35 807 Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het stellen van tijdelijke regels over de inzet van testbewijzen bij de bestrijding van het virus SARS-CoV-2 (Tijdelijke wet testbewijzen covid-19)

Nr. 16 NADER VERSLAG

Vastgesteld 29 april 2021

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft na kennisneming van de ontvangen Nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstuk 35 807, nr. 10) en de nota van wijziging (Kamerstuk 35 807, nr. 11) nog behoefte nadere vragen en opmerkingen aan de regering voor te leggen.

Onder het voorbehoud dat de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

       

I.

Algemeen

1

       
 

1.

Inleiding

1

 

2.

Hoofdlijnen van het voorstel

8

 

3.

Verhouding tot andere regelgeving

11

 

4.

Toezicht en handhaving

11

 

5.

Financiële gevolgen

11

       

II.

Artikelsgewijs

12

I. ALGEMEEN

1. INLEIDING

De leden van de VVD-fractie hebben nog een paar vragen, die anders in het debat aan de orde waren gesteld.

De leden van de VVD-fractie willen graag een uitgebreide duiding van de regering van het advies van het Outbreak Management Team (OMT) van 26 april jl. over het tussentijdse advies van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC). Wat betekent dit nu precies? In hoeverre neemt het OMT-advies het tussentijdse ECDC-advies van 21 april jl. nu over? Wat bedoelt het OMT precies met het wachten op het European Digital Pass, want dat is toch niet een onderzoek naar het nog besmettelijk kunnen zijn van gevaccineerden? Wat vindt de regering met het OMT-advies in de hand van het ECDC-advies? Wanneer verschijnt het advies van de Gezondheidsraad over deze problematiek? En wat is exact de vraag geweest aan de Gezondheidsraad waarover ze een advies moeten uitbrengen?

De leden van de VVD-fractie lezen in de nota naar aanleiding van verslag dat wordt aangegeven dat de algemene maatregel van bestuur (AMvB) om de vaccinatiebewijzen gelijk te stellen pas wordt opgesteld wanneer is vastgesteld dat het risico vergelijkbaar is. Is het niet logischer dat nu al voor te breiden en klaar te hebben liggen voor medio mei 2021 als het advies van de Gezondheidsraad er is?

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag. Genoemde leden willen daarover allereerst het volgende opmerken. Deze leden begrijpen dat gezien de korte termijn voor beantwoording, het lastig was deze op alle vragen volledig en uitputtend te maken. Maar we spreken hier over een gewichtig en ingrijpend wetsvoorstel, dat raakt aan diverse grondrechten. Een voorstel waar bovendien verscheidene maanden aan is gewerkt door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Bij een dergelijk voorstel mag de Tweede Kamer als controlerende en medewetgevende macht verwachten dat er deugdelijke, specifieke antwoorden volgen. Niet dat er veelvuldig op een set specifieke vragen wordt terugverwezen naar een generiek antwoord op een eerdere enkele vraag, of dat daarop een nieuw generiek antwoord volgt. Als de regering van mening is dat zij geen andere optie ziet gezien de geboden haast, dan had zij die haast zelf moeten maken. Er werd hier immers al vele maanden eerder over gesproken, door Kamer en kabinet. Gezien de beperkte en onvolledige beantwoording, zullen de genoemde leden verscheidene vragen uit het vorige verslag herhalen, met het verzoek daarop nu wel concrete, individuele antwoorden te krijgen. Zo niet, zullen deze vragen nogmaals terugkomen.

