36 100 IX Jaarverslag en slotwet Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2021

Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juni 2022

Hierbij stuur ik u de beantwoording van de schriftelijke vragen die de V-100 op maandag 23 mei jl. over het thema «Vergroening Financiële Markten» heeft gesteld en die door de leden van de commissie voor de Rijksuitgaven op 25 mei aan mij zijn doorgeleid.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag

Vraag 1

In het jaarverslag van het Ministerie van Financiën 20211 valt te lezen «Het ministerie heeft zich ingezet voor invulling van het klimaatcommitment van de financiële sector.» Waaruit bestond voornoemde inzet? Op welke meetbare manier heeft deze inzet het gevoel van urgentie aangewakkerd bij de financiële sector om de doelstelling van de Nederlandse CO2-reductie van 49 procent in 2030 ten opzichte van 1990 te behalen? Zijn er belemmeringen om deze doelstelling te behalen ter sprake gekomen, zo ja: welke zijn dit en hoe pakt u deze problemen op? Zo nee: kan deze doelstelling aangescherpt worden naar de doelstelling van de Europese Commissie van 55 procent en zo nee: waarom niet?

Antwoord vraag 1

In 2021 heeft het Ministerie van Financiën zich ingezet voor een ambitieuze invulling van het klimaatcommitment van de Nederlandse financiële sector. Het ministerie heeft dit gedaan via de Commissie Financiële Sector Klimaatcommitment (CFSK) die de voortgang van het klimaatcommitment volgt. De CFSK bestaat uit vertegenwoordigers van de vier koepelorganisaties van de financiële sector, het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Uit de voortgangsrapportage van 2021 bleek dat gemeenschappelijke definities voor relevante financieringen en beleggingen binnen het klimaatcommitment ontbreken.2 Hierdoor is de CO2-voetafdruk van verschillende financiële instellingen minder goed vergelijkbaar. Daarnaast ontbraken gemeenschappelijke kwaliteitskaders voor de actieplannen die financiële instellingen opstellen om hun CO2-voetafdruk naar beneden te brengen.

Om deze belemmeringen voor een ambitieuze invulling van het klimaatcommitment aan te pakken, heeft de CFSK in 2021, mede op verzoek van de Ministeries van Financiën en EZK, het initiatief genomen om gemeenschappelijke uitgangspunten voor relevantie en actieplannen op te stellen. Hiervoor hebben beide ministeries in 2022 eigen uitgangspunten bepaald.3 Onderdeel van deze eigen uitgangspunten is dat financiële instellingen in hun actieplannen uitgaan van het 1,5 gradenscenario, in lijn met het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77). De financiële sector heeft hier recent al een belangrijke stap in gezet door het commitment uit te spreken om de internationale portefeuilles de komende jaren in lijn te brengen met Parijs, dus een ruim onder 2 graden scenario of een 1,5 gradenscenario.4

Ik verwacht dat de CFSK rond de zomer de gemeenschappelijke uitgangspunten voor relevantie en actieplannen kan vaststellen. Eind dit jaar en begin volgend jaar verwacht ik een voortgangsrapportage over respectievelijke de CO2-voetafdruk en actieplannen van de ondertekenaars van het klimaatcommitment. Deze voortgangsrapportages vormen voor mij een belangrijk beoordelingsmoment.

Vraag 2

In het jaarverslag Financiën 2021 valt op dat concrete methoden en indicatoren voor monitoring van de vergroening van de financiële sector ontbreken. In hoeverre verwacht u de financiële sector te kunnen vergroenen zonder te beschikken over voornoemde methoden en indicatoren en daarop te kunnen sturen?

Antwoord vraag 2

De conclusies uit het jaarverslag volgen op de in de Rijksbegroting aangekondigde beleidsprioriteiten. In het begrotingshoofdstuk van het Ministerie van Financiën is voor 2021 aangekondigd dat «Een financiële sector die bijdraagt aan de verduurzaming van de economie» één van de prioriteiten is. Deze prioriteit is vertaald in onderstaande indicatoren. Op basis van deze indicatoren wordt de voortgang op de beleidsprioriteit omtrent de verduurzaming van de financiële sector gevolgd.

