36 420 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2024)

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 18 oktober 2023

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Artikel VII, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:

a. Het voorgestelde artikel 9:1a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «niet, onjuist, onvolledig of niet tijdig» vervangen door «onjuist of onvolledig» en wordt «€ 1.377» vervangen door «het bedrag dat is vastgesteld voor de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht,».

2. In het tweede lid wordt «niet, onjuist, onvolledig of niet tijdig» vervangen door «onjuist of onvolledig» en wordt «€ 1.377» vervangen door «het bedrag dat is vastgesteld voor de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht,». Voorts wordt «€ 5.514» vervangen door «het bedrag dat is vastgesteld voor de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht,».

b. In het voorgestelde artikel 9:1b wordt «niet, onjuist, onvolledig of niet tijdig» vervangen door «niet, onjuist of onvolledig» en wordt «€ 1.377» vervangen door «het bedrag dat is vastgesteld voor de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht,».

2

Artikel VIII komt te luiden:

ARTIKEL VIII

De Algemene douanewet zoals die wet luidde op 30 juni 2024 blijft voor douaneschulden die zijn ontstaan vóór 1 juli 2021 van toepassing voor wat betreft de toepassing van artikel 103 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269) wanneer uit een douanecontrole in verband met een douaneschuld blijkt dat de betreffende boeking moet worden herzien.

3

Voor artikel IX, onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de artikelen 2.1 tot en met 2.4» vervangen door «de artikelen 2.1 tot en met 2.6 en 2.9, eerste lid».

2. In het tweede lid, eerste zin, wordt «artikel 2.1 tot en met 2.4» vervangen door «de artikelen 2.1 tot en met 2.6 en 2.9, eerste lid».

3. In het derde lid, eerste zin, wordt «artikel 2.1 tot en met 2.4» vervangen door «de artikelen 2.1 tot en met 2.6 en 2.9, eerste lid,».

4

Na artikel IX wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IXA

In de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen wordt artikel I als volgt gewijzigd:

1. In het in onderdeel C opgenomen artikel 2.9b, derde lid, wordt «artikel 6.1, vijfde lid,» vervangen door «artikel 6.1b».

2. In het in onderdeel K opgenomen artikel 2.14f, tweede lid, wordt «artikel 6.1, zevende lid,» vervangen door «artikel 6.1a».

3. Onderdeel II vervalt.

4. In het in onderdeel JJ opgenomen artikel 6.1, elfde lid, wordt de aanduiding «11.» vervangen door de aanduiding «9.».

5. Na onderdeel JJ worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

JJa

Na artikel 6.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.1a Aanvraagtermijn tegemoetkoming nabestaanden van overleden kind

Een aanvraag als bedoeld in de artikelen 2.14c, 2.14d of 2.14e, wordt ingediend:

  • a. binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van artikel 2.14c, artikel 2.14d, onderscheidenlijk artikel 2.14e, indien het overleden kind, bedoeld in artikel 2.14b, is overleden voor inwerkingtreding van die artikelen; of

  • b. binnen zes maanden na de datum van overlijden van het overleden kind, bedoeld in artikel 2.14b.

JJb

Na artikel 6.1a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.1b Aanvraagtermijn compensatie en tegemoetkomingen nabestaanden van overleden aanvrager kinderopvangtoeslag

Een aanvraag als bedoeld in de artikelen 2.9a, eerste lid, onderdelen a en b, of 2.9b, eerste lid, onderdelen a en b, wordt ingediend:

  • a. binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van de artikelen 2.9a, onderscheidenlijk artikel 2.9b, indien de overleden aanvrager is overleden voor inwerkingtreding van die artikelen; of

  • b. bij overlijden na de inwerkingtreding van artikel 2.9a, onderscheidenlijk artikel 2.9b, binnen zes maanden na de datum van overlijden van de overleden aanvrager.

6. Onderdeel MM vervalt.

7. Na onderdeel NN worden 2 onderdelen ingevoegd, luidende:

NNbis

Na artikel 6.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.2bis Beslistermijn bij beschikking op aanvraag nabestaanden van overleden kind

  • 1. Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.14c, eerste lid, besluit de Belastingdienst/Toeslagen binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid besluit de Belastingdienst/Toeslagen op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, die is gedaan voor inwerkingtreding van artikel 2.14c, eerste lid, binnen een termijn van zes maanden na de datum van inwerkingtreding van dat artikel. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.