De leden van de D66-fractie wensen allereerst een concrete beantwoording te ontvangen op hun vragen bij de vormgeving van het voorliggende wetsvoorstel, dat primair ziet op testbewijzen. Genoemde leden lezen dat bij indiening van het voorstel nog niet te bepalen was op welk moment en voor welke van deze activiteiten en voorzieningen testbewijzen feitelijk zullen worden ingezet. Dit zal per sector verschillen en hangt af van de actuele omstandigheden, de dan geldende maatregelen, de effectiviteit, de praktische uitvoerbaarheid en de testbereidheid. Gelet op het feit dat al deze onzekerheden nog in lagere regelgeving worden ingekleurd, vragen deze leden de regering waarom er in dit wetsvoorstel wel al voor wordt gekozen dat dit wetsvoorstel primair de voorwaarden voor toegang via testbewijzen regelt en slechts één artikel bevat dat mogelijke gelijkstelling regelt voor andere documenten, zoals een vaccinatiebewijs en immuniteitsbewijs, in een aparte AMvB. Daarbij komt dan ook nog de eis dat «met betrekking tot het virus SARS-CoV-2 kan worden vastgesteld dat een vergelijkbare kans op overdracht van het virus SARS-CoV-2 bestaat.» Zou het volgens de regering niet veel logischer zijn de wet zo vorm te geven dat deze de kaders voor de verschillende typen bewijzen regelt, waarna een onderscheid daartussen – indien gewenst – in de lagere regelgeving kan worden gemaakt? Of vindt de regering het prudent dat voor testbewijzen nu vele wettelijke waarborgen worden verankerd, en deze bij mogelijk gebruik van een vaccinatiebewijs slechts in een Algemene Maatregel van AMvB ingrijpend? Wat rechtvaardigt het om deze knip nu reeds te maken?

De leden van de D66-fractie willen ook graag een deugdelijke reflectie op hun kanttekeningen vanuit epidemiologisch opzicht. Van vaccinatie is inmiddels bekend dat het voor een wezenlijk deel de transmissie van het virus vermindert, volgens het ECDC tot wel 60%.1 Terwijl sneltesten slechts 58% van de positieve gevallen detecteren als mensen zich zonder klachten laten testen.2 Deze leden merken daarbij op dat het testen voor toegang bedoeld is voor mensen zonder klachten. Waarop stoelt de regering derhalve haar voorkeur voor testbewijzen? Kan zij daarbij ingaan op het feit dat andere landen, zoals Denemarken, het vaccinatiebewijs reeds inzetten voor toegang?

De leden van de D66-fractie wensen in de derde plaats een helder antwoord op hun vragen aangaande het criterium in artikel 58rf., waar is opgenomen dat «met een testuitslag worden gelijkgesteld een daarbij aan te wijzen document, waaronder een bewijs van vaccinatie tegen covid-19 of een medische verklaring, indien op basis daarvan met betrekking tot het virus SARS-CoV-2 kan worden vastgesteld dat een vergelijkbare kans op overdracht van het virus SARS-CoV-2 bestaat.» Acht de regering deze bewijzen werkelijk onderling vergelijkbaar?

De leden van de D66-fractie roepen graag in herinnering wat de regering hier in een ander geval over schreef: bij het Europees vaccinatiepaspoort, de Digital Green Certificate. In het verslag van het schriftelijk overleg over de kabinetsappreciatie Digital Green Certificate, stelt de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: «Om (in)directe vaccinatieplicht te voorkomen, moet een recent negatief testbewijs – of mogelijk een herstelbewijs na een doorgemaakte infectie – als gelijkwaardig alternatief worden gesteld aan het vaccinatiebewijs. Het is echter niet mogelijk om een kwantitatieve uitspraak te doen over de mate van gelijkwaardigheid. Het gaat om het bewust aanvaarden van een klein restrisico als een geaccepteerde marge, gelet op de grote belangen die hier spelen voor de maatschappij.»3 Deze leden concluderen hieruit dat het ook volgens de Minister zelf letterlijk niet mogelijk is een kwantitatieve uitspraak te doen over de mate van gelijkwaardigheid. Is de regering in dit licht bereid de eis van een «vergelijkbare kans op overdracht» voor andersoortige bewijzen te laten varen, en deze in een nota van wijziging te laten vervallen? Zo nee, waarom niet? Wat voegt dit strikte criterium toe ten opzichte van adviezen van onder meer het OMT? Graag op iedere individuele vraag een antwoord.