De indicatoren voor de beleidsprioriteit «Een financiële sector die bijdraagt aan de verduurzaming van de economie» zijn:

  • Bijdragen aan de ontwikkeling en het gebruik van (internationale) rapportagestandaarden.

  • Meenemen van duurzaamheidsrisico’s in de prudentiële toezichtraamwerken van financiële instellingen.

  • Inzichtelijke en ambitieuze voortgangsrapportage over het klimaatcommitment van de financiële sector.

  • Constructieve bijdrage leveren aan het nieuwe duurzame financiering actieplan van de Europese Commissie.

  • Vergroten van de kennis over UNGP’s en OESO-richtlijnen bij de sector en verbeteren van de naleving daarvan door de sector.

Vraag 3

In 2021 heeft uw voorganger niet-bindende gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de financiële sector waardoor de ambities niet meetbaar en/of afdwingbaar zijn. Wat staat er in de weg om duidelijke bindende afspraken te maken met bestuurders van financiële marktpartijen om verduurzaming te realiseren en deze bestuurders aansprakelijk te stellen voor klimaatschade veroorzaakt door de onderneming waarvan zij bestuurder zijn?

Antwoord vraag 3

De afgelopen jaren heeft de financiële sector op vrijwillige basis belangrijke stappen gezet om bij te dragen aan de financiering van de duurzame transitie. Dit blijkt onder andere uit de voortgangsrapportage van het klimaatcommitment van oktober jl. 5 Om onze duurzame ontwikkelingsdoelen te halen moeten we echter additionele stappen zetten. Het kabinet heeft zijn klimaatambities daarom aangescherpt, maar dit vraagt ook een aanscherping van de ambitie van de financiële sector. In mijn beleidsagenda duurzame financieringen noem ik welke additionele stappen ik van de sector hierin verwacht, bijvoorbeeld op het gebied van het ambitieniveau van hun actieplannen. Mocht uit de voortgangsrapportages van het klimaatcommitment aan het einde van dit jaar en het begin van volgend jaar blijken dat de voortgang onvoldoende is, dan zal ik verkennen of een meer normerend optreden op het terrein van de verduurzaming gepast is. Het voorstel voor het aansprakelijk stellen van bestuurders voor klimaatschade veroorzaakt door de onderneming waar zij bestuurder van zijn, zie ik in de context van het voorstel van de Europese Commissie voor de Richtlijn gepaste zorgvuldigheidsverplichting voor ondernemingen. Zoals in het BNC-fiche omschreven, onderkent het kabinet dat bestuurders van ondernemingen degenen zijn die uitvoering moeten geven aan de verplichtingen in het kader van gepaste zorgvuldigheid. Het kabinet is hierin nadrukkelijk geen voorstander van een persoonlijke civielrechtelijke aansprakelijkheid van bestuurders indien die afwijkt van de Nederlandse standaard en praktijk op dit gebied.6

Vraag 4

Verduurzaming van de financiële sector beperkt zich niet tot CO2-reductie alleen, terwijl dit de boventoon voert in het jaarverslag. In hoeverre verstaat u «verduurzaming van de financiële sector» als een brede opdracht om naast klimaatverandering en uitstootreductie ook bijvoorbeeld waterschaarste, biodiversiteitsverlies en vervuiling mee te nemen? En in hoeverre bent u zich bewust van mogelijk negatieve bijeffecten op een van deze duurzaamheidsdomeinen ten gevolge van beleid gevoerd ter bevordering van een ander duurzaamheidsdomein? En in hoeverre is voornoemde aanleiding voor u om een alomvattend duurzaamheidsbeleid voor de financiële sector te voeren?

Antwoord vraag 4

De verduurzaming van de financiële sector beschouw ik als een brede opdracht, waarin naast de aanpak van klimaatverandering ook aandacht moet zijn voor biodiversiteit, sociale ontwikkelingen, goed bestuur en het milieu in brede zin. De diverse duurzaamheidsdoelstellingen staan immers niet op zichzelf. De aanpak van de gevolgen van klimaatverandering, bijvoorbeeld door het versterken van zeewering, kunnen gevolgen hebben voor de biodiversiteit van kustgebieden. Een integrale kijk op het begrip duurzaamheid is daarom ook één van de uitgangspunten van mijn beleidsagenda duurzame financieringen. In deze beleidsagenda kondig ik onder meer aan dat ik mij samen met de Minister van LNV zal inzetten om de financiële sector mee te nemen in het Global Diversity Framework. Het doel van dit raamwerk is om tot mondiale doelstellingen voor de versterking van de biodiversiteit te komen, vergelijkbaar met wat het Parijsakkoord is voor het klimaat.

