Tweede Kamer der Staten-Generaal

35 830 IX Jaarverslag en slotwet Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2020

Nr. 4 MEMORIE VAN TOELICHTING

Vergaderjaar 2020–2021

A ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Wetsartikelen 1 tot en met 2

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 afzonderlijk bij wet vastgesteld en ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2020 wijzigingen aan te brengen in:

  • 1. de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB);

  • 2. de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA).

De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.

De Minister van Financiën,

W.B. Hoekstra

B ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN (SLOTVERSCHILLEN)

1 Toelichting

De Slotwetmutaties die op het niveau van financiële instrumenten (en eventueel artikelonderdeel) groter of gelijk zijn aan de ondergrenzen in onderstaande staffel worden conform de Rijksbegrotingsvoorschriften toegelicht.

Omvang begrotingsartikel (stand ontwerp-begroting) in € miljoen

Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)

Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)

< 50

1

2

=> 50 en < 200

2

4

=> 200 < 1000

5

10

=> 1000

10

20

Beleidsmatige mutaties zijn het gevolg van nieuw beleid. Technische mutaties zijn het gevolg van bestaand beleid.

De Slotwet bevat een beleidsmatige mutatie die tot een overschrijding van het goedgekeurde verplichtingen- en/of uitgavenbudget op het niveau van financiële instrumenten heeft geleid die niet eerder aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer der Staten-Generaal is gemeld, te weten: op 22 december 2020 heeft het kabinet besloten om de toeslagengedupeerden een forfaitaire compensatie van 30.000 euro aan te bieden1. Dit heeft geleid tot een overschrijding van de verplichtingenruimte van € 457 mln. Verder bevat de Slotwet enkel technische mutaties die het gevolg zijn van bestaand beleid.

Per artikel worden de belangrijkste mutaties van de financiële instrumenten (en eventueel artikelonderdeel) toegelicht conform bovenstaande staffel.

2 Beleidsartikelen (Ministerie van Financiën IXB)

2.1 Artikel 1 Belastingen

Artikel 1 Belastingen

Verplichtingen

Per saldo is er voor een bedrag van € 278,5 mln. meer verplichtingen aangegaan dan begroot in de tweede suppletoire begroting. Dit heeft verschillende oorzaken waarvan de belangrijkste:

  • Op 22 december 2020 heeft het kabinet besloten om de toeslagengedupeerden een forfaitaire compensatie van 30.000 euro aan te bieden. Dit heeft geleid tot een overschrijding van de verplichtingenruimte van € 457 mln.

  • De Belastingdienst heeft naar aanleiding van diverse bevindingen uit de accountantscontrole (op basis van steekproef en projectie) de aangegane en openstaande verplichtingen verlaagd met € 121 mln.

  • Daarnaast vallen de verplichtingen ca. € 44 mln. lager uit doordat de verplichtingen voor software overeenkomsten lager zijn uitgevallen als gevolg van kortere looptijden: in plaats van het afsluiten van nieuwe meerjarige (langlopende) contracten, zijn bestaande contracten met een kortere looptijd verlengd. Omdat de verplichting gelijk is aan het totaalbedrag van het contract, leidt dit tot lagere verplichtingen dan verwacht.

  • Als laatst wordt een deel van de lagere realisatie op de verplichtingen verklaard door de per saldo lagere uitgaven (- € 13,6 mln.).

Uitgaven

Per saldo zijn voor een bedrag van € 13,6 mln. minder uitgaven gedaan dan begroot in de tweede suppletoire begroting. Onderstaand worden de belangrijkste oorzaken toegelicht.

Materieel

De uitgaven aan materieel zijn € 15,3 mln. lager dan begroot in de tweede suppletoire begroting. Dit komt omdat de overheadkosten, met name voor Facilitaire Dienstverlening en Organisatie en Personeel, lager zijn uitgevallen als gevolg van onderbezetting.

Bekostiging

De uitgaven voor bekostiging zijn € 17,2 mln. hoger dan begroot in de tweede suppletoire begroting. Dit komt voornamelijk doordat er € 12,5 mln. meer is gecompenseerd aan gedupeerden in 2020 in het kader van de herstelactie Toeslagen. Daarnaast is er € 5,6 mln. extra gerealiseerd door de uitbreiding van de eenmalige tegemoetkoming voor toeslagengedupeerden van € 750, zoals aangekondigd in de Veegbrief 2020.