  • 3. Op een aanvraag als bedoeld in de artikelen 2.14d of 2.14e, eerste lid, besluit de Belastingdienst/Toeslagen binnen een termijn van zes maanden na het verstrijken van de op grond van artikel 6.1a geldende aanvraagtermijnen. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.

NNter

Na artikel 6.2bis wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6.2ter Beslistermijn bij beschikking op aanvraag nabestaanden van overleden aanvrager kinderopvangtoeslag

  • 1. Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9a, eerste lid, onderdelen a en b, besluit de Belastingdienst/Toeslagen binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid besluit de Belastingdienst/Toeslagen op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, die is gedaan voor inwerkingtreding van artikel 2.9a, eerste lid, onderdelen a en b, binnen een termijn van zes maanden na de datum van inwerkingtreding van dat artikel. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.

  • 3. Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9b, eerste lid, onderdelen a en b, besluit de Belastingdienst/Toeslagen binnen een termijn van zes maanden na het verstrijken van de op grond van artikel 6.1b geldende aanvraagtermijn. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.

8. In onderdeel NNa, aanhef, wordt «artikel 6.2» vervangen door «artikel 6.2ter».

5

Artikel XII wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt, onder verlettering van de onderdelen e en f tot f en g, een onderdeel ingevoegd, luidende:

e. artikel IX, onderdeel 0A, terugwerkt tot en met 26 januari 2021;.

b. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. treden de artikelen VII en VIII in werking met ingang van 1 juli 2024, met dien verstande dat artikel VII terugwerkt tot en met 1 juli 2021 voor douaneschulden die zijn ontstaan op of na 1 juli 2021 voor wat betreft de toepassing van artikel 103 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269) wanneer uit een douanecontrole in verband met een douaneschuld blijkt dat de betreffende boeking moet worden herzien.

Toelichting

I. Algemene toelichting

Bij deze nota van wijziging worden enkele verbeteringen aangebracht in het wetsvoorstel. Deze wijzigingen wijzigen niet het oorspronkelijke doel van het wetsvoorstel en zijn toegelicht in de onderdeelsgewijze toelichting. Het betreft onder meer het herstellen van een omissie in de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen. De in die wet opgenomen wijzigingsartikelen van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) voorzien wel in de mogelijkheid van een eventuele gesplitste inwerkingtreding van de regeling voor nabestaanden van enerzijds overleden aanvragers kinderopvangtoeslag en anderzijds overleden kinderen, maar de artikelen met betrekking tot de daarvoor geldende aanvraag- en beslistermijnen voorzien hier niet in. Die omissie wordt nu hersteld.

Budgettair

De wijzigingen hebben geen budgettaire consequenties.

Uitvoeringsgevolgen

De wijziging van de maatregel herstel reguliere navorderingstermijn douane in deze nota van wijziging is beoordeeld met de uitvoeringstoets. Voor deze wijzigingen geldt dat de eerder opgestelde uitvoeringstoets1 onverkort van kracht is.

Voor de wijziging die ziet op de Wht is in de uitvoeringspraktijk altijd uitgegaan van de bredere taakomschrijving. Ook hiervoor geldt dat de dienaangaande eerder opgestelde uitvoeringstoetsen onverkort van kracht zijn.

De wijziging van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen in deze nota van wijziging is beoordeeld met de uitvoeringstoets. De dienaangaande eerder vastgestelde uitvoeringstoets bij de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen is onverkort van kracht voor deze wijziging.

II. Onderdeelsgewijze toelichting

Onderdeel 1

Artikel VII, onderdeel A (artikelen 9:1a en 9:1b van de Algemene douanewet)

Met de in het wetsvoorstel voorgestelde artikelen 9:1a en 9:1b van de Algemene douanewet (Adw) wordt niet beoogd de omschrijving van de beboetbare feiten en de hoogte van de geldstraffen te wijzigen. De bedoeling van het wetsvoorstel is louter in het geval van bepaalde niet-opzettelijke overtredingen deze niet meer in het strafrecht af te handelen, maar in de bestuurlijke sfeer. Het hierbij nagestreefde gevolg is dat – in het geval van niet-opzettelijke overtredingen – indien er sprake is van een navordering, de navorderingstermijn beperkt wordt tot drie jaar in plaats van vijf jaar. Met deze nota van wijziging wordt het wetsvoorstel op dit punt aangescherpt.