Vraag 5

In het Introductiedossier voor de Minister van Financiën7 (1.32 Klimaat actueel) wordt gesproken over een «krachtenveld» zijnde de verschillende organisatieonderdelen waar onderdelen van het klimaatbeleid zijn belegd. In hoeverre was deze versplintering binnen het Ministerie van Financiën van de verantwoordelijkheid voor de vergroening van de financiële sector een obstakel voor een gecoördineerde aanpak van vergroening van financiële sector? En hoe in hoeverre bent u van plan om zich in te zetten voor een meer centrale aanpak?

Antwoord vraag 5

In het introductiedossier voor de Minister van Financiën wordt omschreven dat de beleidsverantwoordelijkheid voor de vergroening van de financiële sector onder de Generale Thesaurie valt. De Generale Thesaurie is ook verantwoordelijk voor bijvoorbeeld de verduurzaming van de internationale financiële instellingen, staatsdeelnemingen en de exportkredietverzekeringen. Ook valt de uitgifte van de groene staatsobligatie onder de Generale Thesaurie. De verduurzaming van de financiële sector ligt daarmee primair bij één directoraat-generaal. Binnen dit directoraat-generaal wordt veel samengewerkt tussen directies en periodiek kennis gedeeld. Ik ervaar geen versplintering noch gebrek aan een gecoördineerde aanpak.

Vraag 6

Nadat in 2020 de ambitie is uitgesproken om de exportkredietverzekeringen (EKV) te vergroenen (in lijn brengen met het klimaatakkoord van Parijs) (Bijlage bij Kamerstuk 32 813, nr. 193) blijkt uit het jaarverslag dat het percentage groene EKV’s in 2021 is gedaald van 49 procent naar 28 procent. In hoeverre is deze daling aanleiding voor u om het vraaggestuurde beleid aan te passen door niet-groene aanvragen af te wijzen?

Antwoord vraag 6

Binnen de EKV-portefeuille is het totale obligo8 aan transacties met een groen label inderdaad gedaald in 2021. Dit is het gevolg van het feit dat in 2020 één hele grote groene polis is afgesloten. Dit betreft een Taiwanees windmolenparkproject. Dergelijke grote groene transacties komen niet ieder jaar voor. De EKV is een vraaggestuurd instrument.

Om groene transacties aantrekkelijker te maken, is het EKV-beleid aangepast. Zo komen groen gelabelde transacties in aanmerking voor gunstigere voorwaarden. Deze voorwaarden moeten echter wel passen binnen de internationale afspraken die gelden voor de EKV. Verder heeft Nederland in 2021 de COP26-verklaring ondertekend, waarin staat dat de internationale overheidssteun aan de fossiele energiesector voor 1 januari 2023 moet worden beëindigd. De eerste uitwerking van deze COP26-verklaring wordt voor het zomerreces naar de Kamer verstuurd.


X Noot
1

Kamerstuk 36 100 IX, nr. 1.

X Noot
2

Kamerstukken 32 013 en 32 813, nr. 252.

X Noot
3

Kamerstuk 33 043, nr. 108.

X Noot
4

NVB, 29 maart 2022, «Financiële sector steekt hand uit naar Ministers over klimaat», https://www.nvb.nl/nieuws/financi%C3%ABle-sector-steekt-hand-uit-naar-ministers-over-klimaat/.

X Noot
5

Kamerstukken 32 013 en 32 813, nr. 252.

X Noot
6

Kamerstuk 22 112, nr. 3393.

X Noot
7

RO.nl, 10 januari 2022, «Introductiedossier bewindspersonen Ministerie van Financiën», https://www.rijksoverheid.nl/documenten/richtlijnen/2022/01/10/introductiedossier-bewindspersonen-ministerie-van-financien.

X Noot
8

Het geheel van bestaande en al afgesproken toekomstige verplichtingen.

Naar boven