De leden van de D66-fractie stellen voorts vast dat volgens de Minister het negatief testbewijs – en mogelijk een herstelbewijs – ondanks de onmogelijkheid van een kwantitatieve uitspraak als gelijkwaardig alternatief moet worden gesteld aan het vaccinatiebewijs. Geldt dat bij dit wetsvoorstel dan ook? Zo nee, wat maakt de situatie bij het Europese vaccinatiepaspoort anders dan bij het gebruiken van bewijzen voor toegang? Zo ja, waarom trekt het voorliggend wetsvoorstel een vaccinatiebewijs en testbewijs niet reeds gelijk in het hele voorstel?

De leden van de D66-fractie ontvangen graag ook een reactie van de regering op de eigen woorden van de Minister dat het «gaat om het bewust aanvaarden van een klein restrisico als een geaccepteerde marge, gelet op de grote belangen die hier spelen voor de maatschappij.» Onderschrijft de regering deze woorden – van 13 april jl. – nog steeds?

De leden van de D66-fractie vragen tevens inzage op welk moment de keuze voor dit onderscheid is gemaakt, in welk gremium en of en wanneer dit met verloop van tijd nog is heroverwogen?

De leden van de D66-fractie lichten op dit punt ook graag de reactie van de regering op de afdeling advisering van de Raad van State uit. De regering geeft aan dat de verordening voor het Digitaal Groen Certificaat naar verwachting in juni 2021 in werking treden, en stelt daarop: «De grondslag in het wetsvoorstel om een vaccinatiebewijs gelijk te stellen met een testbewijs is daarom zowel qua inhoud, als planning niet voorbarig in het licht van de aanstaande verordening». Als de regering de gelijkstelling geenszins prematuur acht, waarom verankert zij het testbewijs en vaccinatiebewijs dan niet daadwerkelijk in gelijke mate in het voorliggende voorstel?

De leden van de D66-fractie vragen voorts nogmaals om meer inzicht in het verloop van het wetstraject, en de vraag waarom het wetsvoorstel (pas) op dit tijdstip naar de Tweede Kamer komt. Deze leden ontvangen graag een precies overzicht van data waarin zowel alle stappen van de voorbereidingsfase als het formele wetstraject worden vermeld. Ook willen zij weten hoeveel FTE hiervoor is ingezet.

De leden van de PVV-fractie zijn teleurgesteld in de antwoorden in de nota naar aanleiding van het verslag. De antwoorden zijn rommelig, incompleet en spreken elkaar tegen. De antwoorden roepen extra vragen op. Genoemde leden zullen beperken zich tot degene die hen het meeste dwars zitten. Deze leden vragen de regering de vragen zoals gesteld onder vraag 14 compleet, allemaal en los van elkaar te beantwoorden. Zo ook de vragen hieronder. Gaarne geen samenvoegingen, want dan wordt een deel van de vragen niet beantwoordt.

Het binnendringen in de neusholte is een invasieve handeling, zo stellen de leden van de PVV-fractie. Waarop baseert de regering dat alle testen waarvan een testbewijs kan worden gegenereerd niet of nauwelijks invasief zijn? Waarop concludeert de regering dat het binnendringen proportioneel zou zijn? Is daar onderzoek naar gedaan? Zo ja, wat zijn de uitkomsten daarvan?

Wat is de bedoeling van de 14 miljoen zelftests die verspreid zijn onder basisscholen? De leden van de PVV-fractie begrijpen dat er leerkrachten of ouders van kinderen kunnen zijn die een verhoogd risico lopen op een ernstig verloop van COVID-19, maar schrikken nogal van de stap die genomen wordt zonder dat het parlement daarover heeft beslist. Hoe ziet de regering dit voor zich? Gaan juffen en meesters naar eigen inzicht de zeer kleine neusholte van hun leerlingen met lange wattenstokjes binnendringen? Wat als een kind zich verzet? Wat is de juridische grondslag hiervoor?