Met de aangepaste tekst van artikel VII, onderdeel A, wordt namelijk bewerkstelligd dat de in de maatregel voorgestelde beboetbare feiten en hoogte van de bestuurlijke boeten, voor wat betreft de niet-opzetvariant, overeenkomen met de strafbare feiten en strafmaten zoals die zijn opgenomen in de huidige tekst van artikel 10:5 Adw. Dit betekent dat de bestuurlijke boete die is opgenomen in het voorgestelde artikel 9:1a Adw alleen van toepassing is in het geval van een onjuiste en onvolledige aangifte, en niet in het geval er geen aangifte of niet tijdig een aangifte wordt gedaan. Voor het voorgestelde artikel 9:1b Adw wordt geregeld dat alleen het niet, onjuist of onvolledig verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen beboetbaar wordt, en niet in het geval dat er niet tijdig verstrekt wordt.

De maximale hoogte van de bestuurlijke boeten die zijn opgenomen in de voorgestelde artikelen 9:1a en 9:1b Adw komen als gevolg van de bovenstaande wijzigingen voor wat betreft de niet-opzetvariant overeen met de sancties zoals die zijn opgenomen in het huidige artikel 10:5, eerste lid, onderdeel a, en onderdeel b, onder 1°, Adw. De bestuurlijke boeten worden hoger naarmate het begane beboetbare feit een hogere impact heeft, waarbij de bestuurlijke boeten weer lager zijn dan de strafrechtelijke geldboetes die gelden in het geval van opzet. Om de maximale hoogte van de bestuurlijke boeten beter te laten aansluiten bij de huidige strafrechtelijke sancties wordt in het voorgestelde artikel 9:1a, eerste lid, Adw een maximale bestuurlijke boete van de tweede categorie opgenomen. Artikel 9:1a, tweede lid, Adw kan worden toegepast als door de onjuiste of onvolledige aangifte het verschuldigde bedrag aan rechten bij invoer te laag werd meegedeeld en het meer verschuldigde bedrag aan die rechten hoger dan het bedrag dat is vastgesteld voor de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht (thans € 4.500). In verband met dat zwaardere gevolg van het begane beboetbare feit voor de heffing van de invoerrechten dan verwoord in artikel 9:1a, eerste lid, Adw, wordt een maximale bestuurlijke boete van de derde categorie opgenomen in artikel 9:1a, tweede lid, Adw.

Ook is van de gelegenheid gebruikgemaakt om het artikel in overeenstemming te brengen met aanwijzing 5.43 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Het Besluit Bestuurlijke Boete Belastingdienst/Douane zal worden aangevuld met nadere regels met betrekking tot de uitvoering van deze bepalingen,. onder meer voor wat betreft het eventueel matigen van de bestuurlijke boeten. Hierbij wordt rekening gehouden met de hoogte van het meer verschuldigde bedrag aan invoerrechten.

Onderdeel 2

Artikel VIII (overgangsbepaling)

Met deze aangepaste tekst voor het voorgestelde artikel VIII wordt bewerkstelligd dat de doelstelling van het artikel, zoals beschreven in de bijbehorende memorie van toelichting, alsnog wordt bereikt. Abusievelijk regelt het in het wetsvoorstel opgenomen artikel dat artikel 10:5 eerste lid, onderdeel a, en onderdeel b, onder 1°, Adw zoals dat luidt op 30 juni 2024 van toepassing blijft met betrekking tot reeds op 1 juli 2021 bestaande situaties, in plaats van dat voor wat betreft de toepassing van artikel 103 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269) (DWU) de Adw zoals die wet luidt op 30 juni 2024 in voorkomend geval met betrekking tot dergelijke situaties van toepassing blijft.

Onderdeel 3

Artikel IX, onderdeel 0A (artikel 5.2 van de Wet hersteloperatie toeslagen)

In artikel 5.2 Wht is de grondslag opgenomen voor het instellen van commissies met het oog op de uitvoering van de artikelen 2.1 tot en met 2.4 Wht. De Instellingsregeling Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen, de Instellingsregeling Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade en de Instellingsregeling Commissie van onafhankelijke deskundigen hersteloperatie toeslagen regelen de instelling van de commissies en bevatten daarnaast nadere regels ter zake van de commissies.

De werkzaamheden die deze commissies uitvoeren hebben, in lijn met de taak die is opgenomen in de betreffende instellingsregelingen, betrekking op meer werkzaamheden dan die met het oog op de uitvoering van de artikelen 2.1 tot en met 2.4 Wht.

