36 229 Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de herinvoering van de basisbeurs in het hoger onderwijs, de verstrekking van een tegemoetkoming aan studenten die onder het studievoorschotstelsel hebben gestudeerd en de verruiming van de 1-februariregeling voor ho-studenten die zijn doorgestroomd vanuit het mbo (Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs)

L VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 27 februari 2024

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 had kennisgenomen van de brief de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 6 december 2023 met een reactie op een tweetal toezeggingen gedaan tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel herinvoering basisbeurs hoger onderwijs.2 De commissie wilde, met uitzondering van de leden van de JA21-fractie, ingaan op hetgeen de Minister stelde ten aanzien van de toezegging om te onderzoeken of het kabinet een oplossing kon bedenken voor de situatie waarbij studenten zich van de huisbaas niet mogen inschrijven op het adres van de verhuurder (toezegging T03628).3

Naar aanleiding hiervan is op 23 januari 2024 een brief gestuurd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De Minister heeft op 26 februari 2024 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dragstra

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Den Haag, 23 januari 2024

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 6 december 2023 met een reactie op een tweetal toezeggingen gedaan tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel herinvoering basisbeurs hoger onderwijs.4 De commissie wil, met uitzondering van de leden van de JA21-fractie, graag ingaan op hetgeen u stelt ten aanzien van de toezegging, gedaan naar aanleiding van een opmerking van het lid Fiers, om te onderzoeken of het kabinet een oplossing kan bedenken voor de situatie waarbij studenten zich van de huisbaas niet mogen inschrijven op het adres van de verhuurder (toezegging T03628).5 De situatie waarin studenten zich niet kunnen inschrijven op het adres waar ze wonen, bijvoorbeeld omdat de verhuurder de vergunningen niet op orde heeft, pakt extra nadelig uit voor de betreffende studenten, omdat zij dientengevolge het recht op een uitwonendenbeurs verliezen.

U schrijft in uw brief dat deze vorm van verhuur een ongewenste praktijk is. Daarbij wijst u er bovendien op dat elke gemeente verplicht is een meldpunt in te stellen waar dit soort praktijken aanhangig gemaakt kunnen worden en spreekt u de hoop uit dat de betreffende studenten de weg naar dit meldpunt weten te vinden. De commissie ziet echter niet hoe dit een antwoord biedt op de gestelde problematiek. Het instellen van een meldpunt is behulpzaam voor de aanpak van illegale praktijken, maar de desbetreffende student is er in persoon niet mee geholpen, integendeel. Door melding te doen van zijn of haar situatie wordt het eigen probleem eerder vergroot dan verkleind, omdat de student daarmee het risico loopt zijn of haar woonruimte te verliezen. Deelt u deze analyse? Zo nee, waarom niet?

De commissie heeft de toezegging zo begrepen dat u zou bekijken of u iets kunt betekenen voor de studenten die zich in deze problematische situatie bevinden. Het bovenstaande antwoord is in formele zin een antwoord, maar in materiële zin niet. De commissie vraagt u dan ook of u zich hier nogmaals over zou kunnen buigen, en bijvoorbeeld zou kunnen overwegen om studenten die dergelijke misstanden in verhuur aankaarten, te ondersteunen (bijvoorbeeld juridisch) dan wel te beschermen tegen de mogelijke negatieve gevolgen van het melden van deze misstanden. Het kan gaan om financiële gevolgen (korting op de uitwonendenbeurs) of andere negatieve consequenties (bijvoorbeeld huisuitzetting). Deelt u de analyse dat een goede ondersteuning en bescherming van deze studenten de meldingsbereidheid zullen verhogen Zo ja, kunt u een inschatting maken van de omvang van dit effect? Zo nee, waarom niet?

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Th.W. Rietkerk

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 februari 2024

Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen van de commissieleden met uitzondering van de leden van JA21 (hierna: de commissieleden) van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de Eerste Kamer, over mijn brief van 6 december 2023 inzake uitwonende studenten die niet ingeschreven staan in de gemeente.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

I Vragen en opmerkingen uit de commissie

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 6 december 2023 met een reactie op een tweetal toezeggingen gedaan tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel herinvoering basisbeurs hoger onderwijs.6 De commissie wil, met uitzondering van de leden van de JA21-fractie, graag ingaan op hetgeen u stelt ten aanzien van de toezegging, gedaan naar aanleiding van een opmerking van het lid Fiers, om te onderzoeken of het kabinet een oplossing kan bedenken voor de situatie waarbij studenten zich van de huisbaas niet mogen inschrijven op het adres van de verhuurder (toezegging T03628).7 De situatie waarin studenten zich niet kunnen inschrijven op het adres waar ze wonen, bijvoorbeeld omdat de verhuurder de vergunningen niet op orde heeft, pakt extra nadelig uit voor de betreffende studenten, omdat zij dientengevolge het recht op een uitwonendenbeurs verliezen.

