Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 36360-IV nr. 13 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 36360-IV nr. 13 |
Vastgesteld 28 juli 2023
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft op 27 juni 2023 overleg gevoerd met mevrouw Van Huffelen, Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, over:
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 17 mei 2023 inzake jaarverslag Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2022 (Kamerstuk 36 360 IV, nr. 1);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 7 juni 2023 inzake beantwoording vragen commissie over het jaarverslag Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2022 (Kamerstuk 36 360 IV, nr. 1) (Kamerstuk 36 360 IV, nr. 8);
– het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2022 (Kamerstuk 36 360 IV);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 7 juni 2023 inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden (Kamerstuk 36 360 IV, nr. 7);
– de brief van de waarnemend president van de Algemene Rekenkamer d.d. 17 mei 2023 inzake aanbieding van het rapport resultaten verantwoordingsonderzoek 2022 bij Koninkrijksrelaties en het BES-fonds (Kamerstuk 36 360 IV, nr. 2);
– de brief van de waarnemend president van de Algemene Rekenkamer d.d. 6 juni 2023 inzake antwoord op vraag commissie over het rapport resultaten verantwoordingsonderzoek 2022 bij Koninkrijksrelaties en het BES-fonds (Kamerstuk 36 360 IV, nr. 2) (Kamerstuk 36 360 IV, nr. 5);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 7 juni 2023 inzake beantwoording vragen commissie over het rapport resultaten verantwoordingsonderzoek 2022 bij Koninkrijksrelaties en het BES-fonds (Kamerstuk 36 360 IV, nr. 2) (Kamerstuk 36 360 IV, nr. 9);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 16 december 2022 inzake uitvoering begroting 2022 Koninkrijksrelaties en BES-fonds (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 39);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 27 januari 2023 inzake besluitvorming Rijksministerraad van 27 januari 2023 (Kamerstuk 35 420, nr. 517);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 6 maart 2023 inzake kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting van begrotingshoofdstuk IV Koninkrijksrelaties artikel 1 Versterken rechtsstaat (Kamerstuk 33 189, nr. 17);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 26 april 2023 inzake rapportages voortgangscommissie Sint Maarten (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 65);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 11 mei 2023 inzake tweede halfjaarrapportage C(A)ft en Cft BES 2022 (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 66);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 17 mei 2023 inzake overzicht bijzondere uitkeringen Caribisch Nederland 2023 (Kamerstuk 36 200 VII, nr. 164);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 31 mei 2023 inzake beroep artikel 2.27 Comptabiliteitswet in het belang van het klifproject Sint-Eustatius (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 75);
– de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 7 juni 2023 inzake antwoorden op vragen commissie van de V-100 bij het jaarverslag 2022 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (thema Versnippering informatievoorziening Caribisch Nederland) (Kamerstuk 36 360 IV, nr. 6);
– de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 22 juni 2023 inzake stand van zaken diverse dossiers Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 83).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Paul
De griffier van de commissie, Meijers
Voorzitter: Wuite
Griffier: Meijers
Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Van den Berg, Bouchallikh, Kamminga en Wuite,
en mevrouw Van Huffelen, Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering.
Aanvang 16.24 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Een speciaal welkom aan onze Staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties, welkom aan de woordvoerders van het CDA, GroenLinks en de VVD, en welkom aan de mensen in de zaal bij dit wetgevingsoverleg over het jaarverslag en de slotwet Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2022. Ik heb de eer om dit keer zelf te mogen voorzitten. «Bear with me» af en toe, zoals je dan zegt in het Engels. We maken het succesvol, en ik probeer dat zo goed mogelijk voor te bereiden.
Er staan verschillende punten op de agenda van vandaag. We hebben dit debat tussen 16.00 uur en 19.00 uur. Zoals bekend uit het Reglement van Orde zijn de woordvoerders vrij in hun inbreng, maar ze hebben natuurlijk wel een indicatieve tijd beschikbaar gesteld. Op basis daarvan kunnen wij zowel de eerste als de tweede termijn van het debat met de Staatssecretaris voeren. Er kunnen zelfs moties ingebracht worden, als daar in de tweede termijn wellicht behoefte aan is. Daarmee heb ik volgens mij de regels en kaders bepaald. Als laatste misschien nog de opmerking dat we de tijd redelijk kunnen bewaken met vier losse vragen, gelet op het feit dat we met z'n vieren zijn. We kijken hoe het gaat. Het gaat uiteindelijk om de kwaliteit en de inhoud van het debat dat we met elkaar voeren. Als er iets meer nodig is, mag ik flexibel zijn, denk ik.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Vier vragen voor het hele debat?
De voorzitter:
Nee, voor de eerste termijn natuurlijk. Dat zou juist heel streng zijn. Kijk, als we hier met een hele rij woordvoerders zouden zitten, dan had ik waarschijnlijk dat aantal inderdaad moeten hanteren. Maar vanwege het feit dat we met z'n vieren zijn, denk ik dat we redelijk flexibel kunnen zijn. En als er iets niet goed gaat, neem dan vooral de vrijheid om te vragen of ik iets kan aanpassen.
Dat gezegd hebbende wil ik graag de overzee met ons meekijkende mensen toespreken: bon tardi, good afternoon. En nogmaals, voor iedereen: goedemiddag.
Ik geef graag als eerste het woord aan mevrouw Kamminga van de VVD.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Laat ik beginnen met een woord van dank aan de Staatssecretaris en haar medewerkers voor al hun inspanningen in het afgelopen jaar. Het was een jaar waarin de economieën op zowel de BES als de CAS na de coronapandemie gelukkig weer een beetje uit het dal begonnen te klimmen.
Maar we worden nog iedere dag geconfronteerd met de effecten van de oorlog in Oekraïne. Hoewel de oorlog voor het Caribisch deel van het Koninkrijk wellicht fysiek verder weg is dan voor het Europese deel, raakt het ook dat deel wel degelijk hard. De stijgende prijzen voor energie, levensmiddelen en niet in de laatste plaats transport hebben een groot effect op hen.
De VVD vindt het dan ook logisch dat het kabinet in deze context ruimte biedt om de verstrekte leningen te herfinancieren, nu ze in oktober van dit jaar aflopen. Gelet op de financiële situatie van de landen en de uitdagingen waar ze voor staan, lijkt het immers weinig realistisch dat ze reeds in 2023 aan hun betalingsverplichtingen voldoen. We spraken hier nog recent over, en ook toen heb ik het belang benadrukt van dat de financiën echt op orde komen, en dan niet alleen op papier maar duurzaam en meerjarig. De hervormingen zijn hierbij essentieel, evenals het toezicht. Dat is niet omdat de VVD dat zo graag wil, maar juist voor de inwoners daar. Alleen zo zullen investeerders het aandurven om projecten te financieren, borgen we dat het geld goed terechtkomt, en ontstaat er ruimte om extra dingen te doen.
Over de herfinanciering en de rentevoorwaarden heb ik samen met collega Van den Berg een motie ingediend. Die is zojuist ook aangenomen. Dat is dus goed nieuws. Naar ik heb begrepen reist de Staatssecretaris eind deze week weer af naar de landen om verder over deze problematiek te praten. Kan de Staatssecretaris ingaan op de laatste stand van zaken en haar inzet hierbij, ook in relatie tot de motie? Zijn er nog verschillen per land? Zo ja, kan ze die dan toelichten? Hoe zit het op de BES? Zijn daar ook extra interventies of eventueel aanvullende steun voorzien?
Voorzitter. Dan de begrotingen zelf. De Rekenkamer geeft een positief oordeel over zowel het BES-fonds als het begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties. Datzelfde geldt voor de financiële verantwoordingsinformatie. Dat is natuurlijk zeer goed nieuws. Er blijven wel een aantal onrechtmatigheden bestaan op het gebied van informatiebeveiliging, en dat is helaas niet voor het eerst. Alle verbeterplannen ten spijt is er op dit gebied nog te weinig voortgang, terwijl dat toch echt van groot belang is. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom zij er maar niet in slaagt om de onvolkomenheden weg te werken? Ik vroeg het ook vorig jaar al, maar helaas is de vraag nog steeds actueel. Wat is ervoor nodig om volgend jaar niet weer dezelfde aantekening te krijgen? Hoe gaat de Staatssecretaris de aanbevelingen van de Rekenkamer op dit punt opvolgen?
Dan een ander punt. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar de zorgen die de Rekenkamer adresseert met betrekking tot de onvolkomenheden in het financieel beheer van de RCN-unit SZW. Het lijkt de VVD toch essentieel dat de controle op rechtmatigheid van de uitkeringen op orde is. Hoe stuurt de Staatssecretaris op het verbeteren hiervan? Wat zijn de effecten op de bewoners daar?
De VVD is blij dat er gefocuste aandacht is voor de meer praktische zaken waar de inwoners op de BES tegen aanlopen, zoals een bsn-nummer, de notaris, het internet en het kunnen pinnen. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de stand van zaken ten aanzien van deze punten is? Want met het instellen van een taskforce en werkgroepen alleen heb je de problemen natuurlijk niet opgelost.
Voorzitter. Dan nog even over het versterken van de rechtsstaat en de rechtshandhavingsketen. In de beleidsdoorlichting van artikel 1 wordt geconcludeerd dat een visie op de samenwerking met de Caribische landen in het algemeen en ten aanzien van de rechtsstaat in het bijzonder ontbreekt. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar? Ziet zij mogelijkheden om de samenwerking te verbeteren en hierop te sturen? Zo ja, wat zijn de mogelijkheden en op welke termijn kunnen verbeteringen worden doorgevoerd? In de beleidsdoorlichting wordt voorts aangestipt dat Nederland ervoor moeten waken dat er geen onevenwichtige investeringen worden gedaan in de keten van de rechtshandhaving. Om ervoor te zorgen dat deze keten integraal wordt versterkt, wordt geadviseerd dat de Staatssecretaris en de Minister van JenV periodiek en in voorbereiding op het JVO intensiever afstemming plegen. Wat is de visie van de Staatssecretaris hierop? Hoe kijkt zij aan tegen het meer integraal denken vanuit de gehele keten? Wat is ervoor nodig om stappen te zetten?
Voorzitter. Tot slot de stand van zaken op Sint-Eustatius. Het is in ons aller belang dat we zo snel mogelijk teruggaan naar normale en stabiele verhoudingen. De wens om snel te acteren mag echter niet ten koste gaan van de kwaliteit. De ingreep in 2018 was immers niet voor niets. In dat licht was de VVD ook terughoudend in de teruggave van het budgetrecht vooruitlopend op het afronden van de afspraken. Dat is inmiddels gebeurd, maar kan de Staatssecretaris aangeven wat de laatste stand van zaken is, hoe de gesprekken met de nieuwe eilandsraad op dit moment verlopen en welke stappen er gezet zijn?
De VVD heeft nog een laatste vraag over de procedure omtrent de stabilisatie van de klif op Sint-Eustatius. De Staatssecretaris heeft nu een beroep gedaan op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet. De Staatssecretaris geeft in een brief aan dat er gezien de omstandigheden geen andere optie was. Graag hoor ik van haar waarom het gedurende het kort geding bijvoorbeeld, dat al liep, ook niet mogelijk was om de Kamer erover te informeren dat deze route mogelijk gekozen zou worden, zodat de Kamer haar budgetrecht had kunnen uitoefenen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank, mevrouw Kamminga. Ik zie dat er geen vragen zijn. Dat was dus een volledig helder verhaal. Dan geef ik graag het woord aan de tweede woordvoerder. Dat is mevrouw Bouchallikh van GroenLinks.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik spreek mede namens de PvdA. Allereerst heel veel dank aan de Algemene Rekenkamer voor het heldere rapport en aan de staf voor de notitie. Zoals in beide stukken ook wordt opgemerkt, is deze begroting nogal versnipperd. Het is daarom des te fijner dat we met zulke stukken worden geholpen.
Er valt een aantal zaken op. Zo is het op verschillende onderdelen niet duidelijk wat de effecten van het beleid zijn. Dat is onder andere het geval bij het versterken van de rechtsstaat en bij het bevorderen van de sociaaleconomische structuur. Ook is er sprake van wisselvalligheid in de uitkeringen en is er een gebrekkige samenhang in het beleid ten aanzien van de financiering van Caribisch Nederland. Dit maakt het allemaal lastig om te beoordelen of we het juiste doen om de problematiek op de eilanden goed op te lossen. Dat viel ook de deelnemers aan de V-100 op. Die hebben heel veel vragen ingediend en suggesties gedaan om de verantwoordingsstukken te verbeteren, maar helaas is niet aan alle punten gehoor gegeven. Zo vroegen zij om een bundeling van informatie, maar zelfs dat werd niet geboden. Er wordt verwezen naar het financiële totaaloverzicht, terwijl we juist elke keer constateren dat dat niet overzichtelijk genoeg is. Is de Staatssecretaris bereid om hier, wellicht voor de toekomst, alsnog mee aan de slag te gaan? En wat doet zij met de andere suggesties die zijn gedaan?
De Rekenkamer geeft ook aan dat de samenhang van beleid niet goed wordt bewaakt, doordat de ministeries beperkt met elkaar afstemmen. Ook wordt zelden rekening gehouden met de structurele kosten die de bijzondere uitkeringen behoeven op lange termijn. Wat gaat de Staatssecretaris hier concreet aan doen? Ik lees dat er bestuursakkoorden zijn gesloten, maar op welke termijn kunnen we daar de gevolgen van zien? Wordt daarin ook toegewerkt naar een groter aandeel van de vrije uitkering vanuit het BES-fonds, zodat de eilanden meer autonomie krijgen?
Na deze opmerkingen en vragen over de begroting als geheel, zijn er nog een aantal zaken die we vandaag willen uitlichten. Allereerst het sociaal minimum voor de BES-eilanden. Dat is er nog niet en daar gaan we later over spreken, maar het kabinet heeft vorig jaar wel een aantal maatregelen getroffen om de financiële positie van mensen met lage inkomens te verbeteren. Uit de verantwoordingsstukken kunnen we echter niet goed opmaken wat de effecten hiervan zijn geweest. Kan de Staatssecretaris dit toelichten?
Dan toerisme. Voor alle eilanden is de toeristische sector van groot belang voor de lokale economie. Toch lijken de lokale inwoners nog relatief weinig te profiteren en zijn het vooral grote bedrijven die veel winsten boeken. Uiteraard werken veel inwoners in de toeristische sector. Hun sociaaleconomische positie is echter lang niet altijd stabiel. Ook horen wij van bewoners dat bijvoorbeeld delen van stranden niet meer voor hen toegankelijk zijn, omdat grote hotels en resorts de stranden privé beschikbaar maken voor hun gasten. Dit baart mijn fractie zorgen. De winsten van de hotels mogen niet ten koste gaan van de samenleving. Deelt de Staatssecretaris deze zorgen? Wat is haar beeld van deze ontwikkelingen? Welke mogelijkheden ziet zij om de inwoners van de eilanden meer te laten profiteren van de grote inkomsten uit het toerisme?
Voorzitter. Deze vragen stellen wij ten behoeve van een gezonde economie en versterking van de lokale autonomie. Daar wordt door de Rekenkamer ook met regelmaat naar verwezen. Daar is capaciteit ook ontzettend belangrijk voor. Het gaat daarbij om zowel de versterking van de bestaande capaciteit als het stimuleren van de potentiële capaciteit. Zo is op Sint-Eustatius de jurist binnen de ambtelijke organisatie verantwoordelijk voor het bijwerken van de nieuwe verordeningen, aanspreekpunt voor de ministeries bij nieuwe voorstellen van wetgeving en ook nog plaatsvervangend strafrechter. Dat is natuurlijk onhoudbaar. Deze persoon zou maar een keer ziek worden. Graag hoor ik van de Staatssecretaris hoe zij hiertegen aankijkt. Wat kan zij doen om de eilanden te helpen bij het versterken van de uitvoeringskracht? Kan zij specifiek inzetten op menskracht, in ieder geval rondom het uitgeven van uitkeringen voor de nodige investeringen? De Rekenkamer schrijft dat daar in de huidige situatie namelijk ook nog niet eens aan toe wordt gekomen.
