36 435 XII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2023 (wijziging samenhangende met Miljoenennota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 3 oktober 2023

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 25 september 2023 voorgelegd aan de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Bij brief van 29 september 2023 zijn ze door de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, T. de Groot

De griffier van de commissie, Rijkers

Vragen en antwoorden

Vraag 1

Is er in de budgetten dekking geregeld voor de (voorbereiding van) het vervangingsprogramma van de Rijksrederij? En bieden deze budgetten voldoende basis voor de start van hoofdprogramma in 2025, inclusief voorbereidende studies en het betrekken van bouwteams?

Antwoord vraag 1

De budgetten voor 2023 en 2024 bieden voldoende ruimte voor de voorbereiding van het vervangingsprogramma van de Rijksrederij inclusief voorbereidende studies en het betrekken van bouwteams.

De financiering van het toekomstige vlootvervangingsprogramma wordt nog verder uitgewerkt. Naast de inhoudelijke verkenningen loopt een traject om financieringsopties door de verschillende opdrachtgevers in beeld te brengen. De ambitie is om eind 2023 inhoudelijke keuzes voorbereid te hebben zodat financiële besluitvorming in het voorjaar van 2024 mogelijk is.

Vraag 2

Hoeveel fte is er extra bij gekomen in 2022 en 2023 en hoeveel geld is hieraan gekoppeld?

Antwoord vraag 2

In 2022 en 2023 zijn er bij IenW op artikel 98 (BSK, PBL en ANVS) in totaal 406 fte extra bij gekomen waar € 37,3 miljoen aan is gekoppeld. Dit wordt mede bepaald door uitbreiding van (tijdelijke) taken o.a. in het kader van de Klimaatopdracht, luchtvaart (AP) en het Nationaal Groeifonds. In de komende jaren zal voor deze (tijdelijke) taken de inzet afnemen. Dit is in de afname van de budgetten voor de komende jaren ook zichtbaar.

Vraag 3

Hoeveel externe inhuur is er geweest in 2022 en hoeveel is er voor externe inhuur begroot?

Antwoord vraag 3

In 2022 is er voor IenW totaal € 42,7 miljoen ingehuurd. Voor 2023 is inhuur binnen artikel 98 (BSK, ANVS en PBL) € 55,7 miljoen begroot. Ook hier betreft dit extra inhuur op (tijdelijke) taken.

Vraag 4

Klopt het dat er voor 2024 en opvolgende jaren nog geen extra geld is vrijgemaakt voor de uitbreiding van de capaciteit van de kustwacht ten behoeve van de verschillende additionele taken, zoals de bescherming van de Noordzee-infrastructuur?

Antwoord vraag 4

In de begroting van 2024 en verder is geld opgenomen om de huidige disbalans tussen eerder opgedragen taken en geld dat daarvoor beschikbaar is weer in evenwicht te brengen. Door het programma bescherming Noordzee infrastructuur (PBNI) wordt momenteel inzichtelijk gemaakt welke middelen nodig zijn om de Noordzee infrastructuur te beschermen. De hiervoor benodigde middelen zijn nu nog niet meegenomen in de begroting. Dit najaar zal – conform de toezegging in het commissiedebat Strategie ter bescherming Noordzee infrastructuur op 25 mei jl. – uw Kamer hierover nader geïnformeerd worden.

Vraag 5

Hoeveel geld is er in 2024 en opvolgende jaren beschikbaar voor het vlootvervangingsprogramma van de Rijksrederij, en hoe verhoudt dit zich tot de gewenste versnelling in het programma? Is daarbij rekening gehouden met de sterk gestegen grondstofprijzen?

Antwoord vraag 5

De financiering van het toekomstige vlootvervangingsprogramma wordt nog verder uitgewerkt zoals in de Kamerbrief van 3 mei over invulling motie Stoffer vlootvervangingsprogramma van de Rijksrederij is gemeld. Daarbij wordt ook rekening gehouden met extra kosten als gevolg van gestegen grondstofprijzen. De Rijksrederij wordt gefinancierd op basis van een tarief. Dit tarief wordt jaarlijks bij de verschillende opdrachtgevers van de Rijksrederij in rekening gebracht. IenW/RWS is de grootste opdrachtgever van de Rijksrederij.

