36 539 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, Het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's Onze toekomst veiligstellen – De klimaatdoelstelling voor Europa voor 2040 en de weg naar klimaatneutraliteit tegen 2050 met het oog op de totstandbrenging van een duurzame, rechtvaardige en welvarende samenleving

C VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 4 september 2024

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat1 hebben kennisgenomen van de brief van de toenmalige Minister van Klimaat en Energie van 7 juni 2024 over de commissiemededeling betreffende de klimaatdoelstelling 2040.2

Naar aanleiding hiervan is op 17 juli 2024 een brief gestuurd aan de Minister van Klimaat en Groene Groei.

De Minister heeft op 4 september 2024 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Karthaus

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Minister van Klimaat en Groene Groei

Den Haag, 17 juli 2024

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 7 juni 2024 over de commissiemededeling betreffende de klimaat-doelstelling 2040.3 De leden van de fracties van de BBB en VVD hebben naar aanleiding daarvan een aantal nadere vragen en opmerkingen. De leden van de fractie van JA21 sluiten zich aan bij de gestelde vragen door de leden van de fractie van de VVD.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de BBB

De fractieleden van de BBB vragen hoe 90% overall reductie in 2040 (t.o.v. 1990, 10 ton CO2/inwoner) zich tussen de verschillende sectoren verhoudt om uiteindelijk in 2050 tot het doel 100% CO2-neutraal te komen. De fractieleden van de BBB stellen dat er sectoren zullen zijn die netto nog niet neutraal zijn in 2050, maar dat dit mogelijk wordt gecompenseerd door andere sectoren. De fractieleden van de BBB ontvangen graag een toelichting op zowel hoe de verschillende doelen zich tot elkaar verhouden als de reductieverschillen tussen de verschillende sectoren.

De fractieleden van de BBB vragen of er al wordt voorgesorteerd op de salderingsmogelijkheid met andere EU-lidstaten mocht het Nederland niet lukken zelfstandig te voldoen aan de doelstelling.

Hoe ziet het afbouwplan, om tot de gewenste CO2-uitstoot per jaar (grafiek 1) te komen, er grafisch uit tot 0% reductie in 2025, zo vragen de fractieleden van de BBB. De fractieleden van de BBB vragen u om een grafiek die een verwachting geeft van de verdere reductie tot het gestelde doel in 2050.

De fractieleden van de BBB vragen of u kunt garanderen dat de globale opwarming beperkt wordt tot 1,5 graden Celsius, indien we als Nederland in 2050 CO2-neutraal zijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de VVD

De fractieleden van de VVD vragen welk beeld u kunt geven ten aanzien van de maatregelen die nu worden genomen, gericht op de klimaatdoelstelling (88% broeikasemissiereductie in 2040 ten opzichte van 1990) uit de Klimaatwet. Welke maatregelen zijn wel uitvoerbaar in de praktijk? Welke maatregelen zijn deels uitvoerbaar in de praktijk? Welke maatregelen zijn niet uitvoerbaar in de praktijk?

Welke maatregelen zijn in Nederland nodig om het percentage van 90% broeikasvermindering te bereiken als Nederland zich ook committeert aan dit streven, zo vragen de fractieleden van de VVD. Is er voldoende uitvoeringscapaciteit beschikbaar om deze maatregelen succesvol uit te voeren?

De fractieleden van de VVD vragen welke concrete maatregelen nodig zijn om Nederlandse bedrijven voor te bereiden op de vereiste intensivering van maatregelen die door de Commissie voorgesteld zullen worden bij de verhoging van de klimaatdoelstelling.

De fractieleden van de VVD vragen voorts welke maatregelen u bereid bent te nemen als bedrijven niet zelfstandig in staat zijn om tijdig voldoende bij te dragen aan het EU-doel van 90%. Heeft dit voor bedrijven consequenties, zo ja: welke?

Hoe taxeert u de kans dat bedrijven bij de verhoging van de klimaatdoelstelling 2040 hun bedrijfsactiviteiten staken omdat de gevraagde inspanningen om bij de dragen aan het halen van de klimaat-doelstelling niet opwegen tegen de baten, zo vragen de fractieleden van de VVD. Kan u aangeven bij welke sectoren dit speelt? En kan u aangeven om hoeveel bedrijven dit per sector gaat?

U heeft het in de beantwoording van de schriftelijke vragen over de koppeling die de Commissie maakt tussen verduurzaming en concurrentievermogen.4 De fractieleden van de VVD vragen welke concrete maatregelen u graag verwerkt ziet in het voorstel van de Europese Commissie om het concurrentievermogen van bedrijven in Nederland te verbeteren. En welk voordeel verwacht u dat Nederlandse ondernemingen hiervan ondervinden?

