering van artikel 6.2.2a.

C

Na onderdeel WW wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

WWa

Artikel 6.2.2a wordt vernummerd tot 11.1.17 en wordt ingevoegd na artikel 11.1.16.

b. later in werking treden dan artikel I, onderdeel R, van deze wet, wordt artikel IV van die wet als volgt gewijzigd:

A

In onderdeel E wordt «artikel 6.2.2, eerste lid, onderdeel a» vervangen door «artikel 11.1.20, eerste lid, onderdeel b».

B

In onderdeel F wordt «Na artikel 6.2.2» vervangen door «Na artikel 11.1.16» en wordt «Artikel 6.2.2a» vervangen door «Artikel 11.1.17».

ARTIKEL XIV. SAMENLOOP WET TERUGDRINGEN SCHOOLVERZUIM

Indien het bij koninklijke boodschap van 26 november 2024 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Leerplichtwet 1969 en enige andere onderwijswetten in verband met het voorkomen en het terugdringen van verzuim in het funderend onderwijs en het beroepsonderwijs (Wet terugdringen schoolverzuim) (Kamerstukken 36 663) tot wet is of wordt verheven en artikel III, onderdeel A, van die wet:

a. eerder in werking treedt of is getreden dan artikel I, onderdeel C, van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel WW, van deze wet in het voorgestelde artikel 11.1.13 van de Wet educatie en beroepsonderwijs na «8.1.1a,» ingevoegd «8.1.6b,».

b. later in werking treedt dan artikel I, onderdeel C, van deze wet, wordt artikel III van die wet als volgt gewijzigd:

A

In onderdeel A vervalt «artikel 1.4.1, tiende lid, onderdeel c, en».

B

Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

D

In artikel 11.1.13 wordt na «8.1.1a,» ingevoegd «8.1.6b,».

ARTIKEL XV. SAMENLOOP WET VAN SCHOOL NAAR DUURZAAM WERK

1. Indien het bij koninklijke boodschap van [...] ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en enkele andere wetten ter bevordering van de kansengelijkheid middels verbetering van de begeleiding naar duurzame economische zelfstandigheid van jongeren met een risico op een afstand tot de arbeidsmarkt (Wet van school naar duurzaam werk) (Kamerstukken ...) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel C, van die wet:

a. eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel C, van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel WW, van deze wet, in het voorgestelde artikel 11.1.13 «8.1.1a, 8.1.8, 8.1.8a en 8.3.1 tot en met 8.3.3» vervangen door «8.1.1a, 9.2.2 en 9.2.3».

b. later in werking treedt dan artikel I, onderdeel C, van deze wet, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel C vervalt.

B

Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

JJ

In artikel 11.1.13 wordt «8.1.1a, 8.1.8, 8.1.8a en 8.3.1 tot en met 8.3.3» vervangen door «8.1.1a, 9.2.2 en 9.2.3».

2. Indien het bij koninklijke boodschap van [...] ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en enkele andere wetten ter bevordering van de kansengelijkheid middels verbetering van de begeleiding naar duurzame economische zelfstandigheid van jongeren met een risico op een afstand tot de arbeidsmarkt (Wet van school naar duurzaam werk) (Kamerstukken ...) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel D, van die wet:

a. eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel C, van deze wet, komt het in artikel I, onderdeel WW, van deze wet voorgestelde artikel 11.1.15, derde lid, te luiden:

  • 3. De artikelen 9.1.2, 9.1.3, met uitzondering van het tweede lid wat betreft artikel 2.107b, tweede lid, onderdeel e, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, 9.1.4 tot en met 9.1.6, 9.1.7, eerste en tweede lid, 9.1.8, 9.1.10, 9.1.11, 9.1.14, 9.1.16 en 9.1.17 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor «school» telkens wordt gelezen «school aangewezen ingevolge artikel 2.66 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

b. later in werking treedt dan artikel I, onderdeel C, van deze wet, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel D vervalt.

B

Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

KK

Artikel 11.1.15, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De artikelen 9.1.2, 9.1.3, met uitzondering van het tweede lid wat betreft artikel 2.107b, tweede lid, onderdeel e, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, 9.1.4 tot en met 9.1.6, 9.1.7, eerste en tweede lid, 9.1.8, 9.1.10, 9.1.11, 9.1.14, 9.1.16 en 9.1.17 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor «school» telkens wordt gelezen «school aangewezen ingevolge artikel 2.66 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

3. Indien het bij koninklijke boodschap van [...] ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en enkele andere wetten ter bevordering van de kansengelijkheid middels verbetering van de begeleiding naar duurzame economische zelfstandigheid van jongeren met een risico op een afstand tot de arbeidsmarkt (Wet van school naar duurzaam werk) (Kamerstukken ...) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel J, van die wet:

a. eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel FF, van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel FF, van deze wet, in het voorgestelde artikel 7.4.6a, tweede lid, onderdeel b, «drieëntwintig jaar» vervangen door «27 jaar» en «een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, dan wel een diploma vwo of havo als bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, onderdeel a, of 2.80, tweede lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020» vervangen door «een startkwalificatie».

b. later in werking treedt dan artikel I, onderdeel FF, van deze wet, komt artikel I, onderdeel J, van die wet te luiden:

J

In artikel 7.4.6a, tweede lid, onderdeel b, onder 1°, wordt «drieëntwintig jaar» vervangen door «27 jaar» en wordt «een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, dan wel een diploma vwo of havo als bedoeld in artikel 2.58, tweede lid, onderdeel a, of 2.80, tweede lid, onderdeel a, van de Wet voortgezet onderwijs 2020» vervangen door «een startkwalificatie».

3. Indien het bij koninklijke boodschap van [...] ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en enkele andere wetten ter bevordering van de kansengelijkheid middels verbetering van de begeleiding naar duurzame economische zelfstandigheid van jongeren met een risico op een afstand tot de arbeidsmarkt (Wet van school naar duurzaam werk) (Kamerstukken ...) tot wet is of wordt verheven en artikel IV, onderdeel H, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel XII, onderdeel E, van deze wet, vervalt artikel XII, onderdeel E, van deze wet.

ARTIKEL XVI. EVALUATIEBEPALING

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL XVII. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Naar boven