Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 oktober 2021
Op 22 januari jl. heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd (Kamerstuk 35 570 X, nr. 76) over de opvolging van de motie van het lid Belhaj c.s. over het behoud van het Mariniersmuseum
in Rotterdam, ingediend bij het wetgevingsoverleg van 30 november 2020 (Kamerstuk
35 570 X, nr. 27) (Kamerstukken 35 570 X en 35 570 K, nr. 72). Met deze brief informeer ik u over de laatste stand van zaken en de bijgestelde
planning.
Zoals aan uw Kamer gemeld, heeft de Stichting Koninklijke Defensiemusea (SKD) aangegeven
dat de jaarlijkse subsidie van Defensie de komende jaren structureel zou moeten worden
verhoogd om de exploitatie van de musea in de toekomst te garanderen. Tevens zou fors
moeten worden geïnvesteerd in de huisvesting van de verschillende locaties, met uitzondering
van het Nationaal Militair Museum. De SKD is een zelfstandige stichting, die namens de Staat (lees: Defensie) een deel van de militaire
collecties beheert en ontvangt daarvoor jaarlijks een subsidie van Defensie.
Om de objectiviteit te waarborgen, heeft de SKD juli jl. een onafhankelijke externe
partij opdracht gegeven om in diverse scenario’s het geheel aan gewenste investeringen
in huisvesting in kaart te brengen, inclusief de daarbij behorende exploitatie. Bij
dit onderzoek worden ook de Stichting Historische Verzameling Korps Mariniers en de
Stichting Museum der Koninklijke Marechaussee betrokken. Als onderdeel van deze exercitie
wordt, zoals eerder gemeld, ook het scenario van een mogelijke incorporatie van het
Mariniersmuseum bij het Marinemuseum en het Marechausseemuseum bij het Nationaal Militair
Museum onderzocht. Het draagvlak voor een dergelijke oplossing wordt uiteraard hierbij
betrokken, mede vanwege «de nauwe verbondenheid van het Mariniersmuseum met de stad
Rotterdam», zoals het lid Belhaj aanhaalt in haar motie. De volledige rapportage van
de SKD wordt naar verwachting in het vierde kwartaal van 2021 opgeleverd en zal aansluitend
door de Auditdienst Rijk worden beoordeeld.
De nog te ontvangen rapportages worden vervolgens door Defensie uitgewerkt voor verdere
besluitvorming, waarbij op basis van de verschillende scenario’s een afweging kan
worden gemaakt. Ik verwacht uw Kamer hierover in de tweede helft van 2022 te kunnen
informeren.
De Minister van Defensie,
H.G.J. Kamp