Dan specifiek over Sint-Eustatius. De Rekenkamer spreekt stevige zorgen uit over de situatie aldaar. Op welke termijn kunnen we verbeteringen verwachten?
Voorzitter. We moeten ook kijken naar de lange termijn en nadenken over manieren om duurzame capaciteit op te bouwen. Zo geeft de Rekenkamer aan dat vacatures lastig zijn te vervullen, terwijl jaarlijks zo'n 1.600 studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk beginnen aan een studie in Nederland. Toch halen velen de eindstreep helaas niet. Dat is menselijk leed. Er gaat echter ook veel potentie verloren. Een van de vele uitdagingen waar studenten mee te maken krijgen, is dat het bsn-nummer nog steeds niet goed geregeld is. Bij de laatste IPKO deed de Nationale ombudsman weer een indringende oproep om dit eindelijk eens te gaan regelen. Studenten worden in België beter behandeld dan hier. Wat kan de Staatssecretaris hierop toezeggen? Hoe kan de Staatssecretaris de studenten die dat willen, ondersteunen bij hun terugkeer naar de eilanden? Zijn er mogelijkheden tot bijvoorbeeld kwijtschelding van de studieschuld? Op welke andere zaken kunnen zij aanspraak maken? Schulden van hier meenemen is namelijk extra duur. Ik hoop dat daar rekening mee gehouden kan worden.
Voorzitter. Dan de klimaatcrisis. Dat is een belangrijk element voor de begroting. Het gaat ons niet alleen om de inkomsten door toerisme. Het gaat ons ook om de bescherming van de kwetsbare en bijzondere natuur. Het kabinet zegt dit samen met de eilandbesturen op te willen pakken. Er zijn al diverse brieven verschenen met plannen. Greenpeace, lokale bewoners en anderen vragen echter terecht om snelle en stevige actie. Als ik de verantwoordingsstukken lees, wordt mij niet meteen duidelijk wat het afgelopen jaar nou concreet is gebeurd. Hoe staat het met de biodiversiteit op de eilanden? Welke effecten van de aanpak van het kabinet en de eilandbestuurders zijn er te meten? Graag hier een nadere toelichting op. Kan dit in de volgende verantwoordingsstukken specifieker worden toegelicht, zodat we goed zichtbaar krijgen wat de beleidsmaatregelen voor effect hebben? Ook zou ik graag willen weten hoeveel capaciteit er wordt ontwikkeld om de verduurzamingsagenda naar behoren uit te voeren.
Dan iets concreters. We begrijpen dat op Bonaire wel bushaltes en busjes beschikbaar zijn, maar dat er nog geen werkend openbaarvervoersysteem is, terwijl dat bij kan dragen aan een betaalbare en duurzame vorm van mobiliteit. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om dit uit te werken?
Voorzitter. Dan Venezolaanse vluchtelingen. We horen nog steeds zorgwekkende verhalen over de gebrekkige opvang. Curaçao en Aruba zijn zelfstandige landen. We hebben als Koninkrijk echter het VN-Vluchtelingenverdrag ondertekend. Het is voor ons dan ook onacceptabel dat vluchtelingen niet op een humane wijze worden opgevangen. Hoe staat het met de verbeterplannen? Wat kan het Koninkrijk als geheel nog meer doen om te voorkomen dat vluchtelingen niet goed worden behandeld? Een deel van de omstandigheden wordt mogelijk veroorzaakt door een gebrek aan middelen. Hoe ziet de Staatssecretaris dit? Waar kan zij ruimte op de begroting vinden om deze mensenrechten wél te borgen? Werkt zij in dezen samen met de andere ministeries?
Tot slot, voorzitter. Komende week is het 1 juli. We zien uit naar de toespraak van de Koning over het slavernijverleden. We zijn namelijk benieuwd hoe de komma nadere invulling gaat krijgen. We willen ook graag weten wat er reeds is gedaan. Kan de Staatssecretaris aangeven wat er de afgelopen periode concreet is gedaan om de doorwerking van het slavernijverleden op een adequate wijze tegen te gaan? Hoe worden daar voldoende financiële middelen voor geborgd voor de komende jaren? Mijn concrete vraag is wat deze excuses betekenen voor de begroting. Wordt er ook gekeken naar de structurele kant, om te voorkomen wat er reeds gebeurt met de bijzondere uitkeringen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Ook u dank. Er is ook geen behoefte aan interrupties. Dan ga ik door naar mevrouw Van den Berg voor haar inbreng.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik ga even terug naar het jaarverslag 2017, althans het eerste jaarverslag waarover ik in 2018 woordvoerder mocht zijn. Toen werd er zelfs een ernstige onvolkomenheid geconstateerd bij de shared service organisatie Caribisch Nederland. De Rekenkamer constateert nu dat er nog steeds een onvolkomenheid is. Ik heb de tekst er nog even bij gepakt. «Doordat verbindingen tussen het netwerk van shared service organisatie Caribisch Nederland en applicaties van andere Rijksoverheidsinstellingen onvoldoende beveiligd zijn, zorgen deze kwetsbaarheden ook voor kwetsbaarheden in de informatiebeveiliging van andere diensten.» Het kwam er in feite op neer dat Caribisch Nederland de achterdeur was waardoor iedereen kon binnenkomen in het netwerk van Nederland. Ik wil graag van de Staatssecretaris weten wat zij er nu echt aan gaat doen om dit te stoppen. Naast hardware en software is er ook een cultuurprobleem. Het gaat om de bewustwording van mensen, want je bent zo sterk als de zwakste schakel. Wil de Staatssecretaris toezeggen dat wij voor het eind van het jaar een tussenrapport hierover kunnen krijgen van de Auditdienst Rijk?
Voorzitter. Mevrouw Bouchallikh refereerde er ook al aan dat de Rekenkamer heeft gezegd dat het allemaal klopt qua cijfers. Dat was dus allemaal tick in the box met een groen vinkje. Maar op de begroting als zodanig, de overboekingen naar andere ministeries en de verantwoordingsinformatie over doeltreffendheid en doelmatigheid viel nog wel wat af te dingen. Verder heb ik ook gelezen dat er meer geld is besteed dan begroot, maar waarom het destijds niet begroot was, was onduidelijk. Misschien kan de Staatssecretaris toch even ingaan op hoe zij verbeterplannen gaat maken, opdat wij volgend jaar transparantere informatie gaan krijgen. Kunnen wij ook daarover straks een tussenrapportage krijgen? Dat is dan eind van het jaar, want ik zie op pagina 30 van de Rekenkamer eveneens staan dat er ook fouten zijn aangaande de rechtmatigheid van de verplichtingen, omdat mutaties en fouten bij inkopen niet zijn gemeld aan de Tweede Kamer. Dat heeft ook weer alles te maken met de bedrijfsvoering.
Voorzitter. Een ander punt is de verhouding structurele uitkering en vrije uitkering. De Rekenkamer heeft er twee jaar geleden een uitgebreid rapport over uitgebracht dat dat helemaal uit balans was. Dat betekent dat de BES-eilanden naast de vrije uitkering ook allerlei geoormerkte budgetten ontvangen, rechtstreeks vanuit de andere departementen. Dat zijn allemaal bijzondere uitkeringen. Daar moet dus ook allemaal apart verantwoording over afgelegd worden. Dat geeft enorm veel administratie op de eilanden, waar ze sowieso al een capaciteitsprobleem hebben. Mevrouw Bouchallikh zei dat ook al. Als ik naar de verhouding kijk, dan is die zo langzamerhand fiftyfifty aan het worden. Dat is voor het CDA onacceptabel. Wij hebben dat vaker gezegd en willen nu echt weten hoe wij ervoor kunnen zorgen dat de Staatssecretaris hier meer steun in kan krijgen. Zij heeft immers als coördinerend bewindspersoon de wettelijke taak om de beleidsvrijheid van de openbare lichamen te bevorderen en de integrale samenhang van het rijksbeleid. Daar helpen al die geoormerkte uitkeringen niet bij.
De voorzitter:
Sorry dat ik u even onderbreek, maar er is een interruptie van mevrouw Kamminga.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank aan mevrouw Van den Berg. Op zich kan ik dat met die balans heel goed volgen. Mevrouw Van den Berg had het over een fiftyfifty-verhouding van geoormerkte en vrije middelen. Ik weet niet of dat helemaal klopt, maar ik neem het van haar aan. Ik herken ook die administratieve last, maar ik zie ook dat een deel daarvan komt doordat wij de BES nu juist als integraal onderdeel van Nederland beschouwen. Je ziet ook bij reguliere gemeentes dat er steeds meer geoormerkt geld komt. Zegt mevrouw Van den Berg dan ook dat het geoorloofd is als daarom voor de BES andere regelgeving en andere financieringsstromen moeten komen dan voor gemeentes in het Europees deel van Nederland?
De voorzitter:
Helder, mevrouw Kamminga. Mevrouw Van den Berg.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
We gaan het morgen nog hebben over comply or explain, maar je kan het soms ook omdraaien. Moeten we niet als uitgangspunt hebben dat het wat eenvoudiger is in plaats van dat we hier zeggen: nee, het moet precies zoals in Nederland met alle administratie? Plus dat men in Nederland natuurlijk ook al helemaal gek wordt van de administratie, maar daar is de verhouding tussen vrije uitkering en geoormerkt niet zo uit balans als we dat voor de BES-eilanden hebben. Wat er ook nog bij speelt – ik noemde het net al even kort in mijn inbreng – is dat de Staatssecretaris daar geen zicht op heeft. Ik heb er zes jaar geleden al voor gepleit dat die andere departementen het geld in feite gewoon aan deze Staatssecretaris moeten geven – zo van: dit willen wij beschikbaar stellen voor infrastructuur – en dat zij dan zegt: nou, dan kunnen we dat het beste op die en die manier in overleg met de eilanden oppakken.
De samenhang van beleid is er dus niet. Vakministers en de Ministers van BZK en van Financiën doen voorstellen, maar die worden amper met elkaar afgestemd. Daar willen wij echt wat aan doen, plus dat veel van de geoormerkte voorstellen – dat zijn bijzondere uitkeringen – uiteindelijk leiden tot structurele kosten, waar dus ook geen rekening mee wordt gehouden. Dan zou het toch veel makkelijker zijn om eens te kijken – sommige van die geoormerkte gelden zijn jaren geoormerkt – hoe je dat nou op een andere manier bij elkaar kunt gaan pakken?
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik was eigenlijk al half weer aan het vervolgen. Dit stond voor een heel stuk in mijn inbreng, mijn antwoord op de vraag van mevrouw Kamminga.
De voorzitter:
Gaat u door.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik had net tegen mevrouw Bouchallikh gezegd dat ze niet zo zenuwachtig hoefde te zijn over de tijdspanne, omdat dit uiteindelijk een wetgevingsoverleg is. Ik zit hier dus helemaal zen, mag ik wel zeggen.
Voorzitter. Mijn kernpunt is wel hoe wij de Staatssecretaris kunnen helpen om te zorgen dat die andere departementen dit gewoon via de Staatssecretaris moeten doen om hier enige stroomlijning in te krijgen. Nogmaals, ik verwijs naar het onderzoek van de Rekenkamer dat we in 2021 hebben besproken. Alles over de administratieve lasten had ik al genoemd. Wat daar nog als argument bij komt, is dat het hier niet gaat over kapitale bedragen. Dus hoe kunnen we hier toch echt makkelijker over gaan?
In de motie die ik in 2021 heb ingediend samen met de heer Ceder hebben wij verzocht te onderzoeken hoe de vrije uitkering in het BES-fonds in overeenstemming kan worden gebracht met de demografische ontwikkelingen en de meerjarige incidentele uitgaven en dat dus onder te brengen in structurele bedragen. Ik heb ergens gelezen – vraag niet waar – dat de resultaten deze zomer bekend worden. Mag ik erop vertrouwen dat dit punt en mijn vorige punt over de geoormerkte uitkeringen verwerkt gaan worden in de begroting voor 2024?
Voorzitter, tot slot. We hebben Statia het voordeel van de twijfel gegeven met betrekking tot het budgetrecht, maar de Rekenkamer stelt dat zowel de eilandsraad als de regeringscommissaris zich niet altijd aan zijn rol houdt en dat het financieel beheer nog niet toekomstbestendig is ingericht. Wat gaat de Staatssecretaris doen of wat kunnen wij doen om de Staatssecretaris te ondersteunen wat betreft die rolvastheid? Want die is enorm belangrijk om goede stappen te kunnen maken.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank, mevrouw Van den Berg. Het gaat vlot. Het is 16.45 uur en we zijn al bijna aan het einde van de eerste termijn van de Kamer, maar ik mag ook nog wat zeggen inderdaad. Ik draag het voorzitterschap even over aan mevrouw Kamminga.
Voorzitter: Kamminga
De voorzitter:
Dank u wel. Dan neem ik bij dezen het voorzitterschap over en is mijn eerste actie u het woord geven voor uw inbreng namens D66, mevrouw Wuite.
Mevrouw Wuite (D66):
Hartelijk dank, voorzitter. Ik heb natuurlijk al gezegd bon tardi, good afternoon en goedemiddag aan de voorzitter, aan de mensen op de tribune en ook de mensen die meekijken en aan de Staatssecretaris.
Waar ik mee wil beginnen, is dat deze week natuurlijk een bijzondere week is. Deze hele week, en op 1 juli in het bijzonder, wordt er in het hele Koninkrijk extra aandacht besteed aan de start van het Herdenkingsjaar Slavernijverleden. 1 juli is het Emancipation Day, zoals ik het ken. Ketikoti noemen we het hier in Nederland en ook in Suriname. We zien dat bijna het hele kabinet en ook de Koning door heel het Koninkrijk en ook in Suriname zullen deelnemen aan herdenkingen en dat is een heel belangrijk signaal. Bij een jaarverslag kijken we natuurlijk achteruit, naar de verantwoording over het afgelopen jaar, maar ik heb ook wel behoefte om vooruit te kijken. Daar wil ik graag als eerste mee beginnen.
Vooruitkijken naar hoe wij in het Koninkrijk zorgen voor een betere positie van mensen die wonen in het Caribisch deel van ons Koninkrijk. Vooruitkijken naar het unieke karakter van de eilanden als het gaat om hun economie en de specifieke karakteristieken. Hoe kunnen we daar zo veel mogelijk kracht uit halen? Vooruitkijken naar hoe we vorm kunnen geven aan de diepe wens om, zoals de collega's eerder aangaven, Nederlandse initiatieven en ondersteuning niet incidenteel en ook niet reactief te laten zijn, maar duurzaam en structureel te maken.
Voor deze fundamentele en andere vragen heb ik een achtpuntenplan geschreven, dat ik via deze weg graag aan de Staatssecretaris en de rest van het kabinet wil aanbieden. Dit plan is opgesteld aan de hand van verschillende indrukken en gesprekken die ik met mensen uit alle delen van het Koninkrijk heb gevoerd, variërend van politici, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en juristen tot studenten, maar vooral mensen met een warm hart voor het Koninkrijk. Ik wil hen dan ook bedanken voor al hun input en ik hoop dat ik nog heel veel meer gesprekken met hen kan hebben over het Koninkrijk en hoe we het Caribische deel nog meer kunnen ondersteunen, want uiteindelijk gaat het om de concrete uitvoering die we eraan geven.
Ik weet niet of ik het ...
De voorzitter:
Formeel hoort het altijd via de voorzitter en de bode naar in dit geval de Staatssecretaris te gaan, maar in dit geval zit u al naast de Staatssecretaris, dus zou ik zeggen: laten we pragmatisch zijn. Ik zag de bode al aan komen lopen; dank daarvoor.
Mevrouw Wuite (D66):
Daar ben ik het mee eens.