Artikel 5.2 Wht is met de inwerkingtreding van de Wht in de plaats gekomen van artikel 49e van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Artikel 49e Awir is tot stand gekomen door een amendement van de leden Omtzigt en Leijten2 op het wetsvoorstel Wet hardheidsaanpassing Awir. Op grond van artikel 49e Awir adviseren de commissies over de toekenning van compensatie en aanvullende compensatie voor de werkelijke schade. Tijdens de parlementaire behandeling van laatstgenoemd wetsvoorstel is eveneens een amendement3 aangenomen waarmee een opzet/grove schuld-tegemoetkomingsregeling (O/GS-tegemoetkomingsregeling) is ingevoerd. Kijkend naar de aanleiding en achtergrond van de instelling van de commissies had het in de lijn gelegen om ook de O/GS-tegemoetkomingsregeling in artikel 49e Awir op te nemen. Dit is abusievelijk niet gebeurd. Bij de omzetting van de relevante artikelen uit de Awir in de Wht is dit niet hersteld. Verder is bij de omzetting van de relevante artikelen uit de Awir in de Wht een omissie ontstaan doordat ten onrechte de vangnetbepaling niet meer werd genoemd in de grondslag en taakomschrijving van de commissies. Met de onderhavige wijzigingen van het wetsvoorstel worden beide omissies hersteld. Er wordt verduidelijkt dat de werkzaamheden van genoemde commissies plaatsvinden ter uitvoering van de artikelen 2.1 tot en met 2.6 en 2.9, eerste lid, Wht. Artikel 2.6 Wht omvat de O/GS-tegemoetkomingsregeling en artikel 2.9, eerste lid, Wht omvat de vangnetbepaling bijzondere tegemoetkoming kinderopvangtoeslag. Overigens is in de uitvoeringspraktijk altijd uitgegaan van deze bredere taakomschrijving. Hierdoor zal deze wijziging van het voorstel geen gevolgen hebben voor de uitvoering.

Onderdeel 4

Artikel IXA (artikel I van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen)

Met de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen zijn verschillende aanvullende regelingen in de hersteloperatie toeslagen geïntroduceerd. Een deel van die aanvullende regelingen treedt eerst in werking op een nog bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Het is op basis van de huidige vormgeving van de wijzigingsopdrachten in de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen niet mogelijk om alle aanvullende regelingen afzonderlijk van elkaar in werking te laten treden. Zo kunnen de aanvraag- en beslistermijnen die zien op de regeling voor de nabestaanden van overleden kinderen en de regeling voor nabestaanden van overleden aanvragers van kinderopvangtoeslag niet afzonderlijk van elkaar in werking treden. In deze nota van wijziging wordt voorgesteld om het technisch mogelijk te maken dat de regeling voor nabestaanden van overleden kinderen eerder in werking kan treden dan de regeling voor nabestaanden van overleden aanvragers kinderopvangtoeslag. Ook worden enkele foutieve verwijzingen hersteld. Deze aanpassingen zijn enkel technisch van aard en beogen geen inhoudelijke wijzigingen van de aanvullende regelingen.

Onder 1 (artikel I, onderdeel C, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen)

In het in artikel I, onderdeel C, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen opgenomen artikel 2.9b, derde lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) is een foutieve verwijzing opgenomen naar artikel 6.1, vijfde lid, Wht. Artikel 6.1, vijfde lid, Wht heeft betrekking op de aanvraagtermijn voor de kinderen van ex-partners van gedupeerde aanvragers van een kinderopvangtoeslag en heeft dus geen betrekking op de regeling voor nabestaanden van overleden aanvragers van een kinderopvangtoeslag. Deze verwijzing wordt vervangen door een verwijzing naar het op grond van het in onderdeel 4, onder 5, voorgestelde in artikel I, onderdeel JJb, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen op te nemen artikel 6.1b Wht. Dat voorgestelde artikel ziet op de aanvraagtermijn voor de regeling voor nabestaanden van overleden aanvragers van een kinderopvangtoeslag.