Netwerkcapaciteit en beschikbaarheid van energie zijn cruciaal om de klimaatdoelstelling te realiseren, aldus de fractieleden van de VVD. Welke concrete acties en maatregelen zijn nodig om voldoende capaciteit van hernieuwbare energie en het gebruik hiervan te verzekeren?

De fractieleden van de VVD vragen welke maatregelen u nodig acht en graag terugziet in het voorstel van de Commissie ten behoeve van de haalbaarheid voor Nederlandse bedrijven.

In de beantwoording schrijft u dat verwacht wordt dat de koppeling tussen de klimaatdoelstelling en de aanpak voor het concurrentievermogen bedrijven ten goede komt.5 Kunt u daarbij concrete voorbeelden noemen om dit te illustreren, zo vragen de fractieleden van de VVD.

In de beantwoording schrijft u dat Nederland er bij de Commissie op zal aandringen om aan de slag te gaan met de haalbaarheid van de transitie in de industrie.6 De fractieleden van de VVD vragen of dit nu al plaats vindt? Zo ja, hoe vindt dit plaats? Bent u tevreden over hoe dit in de praktijk gebeurt?

De fractieleden van de VVD vragen ten slotte wat er volgens u voor nodig is om de transitie in de industrie doeltreffender en doelmatiger te maken. En kunt u toezeggen dit in overleg met de Commissie te verwerken?

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat zien uw reactie met belang-telling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 4 september 2024.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, S.M. Kluit

BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2024

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de fracties van de BBB en VVD naar aanleiding van de brief van 7 juni 2024 over de commissiemededeling betreffende de klimaatdoelstelling 2040.7

De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans

Bijlage 1: Antwoorden op gestelde vragen

Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de BBB

1

De fractieleden van de BBB vragen hoe 90% overall reductie in 2040 (t.o.v. 1990, 10 ton CO2/inwoner) zich tussen de verschillende sectoren verhoudt om uiteindelijk in 2050 tot het doel 100% CO2-neutraal te komen. De fractieleden van de BBB stellen dat er sectoren zullen zijn die netto nog niet neutraal zijn in 2050, maar dat dit mogelijk wordt gecompenseerd door andere sectoren. De fractieleden van de BBB ontvangen graag een toelichting op zowel hoe de verschillende doelen zich tot elkaar verhouden als de reductieverschillen tussen de verschillende sectoren.

Antwoord

Het door de Europese Commissie aanbevolen tussendoel van netto 90% procent broeikasgasreductie in 2040 is een doel voor de gehele EU. De verdeling van de opgave naar sectoren en lidstaten zal worden uitgewerkt in het beleidspakket dat de Europese Commissie naar verwachting in 2026 zal voorstellen, nadat er overeenstemming is tussen de lidstaten en het Europees Parlement over de hoogte van het tussendoel. In de impact assessment bij de Commissiemededeling over het EU-2040 doel heeft de Europese Commissie meerdere scenario's met diverse mogelijke sectorale verdelingen onderzocht. Deze zijn in de tabel hieronder weergegeven. In deze tabel ligt het aanbevolen doel van netto 90% reductie tussen scenario 2 en scenario 3 in. De tabel bevat geen sectordoelen en het is niet noodzakelijk dat de opgave uiteindelijk zal worden verdeeld zoals in de tabel weergegeven.

Tabel – Scenario’s uit de impact assessment van de Europese Commissie voor de verschillende sectoren1

Tabel – Scenario’s uit de impact assessment van de Europese Commissie voor de verschillende sectoren1

1 Europese Commissie (2024). Impact Assessment Report, Part 1. Geraadpleegd via: EUR-Lex - 52024SC0063 - EN - EUR-Lex (europa.eu)

2

De fractieleden van de BBB vragen of er al wordt voorgesorteerd op de salderingsmogelijkheid met andere EU-lidstaten mocht het Nederland niet lukken zelfstandig te voldoen aan de doelstelling.

