36 603 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2025)

F VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 oktober 2025

De vaste commissie voor Financiën1 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane over nadere vragen over goedkeurend beleidsbesluit bpm – emissievrije bijzondere personenauto's en emissievrije motorrijwielen. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:

  • De uitgaande brief van 17 september 2025.

  • De antwoordbrief van 7 oktober 2025.

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Karthaus

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN

Aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane

Den Haag, 17 september 2025

De leden van de vaste commissie voor Financiën hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van uw voorganger van 24 juni 2025 over het goedkeurend beleidsbesluit bpm – emissievrije bijzondere personenauto's en emissievrije motorrijwielen.2 Het lid van de fractie van 50PLUS heeft u naar aanleiding daarvan een aantal vragen en opmerkingen gesteld bij brief van 11 juli 2025. De beantwoording hiervan was ten tijde van de commissievergadering van 9 september 2025 nog niet ontvangen.3 Het lid van de fractie van 50PLUS heeft een aantal nadere vragen en opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van het lid van de fractie van 50PLUS

Uw brief en de bekendmaking in de Staatscourant betreffen een zogenoemd goedkeurend beleidsbesluit, waarmee vooruitlopend op wetgeving, geregeld wordt dat vanaf 1 januari 2025, dus met terugwerkende kracht tot die datum, en tot 1 januari 2026, de vaste voet voor de bpm ook geldt voor emissievrije bijzondere personenauto's en emissievrije motorrijwielen. Toegelicht wordt dat er een zwaarwegend belang is om dit besluit te nemen omdat de prijsverschillen door verschillen in bpm te groot zouden zijn. Naar uw oordeel zijn deze verschillen moeilijk te rechtvaardigen.

De aard van het wetgevingsinstrument «goedkeurend beleidsbesluit», dat vooralsnog in de plaats treedt van wetgeving in formele zin, dient bij voorkeur te worden ondertekend door een Minister of Staatssecretaris. In het onderhavige geval is dit besluit namens de Staatssecretaris ondertekend door de Hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken.

Onderschrijft u de opvatting van het lid van de 50PLUS-fractie dat dit goedkeurend beleidsbesluit daarmee de formele vereisten van het instrument goedkeurend beleidsbesluit nog meer oprekt?

Door deze handelwijze wordt het instrument van goedkeurende beleidsbesluiten gebruikt als een soort administratieve handeling terwijl het hier gaat om een bijzonder besluit dat formeel gezien in strijd is met de fiscale wetgeving. Daarnaast heeft het betreffend besluit ook nog een terugwerkende kracht met grote financiële consequenties. Deelt u de zienswijze van het lid van de 50PLUS-fractie dat de totstandkoming van regelgeving hiermee een verzwakkend karakter heeft, waardoor de rechtmatigheidstoetsing van de Eerste Kamer buiten spel wordt gezet?

Tijdens het debat van 8 april 2025 met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijsrelaties over de begroting zijn de grondwettelijke bezwaren tegen het instrument goedkeurend beleidsbesluit uitvoerig behandeld terwijl een reëel alternatief bestaat in de formele zin van een spoedwet.

Kunt u aangeven waarom in dit geval niet is gekozen voor een spoedwet, ondanks dat het besluit gedateerd is op 23 juni 2025 waardoor voldoende tijd was om een dergelijke spoedwet te realiseren?

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegde tijdens het debat toe dat de regering grote terughoudendheid dient te betrachten bij de (mogelijke) inzet van goedkeurende beleidsbesluiten. Op verzoek van het lid van de 50PLUS-fractie en andere fracties binnen de Eerste Kamer meldde de Minister in het derde kwartaal van 2025 met een notitie te komen om te bezien of er strengere regels dienen te komen voor het nemen van goedkeurende beleidsbesluiten.

Hoe rijmt u deze toezegging met de huidige gang van zaken waarbij door een ambtenaar van het Ministerie van Financiën het betreffende beleidsbesluit is getekend?

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk binnen vier weken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, W.T. van Ballekom

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN – FISCALITEIT, BELASTINGDIENST EN DOUANE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 oktober 2025

Op 17 september jl. heeft de Voorzitter van de vaste commissie voor Financiën verzocht te reageren op vragen over het goedkeurend beleidsbesluit voor de bpm waarover Uw Kamer op 24 juni 2025 is geïnformeerd. Deze vragen zijn gesteld door het lid van de 50PLUS-fractie.