Belasting- en invorderingsrente

De € 16 mln. lagere rente-uitgaven worden met name veroorzaakt door de vaststelling van definitieve verdeelsleutels voor de inkomensheffing, waardoor in 2020 een groter deel van de uitgaven dan verwacht ten laste kwam van de sociale fondsen en een kleiner deel ten laste kwam van Financiën.

Ontvangsten

Belastingontvangsten

De belastingontvangsten worden toegelicht in de Voorjaarsnota, Miljoenennota, Najaarsnota en het Financieel Jaarverslag van het Rijk. Voor een toelichting op de mutaties in de afdracht van het Gemeente- en Provinciefonds en het BES-fonds (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) wordt verwezen naar de Slotwetten van de betreffende fondsen. Het Btw-compensatiefonds maakt deel uit van de begroting IX en dus van deze Slotwet. De aansluiting met de bedragen in het Jaarverslag IX 2020 (beleidsartikel 1, tabel budgettaire gevolgen van beleid) is als volgt:

Tabel 1 Aansluiting belastingontvangsten (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting (incl. ISB 1 en 2, NvW)

Stand 1e suppletoire begroting (incl. ISB 3 t/m 7)

Stand 2e suppletoire begroting

Mutaties Slotwet

Realisatie 2020

Totaal belastingontvangsten

193.285.600

193.285.600

175.739.478

8.909.475

184.648.953

– /– Afdracht Gemeentefonds

31.901.410

33.151.951

33.561.549

‒ 125.149

33.436.400

– /– Afdracht Provinciefonds

2.480.413

2.556.850

2.602.960

‒ 6

2.602.954

– /– Afdracht BES-fonds

41.875

44.050

55.882

‒ 4.578

51.304

– /– Belastingontvangsten artikel 6 Btw-compensatiefonds

3.426.667

3.430.553

3.607.230

‒ 42.622

3.564.608

Belastingontvangsten artikel 1 Belastingen

155.435.235

154.102.196

135.911.857

9.081.830

144.993.687

Niet-belastingontvangsten

Doorbelasting kosten vervolging

De ontvangsten voor kosten vervolging vallen € 23 mln. hoger uit dan verwacht, omdat in de tweede helft van 2020 door de Belastingdienst weer deels gestard is met het uitvoeren van invorderingsmaatregelen (aanmaningen en dwangbevelen).

Belasting- en invorderingsrente

De gerealiseerde renteontvangsten waren € 28 mln. hoger dan verwacht als gevolg van het in 2020 ontvangen van hoge rentevergoedingen over oude aanslagen vennootschapsbelasting.

Overige apparaatsontvangsten

De apparaatsontvangsten vallen bijna € 11 mln. hoger uit, doordat de Belastingdienst meer diensten heeft geleverd aan andere overheidsorganisaties, zoals Inspectie SZW, UWV en donorregister, dan eerder geraamd.

Ontvangsten boetes en schikkingen

De € 10 mln. lagere boeteontvangsten worden met name veroorzaakt door de vaststelling van definitieve verdeelsleutels voor de inkomensheffing, waardoor in 2020 een groter deel van de boeteontvangsten dan verwacht ten gunste kwam van de sociale fondsen en een kleiner deel ten gunste kwam van Financiën.

2.2 Artikel 2 Financiële markten

Verplichtingen

Bekostiging

In 2020 zijn er via DNB minder munten in omloop gebracht dan dat er uit omloop zijn teruggekomen. Als gevolg daarvan heeft DNB het afgelopen jaar per saldo een bedrag van € 31,6 mln. aan nominale waarde van in de markt uitgezette munten uit de schatkist ontvangen.

Garanties

De kredietfaciliteit van de AFM is in 2020 met € 20 mln. opgehoogd. Door de coronacrisis zijn de ontvangsten van de AFM lager dan eerder begroot en komen aan onder toezichtstaande instellingen opgelegde heffingen later binnen.

In 2020 is er een verlaging van € 5,6 mln. geweest van de garantie voor het depositogarantiestelsel op de BES-eilanden als gevolg van een veranderende wisselkoers. De garantie is in USD ten opzichte van de Rijksbegroting in EUR.