Antwoord

Het door de Commissie aanbevolen tussendoel van netto 90% procent broeikasgasreductie in 2040 is een doel voor de gehele EU. Er volgt geen verplichting uit voor Nederland om ook nationaal een 2040 doel te stellen of te halen. De verdeling van de opgave naar sectoren en lidstaten, en daarmee ook eventuele verplichtingen voor Nederland, zal worden uitgewerkt in het klimaatbeleidspakket dat de Europese Commissie naar verwachting in 2026 zal voorstellen, nadat er overeenstemming is tussen de lidstaten en het Europees Parlement over de hoogte van het tussendoel. Het huidige EU-klimaatbeleid verdeelt de reductieopgave via het emissiehandelssysteem (ETS), de Effort Sharing Regulation (ESR) en de landgebruiksverordening (LULUCF). In het ETS zitten geen nationale doelen en dus ook geen noodzaak of mogelijkheid om met andere lidstaten te salderen. Wel staat het bedrijven vrij om emissierechten te verhandelen. ESR en LULUCF kennen een verplicht doel per lidstaat op nationaal niveau, waarbij de mogelijkheid bestaat om beperkt tekorten of overschotten van emissiereductie te salderen met andere lidstaten. ESR en LULUCF lopen in principe af in 2030 en of ze daarna worden voortgezet is nog niet bepaald.

De Europese Commissie ziet erop toe dat collectieve klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie worden behaald op basis van de Governance Verordening (Verordening (EU) 2018/1999). Indien de EU als geheel niet op koers ligt om aan een collectieve doelstelling te voldoen, kan de Commissie nieuw Europees beleid voorstellen of niet-bindende aanbevelingen doen aan de individuele lidstaten binnen de kaders van het Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan (INEK). Indien de betrokken lidstaat besluit geen gevolg te geven aan een aanbeveling, moet dit worden gemotiveerd bij de Europese Commissie.

3

Hoe ziet het afbouwplan, om tot de gewenste CO2-uitstoot per jaar (grafiek 1)8 te komen, er grafisch uit tot 0% reductie in 20259, zo vragen de fractieleden van de BBB. De fractieleden van de BBB vragen u om een grafiek die een verwachting geeft van de verdere reductie tot het gestelde doel in 2050.

Antwoord

De impact assessment bij de Commissiemededeling over de EU-klimaatdoelstelling voor 2040 bevat een grafiek met de reductie tot aan het gestelde doel in 2050:

Grafiek – scenario’s netto EU broeikasgasemissies 1990–20501

Grafiek – scenario’s netto EU broeikasgasemissies 1990–20501

1 Europese Commissie (2024). Impact Assessment Report, Part 1. Geraadpleegd via: EUR-Lex - 52024SC0063 - EN - EUR-Lex (europa.eu)

Het gaat in bovenstaande grafiek om de totale emissies in de hele EU. De verdeling van de Europese opgave naar sectoren en lidstaten volgt pas uit het beleidspakket dat de Europese Commissie naar verwachting in 2026 zal voorstellen, nadat er overeenstemming is tussen de lidstaten en het Europees Parlement over de hoogte van het tussendoel. Hiermee geeft deze grafiek dus geen beeld voor de Nederlandse emissiereductie tot 2050.

Er is op dit moment geen raming beschikbaar van de verwachte Nederlandse broeikasgasemissiereductie tot aan 2050. In de Klimaat- en Energieverkenning 2024 die dit najaar uitkomt zal het Planbureau voor de Leefomgeving voor het eerst een prognose maken van de emissiereductie in Nederland tot 2040. In het Klimaatplan zal nader worden ingegaan op het Nederlandse pad richting klimaatneutraliteit in 2050.

4

De fractieleden van de BBB vragen of u kunt garanderen dat de globale opwarming beperkt wordt tot 1,5 graden Celsius, indien we als Nederland in 2050 CO2-neutraal zijn.

Antwoord

Volgens de Europese Wetenschappelijke Klimaatraad biedt het hanteren van een tussendoel van 90% tot 95% broeikasgasemissiereductie in 2040 op weg naar klimaatneutraliteit in 2050 een kans van 50% dat globale opwarming van de aarde beperkt wordt tot 1,5 graden Celsius, in lijn met de afspraken in de Overeenkomst van Parijs. In dit scenario is het noodzakelijk dat andere landen ook hun eerlijke bijdrage leveren aan het terugdringen van broeikasgasemissies. Het behouden en versterken van de succesvolle leiderschapsrol van de EU op klimaatgebied is essentieel om andere landen hiertoe aan te sporen. Indien de EU en NL, als één van de meest ontwikkelde en innovatieve economieën van de wereld, niet inzetten op een reductie in lijn met Parijs-afspraken, zal dit naar verwachting ook niet lukken voor de rest van de wereld. Deze reductie kan bovendien ook een positief effect hebben op nieuwe duurzame verdienkansen voor Europese groene bedrijven en handelsrelaties vanwege verdere samenwerking op klimaatbeleid. Voor een gelijk mondiaal speelveld van Europese bedrijven is het van belang dat ook in landen buiten de EU ambitieus klimaatbeleid wordt gevoerd.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de VVD

5

De fractieleden van de VVD vragen welk beeld u kunt geven ten aanzien van de maatregelen die nu worden genomen, gericht op de klimaatdoelstelling (88% broeikasemissiereductie in 2040 ten opzichte van 1990) uit de Klimaatwet. Welke maatregelen zijn wel uitvoerbaar in de praktijk? Welke maatregelen zijn deels uitvoerbaar in de praktijk? Welke maatregelen zijn niet uitvoerbaar in de praktijk?