U schrijft in uw brief dat deze vorm van verhuur een ongewenste praktijk is. Daarbij wijst u er bovendien op dat elke gemeente verplicht is een meldpunt in te stellen waar dit soort praktijken aanhangig gemaakt kunnen worden en spreekt u de hoop uit dat de betreffende studenten de weg naar dit meldpunt weten te vinden. De commissie ziet echter niet hoe dit een antwoord biedt op de gestelde problematiek. Het instellen van een meldpunt is behulpzaam voor de aanpak van illegale praktijken, maar de desbetreffende student is er in persoon niet mee geholpen, integendeel. Door melding te doen van zijn of haar situatie wordt het eigen probleem eerder vergroot dan verkleind, omdat de student daarmee het risico loopt zijn of haar woonruimte te verliezen. Deelt u deze analyse? Zo nee, waarom niet?

De commissie heeft de toezegging zo begrepen dat u zou bekijken of u iets kunt betekenen voor de studenten die zich in deze problematische situatie bevinden. Het bovenstaande antwoord is in formele zin een antwoord, maar in materiële zin niet. De commissie vraagt u dan ook of u zich hier nogmaals over zou kunnen buigen, en bijvoorbeeld zou kunnen overwegen om studenten die dergelijke misstanden in verhuur aankaarten, te ondersteunen (bijvoorbeeld juridisch) dan wel te beschermen tegen de mogelijke negatieve gevolgen van het melden van deze misstanden. Het kan gaan om financiële gevolgen (korting op de uitwonendenbeurs) of andere negatieve consequenties (bijvoorbeeld huisuitzetting). Deelt u de analyse dat een goede ondersteuning en bescherming van deze studenten de meldingsbereidheid zullen verhogen Zo ja, kunt u een inschatting maken van de omvang van dit effect? Zo nee, waarom niet?

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Met interesse heb ik kennisgenomen van de vragen van de commissie. De antwoorden zijn cursief beantwoord onder de hieronder gestelde vragen.

De leden refereren naar dat ik in mijn brief stel dat deze vorm van verhuur een ongewenste praktijk is. Daarbij wijs ik erop dat elke gemeente verplicht is een meldpunt in te stellen waar dit soort praktijken aanhangig gemaakt kunnen worden en spreekt de hoop uit dat de betreffende studenten de weg naar dit meldpunt weten te vinden. De commissie ziet echter niet hoe dit een antwoord biedt op de gestelde problematiek. Het instellen van een meldpunt is behulpzaam voor de aanpak van illegale praktijken, maar de desbetreffende student is er in persoon niet mee geholpen, integendeel. Door melding te doen van zijn of haar situatie wordt het eigen probleem eerder vergroot dan verkleind, omdat de student daarmee het risico loopt zijn of haar woonruimte te verliezen. Deelt de Minister deze analyse? Zo nee, waarom niet, zo schrijven de leden.

Laat ik vooropstellen, zoals ik ook schreef in mijn brief op 6 december jl.8 aan uw Kamer en op 27 juni9 aan de Tweede Kamer, dat het uitermate vervelend is als de student voor het blok wordt gezet door een verhuurder die de wens heeft dat de student zich niet inschrijft in de Basisregistratie Personen (BRP). Niet alleen kan dit ervoor zorgen dat de student onterecht geen uitwonende beurs ontvangt; ook in het kader van de veiligheid brengt dit risico’s met zich mee. Ik benadruk dan ook graag nogmaals dat iedereen in Nederland zich moet (kunnen) inschrijven op de plek waar hij of zij woont en dat vragen om dat niet te doen niet is toegestaan.

In mijn eerdergenoemde brieven heb ik beschreven waarom ik geen werkbaar alternatief zie waarbij de student zich niet in het BRP hoeft in te schrijven, maar wel een uitwonendenbeurs kan ontvangen. Dit laat onverlet dat dit een wrange situatie is voor de studenten die zich in deze situatie bevinden. Zeker in de huidige woningmarkt.

De commissie vraagt zich af hoe de meldpunten die verplicht zijn op grond van de Wet goed verhuurderschap een antwoord kunnen zijn op de gestelde problematiek.