Voorzitter. De economieën van het Caribisch deel van het Koninkrijk zijn door de kleinschaligheid en het insulaire karakter zeer kwetsbaar voor natuurrampen. Dat zie we ook terug op de beleidsbegrotingen. Bijvoorbeeld de wederopbouw na orkaan Irma in 2017 en de wereldwijde economische schokken zoals de coronapandemie zien we terug op deze beleidsbegroting. Sinds het aantreden van het kabinet lijken de relaties in de tweede helft van 2022 te verbeteren. Zo zijn er minder vijandigheden over en weer en wordt het overleg vaker opgezocht. De excuses van onze Minister-President en de erkenning door de Nederlandse Staat van de rol in het slavernijverleden hebben naar mijn mening hierbij geholpen. Maar ook de economische kant van extra middelen in navolging van het Groeifonds, SDE++, de garantieregelingen en de MoU's die de Minister voor Klimaat voor meer klimaatacties samen met Curaçao, Sint-Maarten en Aruba heeft getekend, zijn bemoedigende signalen van samenwerking aan een sterk, inclusief en ook een duurzaam Koninkrijk.
Juist vanwege de kwetsbaarheid voor economische schokken zijn meerjarenprogramma's naar mijn mening en de mening van D66 erg belangrijk voor het verder ontwikkelen van de economische kansen op de eilanden. Denk daarbij aan het dichten van de digitale kloof in het Caribisch gebied om de kansen op het gebied van onderwijs, op het gebied van gezondheid en op het gebied van de economie in de Caribische regio te verbeteren. Daarnaast is nauwer samenwerken op het gebied van tertiair onderwijs essentieel om kennis en kunde op de eilanden te houden. Daarover heb ik eerder al een motie ingediend. Ik kijk uit naar de uitwerking hiervan in het najaar. Natuurlijk is comply or explain hierbij een belangrijke factor, maar daar gaan we het morgen of overmorgen met de Staatssecretaris in het debat over hebben. Morgen is het; het duizelt me een beetje deze week.
Er staat nog heel veel meer in het plan dat ik net aan de Staatssecretaris overhandigde voor een duurzame en kleurrijke economie: een blue economy, een green economy en een orange economy. Ik geef u allen de kans om dit plan te lezen. Ik hoop dat het kabinet goed naar het plan zal kijken en straks durft mee te denken over de toekomst van een sterk en inclusief Koninkrijk op basis van de SDG's, de duurzameontwikkelingsdoelstellingen, op basis van synergie en op basis van emancipatie van alle krachten uit alle hoeken van het Koninkrijk. We kunnen veel meer samen optrekken als we het belangrijke mantra van vertrouwen met elkaar durven uitspreken.
Voorzitter. Dan wil ik nog kort stilstaan bij het sociaal minimum. We kijken natuurlijk uit naar de resultaten van de commissie-Thodé op 1 oktober. Zoals de aangenomen moties in de Kamer duidelijk maken, hopen we dat de Minister voor Armoedebeleid het sociaal minimum op de BES scherp op het netvlies houdt. Ik wil vooral het belang daarvan blijven onderstrepen. D66 pleit voor het invoeren van het sociaal minimum in 2024. Als ik het rapport over de periode voor de afschaffing van de slavernij lees met de titel «Waarom vrijheid niet kan wachten», dat de voorzitter van ons parlement bij het Nationaal Archief overhandigd kreeg, dan moeten we blijven herhalen dat we ongelijk moeten investeren voor gelijke kansen. Voorzitter, ik zou daarom u, maar ook alle woordvoerders van deze commissie zeker aanmoedigen om dit interessante rapport gewoon eens te bekijken. Met name het hoofdstuk «Het debat over de vrijheid» is heel interessant, met heel interessante passages over de wijze waarop het parlementaire debat over dit kwetsbare onderwerp in 1840–1850 plaatsvond.
Voorzitter. Ik heb me uitgesproken over meer visie ...
De voorzitter:
Voordat u vervolgt, heeft u een interruptie van mevrouw Bouchallikh, GroenLinks.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Ik heb een vraag over het sociaal minimum. Ik hoor zojuist D66 zeggen dat ook de partij van mevrouw Wuite wil dat dat vanaf 2024 geregeld is. Daarin kan ze ons aan haar zijde vinden. Maar ik heb iets langer dan een maand geleden een motie ingediend die precies hierover gaat en toen heeft D66 tegengestemd. Kan mevrouw Wuite toelichten hoe dat strookt met de uitspraken die zojuist werden gedaan over toewerken naar een sociaal minimum in 2024?
Mevrouw Wuite (D66):
Jazeker. Dat is een heel belangrijke vraag van mevrouw Bouchallikh. Ik kan me voorstellen dat ze tijdens dit debat de kans pakt om die te stellen, omdat wij het er met z'n tweeën nog onvoldoende over hebben gehad. Het is belangrijk dat je discipline betracht. De commissie-Thodé gaat aan de slag per 1 oktober. Er is een andere motie aangenomen die nadrukkelijk zegt: zorg in ieder geval dat financiële consequenties van het invoeren van het sociaal minimum helder op tafel liggen. Daar gaan we niet op vooruitlopen. Maar ik blijf er persoonlijk, namens D66, natuurlijk zeker voor pleiten. Dat betekent dus dat als we de resultaten daarvan hebben, het debat later plaatsvindt en we die uitspraak nu niet zouden hoeven doen zonder de financiële consequenties daarvan in de motie heel helder op het netvlies te hebben. Dat heeft eraan bijgedragen dat die keuze is gemaakt met betrekking tot de stemming. Dat heeft te maken met een duiding van een motie. Ik hoop wat dat betreft dat samenwerking en bondgenootschappen binnen dit huis zo veel mogelijk worden aangemoedigd. Het is belangrijk dat mevrouw Bouchallikh weet dat ik regelmatig aan zowel de linker- als de rechterzijde contact over dit onderwerp opneem om te kijken of we daarover eensgezind met elkaar standpunten kunnen innemen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Bouchallikh.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Ja, een vervolgvraag/opmerking. Ik vind bondgenootschappen ook ontzettend belangrijk, maar ik vind ook dat we bij de feiten moeten blijven. Er werd gezegd dat er vooruitlopend op de berekeningen en de adviezen geen uitspraken gedaan kunnen worden. Wij wilden dat wel met de motie. Toen is tegengestemd. Maar binnen dit debat wordt dan wel weer gezegd: wij willen een sociaal minimum in 2024. Dus dan worden er wel uitspraken gedaan voorafgaand aan het beschikbaar komen van informatie. Ik kan dat niet rijmen, eerlijk gezegd. Dus kan mevrouw Wuite toelichten wat ze dan bedoelt met enerzijds wel in het debat uitspreken dat het er moet komen, als ze tegelijkertijd zegt dat ze dat niet wil omdat er geen onderzoek is? Ik snap het eerlijk gezegd even niet.
Mevrouw Wuite (D66):
Als mevrouw Bouchallikh heel erg goed heeft gelet op wat ik het afgelopen jaar heb gedaan met m'n inzet, dan is dat sowieso het instellen van de commissie naar aanleiding van de Commissie sociaal minimum Nederland. Die commissie is er gekomen. Ten tweede: als je kijkt naar het coalitieakkoord, zie je dat we de data voor het invoeren van een sociaal minimum naar voren hebben gehaald. Dat is het tweede. Ten derde blijf ik vooral herhalen dat het gaat om samenwerking en bondgenootschap. Op het laatste moment een motie indienen zonder dat er ook maar enige poging wordt ondernomen om te kijken wat men ervan vindt en hoe ervoor kan worden gezorgd dat partijen daarover met elkaar echt tot een meerderheid komen voor een duidelijk signaal ... Die initiatieven zie ik niet van GroenLinks. Dat vind ik wat dat betreft teleurstellend. Ik heb daarom gekozen voor een motie over het in kaart brengen van de financiële consequenties. Ik respecteer de vraag. En het is misschien ook anders voor een oppositiepartij dan voor een coalitiepartij. Ik begrijp ook nog wel dat dat verschil misschien meespeelt. Maar ik respecteer dat het debat in alle intensiteit echt plaatsvindt op 1 oktober. Dat betekent dus voor de begrotingsbehandeling.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan nog een vraag tot slot van mevrouw Bouchallikh.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Een hele korte vraag, tot slot. Wil D66 wel of niet per 1 januari 2024 het sociaal minimum, ja of nee?
Mevrouw Wuite (D66):
Ik denk dat als je praat over 1 januari of in 2024, je dan moet begrijpen dat het gaat om een complex vraagstuk rond de wijze waarop je grote sprongen gaat maken. Je moet dus zorgen dat je daar op verschillende manieren kan komen om ervoor te zorgen dat de bestaanszekerheid wordt verbeterd. Daar gaat het namelijk om. Ga je dat doen door middel van het verbeteren van het openbaar vervoer? Kun je dat doen door middel van andere toeslagen of subsidies? Of ga je het alleen maar doen door het wettelijk minimumloon te verhogen? Wat betreft dat laatste hebben wij gezien in brieven van bijvoorbeeld de Centraal Dialoog – die hebben wij ook uitvoerig gesproken – en andere sociale partners, dat zij aangeven dat het lastig om alleen maar te kijken naar het wettelijk minimumloon. Als je onder de streep hetzelfde effect wil hebben, namelijk dat je mensen uit de armoede trekt en een menswaardig bestaansminimum geeft, dan verwacht ik – vooruitlopend op de resultaten van de commissie, maar daar wacht ik echt op – dat er een advies gaat komen dat het niet alleen gaat om 1 januari, maar dat er verschillende zaken gaan plaatsvinden. Soms kan het zijn dat iets op 1 januari begint, bijvoorbeeld het verhogen van het wettelijk minimumloon.
De voorzitter:
Dank u wel. Volgens mij ...
Mevrouw Wuite (D66):
Ze stelt een hele serieuze vraag en daar wil ik fatsoenlijk antwoord op geven, maar ik begrijp dat ik door moet gaan. Misschien kan ik daarnaast nog zeggen dat ik mevrouw Bouchallikh vooral uitnodig om eens een kop koffie te drinken en het gesprek daarover verder te voeren.
De voorzitter:
Dat is altijd goed. Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Wuite (D66):
Voorzitter. Ik heb me natuurlijk uitgesproken over meer visie met toekomstperspectief. Ik ben benieuwd hoe we, mede door dit speciale herdenkingsjaar, met Koninkrijksrelaties in staat zijn om aan een nieuw hoofdstuk te beginnen. Dat is mijn belangrijkste wens. Ik ben benieuwd of we in staat en bereid zijn om op basis van ideeën en zelfs dromen een soort 2030-agenda voor Koninkrijksrelaties vorm te geven.
Laten we groter denken en klein beginnen. Daarom gaat het vandaag natuurlijk ook vooral om onze controlerende taak. Bereikt de regering wat zij zich tot doel had gesteld? Wat heeft ze daarvoor gedaan? Zijn de middelen doelmatig en rechtmatig besteed? De Rekenkamer geeft een positief oordeel en concludeert dat de financiële verantwoordingsinformatie rechtmatig, betrouwbaar en ordelijk is. Maar daarnaast plaatst ze ook weer kritische kanttekeningen, zoals eerder door de collega's is aangegeven. Opvallend is de kritiek op de financiering van Caribisch Nederland in z'n algemeenheid, met een hoog aandeel bijzondere uitkeringen ten opzichte van de vrije uitkeringen – dat hebben mevrouw Van den Berg en mevrouw Bouchallikh ook al aangegeven – en een gebrekkige bewaking van de samenhang van het beleid. Hetzelfde geldt voor het rekening houden met de structurele kosten wanneer verbeteringen via bijzondere uitkeringen zullen moeten gerealiseerd.
Daarnaast geven de burgers van de V-100 en de lokale journalisten uit Nederland en Caribisch Nederland die hier vandaag ook op de tribune zitten, serieuze signalen dat er geen heldere koppeling te vinden is tussen het beleidsdoel, het ingezette instrument en het resultaat. Met in gedachten de positieve ontwikkelingen die daar inmiddels in gang zijn gezet – daarmee begon ik mijn inbreng – vraag ik de Staatssecretaris of zij erop kan reflecteren of en hoe ze bij een volgende verantwoording doelen en resultaten inzichtelijker kan presenteren. Anders blijft het voor ons namelijk een enorme uitdaging. Is de Staatssecretaris bereid om in een volgende beleidsbegroting meer indicatoren en ook streefwaarden te gebruiken, bijvoorbeeld voor artikel 4, zodat we de resultaten voor het bevorderen van de sociaaleconomische structuur feitelijk beter kunnen beoordelen? Hetzelfde geldt voor het beleidsdoel met betrekking tot het versterken van de rechtsstaat. Ook dat is mistig en lastig te volgen, dus daar geldt hetzelfde voor. Er zijn namelijk toch wel een aantal serieuze signalen dat de duurzame verankering van de rechtshandhaving te wensen overlaat.
Vooral nu de onderlinge regeling en de verdere uitvoering van de landspakketten gestalte krijgen, de bestuursakkoorden worden vastgesteld en het EZK-beleid voor de uitvoering van het Groeifonds wordt uitgevoerd, ben ik benieuwd of we in de toekomst de impact, doelmatigheid en doeltreffendheid hiervan concreet en beter kunnen volgen in de beleidsbegroting en in de jaarverslagen. Misschien is er een motie van mij nodig om dat nog wat verder aan te moedigen.
Dat is het voor mij, voorzitter. Ik ben erg benieuwd of we een reactie kunnen krijgen van de Staatssecretaris. Hartelijk dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Voor u helemaal stopt met uw betoog en ik het voorzitterschap overdraag, heeft u nog een interruptie van mevrouw Van den Berg, CDA.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Het is gewoon een nieuwsgierigheidsvraag. Krijgen wij ook een exemplaar van dat achtpuntenplan?
Mevrouw Wuite (D66):
Jazeker, ik heb er een paar meegenomen vandaag. U krijgt die zeker. Ik vind het leuk om daar het gesprek over aan te gaan.
De voorzitter:
Dank u wel daarvoor. We kijken daarnaar uit. Ik heb uw oproep gehoord, specifiek aan mij, om het boek goed te lezen en mij verder te verdiepen in de geschiedenis, voor zover ik dat nog niet gedaan heb, zeg ik dan wel tegen mevrouw Wuite. Dat gezegd hebbend, geef ik u het woord terug als voorzitter.
Voorzitter: Wuite
De voorzitter:
Dank voor het overnemen van het voorzitterschap. Dat betekent dat we aan het einde zijn van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. We zitten ruim in de tijd, dus laten we tot 17.30 uur schorsen.
De vergadering wordt van 17.04 uur tot 17.30 uur geschorst.
De voorzitter:
Het is nog geen goedenavond, maar nog steeds goedemiddag. We zijn echter wel aan het einde van de dag. Ik heropen dit wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties. Daarin bespreken we het jaarverslag en de slotwet van Koninkrijksrelaties en het BES-fonds 2022. We hebben de inbreng van de zijde van de Kamer gehad.
Ik geef graag het woord aan de Staatssecretaris voor haar reactie en haar antwoorden. In verband met de tijd wil ik aandringen op korte vragen. We werken met de formule van vier interrupties. Als het uit de hand loopt, zal ik strenger zijn. In principe heeft iedereen echter vier losse, korte vragen.
Ik geef als eerste het woord aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dank u wel, voorzitter. Allereerst voor iedereen die meekijkt vanuit het Caribisch deel van het Koninkrijk: bon dia, good morning, goedemorgen. Het is nog net goedemorgen. Hier is het natuurlijk goedemiddag. We kijken vandaag naar het jaarverslag en de slotwet van het begrotingshoofdstuk 4: de Koninkrijksrelaties en het BES-fonds. Dat geeft ook de gelegenheid om terug te kijken op mijn eerste anderhalf jaar als Staatssecretaris Koninkrijksrelaties.
Het coalitieakkoord heeft een kort en krachtig doel gesteld. We willen de toekomst van alle inwoners van het hele Koninkrijk verbeteren. Die taak heb ik, net zoals de rest van het kabinet, met veel toewijding opgepakt, in de volle overtuiging dat als we beter samenwerken en met elkaar aan de slag gaan, we het beste kunnen bereiken voor alle inwoners van de eilanden. Het is echter ook een toewijding die rekenschap geeft van de schandvlekken uit ons gedeelde verleden en de grote impact die het slavernijverleden nog steeds heeft op alle eilanden. Ik kom daar later graag op terug, als ik het heb over de excuses die gemaakt zijn op 19 december en de start van het Herdenkingsjaar Slavernijverleden op 1 juli, aanstaande zaterdag.