Antwoord

De Europese Commissie schat in dat bij voortzetting van het huidige klimaatbeleid in 2040 ca. 88% netto broeikasgasemissiereductie zal worden bereikt in de EU ten opzichte van 1990. Dit betreft een raming en is geen doelstelling en is als zodanig ook niet opgenomen in de Europese Klimaatwet. Het klimaat- en energiebeleid uit het Fit-for-55-pakket legt de belangrijkste basis voor het transitiepad naar klimaatneutraliteit in de EU richting 2050. De implementatie van dit pakket zal een groot deel van de opgave richting 2030 realiseren. Veel beleidsinstrumenten werken ook door na 2030, zoals de Europese emissiehandelssystemen (EU ETS1 en ETS2) en het bronbeleid in de mobiliteitssector, waaronder de CO2-normen voor lichte voertuigen en vrachtwagens en de bijmengverplichting voor duurzame brandstoffen in de lucht- en zeevaart. Een groot deel van de maatregelen voor de transitie na 2030 richting 2040 moet echter nog worden vastgesteld en uitgewerkt. Wanneer de uitkomst van onderhandelingen over het EU-tussendoel voor 2040 bekend is en de onderliggende Europese beleidsarchitectuur voor de periode na 2030 nader is ingevuld, wordt dit vertaald naar het nationale beleid. Hierbij zal het kabinet rekening houden met de uitvoerbaarheid van maatregelen. Mede in voorbereiding hierop en conform de verplichting uit de Klimaatwet, zal het kabinet in het Klimaatplan dat momenteel in voorbereiding is en begin 2025 aan uw Kamer zal worden aangeboden, ingaan op de hoofdzaken van het nationale beleid voor de periode 2025–2035. Nederland vraagt ook in Brussel in aanloop naar de onderhandelingen over het 2040 tussendoel en het beleidspakket ter invulling van het doel aandacht voor uitvoerbaarheid van de transitie.10 Zo pleit het kabinet voor versterking van het elektriciteitsnet, stroomlijnen van vergunningsverleningsprocedures en het vergroten van beschikbaarheid van voldoende financiering, duurzame energie en grondstoffen.

6

Welke maatregelen zijn in Nederland nodig om het percentage van 90% broeikasvermindering te bereiken als Nederland zich ook committeert aan dit streven, zo vragen de fractieleden van de VVD. Is er voldoende uitvoeringscapaciteit beschikbaar om deze maatregelen succesvol uit te voeren?

Antwoord

Het tussendoel voor 2040 betreft een EU doel en geen nationaal doel. Nederland is daarom niet verplicht ook een nationaal doel voor 2040 te stellen naar aanleiding van het EU doel. Wanneer er overeenstemming is tussen de lidstaten en het Europees Parlement over het EU-tussendoel voor 2040 en de onderliggende Europese beleidsarchitectuur voor de periode na 2030 nader is ingevuld, wordt dit vertaald naar het nationale beleid. Naar verwachting zal de besluitvorming over de beleidsarchitectuur voor de periode na 2030 in de EU uiterlijk in 2028 worden afgerond. In het Klimaatplan zal het kabinet ingaan op de hoofdzaken van het nationale klimaatbeleid voor de komende tien jaar, inclusief onderwerpen die raken aan het EU-beleid, waaronder negatieve emissies. Zoals aangegeven in antwoord 5, houdt het kabinet rekening met de uitvoerbaarheid van maatregelen op nationaal en EU-niveau.

7

De fractieleden van de VVD vragen welke concrete maatregelen nodig zijn om Nederlandse bedrijven voor te bereiden op de vereiste intensivering van maatregelen die door de Commissie voorgesteld zullen worden bij de verhoging van de klimaatdoelstelling.

Antwoord

Het aanbevolen EU-klimaatdoel voor 2040 betreft een tussenstap op weg naar het reeds afgesproken en in de Europese Klimaatwet vastgelegde doel van klimaatneutraliteit in 2050.

