Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2020, 235 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2020, 235 | Wet |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in het funderend onderwijs de deugdelijkheidseisen en het daarmee samenhangende onderwijstoezicht te actualiseren, het aantal administratieve verplichtingen en voorschriften voor verantwoording te verminderen, en dat het voorts gewenst is een aantal wetstechnische gebreken te repareren;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3a, tweede lid, laatste volzin, vervalt.
B
In artikel 4, zevende lid, wordt «artikel 27, eerste lid, van de Wet personenvervoer» vervangen door «artikel 30, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000».
C
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zesde en zevende lid komen te luiden:
6. Het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs is er tevens op gericht leerlingen waar mogelijk tot het volgen van onderwijs in basisscholen of scholen voor voortgezet onderwijs te brengen.
7. De scholen gebruiken een leerling- en onderwijsvolgsysteem waaruit de vorderingen in de kennis en vaardigheden blijken op het niveau van de leerling, de groep en de school. Het leerling- en onderwijsvolgsysteem bevat, behoudens voor de eerste 2 schooljaren, toetsen die kennis en vaardigheden van de leerling meten in elk geval op het terrein van de Nederlandse taal en rekenen en wiskunde.
2. Het achtste lid vervalt.
D
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2a. Het onderwijs in zintuiglijke en lichamelijke oefening, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, wordt gespreid verzorgd over alle schooljaren en beslaat in een schooljaar gemiddeld ten minste twee uren per schoolweek.
2. In het veertiende lid wordt «artikel 8, zevende lid» vervangen door «artikel 8, negende lid».
E
In artikel 9b, vierde lid, wordt «artikel 8, zesde lid» vervangen door «artikel 8, zevende lid».
F
In artikel 9c wordt «artikel 8, zevende lid, en artikel 9b, achtste en negende lid» vervangen door «artikel 9b, zevende en achtste lid».
G
In artikel 10a, derde lid, wordt «artikel 9b, achtste lid» vervangen door «artikel 9b, zevende lid».
H
In artikel 11 wordt «artikel 8, zesde lid» vervangen door «artikel 8, zevende lid».
I
Artikel 12, derde lid, onderdeel b komt te luiden:
b. cijfers over de mate van evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities,.
J
Onder vernummering van het derde tot tweede lid vervalt het tweede lid van artikel 13.
K
Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het bevoegd gezag stelt ten minste eenmaal in de vier jaar het schoolplan vast en stelt dit zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de inspectie.
2. Het bevoegd gezag stelt jaarlijks de schoolgids vast ten behoeve van het eerstvolgende schooljaar en stelt deze zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de ouders en de inspectie.
L
Artikel 16 vervalt.
M
Artikel 30 komt te luiden:
N
Artikel 31, vierde lid, komt te luiden:
4. Het bevoegd gezag stelt het managementstatuut, alsmede elke wijziging daarvan, zo spoedig mogelijk na de vaststelling op een voor eenieder toegankelijke wijze beschikbaar.
O
In artikel 36, derde lid, vervalt «dan wel aan de betrokken staatsexamencommissie, en aan de inspectie».
P
In artikel 40c, derde lid, wordt «in kennis» vervangen door «onverwijld in kennis».
Q
Artikel 44 vervalt.
R
In artikel 45, eerste lid, vervalt de laatste volzin.
S
Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 8, zevende lid» vervangen door «artikel 8, negende lid».
2. Het tweede lid, dat begint met «Het bevoegd gezag» wordt genummerd 3.
T
In artikel 57 wordt «artikel 8, zevende lid» vervangen door «artikel 8, negende lid».
U
Artikel 64b, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. de bindende uitspraak van de geschillencommissie op grond van artikel 32, eerste dan wel vierde lid, tweede volzin, van de Wet medezeggenschap op scholen, dan wel de bindende uitspraak van de ondernemingskamer op grond van artikel 36 van de Wet medezeggenschap op scholen.
V
In artikel 77, vierde lid, wordt «artikel 283 van de Gemeentewet» vervangen door «artikel 3 van de Wet algemene regels herindeling» en wordt «artikel 1, onderdeel f, van de Wet algemene regels herindeling» vervangen door «artikel 1, onderdeel h, van de Wet algemene regels herindeling».