De neusholtes van kinderen zijn nog niet volgroeid, vaak zitten ze langdurig «vol». Ouders kunnen beter dan juffen of meesters inschatten of de volle neus van hun dochtertje of zoontje normale klachten zijn en het kind gezond is, of dat ze de klachten niet te duiden zijn. Als scholen zelf gaan testen gaan ze hieraan voorbij. Wat is de rechtvaardiging daarvoor?

De regering stelt in haar antwoorden dat zelftests niet voldoende zijn en dat voor de wet die voorligt een registratie, plus een test uitgevoerd door een professionele medewerker van een commerciële partij of de GGD nodig is. Waarom stapt de regering daarvan af bij de scholen? Wat als het misgaat en de juf of meester veroorzaakt schade in de neusholte? Wie is er dan juridisch aanspreekbaar?

Andersom geredeneerd, waarom worden voor het onderwijs zelftesten beschikbaar gesteld en wordt dit niet gedaan voor de toegang van evenementen en activiteiten waarvoor een testverplichting geldt, zodat je ook niet te maken krijgt met de registratie van persoonsgegevens?

De regering stelt dat op het testbewijs slechts de naam en geboortedatum van de geteste persoon worden getoond, maar het is toch waar dat er WEL een behandelrelatie aangegaan wordt bij het afnemen van de test door een commerciële partij of de GGD en dat daarvoor nog steeds het Burgerservicenummer (BSN) en dus de gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie voor persoonsgegevens (GBA) worden gegenereerd?

Op welk moment worden testbewijzen in het onderwijs verplicht? Is de datum die de regering aangeeft proportioneel, aangezien de verwachting is dat op korte termijn veel mensen een natuurlijk doorgemaakte infectie hebben gehad (20–30%) en dat de vrijwillige vaccinatie van mensen uit de risicogroep in mei is afgerond?

Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie Verhoeven c.s. (Kamerstuk 27 529, nr. 253) waarin verzocht wordt onderzoek te doen naar een tijdelijk BSN dat per transactie kan worden gegenereerd? Waarom is dit niet opgenomen in voorliggende wet? De Kamer heeft toch in zeer ruime meerderheid aangegeven niet meer het BSN te willen inzetten als het ook zonder kan? Waarom negeert de regering deze wens van de Tweede Kamer?

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag. Genoemde leden hebben een aantal aanvullende vragen naar aanleiding van de antwoorden van de regering.

De leden van de SP-fractie vinden de reactie van de regering op de vraag wat de meerwaarde en noodzaak is van een testsamenleving onvoldoende beantwoord. Hoewel de regering stelt dat we niet naar een testsamenleving toegaan, is dat uiterst onzeker, aangezien nog onbekend is of de huidige vaccins voldoende bescherming kunnen bieden tegen nieuwe varianten en het onduidelijk is hoelang het coronavirus zorgt voor een hoge mate aan besmettingen en ziekenhuisopnames. Dit maakt het volgens deze leden onzeker hoe lang de voorgestelde wetgeving gaat duren. Kan de regering hier nader op ingaan?

Ook vragen de leden van de SP-fractie de regering in hoeverre commerciële belangen botsen met maatschappelijke en persoonlijke belangen van mensen. Waarom worden straks wel massa-evenementen toegestaan, maar zijn mensen ook gehouden aan een maximum van twee bezoekers per dag thuis? Zijn massa-evenementen nu überhaupt wel verstandig gezien de hoge druk op de zorg en het feit dat de reguliere zorg momenteel sterk is afgebouwd?