Opdrachten

De uitspraak inzake de schadeloosstelling van de aandeelhouders SNS N.V. zou initieel plaatsvinden in 2020, maar is door de coronacrisis verplaatst naar 2021. Het budget van € 11,4 mln. is derhalve afgeboekt in 2020. Zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 22 februari2 zal het budget voor het vergoeden van de proceskosten in de eerste suppletoire begroting 2021 worden opgenomen.

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

De kosten van DNB voor het toezicht op de BES-eilanden en de bijdrage aan het Financieel Expertise Centrum (FEC) vallen gezamenlijk 1,1 mln. lager uit dan begroot bij de tweede suppletoire begroting.

Uitgaven

Bekostiging

Zie de toelichting onder 'Verplichtingen'.

Opdrachten

Zie de toelichting onder 'Verplichtingen'.

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

Zie de toelichting onder 'Verplichtingen'.

2.3 Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek- private sector

Verplichtingen

Opdrachten

De uitvoeringskosten staatsdeelnemingen en de opstartkosten voor Invest-NL vallen voor de verplichtingen € 4,4 mln. lager uit dan eerder geraamd bij de tweede suppletoire begroting.

Vermogensverschaffing

Eind 2019 is Invest-NL N.V. opgericht. Verspreid over enkele jaren ontvangt Invest-NL N.V. een kapitaalinjectie (ter waarde van € 1,7 mld.) waarvan € 330 mln. in 2020 beschikbaar was gesteld. Invest-NL heeft in 2020 geen aanvullend kapitaal nodig gehad bovenop de € 50 mln. die bij oprichting in 2019 beschikbaar is gesteld. De gereserveerde € 330 mln. in 2020 valt dus vrij.

Uitgaven

Lening KLM

Middels een Kamerbrief3 en incidentele suppletoire begroting4 heeft het kabinet op 26 juni 2020 het parlement geinformeerd over de steunmaatregelen aan KLM. Als onderdeel van het steunpakket heeft de Nederlandse staat een directe lening aan KLM met een omvang van maximaal € 1 mld. verstrekt. In 2020 heeft KLM € 277,1 mln. getrokken vanuit de directe lening. Voor 2020 valt de resterende € 722,9 mln. vrij.

Opdrachten

Zie de toelichting onder 'Verplichtingen'.

Vermogensverschaffing

Zie de toelichting onder 'Verplichtingen'.

2.4 Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen

Verplichtingen

Garantieverplichtingen

De uitstaande garanties op de Financiënbegroting zijn bijgesteld aan de hand van de wisselkoers per 31 december 2020. De garantie aan DNB inzake IMF valt daardoor circa € 1,4 mld. lager uit. De koers van de euro ten opzichte van de SDR (Special Drawing Rights, munteenheid IMF) is gestegen. Hoewel de garantie in 2020 is opgehoogd met 500 mln. SDR, daalt door wisselkoers de waarde van deze garantie. De koers van de euro ten opzichte van de dollar is gestegen. De garanties aan de Wereldbankonderdelen IBRD en MIGA zijn daardoor met € 507 mln. verlaagd en de garantie aan de AIIB met € 68,7 mln. Daarnaast is het Nederlandse deel van de EIB ACP-OCT garantie verhoogd met € 3,6 mln. De bijstelling is het gevolg van de groei in uitstaande leningen van de EIB onder deze garantie, waarmee de Nederlandse exposure voor deze garantie ook gegroeid is.

Bijdrage aan (inter)nationale instellingen

De bijdragen aan (inter)nationale instellingen zijn bijgesteld aan de hand van de wisselkoers van de euro ten opzichte van de dollar per 31 december 2020. De bijdragen aan de Wereldbankonderdelen IBRD en IFC zijn met respectievelijk € 3,7 mln. en € 2,3 mln verlaagd.

Uitgaven

Uitgaven

De betaling aan het wereldbankonderdeel IFC is € 2,3 mln. lager uitgevallen ten op zichte van de tweede suppletoire begroting. De betaling is bijgesteld aan de realisatiewisselkoers over 2020. De koers van de euro ten opzichte van de dollar is gestegen, waardoor de hoogte van de betaling is gedaald.

Ontvangsten

Bijdrage aan (inter)nationale instellingen

De Nederlandse kapitaalinleg aan het ESM neemt in 2020, 2021 en 2023 af als gevolg van het verlopen van de kortingsperiode van Malta, Slowakije en Estland. Deze landen dienen hun ingelegde kapitaal aan het ESM te verhogen, wat betekent dat de kapitaalinleg van andere lidstaten lager uitvalt. De teruggave voor de Slowaakse kapitaalinleg stond voor 2021 begroot, echter is deze eind december 2020 al uitbetaald (€ 7,8 mln.).