In mijn bezoeken aan het Caribisch deel van het Koninkrijk heb ik veel gezien. Ik heb gezien hoeveel verschillen er zijn tussen de zes eilanden. Ik heb echter ook gezien dat er vooral veel overeenkomsten zijn. Denk aan de veerkracht van bewoners, de hartelijkheid, de gastvrijheid, de creativiteit, het innovatievermogen, de wil om samen te werken aan het verhogen van de welvaart en het welzijn van alle inwoners, het versterken van de economie door te zorgen dat die robuust en duurzaam is, en zeker ook het optimisme om aan het werk te gaan om nieuwe uitdagingen, zoals klimaatverandering, aan te pakken. Er is veel trots op de diverse en gekoesterde taal, natuur en cultuur die het Koninkrijk rijk is. Het is fijn om te zien dat we met elkaar aan het werken zijn aan verbeteringen. Dat doen we allemaal vanuit een periode die natuurlijk lastig begon. Een aantal van de leden van de Kamer heeft daar iets over gezegd. De pandemie heeft een grote impact gehad op het noordelijke gedeelte van het Caribisch gebied. De orkanen hebben natuurlijk ook een grote impact gehad. We zien echter dat we vanuit die periode weer op weg zijn naar opbouw. Dat hebben we ook gezien in de cijfers van de afgelopen periode.
Wat van belang is als het gaat om de eilanden van Caribisch Nederland, is dat we in het coalitieakkoord hebben gewerkt om ervoor te zorgen dat de eilanden een gelijkwaardig deel van Nederland zijn. Het verbeteren van de levensstandaard was een belangrijke stap. We werken aan het aanpakken van het sociaal minimum. Er is veel geld. Er is structureel 30 miljoen uit het regeerakkoord ingezet. Er is extra geld gekomen voor natuur en milieu. Er is gezorgd dat er weer gewerkt kon worden aan de terugkeer van de democratie op Statia. Er zijn heel veel wetsvoorstellen in consultatie gegaan, zoals vorige week de herziening van de zogenaamde WolBES en FinBES, maar zeker ook de Algemene wet gelijke behandeling.
Dat geldt – ik probeer hiermee mijn inleiding af te ronden – natuurlijk voor de drie landen. Er is heel hard gewerkt om ervoor te zorgen dat we op basis van een onderlinge regeling en vertrouwen met elkaar werken aan het invullen van zeer noodzakelijke hervormingen om de economieën van de landen verder te stimuleren. Zo zorgen we ervoor dat er ruimte is om te investeren in de noodzakelijke aanpak van armoede. We willen het onderwijs verbeteren. We willen ervoor zorgen dat duurzaamheid aan de orde is. Dat doen we natuurlijk zo veel mogelijk gezamenlijk, op basis van goed inzicht in wat er nodig is. Het gaat dan vooral om het realiseren van de zogenaamde landspakketten. Verder is het van belang dat we hebben aangegeven dat er voor de landen extra middelen ter beschikking zijn gekomen, met het Nationaal Groeifonds en de regeling voor duurzame energie, SDE++, om ervoor te zorgen dat er ook geïnvesteerd kan worden in het mogelijk maken van de energietransitie en het versterken van het verdienvermogen. Daarnaast is natuurlijk een goed functionerende rechtsstaat ontzettend belangrijk en daar werken we ook samen met de landen heel hard aan. Ik zal daar in de beantwoording van de vragen die hier gesteld zijn nog op terugkomen.
Ik ben ontzettend blij dat we in dit debat kunnen terugkijken, maar natuurlijk moeten we ook vooruitkijken. Daarbij is zeker ook aan de orde dat we op basis van het rapport van de Algemene Rekenkamer zorgen dat we op basis van de beleidsdoorlichting die we gaan doen, aan het werk blijven om steeds weer stappen vooruit te zetten en dingen te verbeteren. In het komend jaar gaan we verder werken aan de sociaaleconomische hervormingen in de landen, aan de landspakketten en aan het bereiken van comply or explain in Caribisch Nederland, om daarmee een gelijkwaardiger deel van het land te zijn. We willen op basis van nieuwe bestuurlijke afspraken vooral ook zorgen dat we samen met de nieuwe bestuurscolleges en eilandraden weer stappen verder zetten.
Natuurlijk zullen we ook met elkaar stilstaan bij dat verleden, en dat is niet onbelangrijk. De herdenking van het slavernijverleden begint 1 juli van dit jaar, dit weekend. De Minister-President heeft op 19 december excuses aangeboden. Er zijn toezeggingen gedaan aan alle eilanden en het zal ook in ons aller belang zijn dat we in de komende tijd ervoor zorgen dat we samen uitvoering geven aan die toezeggingen. Een van de stappen die we daarin zetten, is dat we ervoor zorgen dat middelen ter beschikking staan. We hebben afgelopen week een brief naar uw Kamer gestuurd om aan te geven wat we precies aan het doen zijn en vooral wat we precies aan het doen zijn op de eilanden. Niet in de laatste plaats zullen er kabinetsleden aanwezig zijn op de eilanden in het Caribisch deel van ons Koninkrijk en in Suriname. Ik zal zelf de drie Bovenwindse Eilanden bezoeken op zaterdag 1 juli, om daar bij de herdenkingen aanwezig te zijn. Daarmee hopen we een goede eerste stap te zetten in het invullen van onze afspraken na de komma, of beter gezegd van alles wat we hebben afgesproken om te doen na de komma.
Voorzitter. Ik wilde voorstellen dat ik antwoord geef op de gestelde vragen aan de hand van een viertal blokjes. Ik wil beginnen met de financieringen en het jaarverslag. Een blokje gaat over de tekortkomingen bij SSO Caribisch Nederland, eentje over Statia en eentje over een aantal andere onderwerpen, die niet in de genoemde drie blokjes passen maar toch nog best een stevig blok zijn. Ik probeer daar zo snel mogelijk doorheen te gaan, maar vooral echt antwoord te geven op de gestelde vragen.
Ik wil beginnen met het vraagstuk van de financieringen. Dat gaat in eerste instantie over het onderwerp dat aan de orde is gesteld door zowel het CDA als GroenLinks en D66, namelijk de balans tussen de vrije uitkeringen en de bijdragen die aan de eilanden van Caribisch Nederland worden gegeven vanuit de departementen. Ik ben het zeer eens met de leden die hierover vragen hebben gesteld dat het, als je zo'n eiland op een goede manier wil besturen, ontzettend belangrijk is om van tevoren te weten welke middelen ter beschikking staan en dat die middelen ook zo veel mogelijk structureel zijn voor taken die structureel zijn. We zijn vanuit het ministerie een aantal stappen aan het zetten om dat voor elkaar te krijgen.
Als eerste doen we op dit moment onderzoek naar hoe hoog de vrije uitkeringen moeten zijn. Als je weet wat de taken zijn die ieder eiland moet doen – we noemen ze ook wel «de eilandelijke taken» – dan kun je op basis van die taken ook bepalen wat ze aan middelen nodig hebben. Het idee is dat we op basis van het nu lopende onderzoek straks ervoor kunnen zorgen dat de hoogte van de vrije uitkering ook structureel goed wordt ingeregeld. Dan weten de bestuurders van de eilanden en de eilandraden wat ze ter beschikking hebben. Daarnaast zijn we ook aan het werk om te zorgen dat we de uitkeringen die ook wel structureel zijn, vanuit de verschillende departementen zo veel mogelijk proberen te bundelen. We zien nu al de eerste stappen. Er zijn al departementen die ervoor gekozen hebben om hun middelen toe te voegen aan de vrije uitkeringen, zodat ze onderdeel worden van die structurele budgetten, maar wij zijn ook aan het kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat we die middelen zo veel mogelijk bundelen, zodat er ook duidelijkheid voor de eilanden is over de middelen die zij ter beschikking hebben. Er zal altijd nog wel projectfinanciering zijn, omdat er soms ook individuele projecten zijn. Dan is het overigens ook weer van belang dat er niet alleen geld is voor het project maar ook voor het beheer daarna, dus niet alleen voor het bouwen van een installatie maar ook voor het beheer en onderhoud daarvan. Dat was ook een van de punten die werden genoemd, maar wij proberen dat dus zo veel mogelijk te bundelen. Zal dat voor honderd procent lukken? Ik denk niet dat dat aan de orde is, zeker in eerste instantie, maar nogmaals, dat is wel ons streven. Het gaat dus om een vrije uitkering die het mogelijk maakt om alle structurele eilandelijke taken te financieren, daarnaast zo veel mogelijk bundelen en daarnaast, als er sprake is van projectfinanciering, de daarbij behorende structurele bijdrage aangeven.
Er was ook de vraag of we dat allemaal al kunnen regelen in de komende begroting. Dat zal nog wel lastig zijn. De eerste stappen kunnen we zeker zetten, ook al in de begroting voor 2024, maar de wat fundamentelere verwerking, bijvoorbeeld van de resultaten van het onderzoek naar de vrije uitkering, zal in de volgende begroting moeten worden gedaan. Maar nogmaals, we gaan ons best doen om ook al zo veel mogelijk in de volgende begroting mee te nemen van die bundeling, helderheid en het zorgen dat er ook middelen ter beschikking staan. De uitkomsten van het onderzoek zelf komen echter te laat om die ook al in de begroting voor volgend jaar mee te nemen.
De voorzitter:
Staatssecretaris, volgens mij krijg ik een signaal voor een interruptie van mevrouw Van den Berg.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Nogmaals, mijn motie is van twee jaar geleden en het zijn geen eilanden met miljoenen inwoners. Dan denk ik: hoe moeilijk moet dit zijn en wat kan er anders dan nog in de voorjaarsbegroting gecorrigeerd worden? Daar ben ik heel benieuwd naar. Ik zou ook het volgende van de Staatssecretaris willen weten. Ik zei net al dat de Rekenkamer liet zien dat op Statia 50% van de uitkeringen niet structureel is, maar daar komt het volgende plaatje nog bij: er is nog heel veel niet gebruikt. Ik ben dus heel benieuwd wat de Staatssecretaris gaat doen met alle geoormerkte bedragen die nog niet gebruikt zijn maar die dus wel beschikbaar waren gesteld.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dat zijn twee vragen. Nogmaals, ik ben het met mevrouw Van den Berg eens dat het heel belangrijk is om helder gestructureerde begrotingen te hebben en dat voor de eilanden helder moet zijn dat er voor structurele taken ook structurele financiering ter beschikking wordt gesteld, zodat je het werk goed kan doen, je je daar ook op kunt voorbereiden en je kunt zorgen dat je voldoende mensen in dienst hebt om dat te werk te doen. Die verhoging van afgelopen jaar is overigens wel een beetje uitzonderlijk en heeft natuurlijk veel te maken met het feit dat we die extra enveloppen hadden die in het coalitieakkoord zijn georganiseerd. Dat geld is inmiddels onderdeel van de structurele begrotingen. We zullen dit jaar waarschijnlijk alweer een betere verhouding zien tussen die incidentele middelen en de structurele middelen. Maar los daarvan: we zorgen dus dat dat onderzoek naar de vrije uitkering zo snel mogelijk wordt afgerond. Daarna gaan we zorgen dat we samen met de departementen, met mijn collega's, een kabinetsreactie maken en dat we die verwerken in de begrotingen. Maar nogmaals, daarvoor is de begroting voor 2024 te vroeg. Dat moeten we dan structureel doen vanaf of met ingang van de begroting voor 2025. Dat gaan we ook doen.
De andere vraag die u stelde, was: wat gaat u doen met de middelen die nog over zijn? Daar moeten we natuurlijk met de eilanden zelf ook weer over in gesprek. Een van de grote thema's is toch steeds ook weer de uitvoeringscapaciteit. In andere vragen is daar door een aantal van u ook over gesproken: wat gaan we doen om die capaciteit te versterken? Dat is een van mijn grootste uitdagingen voor de komende tijd: zorgen dat er, als er middelen zijn, straks ook mensen zijn die het werk kunnen doen. Ik ben met de eilanden hard aan het werk om daar een oplossing voor te vinden, zodat daadwerkelijk middelen kunnen worden uitgegeven.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag van mevrouw Van den Berg, CDA.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
De Staatssecretaris zegt: we moeten kijken wat we met de rest van die geoormerkte uitkeringen kunnen doen, ook vanwege de capaciteit. Ik zei al dat juist die geoormerkte uitkeringen voor heel veel administratie zorgen. Als er dan toch een positieve stap gezet wordt door die andere departementen, dan kunnen ze ook in één keer zeggen: wij stellen dit ter beschikking zonder een hele lading administratie en wij geven het gewoon aan deze Staatssecretaris om te kijken hoe zij dat goed kan verdelen en toepassen. Er blijft nu heel veel geld op de plank liggen, omdat de eilanden niet de capaciteit hebben om alle administratie te doen. Dat vind ik echt wel erg verdrietig.
De voorzitter:
En ingewikkeld.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Ik denk niet dat de administratieve lasten ervoor zorgen dat sommige middelen niet worden uitgegeven. Wat wij weten, is dat sommige middelen niet worden uitgegeven in het jaar waarin ze ter beschikking worden gesteld, omdat het vaak pas heel laat in het jaar is en het dan eigenlijk niet meer lukt. Dat probleem moeten we proberen te tackelen door die begrotingen meer structureel te maken enzovoorts, enzovoorts. Dat is precies waarmee we aan het werk zijn. Die middelen zijn ter beschikking gesteld voor een bepaald doel. Dan kan je niet zomaar zeggen: we stoppen het in een pot en dan zien we daarna wel waaraan we ze uitgeven. De Algemene Rekenkamer gaat daar natuurlijk niet in mee. Daar ga ik althans van uit; ik kan niet voor de Rekenkamer spreken.
Nogmaals, we zijn op weg naar hetzelfde doel. We willen ervoor zorgen dat we structurele financiering kunnen regelen, dat we goede uitvoeringscapaciteit kunnen regelen op de eilanden, zodat mensen het werk kunnen doen wat gedaan moet worden. Maar dat gaan we niet in één jaar zomaar opgelost krijgen. Daar hebben we helaas nog wel even wat meer tijd voor nodig. Nogmaals, we willen proberen om er op basis van het onderzoek dat nu gedaan wordt, in de komende tijd voor te zorgen dat we het met ingang van de begroting voor 2025 kunnen doen.
De voorzitter:
De Staatssecretaris vervolgt.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dan was er een vraag van mevrouw Bouchallikh van GroenLinks over de verantwoordingsstukken. Kun je dat niet beter koppelen in het kader van onder andere de vragen die zijn gesteld aan de deelnemers aan de V-100? Bij het jaarverslag van Koninkrijksrelaties hebben wij voor de Kamer een totaaloverzicht toegevoegd van alle rijksuitgaven aan Caribisch Nederland, onderverdeeld per departement. Verder hebben we ieder departement gevraagd een bijlage op te stellen waarin de uitgaven verder worden gespecificeerd. Volgens mij geeft dat nou juist het inzicht. De departementen geven aan wat zij waaraan uitgeven als het gaat over Caribisch Nederland. Wij maken een totaaloverzicht om te laten zien wat er in totaal aan middelen ter beschikking is gesteld. Volgens mij kunnen wij daarmee een goed beeld geven van wat er gebeurt en welke middelen worden uitgegeven.
Dan was er de vraag van mevrouw Kamminga over de landen en de stand van zaken rondom de herfinanciering van de covidleningen. Sinds het begin van het jaar zijn we met de landen in overleg over die herfinanciering. De leningen lopen af op 10 oktober aanstaande. Dat betekent dat we ruim voor die tijd inzicht moeten hebben in hoe we de herfinanciering vorm gaan geven. Aan de landen hebben we gevraagd om voor 1 juli aan te geven hoe ze dat zelf zouden willen inrichten. We hebben gevraagd naar hun aflossingscapaciteit gebaseerd op reguliere uitgaven en inkomsten, en op de wens om de komende jaren te investeren en daar meerjarig een doorkijk voor te geven. Natuurlijk moet daarbij ook naar het afbouwen van de schuldquote worden gekeken. De komende dagen zal ik op de drie eilanden zijn. Ik heb overleg met Sint-Maarten, Aruba en Curaçao en hoop wat meer inzicht te krijgen in hoe ze ervoor staan. Sommigen hebben al wat informatie aangeleverd, maar nog niet iedereen. Het is van belang om te kijken hoever we dan staan. Ik hoop in het overleg wat verder te komen. Ik zal u na die overleggen overigens graag informeren over de stand van zaken.