De vragen volgen op eerdere vragen en opmerkingen van het lid van de fractie van 50PLUS zoals die op 11 juli 2025 kenbaar zijn gemaakt. Deze vragen van 11 juli 2025 zijn op 10 september 2025 beantwoord.4 Bijgaand treft u de beantwoording aan van de vragen die op 18 september jl. zijn gesteld.

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, E.H.J. Heijnen

Vraag 1

Uw brief en de bekendmaking in de Staatscourant betreffen een zogenoemd goedkeurend beleidsbesluit, waarmee vooruitlopend op wetgeving, geregeld wordt dat vanaf 1 januari 2025, dus met terugwerkende kracht tot die datum, en tot 1 januari 2026, de vaste voet voor de bpm ook geldt voor emissievrije bijzondere personenauto's en emissievrije motorrijwielen. Toegelicht wordt dat er een zwaarwegend belang is om dit besluit te nemen omdat de prijsverschillen door verschillen in bpm te groot zouden zijn. Naar uw oordeel zijn deze verschillen moeilijk te rechtvaardigen.

De aard van het wetgevingsinstrument «goedkeurend beleidsbesluit», dat vooralsnog in de plaats treedt van wetgeving in formele zin, dient bij voorkeur te worden ondertekend door een Minister of Staatssecretaris. In het onderhavige geval is dit besluit namens de Staatssecretaris ondertekend door de hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken. Onderschrijft u de opvatting van het lid van de 50PLUS-fractie dat dit goedkeurend beleidsbesluit daarmee de formele vereisten van het instrument goedkeurend beleidsbesluit nog meer oprekt?

Door deze handelwijze wordt het instrument van goedkeurende beleidsbesluiten gebruikt als een soort administratieve handeling terwijl het hier gaat om een bijzonder besluit dat formeel gezien in strijd is met de fiscale wetgeving. Daarnaast heeft het betreffend besluit ook nog een terugwerkende kracht met grote financiële consequenties. Deelt u de zienswijze van het lid van de 50PLUS-fractie dat de totstandkoming van regelgeving hiermee een verzwakkend karakter heeft, waardoor de rechtmatigheidstoetsing van de Eerste Kamer buiten spel wordt gezet?

Antwoord op vraag 1

In de Fiscale beleids- en uitvoeringsagenda 2025 is het goedkeurend beleid voor emissievrije bijzondere personenauto’s en emissievrije motorrijwielen aangekondigd.5 Naar aanleiding van deze brief is een conceptbesluit opgesteld en ter akkoord voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane. Mijn ambtsvoorganger heeft op 27 mei 2025 expliciet ingestemd met het besluit zoals dat op 23 juni 2025 namens hem door de hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken van de Belastingdienst is ondertekend en op 24 juni 2025 is bekendgemaakt. Op dezelfde dag van de publicatie is het besluit door mijn ambtsvoorganger via een brief aan beide Kamers der Staten-Generaal gedeeld ten einde volledig transparant te zijn over de inzet van goedkeurend beleid. Dat de hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken beleidsbesluiten ondertekent, is reeds sinds enige jaren de vaste praktijk. Ondertekening door de hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken vindt uitsluitend plaats na de uitdrukkelijke beslissing van de verantwoordelijke bewindspersoon om het desbetreffende goedkeurend beleidsbesluit te treffen. De reden van ondertekening door een ambtelijke functionaris is net als bij andere ondertekeningen namens de verantwoordelijke bewindspersoon zuiver praktisch van aard. Gegeven het proces dat aan een goedkeurend beleidsbesluit vooraf gaat, is de opvatting dat het besluit hierdoor niet zwakker wordt of wordt opgerekt. Het doet evenmin afbreuk aan de staatsrechtelijke verhouding tussen de verantwoordelijke bewindspersoon en de Eerste Kamer.