Onder 2 (artikel I, onderdeel K, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen)

In het in artikel I, onderdeel K, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen opgenomen artikel 2.14f, tweede lid, Wht is een foutieve verwijzing opgenomen naar artikel 6.1, zevende lid, Wht. Artikel 6.1, zevende lid, Wht heeft betrekking op de aanvraagtermijn voor ex-partners van gedupeerde aanvragers van een kinderopvangtoeslag en heeft dus geen betrekking op de regeling voor nabestaanden van overleden kinderen. Deze verwijzing wordt vervangen door een verwijzing naar het op grond van het in onderdeel 4, onder 5, voorgestelde in artikel I, onderdeel JJa, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen op te nemen artikel 6.1a Wht. Dat voorgestelde artikel ziet op de aanvraagtermijn voor de regeling voor nabestaanden van overleden kinderen.

Onder 3 (artikel I, onderdeel II, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen)

In artikel I, onderdeel II, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen zijn twee nieuwe leden opgenomen die na inwerkingtreding van het genoemde onderdeel aan artikel 6.1 Wht toegevoegd worden. Deze leden hebben betrekking op de aanvraagtermijnen voor de nabestaanden van overleden aanvragers van een kinderopvangtoeslag en op de nabestaanden van overleden kinderen. Het is zoals hiervoor aangegeven wenselijk om de aanvraagtermijn voor die beide groepen te splitsen zodat de regelingen op verschillende bij koninklijk besluit te bepalen tijdstippen in werking kunnen treden. Daarnaast lopen deze wijzigingen van artikel 6.1 Wht samen met een aan dat artikel op grond van artikel I, onderdeel JJ, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen toe te voegen lid dat betrekking heeft op de aanvraagtermijn voor de werkelijke schade voor ex-partners van een gedupeerde aanvrager van een kinderopvangtoeslag waardoor het risico bestaat van een niet juist doorlopende nummering van dat artikel. Voorgesteld wordt om dit laatste op te lossen door de aanvraagtermijnen van de nabestaanden van overleden aanvragers van een kinderopvangtoeslag en nabestaanden van overleden kinderen niet op te nemen in artikel 6.1 Wht door artikel I, onderdeel II, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen te laten vervallen.

Onder 4 (artikel I, onderdeel JJ, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen)

Voorgesteld wordt om in het in artikel I, onderdeel JJ, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen opgenomen artikel 6.1, elfde lid, Wht de aanduiding «11.» te vervangen door de aanduiding «9.». Dit is noodzakelijk in verband met het voorstel om artikel I, onderdeel II, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen te laten vervallen. Daarmee worden twee leden die aan artikel 6.1 Wht toegevoegd zouden worden, niet langer toegevoegd.

Onder 5 (artikel I, onderdeel JJa en JJb, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen)

Met de onder 5 opgenomen wijziging wordt voorgesteld om na artikel I, onderdeel JJ, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen twee onderdelen in te voegen. Artikel I, onderdeel JJa, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen regelt dat een artikel wordt opgenomen dat betrekking heeft op de aanvraagtermijn voor nabestaanden van overleden kinderen (artikel 6.1a Wht). Dit artikel is gelijkluidend aan hetgeen nu in het in artikel I, onderdeel II, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen opgenomen artikel 6.1, tiende lid, Wht is geregeld. Artikel I, onderdeel JJb, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen regelt dat een artikel wordt opgenomen dat betrekking heeft op de aanvraagtermijn voor nabestaanden van overleden aanvragers van een kinderopvangtoeslag (artikel 6.1b Wht). Dit artikel is gelijkluidend aan hetgeen nu in het in artikel I, onderdeel II, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen opgenomen artikel 6.1, negende lid, Wht is geregeld.

Onder 6 (artikel I, onderdeel MM, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen)

In artikel I, onderdeel MM, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen is een wijziging opgenomen van artikel 6.2, eerste lid, Wht en zijn drie nieuwe leden opgenomen die na inwerkingtreding van het genoemde onderdeel aan artikel 6.2 Wht worden toegevoegd. Deze wijziging van artikel 6.2, eerste lid, Wht en deze drie nieuwe leden hebben betrekking op de beslistermijnen voor de nabestaanden van overleden aanvragers van een kinderopvangtoeslag en op de nabestaanden van overleden kinderen. Het is zoals eerder aangegeven wenselijk om de aanvraagtermijn voor die beide groepen te splitsen. Voorgesteld wordt om de beslistermijnen met betrekking tot de aanvragen van de nabestaanden van overleden aanvragers van een kinderopvangtoeslag en nabestaanden van overleden kinderen niet op te nemen in artikel 6.2 Wht maar evenals de aanvraagtermijnen van deze nabestaanden in aparte artikelen op te nemen. Als gevolg hiervan kan artikel I, onderdeel MM, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen vervallen.