Het vergt inspanningen op EU en nationaal niveau om ervoor te zorgen dat het vestigingsklimaat in Europa sterk genoeg blijft, zodat bedrijven nu en in de toekomst hun verdienvermogen kunnen behouden en duurzame doelstellingen kunnen behalen. De herkozen voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen identificeert dezelfde uitdagingen als het Nederlandse kabinet voor behoud en verduurzaming van de Europese economie en industrie. Om deze uitdagingen aan te gaan wordt op EU-niveau een «Clean Industrial Deal» geïntroduceerd in de eerste honderd dagen van de nieuwe Commissie.11 De nieuwe Europese Commissie zal naar verwachting eind 2024 van start gaan. Deze strategie moet de juiste randvoorwaarden voor bedrijven creëren zodat zij de transitie in Europa kunnen doormaken en de Europese klimaatdoelen op een betaalbare en uitvoerbare wijze kunnen realiseren. Het kabinet zal dit voorstel van de Commissie te zijner tijd beoordelen middels een BNC-fiche en met de Eerste en Tweede Kamer delen.

Het kabinet pleit daarnaast in Brussel voor een Europese agenda die toeziet op adequate implementatie van EU-regelgeving en het verlagen van regeldruk, in het bijzonder voor het midden- en kleinbedrijf. Bovendien is het voor het kabinet van belang dat regelgeving voor bedrijven haalbaar en uitvoerbaar is en Nederland zal hier in de onderhandelingen aandacht voor blijven vragen.

Op nationaal niveau ondersteunt het kabinet zowel de verduurzaming als het verdienvermogen van bedrijven op verschillende manieren. Hiervoor is o.a. het Nationaal Platform Verduurzaming Industrie opgericht en is er voor de grootste uitstoters de maatwerkaanpak. Met het huidige beleidspakket wordt ingezet op een competitieve en duurzame industrie in Nederland, waarbij voortdurend wordt bezien of dit aanpassing vergt op basis van nieuwe ontwikkelingen en inzichten.

8

De fractieleden van de VVD vragen voorts welke maatregelen u bereid bent te nemen als bedrijven niet zelfstandig in staat zijn om tijdig voldoende bij te dragen aan het EU-doel van 90%. Heeft dit voor bedrijven consequenties, zo ja: welke?

Antwoord

Zie hiertoe ook het antwoord op vraag 7. De gevraagde bijdrage aan een EU-klimaatdoel voor 2040 van bedrijven zal concreter worden aan de hand van de verwachte wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie vanaf 2026. Deze voorstellen zullen elk hun eigen regime van toezicht en handhaving bevatten. Zo is het voor bedrijven die onder het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS) vallen toegestaan om broeikasgassen uit te stoten zo lang zij hiervoor voldoende emissierechten hebben. Indien zij niet tijdig kunnen verduurzamen (met hulp van de overheid) zullen zij aanvullende rechten moeten aanschaffen, welke steeds schaarser zullen worden.

9

Hoe taxeert u de kans dat bedrijven bij de verhoging van de klimaatdoelstelling 2040 hun bedrijfsactiviteiten staken omdat de gevraagde inspanningen om bij de dragen aan het halen van de klimaat-doelstelling niet opwegen tegen de baten, zo vragen de fractieleden van de VVD. Kan u aangeven bij welke sectoren dit speelt? En kan u aangeven om hoeveel bedrijven dit per sector gaat?

Antwoord

Er hebben de afgelopen jaren grote (geopolitieke) ontwikkelingen plaatsgevonden, die significante invloed hebben gehad op (o.a.) de prijzen en toevoer van energie. Dit zet grote druk op met name de energie-intensieve industrie. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat er in de huidige situatie een reëel risico is op weglek.12 Dit onderzoek wees uit dat substantiële CO2-reductie voor vrijwel alle bedrijven na 2030 technologisch mogelijk moet zijn, mits aan de randvoorwaarden (als netcapaciteit, financiële ondersteuning en (energie-) infrastructuur) wordt voldaan. Beprijzing in combinatie met subsidiëring kan het risico op koolstoflekkage verder beperken.

In het verleden is het gelukt om koolstoflekkage effectief te beperken. CPB heeft in 2023 een rapport uitgebracht waarin zij concluderen dat er tussen 2000 en 2019 weinig tot geen bewijs is dat klimaatbeleid, in combinatie met effectief flankerend beleid, de winst, productiviteit of omzet van een gemiddeld industrieel bedrijf heeft gedrukt. De uitdaging van nu is mogelijk echter een stuk groter, er is geen laaghangend fruit meer, geopolitieke omstandigheden maken een gelijk speelveld moeilijker te bereiken en in deze fase van de transitie zal de echte omslag naar helemaal nieuwe technologieën of grondstoffen gemaakt moeten worden.

