36 610 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Successiewet 1956 en enkele andere wetten in verband met aanpassingen in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025)

D TWEEDE VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 5 december 2024

De nota naar aanleiding van het verslag2 heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de fracties van de BBB, GroenLinks-PvdA en de VVD hebben nog enkele nadere vragen en opmerkingen over het voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de fractie van de PVV hebben zich aangesloten bij de vragen en opmerkingen van de fractie van de BBB. De leden van de fractie van JA21 hebben zich aangesloten bij de vragen en opmerkingen van de fracties van de BBB en de VVD.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De regering heeft naar aanleiding van de in de Tweede Kamer aangenomen motie van het lid Stoffer3 aangegeven dat zij in gesprek zal gaan met de agrarische sector.4 Dit om te bezien hoe de gevolgen van de uitsluiting van lidmaatschapsrechten in een coöperatie voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) of doorschuifregeling (DSR) zoveel mogelijk beperkt kunnen worden. Omdat het wetgeving betreft die per 1 januari 2025 ingevoerd zal worden vinden de leden van de BBB-fractie het van belang om de agrarische sector zo snel mogelijk duidelijkheid op dit punt te geven. Zij vragen of de regering binnen dit kader bereid is om het overleg met de agrarische sector begin 2025 te voeren en informeren of de regering hiertoe al een afspraak met de agrarische sector heeft ingepland, dan wel wanneer zij van plan is dat te gaan doen.

De regering heeft in reactie op vragen van de BBB-fractie over de voorgestelde definitie van preferente aandelen en de situatie van een vennootschap onder firma (vof) waarvan de winstreserves zijn voorbehouden aan een bepaalde firmant van die vof, (onder meer) geantwoord dat indien de aansprakelijkheid van de firmant in het vennootschapscontract beperkt is tot enkel het ingebrachte vermogen, dit het vermogen van die firmant kwalificeert als een medegerechtigdheid in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001.5 In vervolg hierop vragen de leden van de BBB-fractie: kwalificeert het belang van de firmant in een vof voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten, indien de aansprakelijkheid van deze firmant in het vennootschapscontract niet beperkt wordt tot het enkel ingebrachte vermogen? Worden in dat geval houders van economisch vergelijkbare preferente aandelen dan niet fiscaal achtergesteld bij deze firmanten, nu zij geen vergelijkbaar gebruik kunnen maken van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten, zo informeren genoemde leden. Ten slotte vragen zij in dit verband of dit mogelijk in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.

Op vragen van de leden van de BBB-fractie wat een eventuele negatieve beslissing van de Europese Commissie over de verruiming van de verwateringsregeling en toegang voor kleine familiebelangen zou betekenen, heeft de regering aangegeven dat een informeel overleg met de Europese Commissie op relatief korte termijn kan plaatsvinden.6 De leden van de BBB-fractie vragen wanneer de regering van plan is dit informele overleg met de Europese Commissie te gaan voeren.

In het vorige verslag7 hebben de leden van de BBB-fractie opgemerkt dat zij vinden dat er sprake is van «overkill» doordat veel reguliere situaties door dit wetsvoorstel worden getroffen en vragen of de regering op deze stelling wil reageren. Zij informeren hoe vaak sprake zal zijn van «overkill» en vragen of de regering mogelijkheden ziet om deze onbedoelde en ongewenste gevolgen te mitigeren in de uitvoering, bijvoorbeeld via de toepassing van de hardheidsclausule of anderszins.

Vragen en opmerkingen van de leden van GroenLinks-PvdA

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben nog enkele vragen die zijn bedoeld om meer inzicht te krijgen in de effecten van het voorliggende wetsvoorstel.

Stel dat een bedrijfseigenaar aan zijn twee kinderen het aandelenkapitaal in het bedrijf schenkt. Het aandelenkapitaal bedraagt € 50 miljoen, gelijkelijk verdeeld over de twee kinderen. Wat moeten de kinderen in de oude situatie betalen en wat in de nieuwe situatie als ze optimaal gebruikmaken van de BOR of DSR, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA. In het verlengde hiervan informeren zij of het nog verschil maakt als de bedrijfseigenaar zelf de zeggenschap in de onderneming houdt, bijvoorbeeld in de vorm van preferente aandelen.

Verder vragen de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA of de regering kan aangeven wat de gevolgen zouden zijn als de geschonken € 50 miljoen aandelen beursgenoteerde multinationals betreft.

Ook horen de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA graag van de regering of zij kan aangeven wat de rechtvaardiging is voor dat geschonken kapitaal in een onderneming veel lager is belast dan andersoortige schenkingen.

Ten slotte leggen de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA de regering de volgende casus voor. Stel dat kind A zijn aandelen na 3,5 jaar verkoopt voor € 35 miljoen. Wat zijn dan de gevolgen in de nieuwe situatie en wat zouden die in de oude situatie zijn geweest, zo vragen genoemde leden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

In het wetsvoorstel kwalificeren «tracking stocks» niet langer voor de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet (BOR-SW) en voor doorschuifregelingen die specifiek zijn gericht op de schenking van een aanmerkelijk belang (DSR-ab), aldus de leden van de VVD-fractie. In de memorie van toelichting is aangegeven dat veel belastingplichtigen hun «tracking stocks» daarom zullen omzetten in een daadwerkelijke juridische splitsing. Voor de bezitseis wordt hiervoor een tweejarige overgangsregeling geboden, op grond waarvan voor de nieuwe aandelen in de verkrijgende vennootschap(pen) geen nieuwe bezitstermijn gaat lopen als die splitsing vóór 1 januari 2028 plaatsvindt. Voor die splitsing zal vaak ook een beroep moeten worden gedaan op de splitsingsfaciliteiten in de inkomensbelasting (IB), vennootschapsbelasting (VPB), dividendbelasting en eventueel overdrachtsbelasting teneinde die splitsing belastingvrij voor deze belastingen te kunnen laten plaatsvinden.8 De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan bevestigen dat een dergelijke splitsing met het oog op behoud van de BOR-SW en DSR-ab bij overlijden en schenking kwalificeert voor de diverse splitsingsvrijstellingen in deze belastingen en er derhalve geen sprake is van het ongeoorloofd ontgaan of uitstellen van belastingheffing. Verder vragen zij of de regering kan bevestigen dat dit ook geldt onder de nieuwe splitsingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting vanaf 1 juli 2025.

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien de reactie van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen de nota naar aanleiding van het tweede verslag graag uiterlijk vrijdag 6 december 2024. Met de ontvangst van deze nota acht de commissie het wetsvoorstel gereed voor plenaire behandeling op 9 en 10 december 2024.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Ballekom

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, De Man


X Noot
1

Samenstelling:

Kroon (BBB) (ondervoorzitter), Van Wijk (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Martens (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD) (voorzitter), Geerdink (VVD), Vogels (VVD), Bovens (CDA), Bakker-Klein (CDA), Aerdts (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
4

Kamerstukken I 2024/25, 36 610, C, p. 2, eerste alinea.

X Noot
5

Kamerstukken I 2024/25, 36 610, C, p. 3, derde alinea.

Naar boven