Er was nog een vraag over de relatie met Caribisch Nederland, maar die is er niet, want deze leningen gaan echt over de landen.
De voorzitter:
Staatssecretaris, er is toch een vraag van mevrouw Kamminga.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank voor de toezegging over de terugkoppeling. Die stel ik zeer op prijs en ik denk dat ik ook namens mijn collega's spreek. Wat de BES betreft zat het meer op: voorzien we daar nog iets extra's, dus misschien nog een extra stap? De context waarin ik de vraag stelde – ik snap de verwarring, hoor – was meer van dat er veel op de landen afkomt, maar ook op de BES, zoals de stijgende energieprijzen. Een eiland is natuurlijk heel afhankelijk van de import. De transportkosten stijgen. Ik zou me in die context goed kunnen voorstellen dat er ruimte geboden wordt – daar ben ik ook blij mee – om te spreken over herfinanciering voor de landen. Daarnaast zag mijn vraag ook op: is er nog iets extra's voorzien voor de BES?
Staatssecretaris Van Huffelen:
Er is nog niet iets extra's voorzien. Wel is het onderzoek naar het sociaal minimum aan de orde, wat een belangrijke stap is. Daarna moeten we invullen hoe we het gat dichten dat er waarschijnlijk is tussen de huidige situatie en het sociaal minimum, zowel uitkeringen als het minimumloon. Daar zijn de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en ikzelf volop mee bezig. Het is niet zo – dat is denk ik het punt dat mevrouw Van den Berg eerder maakte – dat er op dit moment geen middelen ter beschikking staan aan de eilanden van Caribisch Nederland voor allerlei projecten en trajecten. Het gaat er vooral om dat we kijken naar het versterken van de uitvoeringscapaciteit om aan het werk te kunnen gaan.
Dan ga ik naar de vraag van mevrouw Wuite over de indicatoren van de begroting. Het is zeker belangrijk om doelen en resultaten scherp te stellen, zodat we met elkaar kunnen afspreken wat we precies willen bereiken, hoe we dat voor elkaar krijgen en hoe we dat ook kunnen meten. Dat is natuurlijk niet altijd even makkelijk, maar een van de redenen waarom we daar wat verder in willen duiken is het beleidsonderzoek dat wordt gedaan, de doorlichtingen in het kader van artikel 4 en 5 van de begroting. In de doorlichtingen gaan we bekijken hoe we nog scherper kunnen aangeven welke indicatoren en doelen wenselijk zijn, zodat we daarin verdere stappen kunnen zetten. Het is belangrijk dat in die beleidsdoorlichting dit element goed wordt meegenomen, zodat we op basis daarvan eventuele aanpassingen kunnen doen in de komende tijd.
Dan was er nog een vraag van mevrouw Kamminga over de onvolkomenheden bij SZW met betrekking tot RCN. Die onvolkomenheden zijn geconstateerd bij de Wet ongevallenverzekering, de ziekteverzekering, de algemene ouderdomsverzekering en de algemene weduwen- en wezenuitkering. Het Ministerie van SZW doet momenteel onderzoek. Er wordt gekeken wat er moet worden gedaan om deze onvolkomenheden te kunnen wegnemen. Er zal worden gewerkt aan zowel korte- als langetermijnoplossingen. Er is dus veel aandacht voor deze onvolkomenheden en ook voor de oplossing ervan.
De voorzitter:
Ik zou mevrouw Kamminga graag willen vragen om het voorzitterschap even over te nemen, zodat ik een aanvullende vraag kan stellen.
Voorzitter: Kamminga
De voorzitter:
Uiteraard. Mevrouw Wuite heeft een interruptie.
Mevrouw Wuite (D66):
Dank aan de Staatssecretaris dat zij het in de verantwoordingsstukken geschetste beeld herkent. Vanwege het specifieke karakter zijn doelen en meetbare resultaten vanuit deze commissie heel moeilijk te volgen, en ook in toenemende mate. Doelen worden ook ingevlochten bij andere ministeries. Daardoor blijft het lastig om te kijken hoe doelmatig en doeltreffend een en ander nou is. Het blijven natuurlijk drie kleine, bijzondere eilanden, die veel onder onze aandacht worden gebracht. De Staatssecretaris gaf al eerder aan dat 2024 te snel is. De beleidsdoorlichting komt eraan. Maar begrijp ik de toelichting van de Staatssecretaris dan goed dat zij bereid is om bij de beleidsbegroting 2025 te zorgen dat de indicatoren, de streefwaarden en de impacttypespecificaties nadrukkelijker worden meegenomen? Dan is alles met betrekking tot de hervormingsagenda en het Groeifonds voor ons veel beter te volgen en zien we wat het oplevert, wat het doet. Is ons beleid effectief? Worden de middelen zo ingezet dat ze doen wat ermee beoogd wordt?
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ga u houden aan uw eigen oproep in het begin om de vragen kort te houden.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Ik heb het hier over de inzet van BZK. Op dit moment lopen de begrotingsdoorlichtingen. We bezien dus hoe we dat kunnen doen. Ik weet niet of dat voor de hele breedte mogelijk is, maar wij gaan in ieder geval voor onze eigen begroting bekijken hoe we daarin helder kunnen zijn: wat zijn precies de doelstellingen en de indicatoren? Hoe kunnen we meten wat het effect van beleid is? U vraagt wat het effect van het beleid van het Groeifonds is, maar dat betreft natuurlijk weer een ander begrotingshoofdstuk. Ik denk dat het goed is dat het daar wordt meegenomen. Maar we zijn zeer bereid om te kijken hoe we de inzet van ons eigen departement kunnen verbeteren in de komende tijd.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Wuite, D66.
Mevrouw Wuite (D66):
Ja, omdat de Staatssecretaris heel concreet ingaat op het Groeifonds en zegt dat dit bij het Ministerie van EZK hoort. Zo heb ik het begrepen, maar misschien kan de Staatssecretaris dat corrigeren. Ik dacht te hebben gelezen dat een deel van de middelen die specifiek bedoeld zijn voor het Groeifonds aan het Groeifonds wordt onttrokken en beschikbaar wordt gesteld aan BZK. Als dat zo is, komt dit wel degelijk binnen het domein van Koninkrijksrelaties. Of heb ik dat verkeerd begrepen?
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dat is de bedoeling, maar dat is nog niet gebeurd. Zodra dat het geval is, kunnen we dat natuurlijk meenemen.
De voorzitter:
Dank u wel. Goed dat dit opgehelderd is. Dan geef ik mevrouw Wuite het voorzitterschap terug.
Voorzitter: Wuite
De voorzitter:
Dank dat mevrouw Kamminga het voorzitterschap even heeft overgenomen. Ik neem het weer terug. Ik geloof dat de Staatssecretaris aan het einde van haar blokje was. Zij vervolgt met een nieuw onderdeel, SSO Caribisch Nederland.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Ja, precies. Het gaat over de onvolkomenheden die daar zijn. Die onvolkomenheid bestaat al een tijd, sinds 2014, maar er is al heel veel werk gedaan om die onvolkomenheid op te lossen. Het heeft wel een tijdje geduurd, maar zeker in de laatste periode is er veel aandacht voor. De laatste stappen van het verbetertraject om deze onvolkomenheid op te lossen zullen in de loop van dit jaar worden afgerond. De Rekenkamer geeft aan dat er ook daadwerkelijk voortgang is geboekt. We hopen dat daarmee die onvolkomenheid definitief kan worden opgelost, maar dat is natuurlijk aan de Rekenkamer. Maar nogmaals, we zijn op weg naar de laatste verbeterstappen binnen SSO-CN. Die willen we dit jaar afronden. Verschillende leden hebben daar vragen over gesteld.
Dan ga ik door naar de vraag van het CDA of er een tussenrapportage kan komen over deze tekortkoming. Het verbeterplan loopt tot het einde van dit jaar. Uiteraard kijkt de Rekenkamer volgend jaar opnieuw of de onvolkomenheid is verdwenen en of er genoeg werk is gedaan om dat voor elkaar te krijgen. Wat dat betreft denk ik niet dat het echt handig is om nu alweer zo'n tussenrapportage te doen. Ik vind het vooral van belang dat we nu focussen op de verbeteringen. Een tussenrapportage betekent dat we nog niet klaar zijn. De Rekenkamer komt aan het einde van het jaar. Dus ik denk dat de eerste rapportage die de Rekenkamer kan doen het meest wenselijke moment is om daadwerkelijk te zien of er sprake is van het oplossen van deze onvolkomenheid.
De voorzitter:
Staatssecretaris, er is een derde interruptie van mevrouw Van den Berg.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik zet dan ook maar even de pet op die ik eerder als rapporteur bij VWS op heb gehad. Daar hebben we dezelfde problematiek. Daar doen we wel aan tussenrapportages. De Rekenkamer komt ergens volgend jaar mei pas weer met zijn rapport. Mijn vraag is dus of de Auditdienst Rijk aan het eind van dit jaar een tussenrapportje kan maken. Het gaat mij er niet om dat ik dat morgen krijg. Het is goed dat er acties zijn ingezet, maar ik heb er toch behoefte aan dat we eind 2023 nog wat krijgen, en dat we niet tot mei 2024 hoeven te wachten om te kijken of het beter gaat.
Voorzitter. Ik ben over het algemeen best wel geduldig op dit soort terreinen, maar dit is ook gewoon echt een bedrijfsrisico qua lekkage.
De voorzitter:
Mevrouw Van den Berg vraagt om bij de voortgangsrapportage toch iets scherper vinger aan de pols te houden.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Ik ben even op zoek naar wat helpt. Het punt is natuurlijk dat de verbeterstappen daar moeten worden gezet. Mensen moeten aan het werk. Er is de laatste tijd sprake van wat extra effort, ook op het gebied van personele ondersteuning, om ervoor te zorgen dat dit probleem wordt opgelost. Ik ben het met u eens dat dit al veel te lang loopt en ook daadwerkelijk opgelost moet worden. De vraag is een beetje: als de ADR aan het eind van het jaar langskomt, dan is dat ook weer aan het eind van het jaar. Maar wat ik natuurlijk wel kan doen, is aangeven welke stappen wij in de komende tijd gaan zetten. Ik kan aangeven wat nu de laatste stappen zijn. Daar zou ik u een brief over kunnen sturen. Ik zou ook aan het eind van het jaar iets meer kunnen vertellen over wat er bereikt is. Ik denk dat een studie van de ADR aan het eind van het jaar niet zo veel zin heeft, want dan hebben we het over dezelfde periode als de periode waarover de Algemene Rekenkamer gaat kijken. Nogmaals, wat ik wel kan doen, is ervoor zorgen dat u inzicht krijgen in de stappen die gezet moeten worden, zodat we ook even vinger aan de pols houden bij wat er in de komende tijd gaat gebeuren.
De voorzitter:
Mevrouw Van den Berg, vierde interruptie.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik zit een beetje met de slager die zijn eigen vlees keurt. Dat is mijn probleem. Het ministerie kan wel aangeven welke stappen gezet moeten worden, maar ik vind het prettig als er dan iemand meekijkt. Ik heb in een ander debat al mijn voormalige collega Mona Keijzer aangehaald. «De mens is geneigd tot het goede, maar het helpt als er een paar ogen meekijken.» Dat zou ik hier eigenlijk ook willen. Is er ergens even de mogelijkheid van een externe check, waarbij dan ook kan worden gekeken of er sprake is van «tick the box» en welke dingen nog moeten gebeuren? Nogmaals, het gaat mij er niet om dat ik hier pusherig wil zijn, maar ik maak me wel echt zorgen over dit onderwerp.
De voorzitter:
Misschien vinden we dat toch wel, mevrouw Van den Berg.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Het punt is natuurlijk dat de Rekenkamer dat gedaan heeft. De Rekenkamer heeft gezegd: dit is wat er nog niet goed is; dit is wat er nog moet gebeuren. Dus volgens mij is dat helder. Wij kunnen aangeven: dit is ook wat wij aan het doen zijn. Maar nogmaals, de check daarop zit toch eigenlijk vooral bij de Rekenkamer. Daar vindt de belangrijkste controle achteraf plaats. Nogmaals, wij weten wat we moeten doen. Dat heeft de Rekenkamer natuurlijk helder aangegeven in zijn rapport. Het is dus niet zo dat het onduidelijk is wat er moet gebeuren. Punt.
De voorzitter:
Dank. U heeft geen interrupties meer, mevrouw Van den Berg. Helaas. Ik ga ook streng zijn, gelet op de tijd. Maar er is wel een toezegging gedaan. De Staatssecretaris heeft gezegd dat zij bereid is om de Kamer te informeren over stappen die momenteel worden ondernomen om het probleem verder op te lossen. Dus dat heeft u in ieder geval binnen, mevrouw Van den Berg.
De Staatssecretaris vervolgt.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Ik vervolg met het blokje Statia. Het is natuurlijk Sint-Eustatius, maar iedereen zegt eigenlijk altijd Statia. Er zijn een aantal vragen over dit mooie eiland gesteld. Er is gevraagd waarom we een beroep hebben gedaan op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet om geld ter beschikking te stellen voor het oplossen van de problemen met de klif. Ik denk dat het belangrijk is dat er op 10 februari een hulpverzoek met betrekking tot de klif van het openbaar lichaam is gekomen. Dat was vooral omdat er sprake was van een paar acute problemen die zijn ontstaan. Het verzoek werd gedaan om daarvoor geld ter beschikking te stellen in de begroting en om met een plan van aanpak te komen. Ik heb uw Kamer daar in een verzamelbrief over geïnformeerd en heb de eerste mogelijkheid om ook daadwerkelijk middelen ter beschikking te stellen, aangegrepen. Dat was bij de Voorjaarsnota. Ik heb in de Voorjaarsnota een bedrag gereserveerd om ervoor te zorgen dat we het openbaar lichaam kunnen ondersteunen bij het aanpakken van de problemen met de klif. We konden natuurlijk niet op basis daarvan al direct geld gaan uitgeven, omdat die Voorjaarsnota nog behandeld moest worden. Na de publicatie van de Voorjaarsnota heeft zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan die maakten dat het noodzakelijk was om ook daadwerkelijk middelen ter beschikking te stellen. Dat is een niet altijd fijne maar in dit geval wel noodzakelijke stap. Dat had te maken met het feit dat er sprake was van niet alleen een dwangsom maar ook een mogelijk uitstel van een jaar als er niet gestart kon worden met de werkzaamheden. Daarvoor moest het contract voor 1 juni worden getekend. Dat heeft mij ertoe gebracht om een beroep te doen op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet. De mogelijkheid was er dus helaas niet om een andere route te kiezen. We hebben uw Kamer dus geïnformeerd over het probleem. Vervolgens is de reservering bij de Voorjaarsnota gedaan. Die is natuurlijk ook opgenomen in de Voorjaarsnota. Maar ondanks het feit dat de Voorjaarsnota nog niet hier in uw Kamer besproken was, was het al noodzakelijk om te verzoeken om extra middelen ter beschikking te bestellen. Dat hebben wij dan ook gedaan.
De voorzitter:
Staatssecretaris, er is een interruptie van mevrouw Kamminga van de VVD.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank aan de Staatssecretaris voor de toelichting. Ik heb dit voor een groot gedeelte ook in de brief gelezen. Maar toch rijst bij mij nog de volgende vraag. We hadden dit natuurlijk ook een beetje kunnen zien aankomen. We wisten dat dit speelde. Die uitspraak was er al. In de Voorjaarsnota is er al iets over opgenomen. Dan begrijp ik nog steeds niet waarom er niet voor is gekozen om een incidentele suppletoire begroting naar de Kamer te sturen, bijvoorbeeld met het verzoek om dat met spoed te behandelen. Dat hadden we dan volgens mij met z'n allen gedaan, maar dan hadden we de stappen in ieder geval ordentelijk doorlopen. Dat blijft mij dus nog een beetje puzzelen.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dat kan eigenlijk niet, want de Voorjaarsnota is natuurlijk ook een begroting of een aanpassing van de begroting. Maar dan zouden we twee keer een begrotingsvoorstel indienen, en dat kan in de systematiek eigenlijk niet. Daarom is dat dus niet gedaan.