Het kabinet vindt het daarom van belang dat het risico op koolstoflekkage ook nu en richting 2040 effectief wordt gemitigeerd, dat het concurrentievermogen van de industrie wordt versterkt en bedrijven groen kunnen groeien in de EU en Nederland. Het kabinet pleit er daarom onder andere voor dat er sterk wordt ingezet op een mondiaal gelijk speelveld. Hiervoor zijn mogelijk extra maatregelen nodig in aanvulling op het EU ETS en het koolstofcorrectiemechanisme aan de grens (CBAM) ten behoeve van de competitiviteit van exporterende sectoren. Deze eventuele aanvullende maatregelen zullen op WTO-conforme manier vormgegeven moeten worden. Het kabinet kijkt in dat kader uit naar de evaluatie van de CBAM die de Commissie in 2025 zal uitvoeren, waarin specifiek aandacht is voor het effect op export en het risico op koolstoflekkage.

10

U heeft het in de beantwoording van de schriftelijke vragen over de koppeling die de Commissie maakt tussen verduurzaming en concurrentievermogen. De fractieleden van de VVD vragen welke concrete maatregelen u graag verwerkt ziet in het voorstel van de Europese Commissie om het concurrentievermogen van bedrijven in Nederland te verbeteren. En welk voordeel verwacht u dat Nederlandse ondernemingen hiervan ondervinden?

Antwoord

Zoals ook belicht in de voortgangsbrief Verduurzaming Industrie13 is een koppeling tussen verduurzaming en concurrentievermogen belangrijk voor een competitieve en duurzame industrie in Nederland en Europa, zodat onze economie groen kan groeien en onafhankelijker wordt van energiebronnen uit derde landen. Een grotere onafhankelijkheid van geïmporteerde fossiele brandstoffen en grotere weerbaarheid tegen geopolitieke instabiliteit geeft ons meer grip op energiezekerheid en energieprijzen. Ik zie graag voorstellen van de Commissie tegemoet die bijdragen aan consistentie van (verduurzamings)regelgeving, een zo gelijk mogelijk Europees en mondiaal speelveld, verdere ontwikkeling van (grensoverschrijdende) energie-infrastructuur, leveringszekerheid van energie, een aanpak voor schaarste van duurzame grondstoffen en het realiseren van een duidelijke Europese visie voor de ondersteuning van betaalbare duurzame technologieroutes.

Naast voortzetting van het huidig Europees instrumentarium – dat voornamelijk aanbodgericht is, kan in concreto ook aan vraagstimulering en groene marktcreatie worden gedacht. Voorbeelden hiervan zijn definities voor groen staal, normering voor plastic verpakkingen en overheidsinkoop in Europees verband. Een dergelijke insteek richt zich op de gehele keten, van producent tot consument. Ik wacht hiervoor in de eerste plaats het initiatief van de Clean Industrial Deal af, maar zal deze ideeën ook meenemen in mijn toekomstige gesprekken met de nieuwe Commissie.

Verder kunnen concrete maatregelen zich richten op de Europese aanpak voor adequate facilitering van financiering van de Europese industrietransitie met behoud van een Europees gelijk speelveld. Dit gebeurt bijvoorbeeld via het Innovatiefonds, waar Nederlandse bedrijven relatief succesvol aanspraak op maken.

11

Netwerkcapaciteit en beschikbaarheid van energie zijn cruciaal om de klimaatdoelstelling te realiseren, aldus de fractieleden van de VVD. Welke concrete acties en maatregelen zijn nodig om voldoende capaciteit van hernieuwbare energie en het gebruik hiervan te verzekeren?

Antwoord

Volgens de Europese Commissie betekent een EU-doel van 90% een vrijwel volledige decarbonisatie van de Europese elektriciteitssector voor 2040, waarvoor alle CO2-vrije en CO2-arme technieken nodig zijn. Het kabinet verwelkomt de inzet van de Commissie op een energiesysteem voornamelijk gebaseerd op hernieuwbare energie en energie-efficiëntie met een complementaire rol voor kernenergie. Om voldoende capaciteit van hernieuwbare energie en het gebruik te verzekeren is een verdere opschaling van de opwek van hernieuwbare energie, import van duurzame energiedragers, infrastructuur voor transport en opslag en het stimuleren van het gebruik van hernieuwbare energie in alle sectoren nodig. De Commissie benoemt in haar mededeling specifiek het belang van de ontwikkeling van Europese infrastructuur voor waterstof en het belang van investeringen in de verzwaring en uitbreiding van elektriciteitsnetten om een forse verhoging van het aandeel elektriciteit aan het totale energieverbruik mogelijk te maken en flexibiliteit en leveringszekerheid te borgen. Het kabinet sluit zich aan bij deze inzet en vindt daarnaast dat er voldoende ondersteunend beleid moet komen om de knelpunten voor de uitvoering van de energietransitie zo snel mogelijk op te lossen. In reactie op de motie-Erkens is de Tweede Kamer door mijn voorganger geïnformeerd over de gewenste onderdelen van dit pakket.14 Deze worden bij het antwoord op de volgende vraag nader toegelicht.