De vlootvervanging brengt extra kosten met zich mee, wat tot een hoger tarief zal leiden. Over de stijging van de tarieven en de bekostiging daarvan lopen nog gesprekken met de opdrachtgevers.

De ambitie is om eind 2023 inhoudelijke keuzes voorbereid te hebben zodat financiële besluitvorming in het voorjaar van 2024 mogelijk is.

Vraag 6

Welke nationale wetgeving moet worden gewijzigd om sluiting van de kooksfabrieken en de Hoogoven 6 bij Tata Steel mogelijk te maken?

Antwoord vraag 6

Voor de meer algemene vraag rond het sluiten van fabrieken, wordt verwezen naar het antwoord op vraag 7. Meer specifiek voor het bedrijf Tata geldt dat het wijzigen van nationale wetgeving nu niet aan de orde is. De inzet van het kabinet is – om in aanvulling op het bestaand wettelijk kader – in te zetten op maatwerkafspraken met de Nederlandse industrie voor bovenwettelijke verbetering van het klimaat en de leefomgeving.

Er bestaat al Europese en nationale wet- en regelgeving op het gebied van milieu én klimaat waarbinnen bedrijven in Nederland moeten opereren. Denk hierbij aan het ETS, de CO2-heffing en BBT-eisen waaraan industriële installaties aan moeten voldoen. Deze gelden voor de gehele industrie en dus ook voor Tata en stellen eisen aan bedrijven waardoor in de toekomst alleen een plek is voor bedrijven in Nederland als zij de transitie maken.

In aanvulling daarop is de inzet van het kabinet om met Tata in de maatwerkaanpak te werken aan een schoon en groen staalbedrijf in IJmuiden op de kortst mogelijke termijn. De in 2022 ondertekende Expression of Principles met het bedrijf vormt hiervoor de basis (Kamerstuk 32 813, nr. 1082). Alleen als blijkt dat het niet lukt om tot goede afspraken te komen zullen andere opties worden overwogen.

Vraag 7

Welke nationale wetgeving moet worden gewijzigd om het gemakkelijker te maken voor bevoegde gezagen om vergunningen voor fabrieken, fabrieksdelen of productieprocessen waarbij ongezonde stoffen vrijkomen in te trekken, wanneer de volksgezondheid op het spel staat?

Antwoord vraag 7

Op dit moment geldt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In artikel 2.33 Wabo staan de opties voor het intrekken van een vergunning. In het eerste lid van dit artikel staan zeven situaties waarin een vergunning door het bevoegd gezag moet worden ingetrokken. Dit is bijvoorbeeld aan de orde als dit uit een Europees of internationaal verbindend voorschrift volgt. Ook is dit aan de orde als redelijkerwijs niet kan worden bereikt dat voor de inrichting de in aanmerking komende best beschikbare technieken worden toegepast. In het tweede lid van artikel 2.33 Wabo staat wanneer een vergunning door het bevoegd gezag kan worden ingetrokken. Het gaat hier om acht situaties.

Vanaf 1 januari 2024 geldt de Omgevingswet met onderliggende regelgeving. Hierin is bepaald dat het bevoegd gezag de omgevingsvergunning kan intrekken op dezelfde gronden waarop een omgevingsvergunning kan worden geweigerd (artikel 8.97, eerste lid, Besluit kwaliteit leefomgeving). Dat kan bijvoorbeeld als het bedrijf significante milieuverontreiniging veroorzaakt. Specifiek is nog bepaald dat het bevoegd gezag de omgevingsvergunning kan intrekken als het bedrijf niet alle passende preventieve maatregelen ter bescherming van de gezondheid treft (artikel 8.102, eerste lid, onderdeel b, Besluit kwaliteit leefomgeving). Intrekken mag alleen als aanpassing van de vergunningvoorschriften niet helpt. Met de komst van de Omgevingswet krijgt het bevoegd gezag dan ook meer mogelijkheden om vergunningen in te trekken als de bescherming van de gezondheid in het geding is.

Vraag 8

Kunt u een overzicht maken (in tabelvorm) van de jaarlijkse investeringen in de circulaire economie sinds het doel om circulair te worden als land werd geformuleerd in 2016?