De voorzitter:
U vervolgt.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dan de vraag van mevrouw Van den Berg en mevrouw Kamminga over het financieel beheer op het eiland, ook naar aanleiding van de punten van de Algemene Rekenkamer op dit gebied. We hebben met betrekking tot de verbeteringen van het financieel beheer een aantal criteria geformuleerd die nodig waren voor teruggave van het budgetrecht. Twee daarvan zijn volledig afgerond. Het derde criterium is grotendeels afgerond. We hebben ervoor gekozen om toch alvast dat budgetrecht terug te geven, met natuurlijk de afspraak dat ervoor gezorgd wordt dat die laatste verbeterstap ook daadwerkelijk wordt gezet en dat het bestuurscollege en de eilandsraad zich daaraan committeren. Dat hebben zij ook gedaan. Op basis daarvan hebben we het budgetrecht teruggegeven aan het eiland.
Er is een stuurgroep die toeziet op de verbeterprocessen. Ernst & Young, of beter gezegd EY, zoals het tegenwoordig heet, begeleidt dat verbeterproces en zal dat in de komende tijd blijven doen om ervoor te zorgen dat die verbeteringen van de werkprocessen, de inrichting van de financiële administratie en de interne beheersing ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. Ook ikzelf hou daarbij een vinger aan de pols. In mijn gesprekken met het bestuurscollege bespreek ik dit ook steeds.
Het is ook helder dat de afspraak is dat het noodzakelijk is dat deze laatste stappen daadwerkelijk worden gezet, voordat de laatste stap kan worden gezet in de overgang van de situatie zoals die op dit moment is naar de volledig oude situatie met het benoemen van een gezaghebber. U heeft wellicht gezien dat de vacature voor de werving van een nieuwe gezaghebber inmiddels gepubliceerd is, maar onderdeel van de tekst die daarin staat, is dat dit ook van tevoren geregeld moet zijn. Ik hoop vooral dat dat daadwerkelijk zo snel mogelijk zal gebeuren.
Dan nog een vraag van mevrouw Bouchallikh, ook over Statia. Die gaat over een aantal constateringen die de Algemene Rekenkamer deed ten aanzien van wat er in het verleden is gebeurd op het eiland. Het is natuurlijk helder dat de problemen groot waren, maar we zijn nu vooral bezig met het verbeterproces. Dat proces dat ik net heb uitgelegd, moet hierin een belangrijke rol spelen. Dat moet ervoor zorgen dat er niet alleen maar een deugdelijke financiële administratie is maar dat er ook verder wordt gewerkt aan de uitvoeringskracht op het eiland. Er moeten ook nieuwe bestuurlijke afspraken komen die een meerjarig uitvoeringsplan bekrachtigen.
Ik denk dat het ook echt van belang is dat wat voor dit eiland geldt, ook geldt voor de twee andere eilanden van Caribisch Nederland, namelijk dat het aantal mensen dat bij het openbaar lichaam werkt, beperkt is en de uitvoeringskracht ook. Dat betekent dat we steeds met elkaar heel hard moeten werken, niet alleen maar in het kader van wat we in de komende tijd met elkaar willen bereiken en of we daar middelen voor hebben, maar ook of we het kunnen waarmaken. Die uitvoeringskracht is wat mij betreft eigenlijk een van de grootste onderwerpen om de komende periode centraal te stellen.
Het antwoord over het budgetrecht heb ik volgens mij gegeven. Mevrouw Kamminga vroeg daarnaar.
Dan ga ik naar het laatste blokje, met een aantal verschillende vragen die gesteld zijn door de leden van uw Kamer. Het blokje begint met de vraag van mevrouw Kamminga over de rechtsstaat. Er zijn grote uitdagingen voor de landen rondom de rechtshandhaving, onder andere vanwege de geografische ligging en de kleinschaligheid. De beleidsdoorlichting laat dat ook zien. We zien hier absoluut dat het helpt dat Nederland hierop inzet en dat dit effectief is. Integraliteit, dus het versterken van de keten, is hierbij nog wel een punt. Het is heel erg belangrijk om samen met het Ministerie van Defensie en dat van Justitie te blijven werken aan onze gezamenlijke inspanning met de landen om te komen tot het versterken van de rechtshandhavingsketen. Dat is ook een van de centrale onderwerpen die ook afgelopen week weer aan de orde was in het Justitieel Vierpartijen Overleg. Daarin wordt steeds gekeken naar de vraag hoe we de rechtsstaat kunnen versterken door met z'n allen te blijven investeren. Later dit jaar zal ik samen met de ministeries met een brief komen met meer details daarover.
Dan de vraag van mevrouw Bouchallikh van GroenLinks over toerisme en economische ontwikkeling. De inkomsten uit toerisme zijn heel erg belangrijk voor zowel de eilanden van Caribisch Nederland als van de landen. Mevrouw Bouchallikh vroeg of die inkomsten wel voldoende ten goede komen aan burgers. Dat is vooral iets wat de landen, en overigens ook de openbare lichamen, zelf moeten bepalen. Het is zeker van belang dat de inkomsten uit toerisme meer aan de gemeenschap ten goede komen. We zien daarvan wel een paar goede voorbeelden. Bonaire bijvoorbeeld verbindt de ontwikkeling van het toerisme vooral aan de lokale gemeenschap, cultuur en identiteit en heeft bovendien een toeristenbelasting ingevoerd, die leidt tot een substantiële stijging van de inkomsten van het openbaar lichaam. En Saba is een toerismemasterplan aan het uitwerken. Het blijft zeker een belangrijk vraagstuk, omdat we ook in de landen zien dat de inkomsten uit het toerisme niet altijd noodzakelijkerwijs direct ten goede komen aan de landen zelf, maar aan de investeerders, die heel vaak niet in de landen zelf wonen of waarvan de hoofdkantoren niet in de landen gevestigd zijn. Ik denk dat het dus ook heel erg belangrijk blijft dat er in het kader van economische ontwikkeling steeds wordt ingezet om daar meer zelf aan te verdienen. Nogmaals, op de eilanden van Caribisch Nederland zien we daar eerste mooie stappen en kunnen we daar ook verder zelf meer aan doen. Als het gaat over de landen, is dat vooral iets waar we met hen over in gesprek moeten, om te zorgen dat, ongeacht welke economie het is, die economische ontwikkeling leidt tot versterking van de landen, en vooral natuurlijk ook van de bevolking, zowel in werkgelegenheid als in welzijn.
Dan de vraag van mevrouw Bouchallikh over uitvoeringskracht. Ik heb daar net ook al iets over gezegd. Dat thema is een groot onderwerp. Het is ook niet een onderwerp dat van gister is, maar dat we steeds ter discussie hebben. Ik wil daar heel graag echt werk van maken in de komende tijd. We hebben daar ook extra geld voor uitgetrokken vanuit de begroting van BZK, namelijk 2 miljoen euro voor de eilanden van Caribisch Nederland. Wij vinden het ook van belang dat we dat verder doen door bijvoorbeeld te werken aan programma's, zoals het uitwisselingsnetwerk met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Daarvoor hebben we weer extra middelen ter beschikking gesteld. Ook is er het talentontwikkelingsprogramma van Bonaire. Samen met RCN en de eilanden ben ik aan het kijken hoe we bijvoorbeeld een projectuitvoeringsbureau en een trainingsacademie kunnen opzetten. Met andere woorden, we willen kunnen werken aan de versterking van de inzet van mensen die ofwel tijdelijk, maar het liefst zo veel mogelijk ook wat meer permanent gaan werken bij de openbare lichamen. We willen zorgen dat zij het werk kunnen doen. Hierbij gaat het om het versterken van de huidige mensen die daar werken, door hun extra opleidingen te geven waar dat wenselijk en nodig is. Ook kijken we naar zo'n projectuitvoeringsbureau en hoe we kunnen zorgen dat er meer mensen worden aangenomen, die vervolgens ook langer bereid zijn om op het eiland te gaan werken. In de nieuwe bestuurlijke afspraken die ik dit jaar ga maken met de nieuwe bestuurscolleges wil ik daar ook extra aandacht aan besteden. Ik wil kijken hoe we beter in staat zijn om vacatures permanenter te vullen en ervoor te zorgen dat er voldoende mensen aan het werk zijn, dus dat er voldoende menskracht is om alle taken die er zijn, daadwerkelijk te realiseren.
Er was nog een vraag van GroenLinks over het sociaal minimum. De vraag was vooral wat ik de komende tijd ga doen. We zijn natuurlijk hard aan het werk om ervoor te zorgen dat we niet alleen maar inzicht in het sociaal minimum krijgen, maar dat we het gat ook zo snel mogelijk kunnen dichten. U vroeg ook of het duidelijk is of wat ik tot nu toe heb gedaan, al effect heeft. Dat wordt gemonitord door het CBS, het Centraal Bureau voor de Statistiek. De cijfers daarover worden op 30 juni gepubliceerd. Het gaat dan om het jaar 2021. Wij zijn aan het werk om meer inzicht te krijgen in wat er verbeterd moet worden. Dat zullen we meenemen in de aanpak van het gat in het sociaal minimum. We hebben natuurlijk wel meer cijfers nodig. We weten dat een gebrek aan goed inzicht ons tot nu toe best voor vragen heeft gesteld. We proberen dat dus ook zo goed mogelijk te verscherpen.
De voorzitter:
GroenLinks heeft een vraag.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Mijn vraag gaat over het vorige punt, over de uitvoeringscapaciteit. Ik dacht: ik wacht even tot het einde. Ik had namelijk een heel specifieke vraag. Ik vind het goed om te horen wat er allemaal al gebeurt. Ik kijk uit naar de uitwerking daarvan. In mijn bijdrage vroeg ik echter heel specifiek of er in ieder geval begonnen kan worden met het uitgeven van de bijzondere uitkeringen. De Rekenkamer schrijft namelijk dat bijvoorbeeld Sint-Eustatius de bijzondere uitkeringen specifiek niet heeft kunnen uitgeven door de beperkte uitvoeringscapaciteit. Neemt de Staatssecretaris in de uitwerking van haar plannen dit soort elementen mee, om te prioriteren wat eerst gaat en wat niet? Voor ons lijkt dit namelijk een goed begin.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dat willen we juist heel graag doen. De kern is natuurlijk dat het ontzettend frustrerend is als je wel middelen ter beschikking hebt om problemen op te lossen, of het nou gaat om het aanleggen van wegen of de bouw van een school enzovoort, enzovoort, maar niet de mogelijkheid hebt om het daadwerkelijk uit te voeren. Dat wil ik echt meenemen in de bestuurlijke afspraken. Ik wil ervoor zorgen dat we de dingen die we willen realiseren, waar middelen voor ter beschikking zijn, ook kunnen realiseren.
Dan was er een vraag van mevrouw Bouchallikh over Caribische studenten. Die ging over het bsn-nummer. Inmiddels is aangegeven dat we dat probleem hebben opgelost, helaas niet met ingang van dit studiejaar, maar met ingang van volgend studiejaar. Dan zorgen we ervoor dat Caribische studenten voorafgaand aan hun vertrek naar Nederland een bsn hebben. Dan kunnen ze aan de slag om een bankrekening te openen enzovoorts, enzovoorts. Dan kunnen ze huisvesting regelen. Dan kunnen ze alles regelen wat nodig is. We hebben voor dit jaar een overgangsregeling ingesteld om ervoor te zorgen dat ze bij de inschrijving in de gemeente waar ze gaan wonen zo snel mogelijk worden geholpen. Ik heb de gemeenten waarin de meeste studenten zich vestigen, daarover geïnformeerd. Ik heb ook ervoor gezorgd dat er veel meer informatie naar studenten is gegaan over welke stappen ze moeten zetten en hoe ze dat moeten doen. Er zijn ook websites met informatie gedeeld. Voor volgend studiejaar is het dus opgelost. Het is jammer dat het nog niet gelukt is voor dit jaar, maar dat had er alles mee te maken dat er nog geen mogelijkheid was om goede koppelingen te realiseren.
Dan was er nog een vraag over de terugkeer naar de eilanden na afloop van de studie. Er werd gevraagd of er mogelijkheden zijn om daar extra afspraken over te maken. Het is zo dat er vanuit het Ministerie van OCW wordt gewerkt aan een programma dat de hobbels wegneemt voor studenten die in Nederland zijn afgestudeerd om weer terug te keren naar hun land of eiland. De precieze invulling daarvan moet nog vorm krijgen. Het is sowieso al zo dat als je bijvoorbeeld bij RCN gaat werken, je studieschuld dan kan worden kwijtgescholden. Dat geldt natuurlijk nog niet cross the board en voor alle soorten activiteiten. De kern daarvan is dat er gekeken wordt naar wat we kunnen doen om ervoor te zorgen dat het aantrekkelijk is. Daarbij is het overigens niet zo dat het dwangmatig moet zijn. Dat was namelijk een van de punten die laatst, toen ik met studenten in gesprek was met de Minister van Onderwijs, aan de orde kwam. Het is niet zo dat je moet terugkeren. Uiteindelijk is iedereen vrij om te kiezen welke stap men zet, maar we zien nu wel dat het vaak heel moeilijk is om die stap te zetten, omdat de studieschuld een rol speelt, omdat het niet altijd mogelijk is om een interessante baan te vinden of omdat het lastig is om huisvesting te krijgen. Het doorbreken van die knoop is dus iets waar we echt aan willen werken, omdat we ook zien dat het voor heel veel landen heel fijn zou zijn wanneer mensen met een goede opleiding terugkeren om misschien niet voor hun hele leven maar in ieder geval voor een periode weer daar aan het werk te gaan.
Dan over het onderwerp klimaat en de stand van zaken rondom biodiversiteit. Ik wilde zeggen dat daar een vraag over was van zowel mevrouw Bouchallikh als de PvdA, maar ze vertegenwoordigt in dit geval ook de PvdA. Er is een brief naar u onderweg van de Minister voor Natuur en Stikstof om u meer te vertellen over de uitvoering van de plannen die we daar hebben, want we hebben die natuur- en milieubeleidsplannen. Minister van der Wal komt voor het zomerreces met een brief namens mij over de voortgang van de uitvoering daarvan. Ik denk dat het goed is dat we op basis daarvan met elkaar verder in gesprek gaan. Daarin laten we niet alleen zien welke middelen er zijn, maar ook welke stappen en programma's er zijn om te zorgen dat we ook werken aan versterking en verbetering van natuur en milieu op de eilanden van Caribisch Nederland. Dit is voor de zomer, maar we zullen na de zomer ook met een reactie komen op het advies van de heer Nijpels en de klimaattafel Bonaire. Belangrijk daarbij is natuurlijk vooral om samen met het openbaar lichaam en het Ministerie van IenW te werken aan de stappen die gezet moeten worden om zowel aan klimaatmitigatie als klimaatadaptatie te werken.
U stelde een beetje zijdelings ook een vraag over openbaar vervoer, vooral wat Bonaire betreft. Er wordt daar gewerkt aan een breder mobiliteitsplan en er is een budget ter beschikking gesteld van 300.000 dollar om daar werk van te kunnen maken.