12

De fractieleden van de VVD vragen welke maatregelen u nodig acht en graag terugziet in het voorstel van de Commissie ten behoeve van de haalbaarheid voor Nederlandse bedrijven.

Antwoord

In reactie op de Tweede Kamer motie van het lid Erkens over een stevig uitvoeringspakket bij een EU-klimaatdoel voor 2040, heeft mijn voorganger de Tweede Kamer geïnformeerd over de voor Nederland gewenste randvoorwaarden die op Europees niveau aangepakt moeten worden voor een kosteneffectieve en haalbare invulling van de klimaatopgave.15 In de Kamerbrief is uitgewerkt hoe het kabinet in Brussel pleit voor onderstaande onderwerpen en dat in de toekomst zal blijven doen. Deze randvoorwaarden zijn niet uitputtend, omdat de vormgeving van het complete benodigde uitvoeringspakket wordt bepaald door welke (sectorale) doelstellingen en maatregelen worden voorgesteld door de Europese Commissie:

  • 1. Het faciliteren van de energietransitie:

    • Ondersteuning van lidstaten bij een betere benutting en verdere ontwikkeling van (grensoverschrijdende) energie-infrastructuur;

    • Aanpak van netcongestie;

    • Versnelling van vergunningverlening voor duurzame energieprojecten;

    • Harmonisatie van methodologieën voor nettarieven tussen lidstaten;

    • Opschaling van de Europese waterstofmarkt, grensoverschrijdende waterstofinfrastructuur en Europese waterstofketens;

    • Regionale samenwerkingsverbanden;

    • Europese standaardisering van protocollen voor bi-directioneel en slimladen tussen lidstaten.

  • 2. Het bevorderen van het duurzame concurrentievermogen van en investeringszekerheid voor bedrijven:

    • Inzet op een sterke koppeling tussen verduurzaming en concurrentievermogen;

    • Een integrale weging van milieu- en klimaatdoelen in vergunningverleningsprocessen;

    • Beschikbaarheid van private financiering;

    • Het creëren van nieuwe groene markten;

    • Beschikbaarheid van duurzame grondstoffen;

    • Europese coördinatie ten behoeve van een geïntegreerde Europese CO2-markt.

13

In de beantwoording schrijft u dat verwacht wordt dat de koppeling tussen de klimaatdoelstelling en de aanpak voor het concurrentievermogen bedrijven ten goede komt. Kunt u daarbij concrete voorbeelden noemen om dit te illustreren, zo vragen de fractieleden van de VVD.

Antwoord

Zie voor concrete voorbeelden de beantwoording van vraag 10. Met welke voorstellen de Commissie zal komen is nog niet precies bekend. Tegelijkertijd is de verwachting dat naast de Green Deal, die de toon heeft gezet voor Europees klimaatbeleid, de Clean Industrial Deal verbeterd aandacht zal schenken aan het duurzame concurrentievermogen van bedrijven in de transitie. Daar zal ik mij ook voor inzetten in toekomstige gesprekken.

14

In de beantwoording schrijft u dat Nederland er bij de Commissie op zal aandringen om aan de slag te gaan met de haalbaarheid van de transitie in de industrie. De fractieleden van de VVD vragen of dit nu al plaats vindt? Zo ja, hoe vindt dit plaats? Bent u tevreden over hoe dit in de praktijk gebeurt?

Antwoord

Zoals aangegeven in antwoord 12 pleit Nederland in Brussel voor invulling van een aantal randvoorwaarden die op Europees niveau aangepakt moeten worden voor een kosteneffectieve en haalbare invulling van de klimaatopgave. Veel van deze randvoorwaarden raken aan de haalbaarheid van de transitie voor de industrie, zoals de inzet op een sterke koppeling tussen verduurzaming en concurrentievermogen, een integrale weging van milieu- en klimaatdoelen in vergunningverleningsprocessen, beschikbaarheid van private financiering, het creëren van nieuwe groene markten, beschikbaarheid van duurzame grondstoffen en Europese coördinatie ten behoeve van een geïntegreerde Europese CO2-markt. Deze inzet zal ik ook uitdragen in de raden waarin ik zitting heb en in mijn bilaterale (kennismakings)gesprekken met de Europese Commissie en andere Ministers.