Wanneer wordt gekozen voor een goedkeurend beleidsbesluit, worden de checks en balances die bij een zorgvuldig wetgevingsproces horen, niet afgewacht. Dat raakt ook de rechtmatigheidstoetsing zoals die onder andere door de Eerste Kamer wordt uitgevoerd. Zoals ook eerder is aangegeven vormt dit dan ook een zwaarwegende reden om terughoudend om te gaan met de inzet van goedkeurend beleid. Naar aanleiding van de gestelde vraag en gegeven het bijzondere karakter van goedkeurend beleid, wordt de werkwijze binnen het Ministerie van Financiën aangepast. In het vervolg zullen goedkeurende beleidsbesluiten die vooruitlopen op wetgeving worden ondertekend door de hiervoor verantwoordelijke bewindspersoon. Andere (fiscale) beleidsbesluiten6 blijven namens de verantwoordelijke bewindspersoon ondertekend worden door de hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken.

Vraag 2

Tijdens het debat van 8 april 2025 met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijsrelaties over de begroting zijn de grondwettelijke bezwaren tegen het instrument goedkeurend beleidsbesluit uitvoerig behandeld terwijl een reëel alternatief bestaat in de formele zin van een spoedwet.

Kunt u aangeven waarom in dit geval niet is gekozen voor een spoedwet, ondanks dat het besluit gedateerd is op 23 juni 2025 waardoor voldoende tijd was om een dergelijke spoedwet te realiseren?

Antwoord op vraag 2

Zoals ook aangegeven in de brief van 10 september 2025 bevat het Belastingplan 2026 het voorstel om het beleid zoals dat momenteel is neergelegd in het beleidsbesluit, op te nemen in de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet BPM 1992). Het voorstel raakt aan een relatief beperkt aantal motorrijtuigen, maar heeft wel budgettaire implicaties die voor het jaar 2025 zijn geraamd op circa € 4 mln. per jaar. Om die redenen is opname van het voorstel in het Belastingplan 2026 passend. Er is ingeschat dat de Wet BPM 1992 via het Belastingplan 2026 op de kortst mogelijke termijn kan worden aangepast. Naar verwachting had een zelfstandig spoedwetsvoorstel dit proces niet kunnen versnellen. Voor het Belastingplan 2026 gelden reeds specifieke afspraken die zijn gericht op een voortvarende behandeling.

Vraag 3

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegde tijdens het debat toe dat de regering grote terughoudendheid dient te betrachten bij de (mogelijke) inzet van goedkeurende beleidsbesluiten. Op verzoek van het lid van de 50PLUS-fractie en andere fracties binnen de Eerste Kamer meldde de Minister in het derde kwartaal van 2025 met een notitie te komen om te bezien of er strengere regels dienen te komen voor het nemen van goedkeurende beleidsbesluiten.

Hoe rijmt u deze toezegging met de huidige gang van zaken waarbij door een ambtenaar van het Ministerie van Financiën het betreffende beleidsbesluit is getekend?

Antwoord op vraag 3

Onderhavig besluit is namens de Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane ondertekend door de hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken van de Belastingdienst. Zoals eerder aangegeven tekent de hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken een goedkeurend beleidsbesluit uitsluitend na de uitdrukkelijke beslissing van de verantwoordelijke bewindspersoon om het desbetreffende goedkeurend beleidsbesluit te treffen. Deze ondertekening betekent dan ook niet dat geen terughoudendheid bij de inzet van goedkeurend beleid wordt betracht. Ook bij de totstandkoming van dit beleidsbesluit is getoetst aan het afwegingskader en is de nodige terughoudendheid betracht. Voor wat betreft de notitie over strengere regels voor goedkeurende beleidsbesluiten zal de Minister van BZK, met mijn medewerking, ervoor zorgdragen dat deze zo spoedig mogelijk aan uw Kamer zal worden aangeboden.


X Noot
1

Samenstelling:

Kroon (BBB) (ondervoorzitter), Van Wijk (BBB), Griffioen (BBB), Martens (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD) (voorzitter), Van der Linden (VVD), Vogels (VVD), Bovens (CDA), Bakker-Klein (CDA), Aerdts (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (ChristenUnie), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken I 2024/25, 36 603, D.

X Noot
3

Op 10 september 2025 heeft de Minister deze vragen beantwoord, zie Kamerstukken I 2024/25, 36 603, E

X Noot
4

Kamerstukken I 2024/25, 36 603, D.

X Noot
5

Kamerstukken II 2024/25, 32 140, nr. 251.

X Noot
6

Als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Naar boven