W
In Hoofdstuk I, titel IV, komt het opschrift van paragraaf 6 te luiden:
X
Na artikel 148a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Y
Artikel 156 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt «artikel 283 van de Gemeentewet» vervangen door «artikel 3 van de Wet algemene regels herindeling».
2. In het tweede en vierde lid wordt «artikel 1, onderdeel f, van de Wet algemene regels herindeling» vervangen door «artikel 1, onderdeel h, van de Wet algemene regels herindeling».
Z
Artikel 161 vervalt.
AA
Artikel 171 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt dat sprake is van een rechtmatige en doelmatige aanwending van de bekostiging, met daarbij ingevolge het derde lid vast te stellen bijlagen,
2. Na het zesde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
7. Het bevoegd gezag onderscheidenlijk het samenwerkingsverband maakt het jaarverslag openbaar.
8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de wijze en het tijdstip waarop openbaarmaking van het jaarverslag plaatsvindt.
BB
Na artikel 174 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd de bevoegdheid van de inspectie op grond van de Wet op het onderwijstoezicht kan Onze minister een onderzoek instellen of doen instellen naar de jaarverslaggeving, naar de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de bekostiging, naar de rechtmatigheid van de bestedingen en naar de doelmatigheid van het beheer van de school.
2. Indien uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onjuist is vastgesteld, kan Onze minister correcties aanbrengen op de bekostiging.
3. Onze minister doet het bevoegd gezag schriftelijk mededeling van een besluit tot het aanbrengen van een correctie op de bekostiging.
4. Indien uit de jaarverslaggeving, bedoeld in artikel 171, eerste lid, uit de verklaring van de accountant, bedoeld in artikel 171, vierde lid, of uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onrechtmatig is besteed of evident ondoelmatig is aangewend, kan Onze minister bepalen dat het desbetreffende gedeelte van de bekostiging niet ten laste komt van het Rijk of dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de bekostiging, onverminderd artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de wijze waarop wordt vastgesteld dat sprake is van evident ondoelmatige aanwending van de bekostiging als bedoeld in het vierde lid.
6. De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
7. Een in het tweede lid bedoelde correctie wordt indien de correctie strekt tot verhoging van de bekostiging, binnen acht weken na de mededeling, bedoeld in het derde lid, door Onze minister betaald.
CC
In artikel 176j, tweede volzin, wordt «Het bestuur zendt de inspectie van het onderwijs telkens na zes maanden een overzicht van die periode» vervangen door «Op verzoek van de inspectie zendt het bestuur een overzicht van».
DD
In artikel 188b wordt «artikel 8, zesde lid» vervangen door «artikel 8, zevende lid».
De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel d, wordt «landbouw» vervangen door «groen».
2. In het zesde lid, onderdeel d, wordt «landbouw» vervangen door «groen».
B
Artikel 24, derde lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. cijfers over de mate van evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities, en.
C
In artikel 24a vervalt het derde lid.
D
Na artikel 24a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het bevoegd gezag stelt ten minste eenmaal in de vier jaar het schoolplan vast en stelt dit zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de inspectie.
2. Het bevoegd gezag stelt jaarlijks de schoolgids vast ten behoeve van het eerstvolgende schooljaar en stelt deze zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de ouders, voogden, verzorgers dan wel de meerderjarige en handelingsbekwame leerling, en de inspectie.
E
Artikel 24c vervalt.
F
Artikel 24f vervalt.
G
Artikel 24g, derde lid, komt te luiden:
3. Het bevoegd gezag stelt de actuele versie van het leerlingenstatuut voor de leerlingen beschikbaar.
H
In artikel 27a, eerste lid, vervalt de tweede volzin.
I
In artikel 32, zevende lid, vervalt de laatste volzin.
J
Artikel 32c, vierde lid, komt te luiden:
4. Het bevoegd gezag stelt het managementstatuut, alsmede elke wijziging daarvan, zo spoedig mogelijk na de vaststelling op een voor eenieder toegankelijke wijze beschikbaar.
K
Artikel 32d komt te luiden:
L
In artikel 35, derde lid, vervalt de laatste volzin.
M
In artikel 35a vervalt de laatste volzin.
N
In artikel 39c, vierde lid, vervalt in de laatste volzin «dan wel aan de betrokken staatsexamencommissie, en aan de inspectie».