In het visiedocument van de herkozen voorzitter van de Europese Commissie – Von der Leyen – geeft zij aan dat de nieuwe Europese Commissie zich gaat richten op het ondersteunen en creëren van de juiste omstandigheden voor bedrijven om onze gemeenschappelijke klimaatdoelen te bereiken. De industriële sector krijgt hierbij bijzondere aandacht. Zoals aangegeven in vraag 7 zal de Europese Commissie in haar eerste honderd dagen haar voorstel voor een Clean Industrial Deal presenteren. Dit voorstel of deze mededeling zal te zijner tijd beoordeeld worden middels een BNC-fiche en met de Eerste en Tweede Kamer worden gedeeld. Von der Leyen heeft in haar visie document daarnaast aangegeven dat zij een Industrial Decarbonisation Accelerator Act zal voorstellen die onder andere investeringen in infrastructuur en industrie moet bevorderen, met name voor energie-intensieve sectoren.

Ook geeft de Commissie aan dat bij elke stap samengewerkt zal worden met industrie, sociale partners en alle belanghebbenden. Tot nu toe heeft de Commissie de industrie geconsulteerd middels de Clean Transition Dialogues en een mededeling gepubliceerd over de uitkomsten van de consultaties.16 De in de communicatie genoemde bouwstenen voor versterking van de duurzame concurrentiepositie van de Europese industrie komen overeen met de randvoorwaarden waar Nederland voor pleit in Brussel.17

15

De fractieleden van de VVD vragen ten slotte wat er volgens u voor nodig is om de transitie in de industrie doeltreffender en doelmatiger te maken. En kunt u toezeggen dit in overleg met de Commissie te verwerken?

Antwoord

Het realiseren van een sterke, innovatieve en duurzame industrie in Nederland vereist inzet van alle betrokken partijen. Om groene groei in Nederland te realiseren, moet het aantrekkelijk blijven voor zowel bestaande als nieuwe bedrijven om in ons land te investeren in verduurzaming. Daarom blijft dit kabinet zich inzetten voor de realisatie van de juiste randvoorwaarden, op nationaal én Europees niveau, zodat bedrijven niet alleen kunnen, maar ook willen investeren in een duurzaam Nederland. Randvoorwaarden op bijvoorbeeld het gebied van energieprijzen en -infrastructuur, het faciliteren van financiering en het reduceren van regeldruk: allen onderdeel van actief groen industriebeleid. Dit soort randvoorwaarden zullen essentieel zijn om de klimaatdoelstellingen te bereiken en te voorkomen dat bedrijven naar het buitenland vertrekken. Het kabinet hecht er grote waarde aan dat de industrie de transitie doeltreffend in Nederland kan doorlopen en kan bijdragen aan groene groei. Daarbij streven we naar een gelijk speelveld binnen Europa, en breder waar mogelijk, zodat de duurzame industrie kan floreren in Nederland zowel nu als in de toekomst. Hierover vindt doorlopend gesprek plaats met de Commissie en andere lidstaten.


X Noot
1

Samenstelling:

Kemperman (BBB), Van Langen-Visbeek (BBB) (ondervoorzitter), Panman (BBB), Crone (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Thijsssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Vos (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD), Van den Berg (VVD), Petersen (VVD), Bovens (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Dittrich (D66), Van Strien, (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken I 2023/24, 36 539, B; COM(2024)63.

X Noot
3

Kamerstukken I 2023/24, 36 539, B; COM(2024)63.

X Noot
4

Kamerstukken I 2023/24, 36 539, B, p. 9–10.

X Noot
5

Ibidem

X Noot
6

Kamerstukken I 2023/24, 36 539, B, p. 10.

X Noot
7

Kamerstuk 36 539, nr. B; COM(2024)63.

X Noot
8

Kamerstuk 36 539, nr. B, antwoord op vraag 4

X Noot
9

Geïnterpreteerd als typefout en gelezen als «2050».

X Noot
10

Kamerstuk II 31 793, nr. 257; Kamerstuk II 31 793, nr. 271

X Noot
13

Kamerstuk II 29 826, nr. 211

X Noot
14

Kamerstuk II 31 793, nr. 257; Kamerstuk II 31 793, nr. 271

X Noot
15

Ibid

X Noot
17

Kamerstuk II 31 793, nr. 257; Kamerstuk II 31 793, nr. 271

Naar boven