De tweedeling in de samenleving wordt volgens de leden van de SP-fractie ernstig versterkt in het voorliggende wetsvoorstel. De € 7,50 die vanaf juli moet worden betaald voor een testbewijs is voor veel mensen veel geld, zeker voor mensen die het (financieel) zwaar hebben (gehad) tijdens de voortdurende crisis. Maar ook de klassencomponent heeft de regering behoorlijk over het hoofd gezien. Door deze kosten bij individuen neer te leggen ontstaat namelijk een situatie waarin mensen met veel geld meer toegang krijgen tot het heropenen van de samenleving dan mensen met een laag inkomen. Kan de regering daar nogmaals nader op ingaan? En vindt de regering het eerlijk dat mensen met een kwetsbare gezondheid of ziekte, die het wellicht moeilijk aandurven om een activiteit of evenement te bezoeken uit angst om besmet te raken, af te schepen met digitale uitzendingen? Vindt de regering nu werkelijk dat online meekijken een goed alternatief is voor deze mensen? Moeten mensen met een kwetsbare gezondheid of een ziekte nog maandenlang extra thuis zitten, omdat voor deze groep mensen vrijheden enkel online mogelijk wordt gemaakt? Hoe zit dat bijvoorbeeld met de groep mensen die digitaal niet vaardig zijn? Zijn er andere alternatieven overwogen voor deze groep mensen? Genoemde leden vragen om een uitgebreide toelichting over deze tweedeling in de samenleving en hoe dit zich verhoudt tot het advies van de Gezondheidsraad waarin is benadrukt dat er sprake moet zijn van gelijke (financiële) toegang tot testmogelijkheden en -bewijzen voor iedereen en dat hierbij geen sprake mag zijn van discriminatie. Daarnaast is het voor de leden van de SP-fractie nog onduidelijk voor welke evenementen deze € 7,50 zal worden moeten betaald. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport noemde in het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus van 22 april 2021 het voorbeeld van «heel grote festivals». Betekent dit dat een minimumgrootte van evenementen zal worden vastgesteld waarbij deze bijdrage niet hoeft te worden betaald? Zo ja, wat zal deze minimumgrootte zijn? Zo nee, betekent dit dat er een mogelijkheid blijft bestaan dat mensen ook € 7,50 moeten betalen voor een test voor kleine evenementen en activiteiten, indien de ontwikkeling van de epidemiologische situatie tegenvalt?

De leden van de SP-fractie hebben vragen gesteld over het aantal reisbewegingen die gemaakt worden door het toestaan van activiteiten en evenementen en wat de effecten daarvan zijn op het aantal besmettingen en de druk op de zorg. In de antwoorden lezen deze leden dat het OMT naar advies hierover gevraagd zal worden. Waarom is dit advies niet gevraagd bij de voorbereiding van deze wet? Kan de regering dit nader toelichten?

Voorts vragen de leden van de SP-fractie waarom de regering verzuimd heeft te antwoorden op de vraag van de leden om de reeds ingediende Kamervragen De pilots met testbewijzen4 en Het bericht dat het ministerie in strijd met de wet, en zonder toezicht 925 miljoen euro stort voor entreetesten5 apart en in de nota naar aanleiding van het verslag te beantwoorden. Wil de regering dit alsnog doen? Zo nee, wat is de reden dat de regering dit niet wil doen?

De leden van de SP-fractie vinden het onbegrijpelijk dat de regering ervoor kiest om de inzet van testbewijzen commercieel te regelen, maar de rekening op een publieke wijze laat betalen. Kan de regering nogmaals ingaan waarom hiervoor gekozen is, aangezien de regering er ook voor had kunnen kiezen om de € 1.1 miljard te investeren in de GGD’en in plaats van commerciële aanbieders? Kan de regering de eerder gestelde vraag van de leden nu wel beantwoorden over waarom niet gekozen is voor een strikte scheiding van de twee testsporen binnen de infrastructuur van de GGD’en?