O
Artikel 53g, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. de bindende uitspraak van de geschillencommissie op grond van artikel 32, eerste dan wel vierde lid, tweede volzin, van de Wet medezeggenschap op scholen, dan wel de bindende uitspraak van de ondernemingskamer op grond van artikel 36 van de Wet medezeggenschap op scholen.
P
In artikel 60, zevende en negende lid, wordt «College voor examens» vervangen door «College voor toetsen en examens».
Q
Na artikel 99a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
R
Artikel 103 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit dient te blijken dat sprake is van een rechtmatige en doelmatige aanwending van de bekostiging, met daarbij ingevolge het derde lid vast te stellen bijlagen,
2. Na het zesde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
7. Het bevoegd gezag onderscheidenlijk het samenwerkingsverband maakt het jaarverslag openbaar.
8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de wijze en het tijdstip waarop openbaarmaking van het jaarverslag plaatsvindt.
S
Na artikel 103a2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd de bevoegdheid van de inspectie op grond van de Wet op het onderwijstoezicht kan Onze Minister een onderzoek instellen of doen instellen naar de jaarverslaggeving, naar de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de bekostiging, naar de rechtmatigheid van de bestedingen en naar de doelmatigheid van het beheer van de school.
2. Indien uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onjuist is vastgesteld, kan Onze Minister correcties aanbrengen op de bekostiging.
3. Onze Minister doet het bevoegd gezag schriftelijk mededeling van een besluit tot het aanbrengen van een correctie op de bekostiging.
4. Indien uit de jaarverslaggeving, bedoeld in artikel 103, eerste lid, uit de verklaring van de accountant, bedoeld in artikel 103, vierde lid, of uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onrechtmatig is besteed of evident ondoelmatig is aangewend, kan Onze Minister bepalen dat het desbetreffende gedeelte van de bekostiging niet ten laste komt van het Rijk of dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de bekostiging, onverminderd artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de wijze waarop wordt vastgesteld dat sprake is van evident ondoelmatige aanwending van de bekostiging als bedoeld in het vierde lid.
6. De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
7. Een in het tweede lid bedoelde correctie wordt indien de correctie strekt tot verhoging van de bekostiging, binnen acht weken na de mededeling, bedoeld in het derde lid, door Onze Minister betaald.
T
Onder vernummering van het derde tot tweede lid vervalt het tweede lid van artikel 106.
U
In artikel 118s wordt «Het bestuur zendt de inspectie van het onderwijs telkens na zes maanden een overzicht van in die periode» vervangen door «Op verzoek van de inspectie van het onderwijs zendt het bestuur een overzicht van».
V
In artikel 118w, 118x en 118y wordt «(Stb. XXX, XXX)» telkens vervangen door «(Stb. 2015, 149)».
De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3a, tweede lid, vervalt de laatste volzin.
B
In artikel 8, eerste lid, derde volzin, wordt «artikel 2, aanhef en onderdelen a, b en c» telkens vervangen door «artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdelen a, b en c».
Ba
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zevende lid komt te luiden:
7. De scholen gebruiken een leerling- en onderwijsvolgsysteem waaruit de vorderingen in de kennis en vaardigheden blijken op het niveau van de leerling, de groep en de school. Het leerling- en onderwijsvolgsysteem bevat, behoudens voor de eerste 2 schooljaren, toetsen die kennis en vaardigheden van de leerling meten in elk geval op het terrein van de Nederlandse taal en rekenen en wiskunde.
2. Het achtste lid vervalt.
Bb
In artikel 13 wordt na het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:
5a. Het onderwijs in zintuiglijke en lichamelijke oefening, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en vijfde lid, onderdelen a en b, wordt gespreid verzorgd over alle schooljaren en beslaat in een schooljaar gemiddeld ten minste twee uren per schoolweek.
C
In artikel 18c wordt «artikel 11, achtste lid, en artikel 18b, achtste en negende lid» vervangen door «artikel 18b, zevende en achtste lid».
D
Artikel 21, derde lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. cijfers over de mate van evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende posities, en.
E
Onder vernummering van het zevende tot zesde lid vervalt het zesde lid van artikel 22.
F
Na artikel 22 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het bevoegd gezag stelt ten minste eenmaal in de vier jaar het schoolplan vast en stelt dit zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de inspectie.
2. Het bevoegd gezag stelt jaarlijks de schoolgids vast ten behoeve van het eerstvolgende schooljaar en stelt deze zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de ouders en de inspectie.