Indien een student zich in de BRP heeft ingeschreven, of van plan is zich in te schrijven in de BRP van de gemeente waar hij of zij woont, en als gevolg daarvan door de verhuurder wordt bedreigd of anderszins wordt geïntimideerd, kan de student dit melden bij het gemeentelijk meldpunt dat iedere gemeente sinds 1 januari 2024 dient te hebben ingericht op grond van de Wet goed verhuurderschap. Deze melding kan anoniem en kosteloos worden gedaan. Indien de gemeente constateert dat sprake is van intimidatie dient de gemeente op basis van de Wet goed verhuurderschap handhavend op te treden richting de verhuurder. De gemeente kan dan bijvoorbeeld een boete opleggen. De verhuurder wordt hierdoor gedwongen zijn gedrag aan te passen en de inschrijving in de BRP dus toe te staan. De student wordt op die manier geholpen: de student kan op het adres blijven wonen, staat daar ingeschreven en ontvangt een uitwonende beurs.

Ondanks dat ik ook in eerdere brieven een oproep heb gedaan aan verhuurders, herhaal ik die oproep aan verhuurders om zich aan wet- en regelgeving te houden hier nog een keer met klem.

De commissie heeft de toezegging zo begrepen dat ik zou bekijken of ik iets kan betekenen voor de studenten die zich in deze problematische situatie bevinden. Het bovenstaande antwoord is in formele zin een antwoord, maar in materiële zin niet. De commissie vraagt mij dan ook of ik mij hierover nogmaals zou kunnen buigen, en bijvoorbeeld zou kunnen overwegen om studenten die dergelijke misstanden in verhuur aankaarten, te ondersteunen (bijvoorbeeld juridisch) dan wel te beschermen tegen de mogelijke negatieve gevolgen van het melden van deze misstanden. Het kan gaan om financiële gevolgen (korting op de uitwonendenbeurs) of andere negatieve consequenties (bijvoorbeeld huisuitzetting). Deelt de Minister de analyse dat een goede ondersteuning en bescherming van deze studenten de meldingsbereidheid zullen verhogen, zo vragen de leden. Zo ja, kan de Minister een inschatting maken van de omvang van dit effect? Zo nee, waarom niet?

Een goede ondersteuning en bescherming van melders, in dit geval studenten, is erg belangrijk, te meer nu zij zich in een lastige situatie bevinden. De gemeentelijke meldpunten voorzien hierin doordat studenten anoniem en kosteloos een melding kunnen maken en de gemeente in kan grijpen indien sprake is van intimidatie. Indien er geen sprake is van intimidatie door de verhuurder, kan de gemeente de huurder doorverwijzen naar het Huurteam of het Juridische loket voor verder (juridisch) advies en bijstand.

Juridisch worden studenten hiermee in mijn optiek goed bijgestaan in deze situatie. Zoals ook in mijn eerdergenoemde brieven benoemd, zie ik geen mogelijkheden om hen financieel bij te staan. Ik wil geen situaties accommoderen waarbij een student een uitwonendenbeurs krijgt, maar niet is ingeschreven in het BRP. Dat is op de lange termijn financieel en uitvoeringstechnisch onhoudbaar en zorgt er bovendien voor dat (vanuit het oogpunt van de verhuurder) een situatie die niet is toegestaan wordt beloond.

Ik heb mij hierbij nogmaals over deze situatie gebogen en doe graag het maximale voor de student die zich in deze situatie bevinden, maar ik zie geen mogelijkheden de situatie voor studenten in materiële zin verder op te lossen. De sleutel ligt in dit geval bij de verhuurders.


X Noot
1

Samenstelling:

Lagas (BBB), Walenkamp (BBB), Van Knapen (BBB), Roovers (GroenLinks-PvdA), Veldhoen (GroenLinks-PvdA) (ondervoorzitter), Fiers (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Van den Berg (VVD), Van de Sanden (VVD), Rietkerk (CDA) (voorzitter), Doornhof (CDA), Van Meenen (D66), Belhirch (D66), Van Kesteren (PVV), Nicolaï (PvdD), Van Bijsterveld (JA21), Van Apeldoorn (SP), Talsma (CU), Van den Oetelaar (FVD), De Vries (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken I 2023/24, 36 229, K.

X Noot
4

Kamerstukken I 2023/24, 36 229, K.

X Noot
6

Kamerstukken I 2023/24, 36 229, K.

X Noot
8

Kamerstukken I, vergaderjaar 2023–2024, 36 229, K

X Noot
9

Kamerstukken II, vergaderjaar 2022–2023, 24 724, nr. 210

Naar boven