2.5 Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Verplichtingen

Betalingsverplichtingen

De uitvoeringskosten van de herverzekering leverancierskredieten zijn € 17,3 mln. lager dan geraamd in de tweede suppletoire begroting. De uitvoeringskosten zijn geraamd op basis van de werkelijke gemaakte kosten door de verzekeraars in 2019 en de realisatie voor 2020 is lager dan bij de tweede suppletoire begroting werd verwacht.

Garantieverplichtingen

De aangegane verplichtingen voor de schade-uitkering ekv zijn met € 1,8 mld. gestegen ten opzichte van de tweede suppletoire begroting. Eind 2020 zijn er nog twee grote transacties in verzekering genomen, waardoor de totaalstand van de aangegane verplichtingen voor schade-uitkeringen zijn toegenomen.

Uitgaven

Opdrachten

De uitvoeringskosten zijn geraamd op basis van de werkelijke gemaakte kosten door de verzekeraars in 2019. De uitvoeringskosten voor 2020 van de herverzekering leverancierskredieten zijn € 17,3 mln. lager dan geraamd in de tweede suppletoire begroting.

Garanties

Op 30 april 2020 heeft het kabinet besloten om het bedrijf IHC te ondersteunen om de continuïteit van het bedrijf te borgen. Dit leidde tot een begrote schade-uitkering van € 167 mln. De verwachting was dat daarvan in 2020 € 86,0 mln. zou worden uitgekeerd en de rest in 2021. De geraamde schade-uitkering aan IHC is in 2020 uiteindelijk uitgebleven. Het is de verwachting dat dit in 2021 uitgekeerd zal worden. Op de schaderaming van de overige ekv dossiers is ca. € 20 mln. minder gerealiseerd dan eerder werd geraamd bij de tweede suppletoire begroting.

Daarnaast zijn de schade -uitkeringen herverzekering leverancierskredieten met € 122,1 mln. lager uitgekomen dan eerder geraamd. De herverzekering leverancierskredieten betreft een coronamaatregel waarbij de Staat voorkomt dat de kortlopende kredietverlening in de private verzekeringssector stilvalt. De ramingen rondom de schade-uitkeringen zijn omgeven door onzekerheden rondom faillisementen en schadeclaims. Tot op heden zijn de schade-uitkeringen kleiner gebleken dan de prognoses en worden deze voor een groot deel pas verwacht in 2021.

Storting begrotingsreserve ekvDe storting aan de begrotingsreserve is per saldo € 24,8 mln. hoger. Dit betreft de premies schades die hoger zijn uitgevallen dan bij de tweede suppletoire begroting geraamd (€ 2,1 mln.) en het lager uitvallen van de definitieve schades (€ 22,7 mln.).

Ontvangsten

Premies ekv

Er zijn meer polissen afgesloten dan geraamd. De premieontvangsten zijn daardoor € 2,1 mln. hoger uitgevallen dan begroot.

Premies herverzekering leverancierskredieten

De premies zijn geraamd op basis van de premie inkomsten van verzekeraars in 2019. Het aantal afgesloten polissen herverzekering leverancierskredieten is lager uitgekomen dan begroot. De premieontvangsten zijn daardoor € 8,2 mln. lager uitgevallen dan geraamd bij de tweede suppletoire begroting.

Schaderestituties ekv

Er zijn meer schaderestituties gerealiseerd dan geraamd in de tweede suppletoire begroting ( € 3,8 mln.).

Schaderestituties herverzekering leverancierskredieten

Doordat de geraamde schades zich niet gerealiseerd hebben, zijn ook de restituties hiervan achtergebleven. De schaderestituties herverzekering leverancierskredieten zijn € 7,6 mln. lager dan geraamd in de tweede suppletoire begroting.

Onttrekking begrotingsreserve ekv

De storting aan de begrotingsreserve is per saldo € 24,8 mln. hoger. Dit betreft de premies schades die hoger zijn uitgevallen dan bij de tweede suppletoire begroting geraamd (€ 2,1 mln.) en het lager uitvallen van de definitieve schades (€ 22,7 mln.).