Indien de wet in werking treedt kunnen mensen ook een negatieve test laten zien die ze bij een GGD hebben gekregen. De regering stelt echter in haar beantwoording dat wanneer sprake is van «shop’gedrag van mensen bij de GGD-teststraten, ervoor gekozen kan worden om geen negatieve testbewijzen af te laten geven. De leden van de SP-fractie willen graag weten wie dan bepaalt dat mensen geen negatief testbewijs meekrijgen. Hoe is «shop’gedrag te bewijzen en willen de GGD’en deze taak wel hebben?

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de nota n.a.v. het verslag. De antwoorden op de eerder gestelde vragen in de eerste schriftelijke ronde riepen bij deze leden soms meer vragen op dan dat ze helderheid verschaften. Vandaar de volgende aanvullende vragen.

De leden van de PvdA-fractie zijn zich bewust van het feit dat het voorliggende wetsvoorstel vooral een wettelijk kader moet bieden voor het introduceren van testbewijzen en dat de nadere concretere invulling daarvan via onderliggende regelgeving zal moeten gebeuren. Toch menen deze leden dat het op een aantal punten te onduidelijk is wanneer, op welke wijze en voor hoe lang eventueel testbewijzen nodig kunnen zijn. Wat dat laatste betreft lezen deze leden dat (bijvoorbeeld bij het antwoord op de eerdere vraag 64) de inzet van testbewijzen niet meer noodzakelijk zal zijn als testbewijzen geen toegevoegde waarde meer hebben. Dat lezen genoemde leden als «testbewijzen zijn niet nodig als ze niet meer nodig zijn». Dat achten deze leden als te onbepaald. Eveneens achten deze leden het te onbepaald als steeds wordt gesteld dat de inzet van testbewijzen mede zal gebeuren aan de hand van de epidemiologische situatie. Daarbij wordt weliswaar verwezen naar de routekaart of het openingsplan, maar er wordt geen enkele concrete invulling gegeven aan bij welke (epidemiologische) situatie testbewijzen wel of niet ingesteld worden. Genoemde leden menen dat de routekaart of het openingsplan geen grondslag kunnen zijn voor onder welke voorwaarden testbewijzen ingevoerd gaan worden. Deze leden hebben meer wettelijke houvast nodig om in te kunnen stemmen met een wetsvoorstel dat toch meerdere grondrechten van burgers kan gaan raken. Kan de regering hier nader op in gaan?

De leden van de PvdA-fractie lezen in meerdere antwoorden in de nota naar aanleiding van het verslag dat het afhankelijk is van de epidemiologische situatie. Deze leden willen graag weten wel concrete criteria daarvoor gelden en bij welke waarden testbewijzen ingevoerd kunnen gaan worden?

De leden van de PvdA-fractie vinden de onderbouwing van de stelling dat nog niet duidelijk is of gevaccineerde personen een risico vormen voor de verspreiding van het virus niet toereikend. Kunt u hier nader op ingaan? Genoemde leden menen dat een negatieve test evenmin een volledige garantie geeft op het niet verder verspreiden van het virus. Bovendien zouden deze leden erop willen wijzen dat meerdere andere landen, waaronder EU-lidstaten, voor het verlenen van toegang het gevaccineerd zijn gelijk stellen aan een negatief testbewijs. Kan de Minister hier nader op ingaan?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat zij en ook leden van andere fracties er niet van overtuigd zijn dat een bedrag van € 7.50 als eigen bijdrage voor een test geen financiële drempel voor de toegang tot de niet-essentiële sectoren vormt. Genoemde leden zijn het ook niet met de regering eens dat het online bijwonen van culturele voorstellingen, het online bezoeken van musea of het laten bezorgen van eten of drinken uit de horeca reële alternatieven voor het fysiek aanwezig zijn. Kan de Minister alsnog terugkomen op haar mening en de testen voor iedereen gratis beschikbaar stellen?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben naar aanleiding van de beantwoording van de vragen wederom nog een aantal vragen voor de regering.