De voorzitter:
Staatssecretaris, er is een vervolgvraag van mevrouw Bouchallikh.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Het is goed om te horen wat er allemaal wél wordt gedaan. Ik heb een aanvullende vraag over de verduurzamingsagenda en alles rondom duurzaamheid en klimaat, want er komt best wel veel bij. Ik stelde al eerder een vraag over de capaciteit. We hebben daar al tekorten in. In hoeverre wordt meegenomen wat de bijkomende plannen rondom klimaatmitigatie en -adaptatie aan capaciteit kosten en hoever we komen met de huidige situatie, maar misschien ook wat er extra nodig zal zijn? Want het zou jammer zijn als we nu één deel van het probleem oplossen en vervolgens ontdekken: o shit, er ligt nog iets anders.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Ja, dat moeten we dus ook meenemen. Dat geldt voor alles wat we de komende tijd gaan afspreken. Bij al die afspraken die we gaan maken in de nieuwe bestuursakkoorden, moeten we dus kijken of daar middelen voor beschikbaar zijn, maar zeker ook of ze kunnen worden uitgevoerd of hóé ze kunnen worden uitgevoerd. Want plannen op het gebied van duurzame energie betekenen inderdaad het aanleggen van windmolenparken, zonne-energie enzovoort, enzovoort. Daar moet dus capaciteit voor zijn. Bij klimaatadaptatie gaat het vaak om zorgen voor wateropvang, verwerking in de ruimtelijke ordening enzovoort, enzovoort. Ook daar moeten we ervoor zorgen dat er uitvoeringskracht is. U heeft dus volkomen gelijk als u zegt dat dit gewoon moet worden meegenomen. Dat is ook echt heel erg belangrijk, want dat gaat niet zomaar. Dat kan er niet zomaar bij gedaan worden, zeker omdat het inderdaad een flinke klus is, die wel weer heel erg noodzakelijk is.
Dan was er nog een vraag van GroenLinks over de situatie van de vluchtelingen uit Venezuela. Dat gaat met name over Curaçao en Aruba. Wij horen natuurlijk ook van verschillende kanten zorgelijke verhalen over de opvang van deze vluchtelingen en hoe ze worden behandeld. Het is ongelofelijk belangrijk dat ik ook daar steeds weer over in gesprek ga met de betrokken ministeries en ministeries op de landen. Ik heb ook overleg met de betrokken organisaties, de ngo's, zoals Amnesty, UNHCR enzovoort, enzovoort, want het is ontzettend van belang dat we ervoor zorgen dat dit onderwerp niet onder het tapijt verdwijnt en dat we er steeds aandacht aan blijven besteden om daarmee niet alleen te voldoen aan de in het Vluchtelingenverdrag gemaakte afspraken: als mensen zich als vluchteling of asielzoeker melden, worden zij op een goede manier behandeld. Ik blijf er ook aan werken om dat onder de aandacht te brengen en te blijven investeren in de mogelijkheid om goede opvang te creëren. Dit is een gevoelig onderwerp. Het is een onderwerp waarbij we steeds de balans zoeken tussen de verantwoordelijkheid van de eilanden zelf en de verantwoordelijkheid die wij voelen voor mensen die zich melden als asielzoeker, als vluchteling. Zij moeten op een goede manier worden behandeld, moeten goed worden gehuisvest en moeten toegang hebben tot advocaten en gezondheidszorg; alle afspraken die onderdeel zijn van het Vluchtelingenverdrag moeten worden nageleefd. Nogmaals, ik blijf aandacht vragen voor deze problematiek om daar waar we kunnen, een bijdrage te leveren. Dat doe ik overigens niet alleen; dat doe ik samen met onder anderen de Staatssecretaris van JenV.
Dan was er nog de vraag van GroenLinks over wat er concreet gedaan is in het kader van de komma na de excuses voor het slavernijverleden. We hebben samen met de eilanden in het Caribisch gebied gewerkt aan de opvolging van die excuses. Per eiland zijn er plannen in ontwikkeling of zelfs al aangeboden. Die kunnen worden gefinancierd vanuit het fonds dat beschikbaar is. De komende dagen, wanneer ik op de eilanden ben, ga ik daar ook weer over in gesprek, want we willen ervoor zorgen dat de dingen waarvan de eilanden zelf aangeven dat ze die van belang vinden, gerealiseerd kunnen worden, of het nu gaat om de middelen voor het Nationaal Archief van Aruba of de rehabilitatie van Tula. Wat mij betreft is het heel belangrijk om daar samen invulling aan te geven. We hebben daarover een uitgebreide brief naar de Kamer gestuurd. Daarin is aangegeven wat we tot nu toe per eiland hebben afgesproken. Samen met de eilanden gaan we verder invulling geven aan dat proces. We zullen zorgen dat daarvoor middelen ter beschikking komen, in het tempo dat de eilanden zelf aangeven. Sommige zijn al vrij ver en dan kunnen er al middelen worden uitgekeerd, maar soms is er behoefte aan meer tijd om goed te kijken wat er moet gebeuren. We willen ervoor zorgen dat de middelen wel ter beschikking blijven. Overigens is het financiële deel slecht één deel. Daarnaast is het vooral belangrijk om met elkaar in discussie te blijven: wat betekent dit, wat is de doorwerking, hoe lossen we het op en hoe pakken we dat aan in de Caribische delen van ons Koninkrijk?
Dan was er nog de vraag van mevrouw Kamminga over de taskforce die aan het werk is voor Caribisch Nederland. Voor het einde van het zomerreces zal ik u een rapportage opsturen. De taskforce is hard aan het werk om problemen aan te pakken. Die zijn best nog wel hardnekkig. Op een aantal punten hebben we concrete stappen gezet. We gaan postcodes en bsn's introduceren. Er is een notaris aangesteld. We worstelen nog met de verbetering van de bancaire dienstverlening. Daarover zijn we nog in onderhandeling met een aantal banken. Ik weet dat er ook gewerkt wordt aan thema's die spelen in de sfeer van de fiscaliteit. Er wordt dus hard gewerkt. Wij sturen u een rapportage. Het is niet allemaal heel snel opgelost, maar goed, er wordt wel aan gewerkt en dat blijft ook zo. Die taskforce blijft zijn werk doen.
Dan wil ik afronden met het achtpuntenplan van mevrouw Wuite. Zeer veel dank daarvoor. Ik ga dat graag lezen. De kop, dat er versterking moet zijn voor de Caribische delen van het Koninkrijk, is van groot belang. Ik vind het ontzettend belangrijk om vooral samen te werken met de landen en de eilanden om ervoor te zorgen dat het leven voor iedereen daar beter wordt. We werken aan het versterken van de economie en het oplossen van de armoedeproblematiek. Het is heel belangrijk om daar verdere stappen in te zetten. U heeft, zo begrijp ik, in uw plan veel aandacht voor de economische ontwikkeling, omdat die de motor voor heel veel verbetering moet zijn. Daarin vindt u mij zeker aan uw zijde. Ik zal nu niet een-op-een op alles ingaan, maar u schrijft in een van de punten dat u wilt werken aan het stoppen van de braindrain en het stimuleren van de economische ontwikkeling. Daar hadden we het net al over. Dat is zeker een belangrijk punt omdat het, zo zeg ik nogmaals, ongelofelijk belangrijk is om kennis en kunde op de eilanden te behouden om te zorgen dat er een bloeiende economische ontwikkeling ontstaat, die ervoor zorgt dat de welvaart en het welzijn van iedereen worden verbeterd. Dus veel dank daarvoor. Ik ben benieuwd naar hoe u de verdere uitwerking hiervan ter hand zal nemen.
De voorzitter:
Als ik heel eventjes mag, omdat de Staatssecretaris aan het einde van het vierde blokje is. Zal ik gelijk de vraag maar stellen, in plaats van moeizaam heen en weer te gaan? Wij vernamen gisteren dat er op 17 en 18 juli een summit is in Brussel over de relatie tussen de Europese Unie, Latijns-Amerika en het Caribisch gebied, waarvoor de Raad een inbreng voorbereidt. Nederland neemt daar natuurlijk aan deel. Ik ben heel erg benieuwd of de Staatssecretaris voor wat betreft de zes eilanden die onderdeel zijn van de OCTA – van de dertien landen die daar onderdeel van zijn, zijn er zes van Nederland – daaraan meedoet. Het is duidelijk dat er meer aandacht voor gaat ontstaan, ook in Europees verband. Ik ben benieuwd of er een soort consultatie met de Staatssecretaris en BZK plaatsvindt.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dat is een summit voor regeringsleiders, dus daar zal ik zelf niet aan deelnemen, maar wij hebben inderdaad input geleverd voor de besprekingen daar. We hebben daar niet voor niets een specifieke gezant voor ingezet. We willen namelijk heel graag dat de middelen, mogelijkheden en capaciteiten die de Europese Unie heeft, beter worden ingezet voor het Caribisch gebied. Er zijn namelijk gewoon veel mogelijkheden om ook in samenwerking met andere lidstaten die in het Caribisch gebied ... Ik denk niet in de laatste plaats aan Frankrijk, omdat we een gemeenschappelijk eiland hebben. Het is ongelofelijk belangrijk om te bekijken wat we nog verder kunnen doen om onze samenwerking verder te versterken. We hebben daar dus inderdaad input voor geleverd.
De voorzitter:
Dank, Staatssecretaris. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn, met de antwoorden en de reacties van de Staatssecretaris. Ik kijk naar links, naar de woordvoerders, om te zien of er behoefte is aan een tweede termijn. Er wordt instemmend geknikt. Dat betekent waarschijnlijk ook dat we moties kunnen verwachten, maar misschien ook niet, of misschien zijn er wat slotwoorden van onze woordvoerders. Als eerste is mevrouw Kamminga.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank, voorzitter. Toen ik begon met mijn inbreng, heb ik mijn dank uitgesproken aan de Staatssecretaris en haar medewerkers, maar ik had natuurlijk, net als mijn buurvrouw, ook mijn dank en waardering moeten uitspreken voor al het harde werk dat de mensen van de Rekenkamer hebben verricht. Ik weet dat dat altijd weer een hoop werk is. Alles moet op dezelfde deadline af zijn. Dus toch ook dank en complimenten daarvoor, want het is natuurlijk ook voor ons als Kamerleden uitermate nuttig om daar gebruik van te kunnen maken. Ik wilde dat toch nog even benoemd hebben.
Dank ook aan de Staatssecretaris voor de reacties op de gestelde vragen, want ondanks dat we met z'n vieren waren, zijn we er toch in geslaagd behoorlijk wat vragen te stellen in de tijd.
Ik waardeer het ontzettend dat de Staatssecretaris heeft toegezegd een terugkoppeling te geven op het verloop van de gesprekken die ze volgende week gaat hebben over de herfinanciering van de leningen. U zult begrijpen dat dat in ieder geval voor mijn partij een aangelegen punt is.
Ik heb ook genoteerd dat er nog een brief komt over de rechtshandhavingsketen en de stappen die daarin worden gezet. Dat wacht ik ook af. Een beetje in het verlengde van die toezegging – het was niet echt een toezegging, want volgens mij liep dit al – was het goed om te horen dat er voor het einde van het reces nog een update komt over die taskforce. Het is goed om te horen dat er echt een aantal flinke stappen worden gezet, althans dat hoor ik in de woorden van de Staatssecretaris. Sommige problemen zijn weerbarstig, maar er wordt hard gewerkt en op sommige terreinen zijn ook echt wel oplossingen in zicht. Dat stemt mij, en ik hoop zeker ook de mensen op de BES zelf, hoopvol.
Ik hoop ook oprecht dat we volgend jaar niet weer het punt van SSO-CN hoeven aan te snijden, dat we daar inderdaad daadwerkelijk een krul door kunnen zetten en dat ik dat uit mijn inbreng kan schrappen. Dat is toch een tekst die ik in de afgelopen twee jaar, sinds ik woordvoerder ben op dit dossier – dat ben ik nog niet zo lang – bijna iedere keer weer kon overnemen. Het zou dus mooi zijn als ik volgend jaar ook zelf iets creatiever moet zijn.
Als laatste iets waar mevrouw Wuite aan refereerde. Mevrouw Wuite en ik zijn gisteren met elkaar als rapporteurs op werkbezoek geweest in Brussel, juist ook om te bekijken hoe we de verbinding met de EU kunnen maken en daar stappen in kunnen zetten. Ik heb het goed gehoord. Er werd al gerefereerd aan de speciaal gezant die daarvoor is aangesteld. Ik kijk daar met veel hoop naar en ben benieuwd of daarin ook echt stappen gezet kunnen worden. Wij zullen ook vanuit de Kamer kijken dat als wij kunnen samenwerken, wij dat niet nalaten.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Kamminga. Dan gaan we door met mevrouw Bouchallikh.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de Staatssecretaris en haar team voor de beantwoording.
Ik had eigenlijk een motie voorbereid over de uitvoeringscapaciteit, maar in de antwoorden hoor ik dat er al best veel gebeurt. Ik zal die motie dus achterwege laten. Ik kijk heel erg uit naar verdere updates daarover. Wat ik nog wel graag zou willen horen, is wanneer we meer informatie kunnen krijgen over dit traject. Ik hoorde namelijk dat er allerlei initiatieven zijn en afspraken worden gemaakt. Als ik een toezegging kan krijgen van een datum waarop we een soort samenvatting of overzicht krijgen van wat er gebeurt, dan laat ik mijn motie achterwege.
Ik heb wel een andere motie. Die gaat over de verankering van natuur en klimaat in de begroting. In het antwoord van de Staatssecretaris werd al benoemd dat er nog een brief komt vanuit een ander ministerie. Juist de overlap van de verschillende departementen heeft ons ertoe gebracht om te vragen naar een verankering van natuur en klimaat in de begroting. Dan kunnen we als commissie wat makkelijker daarbij. Daarover ga ik dus wél een motie indienen. Die luidt als volgt.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er ook in het Caribisch deel van het Koninkrijk grote opgaven zijn bij het tegengaan van klimaatverandering en bij het versterken van kwetsbare natuur;
overwegende dat de regering samen met de BES-eilanden hierop beleid maakt en ook de CAS-eilanden hierbij ondersteunt;
overwegende dat het van belang is om goed te kunnen monitoren of de gestelde doelen worden behaald;
verzoekt de regering om bij de volgende verantwoordingsstukken, te beginnen die over 2023, expliciet te rapporteren over het tegengaan van klimaatverandering en het versterken van natuur,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u, mevrouw Bouchallikh. Dan gaan we door naar mevrouw Van den Berg.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Ook ik sluit me graag aan bij de dankwoorden die mevrouw Kamminga uitsprak.
Ik realiseerde me dat ik twee dingen wil melden naar aanleiding van de vraag van mevrouw Bouchallikh over het bsn-nummer. In het IPKO is ook naar voren gekomen dat studenten die korter dan drie jaar hier studeren, veel problemen hebben met de Zorgverzekeringswet, terwijl juist zo'n korte studie kan voorkomen dat er een braindrain op gang komt. Die vraag heb ik neergelegd bij de Minister van VWS. Dat heb ik ergens vorige week gedaan tijdens een debat.
Een andere vraag die ik bij de Minister van VWS heb neergelegd, is de volgende. Om je registratie voor het BIG-register te houden, moet je natuurlijk regelmatig punten halen en opleidingen doen. Die opleidingen zijn echter dan weer twee dagen hier en dan weer twee dagen ergens anders. Mensen kunnen natuurlijk niet iedere keer voor twee dagen naar Nederland vliegen. Kan er gekeken worden hoe dat meer geclusterd kan worden?
Ik dacht: laat ik die vragen nog even noemen, naar aanleiding van de vraag van mevrouw Bouchallikh.
Voorzitter. Dan nog drie punten. Ik begin met mijn eerste punt. Dank dat er meer aandacht komt voor de transparantie van de begroting.
Voorzitter. Dan het tweede punt. Ik had een motie voorbereid over de shared service organisatie en de ICT, maar met de toezegging van de Staatssecretaris dat we een brief krijgen met een tijdpad en een stappenplan, zal ik die niet indienen.
Voorzitter. Dan wil ik het hebben de verhouding van de structurele middelen en de vrije uitkeringen ten opzichte van alle geoormerkte middelen. Ik had toen helaas geen interrupties meer, maar de Staatssecretaris merkte op dat we niet zomaar geld kunnen geven zonder dat er verantwoording is. Ik ben de laatste die dat zal vragen. Dat gaat de Rekenkamer natuurlijk ook nooit goed vinden. We zagen echter in het rapport van de Rekenkamer dat soms maar de helft van de geoormerkte bedragen gebruikt wordt, zoals bij Statia. Kan de Staatssecretaris kijken waar niet-gebruikte bedragen alsnog ingezet en gebruikt kunnen worden?