G
Artikel 27 vervalt.
H
Artikel 30 komt te luiden:
I
Artikel 31, vierde lid, komt te luiden:
4. Het bevoegd gezag stelt het managementstatuut, alsmede elke wijziging daarvan, zo spoedig mogelijk na de vaststelling op een voor eenieder toegankelijke wijze beschikbaar.
J
In artikel 36, derde lid, vervalt in de laatste volzin: en aan de inspectie.
K
In artikel 40a, derde lid, wordt «in kennis» vervangen door «onverwijld in kennis».
L
Artikel 48 vervalt.
M
In artikel 53 wordt het tweede lid, dat begint met «Het bevoegd gezag» genummerd 3.
N
Artikel 66b, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. de bindende uitspraak van de geschillencommissie op grond van artikel 32, eerste dan wel vierde lid, tweede volzin, van de Wet medezeggenschap op scholen, dan wel de bindende uitspraak van de ondernemingskamer op grond van artikel 36 van de Wet medezeggenschap op scholen.
O
In artikel 117, tweede lid, wordt «De bedragen, bedoeld in het eerste en derde lid» vervangen door «De bedragen, bedoeld in het eerste en vierde lid».
P
In Titel IV, Afdeling 7, komt het opschrift van paragraaf 6 als volgt te luiden:
Q
Na artikel 143a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
R
In artikel 149, eerste lid, wordt «het aantal openbare scholen» vervangen door «het aantal door de gemeente in stand gehouden openbare scholen».
S
Artikel 157 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit dient te blijken dat sprake is van een rechtmatige en doelmatige aanwending van de bekostiging, met daarbij ingevolge het derde lid vast te stellen bijlagen,
2. Na het zesde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
7. Het bevoegd gezag maakt het jaarverslag openbaar.
8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de wijze en het tijdstip waarop openbaarmaking van het jaarverslag plaatsvindt.
T
Na artikel 160 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd de bevoegdheid van de inspectie op grond van de Wet op het onderwijstoezicht kan Onze minister een onderzoek instellen of doen instellen naar de jaarverslaggeving, naar de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de bekostiging, naar de rechtmatigheid van de bestedingen en naar de doelmatigheid van het beheer van de school.
2. Indien uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onjuist is vastgesteld, kan Onze minister correcties aanbrengen op de bekostiging.
3. Onze minister doet het bevoegd gezag schriftelijk mededeling van een besluit tot het aanbrengen van een correctie op de bekostiging.
4. Indien uit de jaarverslaggeving, bedoeld in artikel 157, eerste lid, uit de verklaring van de accountant, bedoeld in artikel 157, vierde lid, of uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onrechtmatig is besteed of evident ondoelmatig is aangewend, kan Onze minister bepalen dat het desbetreffende gedeelte van de bekostiging niet ten laste komt van het Rijk of dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de bekostiging, onverminderd artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de wijze waarop wordt vastgesteld dat sprake is van evident ondoelmatige aanwending van de bekostiging als bedoeld in het vierde lid.
6. De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
7. Een in het tweede lid bedoelde correctie wordt indien de correctie strekt tot verhoging van de bekostiging, binnen acht weken na de mededeling, bedoeld in het derde lid, door Onze minister betaald.
U
In artikel 162m wordt «Het bestuur zendt de inspectie van het onderwijs telkens na zes maanden een overzicht van die periode» vervangen door «Op verzoek van de inspectie van het onderwijs zendt het bestuur een overzicht van».
De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.5.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, tweede volzin, wordt de zinsnede «De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid» vervangen door «De jaarrekening gaat vergezeld van de overige gegevens, bedoeld in artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en een verklaring omtrent de getrouwheid».
2. In het vijfde lid wordt de zinsnede «vergezeld van de verklaring» vervangen door «vergezeld van de overige gegevens en de verklaring».
3. Aan het slot van het vijfde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de wijze en het tijdstip waarop openbaarmaking plaatsvindt.
B
In artikel 2.5.4, tweede lid, wordt «over de inrichting» vervangen door «over de inrichting en de wijze en het tijdstip van openbaarmaking».
C
In artikel 6.1.4, eerste lid, onderdeel a, wordt «onvoldoende» vervangen door «zeer zwak».
