35 892 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet dieren met het oog op de versterking en aanvulling van het instrumentarium ten behoeve van de opsporing, vervolging en bestuursrechtelijke sanctionering van dierenmishandeling, dierverwaarlozing en overtreding van bepalingen inzake dierenwelzijn, dierengezondheid en het aanhitsen van dieren (Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing)

Nr. 16 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID WASSENBERG C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 151

Ontvangen 5 april 2023

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Na artikel I, onderdeel B, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

In artikel 350, tweede lid, wordt «drie jaren» vervangen door «vijf jaren» en wordt «vierde categorie» vervangen door «vijfde categorie».

II

Artikel III, onderdeel G, wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de aanhef worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

0. In het eerste lid wordt «drie jaren» vervangen door «vijf jaren» en wordt «vierde categorie» vervangen door «vijfde categorie».

0a. In het tweede lid wordt «drie jaren» vervangen door «vijf jaren» en wordt «vierde categorie» vervangen door «vijfde categorie».

2. Na onderdeel 1 worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

1a. In het derde lid wordt «zes maanden» vervangen door «een jaar» en wordt «derde categorie» vervangen door «vierde categorie».

1b. In het vierde lid wordt «zes maanden» vervangen door «een jaar» en wordt «derde categorie» vervangen door «vierde categorie».

Toelichting

Dit amendement regelt een verhoging van het strafmaximum op alle delicten gerelateerd aan dierenmishandeling en -verwaarlozing. Met een hoger strafmaximum stelt de wetgever een duidelijke norm dat geweld tegen dieren onaanvaardbaar is. In de memorie van toelichting2 staat dat in strafzaken naar aanleiding van bijtincidenten, dierenmishandeling en dierverwaarlozing relatief lage strafmaxima gelden, terwijl de impact van dergelijke feiten op de samenleving zeer groot is. Volgens indieners kan het niet zo zijn dat eenvoudige diefstal zwaarder kan worden bestraft (maximaal vier jaar gevangenisstraf of een geldboete van de vierde categorie) dan het mishandelen en doden van een dier. Dieren zijn geen dingen maar wezens met gevoel, en verdienen door hun unieke positie en kwetsbaarheid extra bescherming van de wetgever. Bovendien beantwoordt een hoger strafmaximum aan de wens vanuit de samenleving om dierenbeulen zwaarder te straffen.3 Om niet te tornen aan de huidige systematiek van de Wet dieren is gekozen voor een algemene verhoging van alle delicten gerelateerd aan dierenmishandeling en -verwaarlozing.

De maximumstraf voor misdrijven zoals het doden, mishandelen of verwaarlozen van een dier, het houden van aangewezen dieren als dat verboden is, het organiseren van dierengevechten of het laten deelnemen van dieren aan dierengevechten, is momenteel drie jaar gevangenisstraf of een geldboete van de vierde categorie (€ 22.500). Indieners stellen voor het strafmaximum te verhogen naar vijf jaar of een geldboete van de vijfde categorie (€ 90.000). De maximumstraf voor overtredingen zoals een hulpbehoevend dier aan zijn lot overlaten, het houden van dieren waarvoor dit niet toegestaan is, het meedoen aan wedstrijden met een dier waarbij een verboden of aangewezen lichamelijke ingreep is verricht, of het aanwezig zijn bij dierengevechten, is momenteel hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie (€ 9.000). Indieners stellen voor het strafmaximum te verhogen naar hechtenis van ten hoogste een jaar of een geldboete van de vierde categorie (€ 22.500).

De hogere strafmaxima zijn van toepassing op zowel particuliere als bedrijfsmatige houders van dieren.

Het amendement wordt gewijzigd als gevolg van de tweede nota van wijziging.4

Wassenberg Haverkort Graus


X Noot
1

Vervanging in verband met een wijziging in de toelichting en ondertekening.

X Noot
2

Kamerstukken II 2021/22, 35 892, nr. 3.

X Noot
3

Kamerstukken II 2014/15, 34 437, nr. 1 (Burgerinitiatief «Een dier is geen ding»).

X Noot
4

Kamerstukken II 2022/23, 35 892, nr. 14.

Naar boven