2.6 Artikel 6 Btw-compensatiefonds

Verplichtingen en uitgaven

De bijdragen aan gemeenten en provincies zijn lager uitgevallen dan eerder geraamd bij de tweede suppletoire begroting (- € 15,1 mln. voor gemeenten en ‒ € 27,6 mln. voor provincies). De bijstellingen zijn beperkt gezien de omvang van het btw-compensatiefonds (ca. € 3,6 mld.).

Ontvangsten

Bij het Btw-compensatiefonds staan tegenover de (lagere) uitgaven gelijke (lagere) ontvangsten. Zie voor toelichting op lagere ontvangsten daarom de toelichting onder verplichtingen en uitgaven.

2.7 Artikel 9 Douane

Verplichtingen

Personeel

De personele verplichtingen zijn voor € 17,2 mln. lager uitgevallen dan geraamd bij de tweede suppletoire begroting. Dit komt enerzijds omdat het aantal te vervullen vacatures in 2020 niet is gehaald (circa € 5 mln. op eigen personeel) en anderzijds omdat een deel van de verplichtingen (circa € 12,3 mln. op inhuur externen) in art. 1 van de Belastingdienst zijn gerealiseerd.

Overige opdrachten

Er zijn meer verplichtingen aangegaan voor overige opdrachten dan geraamd bij de tweede suppletoire begroting (circa € 11,0 mln.), hetgeen deels ziet op een correctie die op verzoek van de ADR is doorgevoerd. Door een vertraging van een bestelling van scanapparatuur vallen deze verplichtingen echter ook deels lager uit dan verwacht (circa ‒ € 3,7 mln.), hetgeen per saldo resulteert in een hogere verplichting dan was geraamd voor in totaal € 7,3 mln.

Uitgaven

Personeel

De uitgaven ten aanzien van het personeel zijn € 5,3 mln. lager uitgevallen dan eerder geraamd bij de tweede suppletoire begroting. Dit komt omdat het aantal te vervullen vacatures in 2020 niet is gehaald.

Opdrachten

De uitgaven voor opdrachten vallen € 5,8 mln. lager uit dan bij de tweede suppletoire begroting geraamd. Dit is onder meer het gevolg van de vertraagde aanschaf van scanapparatuur en accijnszegels (- € 3,7 mln.) en het lager uitvallen van (ICT gerelateerde) uitgaven (- € 2,1 mln.) aan de inrichting van het werkverdeelpunt, Douanewetboek van de Unie (DWU) en Data Center Services (DCS).

3 Niet-Beleidsartikelen

3.1 Artikel 8 Apparaat kerndepartement

Verplichtingen

Eigen personeel

De realisatie op eigen personeel is € 5,2 mln. lager uitgevallen dan geraamd in de tweede suppletoire begroting. Dit wordt veroorzaakt door een combinatie van onderbezetting, tijdelijk leegstaande vacatures door uit- en doorstroom van medewerkers, moeilijk opvulbare functies en lagere exploitatiekosten vanwege de coronacrisis.

Inhuur externen

De realisatie op inhuur externen is € 5,6 mln. hoger uitgevallen dan geraamd in de tweede suppletoire begroting. Er is onder andere extra ingehuurd om de onderbezetting op eigen personeel te compenseren en er zijn externen ingehuurd vanwege specifieke kennis die noodzakelijk was.

ICT

De realisatie op ICT is € 4,8 mln. lager uitgevallen dan geraamd in de tweede suppletorie begroting. Dit komt doordat ICT-projecten en het ICT-beheer achterblijven.

Uitgaven

Eigen personeel

De realisatie op eigen personeel is € 5,9 mln. lager uitgevallen dan geraamd in de tweede suppletoire begroting. Dit wordt veroorzaakt door een combinatie van onderbezetting, tijdelijk leegstaande vacatures door uit- en doorstroom van medewerkers, moeilijk opvulbare functies en lagere exploitatiekosten vanwege de coronacrisis.

Ontvangsten

Apparaatontvangsten

De ontvangsten bij Domeinen Roerende Zaken en de Rijksacademie zijn € 6,0 mln. hoger uitvallen dan geraamd in de tweede suppletoire begroting. Bij Domeinen Roerende Zaken vallen de ontvangsten hoger uit vanwege de incidentele verkoop van een partij munten. Bij de Rijksacademie vallen de ontvangsten hoger uit vanwege historische vorderingen die alsnog voldaan zijn.