D
Na artikel 6.1.4a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De kwaliteit van een beroepsopleiding is zeer zwak indien het studiesucces van die opleiding onvoldoende is, en het bevoegd gezag onvoldoende uitvoering geeft aan:
a. de zorgplicht inzake het onderwijsprogramma en de examinering, bedoeld in artikel 7.4.8,
b. de beroepspraktijkvorming, bedoeld in de artikelen 7.2.8 en 7.2.9, of
c. de regels op het gebied van veiligheid, bedoeld in artikel 8a.2.2, derde lid, onderdeel k.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop het studiesucces, bedoeld in het eerste lid, wordt gemeten en beoordeeld.
3. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
E
In artikel 6.2.2, eerste lid, onderdeel a, wordt «onvoldoende» vervangen door «zeer zwak».
F
Na artikel 6.2.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De kwaliteit van een beroepsopleiding is zeer zwak indien het studiesucces van die opleiding onvoldoende is en het bevoegd gezag onvoldoende uitvoering geeft aan:
a. de zorgplicht inzake het onderwijsprogramma en de examinering, bedoeld in artikel 7.4.8, of
b. de beroepspraktijkvorming, bedoeld in de artikelen 7.2.8 en 7.2.9.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop het studiesucces, bedoeld in het eerste lid, wordt gemeten en beoordeeld.
3. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt de zinsnede «overige financiële gegevens» vervangen door «overige gegevens als bedoeld in artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek».
2. Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Het instellingsbestuur maakt het verslag openbaar. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de wijze en het tijdstip waarop openbaarmaking plaatsvindt.
De Leerplichtwet 1969 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1a1, eerste lid, onderdeel a, wordt «bedoeld in de artikelen 8, eerste, tweede, derde, vierde, achtste lid, onderdeel a, negende en tiende lid» vervangen door «bedoeld in de artikelen 8, eerste, tweede, derde, vierde, negende lid, onderdeel a, tiende en elfde lid».
B
Artikel 16a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Na het eerste lid worden vier leden toegevoegd, luidende:
2. Ten behoeve van het in het eerste lid bedoelde toezicht kan de Inspectie van het onderwijs ambtenaren als bedoeld in artikel 16 aanwijzen indien burgemeester en wethouders hierom verzoeken.
3. Aan de aanwijzing, bedoeld in het tweede lid, ligt een samenwerkingsovereenkomst tussen de Inspectie van het onderwijs en burgemeester en wethouders ten grondslag, waarvan het model bij ministeriële regeling wordt vastgesteld en waarin in ieder geval de werkzaamheden zijn opgenomen die door deze ambtenaren worden verricht.
4. Indien toepassing is gegeven aan het tweede lid, treffen burgemeester en wethouders maatregelen om te voorkomen dat de aangewezen ambtenaren taken verrichten ten behoeve van het toezicht, bedoeld in artikel 16, met betrekking tot de scholen of instellingen waarop hij als aangewezen ambtenaar toezicht houdt. De instructie, bedoeld in artikel 16, vierde lid, is niet van toepassing voor zover het de werkzaamheden van de aangewezen ambtenaren betreft.
5. De ambtenaren, bedoeld in het tweede lid, zijn niet bevoegd om namens de minister een bestuurlijke boete op te leggen als bedoeld in artikel 27.
C
Artikel 25, derde lid, vervalt.
D
In artikel 27, aanhef, vervalt «dan wel, voor zover het betreft het onderwijs op het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,».
De Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «beoordelen» vervangen door «toezien op» en wordt «en het bevorderen van de financiële continuïteit» vervangen door «en de financiële continuïteit».
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «of artikel 15.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek» vervangen door «, artikel 15.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of artikel 38 van de Wet medezeggenschap op scholen».
3. Het tweede lid, onderdeel e, komt te luiden:
e. de bestuurlijke boete op te leggen, bedoeld in artikel 27 van de Leerplichtwet 1969, artikel 39 van de Leerplichtwet BES of artikel 15.7 tot en met 15.9 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; of
Aa
In artikel 20, zesde lid, wordt na «het onderwijs» ingevoegd «of de opleiding» en wordt «en artikel 23a1, eerste of vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «, artikel 23a1, eerste of vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, en de artikelen 6.1.4b en 6.2.2a van de Wet educatie en beroepsonderwijs».