Voorzitter. Het zal geen verrassing zijn dat ik, in vervolg op mijn motie van twee jaar geleden over het verhogen van de structurele uitkeringen, de volgende motie heb.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering er nog onvoldoende in slaagt om samenhang in het rijksbeleid ten aanzien van Caribisch Nederland te realiseren en de beleidsvrijheid van de openbare lichamen te bevorderen;
overwegende dat een sterkere coördinerende rol voor de bewindspersoon belast met Koninkrijksrelaties zorgt voor een betere afstemming van planvorming en budgettering;
overwegende dat de zelfredzaamheid en de beleidsvrijheid worden vergroot door meer ruimte in de bijzondere uitkeringen;
overwegende dat in de zomer van 2023 resultaten bekend worden van onderzoek hoe de vrije uitkering in het BES-fonds in overeenstemming kan worden gebracht met de demografische ontwikkelingen en hoe meerjarige incidentele uitgaven kunnen worden gebundeld en ondergebracht in structurele bijdragen;
verzoekt de regering de resultaten daarvan te verwerken in de begroting 2024;
verzoekt de regering met een plan van aanpak te komen om meer overzicht te krijgen over de bijzondere uitkeringen die andere departementen doen en hoe deze structureel gemaakt kunnen worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg en Wuite.
Zij krijgt nr. 11 (36 360 IV).
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik begrijp het probleem van de planning, dus ik ben bereid om nog iets te doen aan de «wording», op z'n Engels, zeg ik maar bij voorbaat, zonder gelijk alles weg te geven.
Voorzitter: Kamminga
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Berg, voor uw inbreng namens het CDA. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Wuite voor haar inbreng namens D66.
Mevrouw Wuite (D66):
Dank, voorzitter. Ik sluit me aan bij de dankwoorden die mevrouw Kamminga heeft gesproken over het werk dat is verricht door de Algemene Rekenkamer en de staf van onze commissie om dit verantwoordingsdebat te kunnen voeren. Dat is heel goed.
Ik begon mijn inbreng met de mededeling dat het een belangrijke week is. Dat heeft alles te maken met 1 juli, maar ik zou willen zeggen, zeker op basis van dit debat, dat ik denk dat het ook een belangrijk jaar is, niet alleen omdat het een herdenkingsjaar is, maar ook omdat er enorm veel in beweging is, zoals we uit dit debat halen. Er zijn veel initiatieven en er worden veel programma's geïnitieerd of zelfs versneld. Zoals mevrouw Kamminga al zei: ik hoop niet dat mijn inbreng bij dit WGO volgend jaar weer moet gaan over hetzelfde onderwerp, dat ik elk jaar inbreng. Voor mij geldt dat ik hoop dat we de invoering van het sociaal minimum in 2024 kunnen vieren. Dat is mijn thema. Het is best ingewikkeld om hier elke keer over volksgezondheid, onderwijs of sociale voorzieningen te praten. Dat zijn geen kleine zaken, maar grote zaken. Dat betekent dat er een hele grote opgave ligt voor deze coördinerende Staatssecretaris om dat allemaal af te stemmen.
Ik ben erg benieuwd naar de appreciatie van de motie die ik heb medeondertekend. Op basis van de reacties is het best spannend of dat inderdaad dit jaar al kan of dat het volgend jaar pas kan. Ik ben dus benieuwd naar de reactie van de Staatssecretaris.
Ik ben ontzettend blij dat er wat dat betreft aanmoediging is en dat we, op basis van de doorlichting van de beleidsbegrotingen voor wat betreft het meten van het effect van het beleid en het formuleren van beoogde doelen en resultaten, zoals de Staatssecretaris aangeeft, het beleid wat nadrukkelijker kunnen gaan volgen. Hopelijk kunnen we volgend jaar bevestigen dat dat zo is.
In zijn algemeenheid zeg ik hier heel vaak – dat staat ook in het achtpuntenplan – dat de braindrain een enorme uitdaging is voor alle zes de eilanden. Als je jong kapitaal, tussen de 18 en de 24, grotendeels het eiland verlaat voor vervolgonderwijs en tertiair onderwijs in hetzij de regio, hetzij de Verenigde Staten, hetzij Nederland, ben je ook heel veel van je kritisch vermogen kwijt. Dat schaadt zelfs ook de democratie. Dus alles wat wij kunnen doen om sociaaleconomische en duurzame versterking te bieden, jongeren daarbij te betrekken en de braindrain om te zetten in een braingain, is ontzettend fundamenteel voor het welslagen van die versterking. Alles wat er op het gebied van onderwijs wordt gedaan, ondersteun ik van harte, zeker ook uit persoonlijke ervaring. De versnippering van de eilanden, gelet op het koloniale verleden, geeft deze capaciteitsproblemen. Dat is echt een uitdaging waar we de komende jaren mee zullen moeten dealen, denk ik.
Nogmaals dank voor alle antwoorden. Ik dien geen motie in. Ik ben blij en tevreden met de toezeggingen die zijn gedaan. Ik hoop echt dat we volgend jaar weer een WGO zullen houden en dat we dan zullen zien dat we geen stappen, maar meters hebben gemaakt met elkaar.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Wuite. Ik geef het voorzitterschap aan u terug.
Voorzitter: Wuite
De voorzitter:
Dank. Daarmee zijn we aan het einde van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik heb niet de tijd genomen om te kijken hoeveel tijd de Staatssecretaris nodig denkt te hebben. Een paar minuten, hoor ik. Zullen we het op zeven, acht minuten houden?
De vergadering wordt van 18.49 uur tot 18.55 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met dit wetgevingsoverleg van de vaste Kamercommissie voor Koninkrijksrelaties. Welkom terug, Staatssecretaris. We zijn bijna aan het einde. We beginnen met de appreciatie van de Staatssecretaris van de twee ingediende moties. Ik geef graag het woord aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dank u wel, voorzitter. Er zijn twee vragen gesteld in de tweede termijn. De eerste vraag was van mevrouw Bouchallikh: hoe geven we ook echt invulling aan de voortgang van het versterken van de uitvoeringscapaciteit? Mijn bedoeling is om dat te doen aan de hand van de bestuursakkoorden. Met de bestuursakkoorden wil ik goede afspraken maken met de eilanden van Caribisch Nederland over de plannen voor de komende tijd en ook over voldoende uitvoeringscapaciteit om die plannen te realiseren. Ik wil de bestuursakkoorden dit najaar afsluiten. Het idee is dat die in november klaar zijn, dus dan kan ik uw Kamer daarover informeren.
Ik wil de bestuursakkoorden ook gebruiken voor het volgende. De tweede vraag die openstond, van mevrouw Van den Berg, was namelijk: hoe zorgt u ervoor dat de nog beschikbare gelden die nog niet gebruikt zijn, daadwerkelijk kunnen worden ingezet? Die wil ik daarin ook meenemen. Ik zeg u daarmee beiden toe dat ik, los van de uitvoeringscapaciteit, de vraag over hoe we ervoor willen zorgen dat de middelen die nog ter beschikking zijn en kunnen worden uitgegeven, daarin opneem. Dat wil ik dus op die manier doen.
Er waren twee moties. Eerst de motie op stuk nr. 10, van mevrouw Bouchallikh. Het lastige is dat ik daar moeilijk uitvoering aan kan geven. U verzoekt om bij de verantwoordingsstukken over 2023 te rapporteren over het tegengaan van klimaatverandering en het versterken van natuur. Maar op mijn begroting heb ik daar dit jaar geen middelen voor. Ik kan daar dus ook moeilijk over rapporteren. Ik moet de motie dus ontraden. Uiteraard zullen we uw Kamer wel een brief sturen over wat we doen ten aanzien van het Natuur- en milieubeleidsplan, maar ik moet de motie dus ontraden.
De voorzitter:
Staatssecretaris, er is een verhelderende vraag van mevrouw Bouchallikh.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Begrijp ik dan goed dat het gewoon praktisch niet kan en dat het in de toekomst wel gaat gebeuren omdat er dan wel structuren voor zijn ingezet?
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dat zou zo zijn wanneer er middelen op onze begroting komen, maar op dit moment staan de middelen voor het tegengaan van klimaatverandering en het versterken van natuur op andere begrotingen. Die staan niet op de begroting van BZK. Uiteraard wordt wat betreft die begrotingen gerapporteerd over de inzet van middelen, bijvoorbeeld voor het realiseren van zonne-energieprojecten, wind enzovoort. Maar het staat dus niet op de begroting van BZK.
De voorzitter:
Wellicht kan ik ter toelichting iets zeggen. Wellicht is er nog een mogelijkheid om dit type thema's te bespreken op het moment dat we WolBES en FinBES bespreken. Dan komt natuurlijk ook de vraag terug hoe de coördinerende rol eruitziet. Dan hebben we daar beter zicht op. Dus even voor mevrouw Bouchallikh: het is een onderwerp om de vinger aan de pols bij te houden, maar er zijn wellicht andere momenten om dat nog eens een keer na te gaan. Dit was een punt van orde, even wat informatie.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Dank u, voorzitter. Ik vroeg hierop door, want als het praktisch gewoon niet kan, trek ik de motie in. Misschien kan ik dan op een andere manier informatie krijgen over hoe die gelden lopen, want daar gaat het mij om. Als we een manier vinden waarop we dat anders kunnen organiseren, dus via de duurzaamheidsagenda, die dan wel via deze commissie loopt ... We hebben het net gehad over de vraagstukken waarnaar ik in mijn bijdrage verwees. Ik weet hoe dat procedureel verloopt, maar dan trek ik deze in. Dan kijk ik uit naar de vorm die we met z'n allen gaan bedenken, denk ik. Ik wil dan wel – dat zit achter deze motie; de vorm zoeken we dan uit – zicht hebben op die bijdrage, juist ook weer voor de uitvoeringscapaciteit. Als dat meegenomen kan worden in wat de Staatssecretaris net zei, dan trek ik de motie in.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Laat ik er helder over zijn: ik onderschrijf heel erg dat we investeren in zowel klimaatmitigatie als klimaatadaptatie. Dat is nu verdeeld over een drietal begrotingen. Dat staat op de begroting van EZK, op de begroting van IenW en, als het over natuurversterking staat, op de begroting van het Ministerie van LNV. Er is een combinatie van begrotingen waarin daar middelen voor gereserveerd staan. Het is natuurlijk goed om er even over na te denken hoe we daarover zo helder mogelijk kunnen rapporteren aan uw Kamer.
De voorzitter:
Mag ik daarmee inderdaad bevestigen dat mevrouw Bouchallikh haar motie intrekt?
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Ja, met de noot die de Staatssecretaris ook maakt dat we samen gaan nadenken over hoe we het wel vorm kunnen gaan geven. Wat ik heb voorgesteld klinkt niet logisch, maar het idee daarachter is dat we dat wel gaan uitwerken. De vorm moeten we dan maar samen beslissen, maar dat is misschien net een ander debat. Maar dan delen we wel wat erachter zit. Dat vind ik een fijne constatering.
De voorzitter:
Ik denk dat dit helder is. Het is niet een specifieke toezegging, maar een bevestiging dat het op de agenda blijft en dat er diverse momenten zijn om het daar zeker nog bij herhaling over te hebben. Ik kan me herinneren dat ik hier ook persoonlijk voor heb gepleit in 2021.
Aangezien de motie-Bouchallikh (36 360-IV, nr. 10) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Dan geef ik graag weer het woord aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dan de motie op stuk nr. 11 van mevrouw Van den Berg van het CDA. Ik ben het eens met de strekking van haar wens. Het gaat erom dat we gaan zorgen dat we veel meer inzicht hebben in niet alleen de hoogte van de vrije uitkeringen, maar ook dat die voldoende is en dat we proberen met het BES-fonds middelen bij elkaar te brengen enzovoorts, enzovoorts, enzovoorts. Ik heb moeite met de datum, zoals mevrouw Van den Berg ook al aangaf. Het onderzoek maakt het inderdaad niet mogelijk om dat al te verwerken in de begroting van 2024, want die begroting moeten we al in augustus van dit jaar gaan opstellen. Als we dat jaartal kunnen veranderen, dan kan ik u ter wille zijn. Anders moet ik de motie ontraden. Ofwel u vervangt de datum, wat ik zou willen voorstellen, of u moet de motie aanhouden. Beide is mogelijk.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik zit er altijd een beetje pragmatisch in, dus «2024» veranderen we in «2025». Maar het tweede verzoek kan dan blijven staan zoals het er staat, want dat kan natuurlijk eerder al naar de Kamer gezonden worden. Dat wil ik wel even expliciet bevestigd krijgen.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Ja, dat klopt. Dat doen we dan in de bestuursakkoorden, waar we het net over hadden. Dan kunnen we al aangeven hoe we die bijzondere uitkeringen ook wat meer kunnen meenemen.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik zal de motie dan ook echt wijzigen, zodat deze echt goed in de stukken zit.
De voorzitter:
Ja, zo begrijp ik het. Er komt een gewijzigde motie, waarin niet «2024» staat, maar «2025».
Staatssecretaris Van Huffelen:
Als dat zo is, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven. Dat is de toverformule die aan het einde erbij hoort.
De voorzitter:
Heel goed. Was u al aan het einde, Staatssecretaris? Ja? Daarmee zijn we gekomen aan het einde van dit wetgevingsoverleg over de slotwet en het jaarverslag 2022 op het gebied van Koninkrijksrelaties en het BES-fonds.
Ik wilde in eerste instantie in ieder geval bevestigen dat wij als commissie decharge verlenen aan de Staatssecretaris voor de verantwoordingsstukken. Dat is altijd belangrijk om te bevestigen aan het einde van het debat.
Ook is er een drietal toezeggingen gedaan. Eigenlijk blijft er vooralsnog één motie over, die wordt gewijzigd.
Ik lees de toezeggingen nog kort voor. Het zijn er niet drie, maar zelfs vier. Luister even goed mee, want ik hoop dat het allemaal juist is verwoord en samengevat.
– De Staatssecretaris informeert de Kamer na de gesprekken met de landen de komende dagen over de stand van zaken met betrekking tot de herfinanciering van leningen. Dat is een toezegging naar aanleiding van het verzoek van mevrouw Kamminga.
– De Staatssecretaris informeert de Kamer over de stappen die gezet moeten worden voor de onvolkomenheid van SSO Caribisch Nederland en de voortgang aan het einde van dit jaar. Dat is een toezegging aan mevrouw Van den Berg.
– Eind dit jaar stuurt de Staatssecretaris de Kamer een update over de voortgang in de rechtshandhavingsketen. Dat is een toezegging naar aanleiding van de vragen van mevrouw Kamminga.
De laatste toezegging hebben we net opgeschreven.
– In de bestuursakkoorden, die in het najaar zullen worden afgesloten en met de Kamer zullen worden gedeeld, wordt de voortgang op het gebied van de capaciteitsproblemen en de besteding van de bijzondere uitkeringen meegenomen en gespecificeerd.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Misschien even specifiek. Het gaat over de middelen die niet zijn uitgekeerd. Daar hadden we het over.
De voorzitter:
De middelen van de bijzondere uitkeringen die nog niet zijn besteed. Die toevoeging. Oké.
Daarmee zijn we aan het einde van dit WGO gekomen. Ik dank de Staatssecretaris, haar team van beleidsadviseurs en de staf van de commissie voor alle voorbereidingen, en natuurlijk ook het team van de Tweede Kamer. Dank voor alle technische ondersteuning en voor de koffietjes en de theetjes. Ik wens iedereen een prettige avond. Ik hoop dat mensen ook hebben meegekeken aan de andere kant van de oceaan, in het Caribisch deel van het Koninkrijk, en dat het informatief is geweest. We streven er namelijk naar dat ook de Caribisch-Nederlandse burgers daar goed betrokken zijn bij datgene wat we hier doen om uiteindelijk het welzijn van hen te bewaken en te bevorderen. Dank. Ik wens iedereen een fijne avond.
Sluiting 19.05 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36360-IV-13.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.