Antwoord vraag 8

De investeringen in de circulaire economie beperken zich niet alleen tot de begroting van IenW. Ook bij BZK en EZK wordt geïnvesteerd in de transitie van een CE. Daarnaast zijn er ook nog middelen voor CE gereserveerd binnen het Klimaatfonds op de Aanvullende Post. Voor wat betreft de investeringen van IenW om Nederland circulair te maken, zijn deze gekoppeld aan Artikel 21. De reeks vindt u in de tabel (zie bijlage).

De uitgaven voor Duurzame Agro zijn daarop een uitzondering en voor de zuiverheid is dit beleidsdoel per Begroting 2024 overgebracht naar Artikel 20.

Vraag 9

Op welke wijze kan het voorzorgprincipe (in lijn met artikelen 21 en 22 van de Grondwet) beter in het systeem van vergunnen van persistente stoffen worden verankerd, zoals wordt geadviseerd door de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV)?

Antwoord vraag 9

Op de zeer korte termijn ontvangt de Kamer de kabinetsreactie op de aanbevelingen die de Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft gedaan in haar rapport «Industrie en Omwonenden» van 13 april 2023. In deze reactie wordt uitgebreid stilgestaan bij de aanbeveling waar deze vraag naar verwijst. Daarop vooruitlopend kan al aangegeven worden dat er nu ook al diverse mogelijkheden zijn om het voorzorgsbeginsel toe te passen door bevoegde gezagen.

IenW zal bevoegde gezagen daar meer in gaan ondersteunen, via het Impulsprogramma Chemische Stoffen. U ontvangt ook op de zeer korte termijn informatie over de voortgang van het Impulsprogramma Chemische Stoffen, inclusief het thema voorzorg.

Vraag 10

Kan in een schema worden aangegeven hoeveel geld de rijksoverheid aan openbaar vervoer bijdraagt (zowel subsidies en vergoedingen als eventuele belastingkortingen en andere bijdragen)?

Antwoord vraag 10

In de Ontwerpbegroting 2024 van Infrastructuur en Waterstaat is tabel 43 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor opgenomen. Samen met tabel 107 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 25 Brede Doeluitkering en de bestaande fiscale regelingen m.b.t. openbaar vervoer in tabel 49 geeft dit de uitgaven aan het openbaar vervoer weer. Het gedecentraliseerde OV wordt bekostigd vanuit het Provinciefonds, waarbij het budget voor OV door de verschillende provincies jaarlijks opgenomen wordt in hun eigen Begroting. Tabel 4 van het Provinciefonds geeft het aantal

specifieke uitkeringen per departement weer aan gemeenten, provincies en gemeenschappelijke regelingen.

Vraag 11

Wat voor gevolgen verwacht u voor het uitrollen van slimme laadinfrastructuur, nu bij de herschikking laadinfrastructuur 13 miljoen euro daarvoor wordt overgeboekt, terwijl daarvan 8,5 miljoen euro overgeheveld wordt naar het instrument voor bijdragen aan medeoverheden voor de bijhorende Witte-vlekkenregeling?

Antwoord vraag 11

De witte vlekkenregeling is onderdeel van de SPUK Regionale Aanpak Laadinfrastructuur 2 (Staatscourant 2023, 21638). Op basis van de witte vlekkenregeling wordt laadinfrastructuur uitgerold die voldoet aan de vereisten van slim laden zoals opgenomen in het Nationale Opschalingsprogramma Slim Laden voor Iedereen. Op deze manier wordt dus bijgedragen aan de toename van slimme laadinfrastructuur.

Vraag 12

Gezien het feit dat het verplichtingenbudget met 139,4 miljoen euro verlaagd wordt, mede vanwege vertraging van de regeling door de aanpassing van de voorwaarden van de regeling: waardoor is die vertraging opgelopen?

Antwoord vraag 12

Momenteel wordt verkend of in de aankomende subsidieregeling voorwaarden opgenomen kunnen worden over de inzet van vrijvallende stikstofruimte als walstroom toegepast wordt. Dit dient zorgvuldig te gebeuren, waardoor de regeling enige vertraging oploopt en pas begin 2024 opengesteld kan worden.

Bijlage bij antwoord 8

Naar boven