B
Artikel 24l, onder f, komt te luiden:
College voor toetsen en examens, genoemd in artikel 2 van de Wet College voor toetsen en examens, of één van diens rechtsvoorgangers, genoemd in artikel 12 van die wet, op het gebied van staatsexamens;
De Wet medezeggenschap op scholen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 7, derde lid, vervalt «de geledingen en» en wordt «de betrokken geleding of raden» vervangen door «hen».
B
Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Voor het benoemen van een bestuurder wordt een sollicitatiecommissie ingesteld waarvan in elk geval deel uitmaken:
a. een lid dat afkomstig is uit of namens het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door het personeel is gekozen, en
b. een lid dat afkomstig is uit of namens het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door de ouders of de leerlingen is gekozen.
C
Artikel 9 komt te luiden:
De artikelen 6, 7, 8 en 8a zijn, met uitzondering van de onderdelen c en d voor wat betreft artikel 8a, van overeenkomstige toepassing op:
a. de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, met dien verstande dat het de algemene gang van zaken in alle scholen of de meerderheid van de scholen vallend onder dezelfde onderwijswet betreft,
b. de medezeggenschapsraad van een samenwerkingsverband,
c. de medezeggenschapsraad van een centrale dienst,
d. de medezeggenschapsraad, bedoeld in artikel 3, zesde lid, en
e. de ondersteuningsplanraad.
D
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder b, vervalt «of de onderwijs- en examenregeling».
2. De aanduiding «1.» voor het eerste lid, alsmede het tweede lid vervallen.
E
Artikel 12, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel i» vervangen door «artikel 10, onderdeel i».
2. In onderdeel q wordt «bedoeld in artikel 28, voor zover die betrekking heeft op personeel» vervangen door «bedoeld in artikel 28, derde lid».
3. In onderdeel r wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel j» vervangen door «artikel 10, onderdeel j».
F
In artikel 13, eerste lid, onderdeel a, wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel i» vervangen door «artikel 10, onderdeel i».
G
In artikel 15, derde lid, wordt «artikelen 10, eerste lid, onderdeel h» vervangen door «artikelen 10, onderdeel h».
H
In artikel 34, vijfde lid, wordt «voorstel» vervangen door «besluit».
I
Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
2. Het eerste lid alsmede de aanduiding «2» voor het tweede lid vervallen.
J
De artikelen 41 tot en met 43 en artikel 46 vervallen.
De Wet primair onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4, tweede lid, laatste volzin, vervalt.
Aa
In artikel 11 wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
2a. Het onderwijs in zintuiglijke en lichamelijke oefening, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, wordt gespreid verzorgd over alle schooljaren en beslaat in een schooljaar gemiddeld ten minste twee uren per schoolweek.
Ab
In artikel 12 wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
2a. Het onderwijs in zintuiglijke en lichamelijke oefening, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, wordt gespreid verzorgd over alle schooljaren en beslaat in een schooljaar gemiddeld ten minste twee uren per schoolweek.
B
Artikel 16, tweede lid, vervalt.
C
Er wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het bevoegd gezag stelt ten minste eenmaal in de vier jaar het schoolplan vast en stelt dit zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de inspectie.
2. Het bevoegd gezag stelt jaarlijks de schoolgids vast ten behoeve van het eerstvolgende schooljaar en stelt deze zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de ouders en de inspectie.
D
Artikel 21 vervalt.
E
Artikel 33, vierde lid, komt te luiden:
4. Het bevoegd gezag stelt het managementstatuut, alsmede elke wijziging daarvan, zo spoedig mogelijk na de vaststelling op een voor eenieder toegankelijke wijze beschikbaar.
F
In artikel 41, derde lid, vervalt «dan wel aan de betrokken staatsexamencommissie, en aan de inspectie».
G
Artikel 49 vervalt.
H
In artikel 50, tweede lid, vervalt de laatste volzin.
I
In Hoofdstuk I, titel III, Afdeling 7, komt het opschrift van paragraaf 6 als volgt te luiden:
J
Na artikel 119 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
K
Artikel 131 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit dient te blijken dat sprake is van een rechtmatige en doelmatige aanwending van de bekostiging, met daarbij ingevolge het derde lid vast te stellen bijlagen,
2. Na het zesde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
7. Het bevoegd gezag maakt het jaarverslag openbaar.
8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de wijze en het tijdstip waarop openbaarmaking van het jaarverslag plaatsvindt.