Onder 7 en 8 (artikel I, onderdelen NNbis, NNter en NNa, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen)

Met de in onderdeel 4, onder 7, opgenomen wijziging worden na artikel I, onderdeel NN, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen twee onderdelen ingevoegd Ingevolge artikel I, onderdeel NNbis, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen wordt voorgesteld een artikel op te nemen dat de beslistermijn met betrekking tot nabestaanden van overleden kinderen regelt (artikel 6.2bis Wht). Dit artikel is gelijkluidend aan hetgeen nu op grond van artikel I, onderdeel MM, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen opgenomen zou worden in artikel 6.2 Wht met betrekking tot de beslistermijn ten aanzien van die aanvragen van nabestaanden van overleden kinderen. In het voorgestelde artikel 6.2bis, eerste lid, Wht wordt de in artikel 6.2, eerste lid, Wht opgenomen hoofdregel neergelegd: de Belastingdienst/Toeslagen beslist binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd. In het voorgestelde artikel 6.2bis, tweede lid, Wht wordt geregeld dat in afwijking hiervan binnen een termijn van zes maanden na de datum van inwerkingtreding van artikel 2.14c Wht wordt beslist als de aanvraag is gedaan voor inwerkingtreding van laatstgenoemd artikel, welke termijn eenmaal met maximaal zes maanden kan worden verlengd. Dit is nu opgenomen in het in artikel I, onderdeel MM, onder 2, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen opgenomen artikel 6.2, zesde lid, Wht. In het voorgestelde artikel 6.2bis, derde lid, Wht wordt de beslistermijn geregeld met betrekking tot aanvragen als bedoeld in artikel 2.14d en 2.14e Wht. Dat wil zeggen de situatie waarin er meerdere personen kunnen zijn die kwalificeren als nabestaande van overleden kinderen. Dit is nu opgenomen in het in artikel I, onderdeel MM, onder 2, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen opgenomen artikel 6.2, achtste lid, Wht.

Ingevolge artikel I, onderdeel NNter, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen wordt voorgesteld een artikel op te nemen dat de beslistermijnen voor nabestaanden van overleden aanvragers van een kinderopvangtoeslag regelt (artikel 6.2ter Wht). Dit artikel regelt hetzelfde dat nu in artikel I, onderdeel MM, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen is opgenomen ten aanzien van artikel 6.2 Wht met betrekking tot de beslistermijn ten aanzien van de aanvraag van nabestaanden van overleden aanvragers van een kinderopvangtoeslag.

Als gevolg van het invoegen van de artikelen 6.2bis en 6.2ter Wht na artikel 6.2 Wht behoeft de aanhef van artikel I, onderdeel NNa, van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen aanpassing. De in onderdeel 4, onder 8, van deze nota van wijziging opgenomen aanpassing strekt hiertoe.

Onderdeel 5

XII, eerste lid (inwerkingtredingsbepaling)

De in deze nota van wijziging opgenomen wijziging van artikel 5.2 Wht behoeft terugwerkende kracht tot en met 26 januari 2021 aangezien artikel 5.2 Wht op grond van artikel 9.2, eerste lid, onderdeel e, Wht terugwerkt tot en met die datum.

Met de tweede wijziging van de inwerkingtredingsbepaling van het wetsvoorstel wordt bewerkstelligd dat artikel VII, de aanpassing van de Adw, in werking treedt met ingang van 1 juli 2024. Echter om te bewerkstelligen dat wat in de memorie van toelichting bij het eerder voorgestelde artikel VIII is beschreven wordt bereikt, wordt alsnog deels een terugwerkende kracht voorgesteld. In het geval van een navordering werkt het voorgestelde artikel VII terug tot en met 1 juli 2021. Door de met deze nota van wijziging aangepaste tekst van artikel VIII ziet deze terugwerkende kracht eveneens op navorderingen over aangiften die zijn aanvaard waarbij op het tijdstip van die aanvaarding een douaneschuld is ontstaan in de periode van 1 juli 2021 tot en met 30 juni 2024.

De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij


X Noot
1

Kamerstukken II 2023/24, 36 420, nr. 3, bijlage, p. 12.

X Noot
2

Kamerstukken II 2019/20, 35 468, nr. 37.

X Noot
3

Kamerstukken II 2019/20, 35 469, nr. 20.

Naar boven