4 De beleidsartikelen (Ministerie van Financiën IXA)

4.1 Artikel 11 Financiering staatsschuld

Verplichtingen en uitgaven

Rente

Rentelasten vaste schuld

De rentelasten op de vaste schuld zijn € 16,7 mln. hoger uitgevallen dan eerder werd geraamd bij de tweede suppletorie begroting. Dit is het gevolg van onder andere een iets lagere omvang van de kapitaalmarktfinanciering en door de negatieve rente leidt een lagere schulduitgifte per saldo tot hogere rentelasten.

Rentelasten derivaten kort

De rentelasten op kortlopende derivaten is met € 10,3 mln. hoger uitgevallen dan eerder werd geraamd bij de tweede suppletoire begroting. Dit is met name het gevolg van de ontwikkeling van de kortlopende rente. Daarnaast zijn door de toegenomen omvang van de vlottende schuld meer rentederivaten afgesloten en heeft een deel van deze derivaten langere looptijden dan gebruikelijk.

Ontvangsten

Rente

Rentebaten vlotende schuld

De rentebaten op de vlottende schuld vallen € 43,4 mln. lager uit als gevolg van een lagere omvang van de kortlopende schuld per jaareinde dan eerder werd geraamd bij de tweede suppletoire begroting.

Rente derivaten

De rentebaten op derivaten is met € 91,5 mln. lager uitgevallen dan eerder werd geraamd als gevolg van de gerealiseerde rentepercentages op de variabele delen van de renteswaps en als gevolg van de voortijdige beëindiging van rentederivaten.

Voortijdige beëindiging derivaten

Het Agentschap heeft eind 2020 nog rentederivaten voortijdig beëindigd. Dit wordt gedaan om het renterisico op de schuldportefeuille bij te sturen. Bij de voortijdige beëindiging van renteswaps wordt de netto contante waarde van de toekomstige rentestromen in één keer ontvangen in het jaar waarin de voortijdige beëindigingen van derivaten plaatsvinden (+ € 1,3 mld.).

Leningen

Uitgifte vaste schuld

Het kastekort is € 3,8 mld. lager uitgevallen dan bij tweede suppletoire begroting werd geraamd als gevolg van meer belastinginkomsten en minder uitgaven dan verwacht. Hierdoor was minder schulduitgifte op de kapitaalmarkt nodig dan voorzien, waardoor minder staatsobligaties zijn geveild dan verwacht.

Mutatie vlottende schuld

De omvang van de vlottende schuld is eind 2020 € 3,2 mld. lager uitgevallen dan bij de tweede suppletoire begroting werd geraamd als gevolg van meer belastinginkomsten en minder uitgaven dan verwacht. Hierdoor was minder schulduitgifte op de geldmarkt nodig dan voorzien.

4.2 Artikel 12 Kasbeheer

Verplichtingen en uitgaven

Leningen

Het bedrag aan verstrekte leningen is € 58,8 mln. hoger dan bij de twee suppletoire begroting werd geraamd. De leningen verstrekt aan de agentschappen zijn € 53,1 mln. hoger uitgevallen dan geraamd. De leningen verstrekt aan RWT’s zijn € 5,7 mln. hoger uitgevallen dan geraamd.

Mutaties in rekening-courant en deposito’s

Het saldo op de rekening-courant van de agentschappen is met € 56,3 mln. afgenomen.

Ontvangsten

Mutaties in rekening courant en deposito's

Per saldo is er door de sociale fondsen, RWT’s en decentrale overheden gezamenlijk meer geld op de rekening-courant aangehouden dan bij de tweede suppletoire begroting werd geraamd. De toename van het saldo van de rekening-courant van de sociale fondsen is circa € 1,0 mld. hoger uitgevallen. Het saldo van de rekening-courant van de RWT’s is met circa € 934 mln. toegenomen en het saldo van de rekening-courant van decentrale overheden is met circa € 621 mln. toegenomen.


X Noot
1

Kamerstukken II 2020-2021, 31 066, nr, 772

X Noot
2

Kamerstukken II 2020-2021, 33532, nr. 89

X Noot
3

Kamerstukken II, 2019-2020, 29 232 nr. 41

X Noot
4

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 505 nr. 1

Naar boven