L
Na artikel 134 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd de bevoegdheid van de inspectie op grond van de Wet op het onderwijstoezicht kan Onze Minister een onderzoek instellen of doen instellen naar de jaarverslaggeving, naar de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de bekostiging, naar de rechtmatigheid van de bestedingen en naar de doelmatigheid van het beheer van de school.
2. Indien uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onjuist is vastgesteld, kan Onze Minister correcties aanbrengen op de bekostiging.
3. Onze Minister doet het bevoegd gezag schriftelijk mededeling van een besluit tot het aanbrengen van een correctie op de bekostiging.
4. Indien uit de jaarverslaggeving, bedoeld in artikel 131, eerste lid, uit de verklaring van de deskundige, bedoeld in artikel 131, vierde lid, of uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onrechtmatig is besteed of evident ondoelmatig is aangewend, kan Onze Minister bepalen dat het desbetreffende gedeelte van de bekostiging niet ten laste komt van het Rijk of dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de bekostiging.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de wijze waarop wordt vastgesteld dat sprake is van evident ondoelmatige aanwending van de bekostiging als bedoeld in het vierde lid.
6. De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
7. Een in het tweede lid bedoelde correctie wordt indien de correctie strekt tot verhoging van de bekostiging, binnen acht weken na de mededeling, bedoeld in het derde lid, door Onze Minister betaald.
M
In artikel 145, tweede volzin, wordt «Het bestuur zendt de inspectie van het onderwijs telkens na zes maanden een overzicht van in die periode» vervangen door «Op verzoek van de inspectie zendt het bestuur een overzicht van».
De Wet voortgezet onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt «College voor examens» telkens vervangen door «College voor toetsen en examens».
B
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel d, wordt «landbouw» vervangen door «groen».
2. In het zesde lid, onderdeel d, wordt «landbouw» vervangen door «groen».
C
Artikel 51, derde lid, vervalt.
D
Na artikel 51 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het bevoegd gezag stelt ten minste eenmaal in de vier jaar het schoolplan vast en stelt dit zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de inspectie.
2. Het bevoegd gezag stelt jaarlijks de schoolgids vast ten behoeve van het eerstvolgende schooljaar en stelt deze zo spoedig mogelijk na de vaststelling beschikbaar voor de ouders, voogden, verzorgers dan wel de meerderjarige en handelingsbekwame leerling, en de inspectie.
E
Artikel 53 vervalt.
F
Artikel 59 vervalt.
G
Artikel 60, derde lid, komt te luiden:
3. Het bevoegd gezag stelt de actuele versie van het leerlingenstatuut voor de leerlingen beschikbaar.
H
Artikel 79, vierde lid, komt te luiden:
4. Het bevoegd gezag stelt het managementstatuut op een voor eenieder toegankelijke wijze beschikbaar.
I
In artikel 84, vierde lid, vervalt de laatste volzin.
J
In artikel 85 vervalt de laatste volzin.
K
In artikel 94, vierde lid, laatste volzin, vervalt «dan wel aan de betrokken staatsexamencommissie, en aan de inspectie».
L
In artikel 116, eerste en tweede lid, wordt «College voor examens» telkens vervangen door «College voor toetsen en examens».
M
Na artikel 172 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
N
Artikel 175 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit dient te blijken dat sprake is van een rechtmatige en doelmatige aanwending van de bekostiging, met daarbij ingevolge het derde lid vast te stellen bijlagen,
2. Na het zesde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
7. Het bevoegd gezag maakt het jaarverslag openbaar.
8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de wijze en het tijdstip waarop openbaarmaking van het jaarverslag plaatsvindt.
O
Na artikel 178 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd de bevoegdheid van de inspectie op grond van de Wet op het onderwijstoezicht kan Onze Minister een onderzoek instellen of doen instellen naar de jaarverslaggeving, naar de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de bekostiging, naar de rechtmatigheid van de bestedingen en naar de doelmatigheid van het beheer van de school.
2. Indien uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onjuist is vastgesteld, kan Onze Minister correcties aanbrengen op de bekostiging.
3. Onze Minister doet het bevoegd gezag schriftelijk mededeling van een besluit tot het aanbrengen van een correctie op de bekostiging.
4. Indien uit de jaarverslaggeving, bedoeld in artikel 175, eerste lid, uit de verklaring van de deskundige, bedoeld in artikel 175, vierde lid, of uit een op grond van het eerste lid ingesteld onderzoek blijkt dat de bekostiging voor een school onrechtmatig is besteed of evident ondoelmatig is aangewend, kan Onze Minister bepalen dat het desbetreffende gedeelte van de bekostiging niet ten laste komt van het Rijk of dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de bekostiging.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de wijze waarop wordt vastgesteld dat sprake is van evident ondoelmatige aanwending van de bekostiging als bedoeld in het vierde lid.
6. De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
7. Een in het tweede lid bedoelde correctie wordt indien de correctie strekt tot verhoging van de bekostiging, binnen acht weken na de mededeling, bedoeld in het derde lid, door Onze Minister betaald.
P
Onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid vervalt het tweede lid van artikel 187.
De Wet educatie en beroepsonderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.3.1. wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, tweede volzin, wordt de zinsnede «De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid» vervangen door «De jaarrekening gaat vergezeld van de overige gegevens, bedoeld in artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en een verklaring omtrent de getrouwheid».
2. In het vijfde lid wordt de zinsnede «vergezeld van de verklaring» vervangen door «vergezeld van de overige gegevens en de verklaring».
3. Aan het slot van het vijfde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de wijze en het tijdstip waarop openbaarmaking plaatsvindt.
B
In artikel 2.3.2, tweede lid, wordt «over de inrichting» vervangen door «over de inrichting en de wijze en het tijdstip van openbaarmaking».
De Leerplichtwet BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 28, eerste lid, wordt in de eerste volzin na «de naleving van deze wet» ingevoegd: anders dan door de hoofden.
B
Artikel 28a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.
2. Na het eerste lid worden vier leden toegevoegd, luidende:
2. Ten behoeve van het in het eerste lid bedoelde toezicht kan de Inspectie van het onderwijs ambtenaren als bedoeld in artikel 28 aanwijzen indien het bestuurscollege hierom verzoekt.
3. Aan de aanwijzing, bedoeld in het tweede lid, ligt een samenwerkingsovereenkomst tussen de Inspectie van het onderwijs en het bestuurscollege ten grondslag, waarvoor het model bij ministeriële regeling wordt vastgesteld en waarin in ieder geval de werkzaamheden zijn opgenomen die door deze ambtenaren worden verricht.
4. Indien toepassing is gegeven aan het tweede lid, treft het bestuurscollege maatregelen om te voorkomen dat de aangewezen ambtenaren taken verrichten ten behoeve van het toezicht, bedoeld in artikel 28, met betrekking tot de scholen of instellingen waarop hij als aangewezen ambtenaar toezicht houdt. De instructie, bedoeld in artikel 28, vierde lid, is niet van toepassing voor zover het de werkzaamheden van de aangewezen ambtenaren betreft.
5. De ambtenaren, bedoeld in het tweede lid, zijn niet bevoegd om namens de minister een bestuurlijke boete op te leggen als bedoeld in artikel 39.
Indien het bij koninklijke boodschap van 2 oktober 2018 ingediende voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen; Kamerstukken II 2018/19, 35 050, nr. 2) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel D, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel V, van deze wet, wordt in Artikel I, onderdeel V, van deze wet «artikel 77» vervangen door «artikel 76».
Indien het bij koninklijke boodschap van 2 oktober 2018 ingediende voorstel van wet tot wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen; Kamerstukken II 2018/19, 35 050, nr. 2) tot wet is of wordt verheven en artikel 76 van artikel I, onderdeel D, van die wet later in werking treedt dan artikel I, onderdeel V, van deze wet, wordt in artikel 76, vierde lid, van artikel I, onderdeel D, van die wet «artikel 283 van de Gemeentewet» vervangen door «artikel 3 van de Wet algemene regels herindeling» en wordt «artikel 1, onderdeel f, van de Wet algemene regels herindeling» vervangen door: artikel 1, onderdeel h, van de Wet algemene regels herindeling.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met uitzondering van de artikelen I, onderdeel D, III, onderdeel Bb, en IX, onderdelen Aa en Ab, die in werking treden drie jaar na de dag volgend op de datum van uitgifte in het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te ’s-Gravenhage, 1 juli 2020
Willem-Alexander
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Uitgegeven de achtste juli 2020
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2020-235.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.