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat het doel van de inzet van testbewijzen ambigu is. Onderhavig wetsvoorstel maakt het mogelijk om in een breed aantal sectoren testbewijzen in te kunnen zetten, maar in de communicatie-uiting van de Minister wordt vooral gehamerd op «grotere evenementen». Genoemde leden wijzen erop dat de huidige opzet niet laagdrempelig is, omdat het van burgers én vraagt een eigen bijdrage te betalen van € 7,50 én vraagt om naar een teststraat af te reizen. Kan de regering zich voorstellen dat dit een hoge drempel opwerpt en hoe kijkt zij naar de inzet van – al dan niet begeleid – zelftesten? De regering stelt dat dat op dit moment niet «opportuun» is, omdat er niet kan worden gecontroleerd of iemand de test zelf heeft uitgevoerd. Kan de regering omschrijven hoe dergelijke fraude eruit zou zien? Iedere zelftest kent immers een unieke (bar)code en de technologie om iedere zelftest uniek te registeren bestaat al. Ziet de regering daadwerkelijk voor zich dat burgers zodoende eerst een zelftest aanschaffen, vervolgens een ander laten testen en deze unieke testuitslag te gebruiken als testbewijs? Hoeveel burgers, zo schat de regering, zouden hiermee frauderen? Wat zou de intentie zijn van de fraudeur? En staat dit in verhouding met het aanzienlijk laagdrempeliger maken van een dergelijke test? De regering stelt dat een gemiddelde prijs van een gevalideerde antigeentest circa € 5 betreft, terwijl de kosten per testbewijs, vanwege overhead en winstmarge, circa € 30 betreft. Staat dit nog met elkaar in verhouding, vragen genoemde leden de regering?

De regering stelt dat toegangstesten «weer van waarde» kunnen zijn om sectoren open te houden of minder beperkende maatregelen op te leggen, mocht de bescherming van de huidige lichting vaccins te zijner tijd tegenvallen vanwege de verspreiding van zorgwekkende nieuwe varianten. Is de regering van mening dat de huidige opzet met een eigen bijdrage per testbewijs en het niet inzetten van zelftesten, een toekomstbestendige infrastructuur is voor een dergelijk scenario? Tevens valt onderhavig wetsvoorstel onder de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 (TWM). Ziet de regering mogelijkheden om enkele instrumenten wel te gebruiken in een dergelijk scenario, maar tegelijkertijd niet de volledige TWM van stal te halen?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of Lead Healthcare betrokken is geweest bij de totstandkoming van onderhavig wetsvoorstel. Zo ja, hoe zag deze betrokkenheid er uit? Kan de regering hier gedetailleerd op ingaan? Zijn in het proces van onderhavig wetsvoorstel ook criticasters gesproken over de gekozen opzet? Zo ja, wie waren deze criticasters en wat was de voornaamste kritiek? Wat heeft de regering met deze input gedaan?

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag. Zij danken de regering voor de beantwoording. De antwoorden van de regering riep bij de leden van de SGP-fractie een enkele vervolgvraag op.

De leden van de BBB-fractie vragen aan de regering of iemand nou wel of niet moet testen als iemand al kan aantonen dat hij/zij gevaccineerd is.

Andere Europese landen stellen een vaccinatiebewijs gelijk aan een testbewijs. Wat is dan de definitie van een vaccinatiebewijs?

2. HOOFDLIJNEN VAN HET VOORSTEL

2.1 Afwegings- en toetsingskader

De leden van de D66-fractie vragen de regering – mede op basis van ervaringen uit het buitenland – een indicatie te geven hoe lang testbewijzen noodzakelijk zijn als het thans geldende vaccinatieschema verwezenlijkt wordt? Bij welke signaalwaarden geldt de noodzakelijkheid van het wetsvoorstel niet langer, en wanneer worden deze waarden in prognoses van het RIVM bereikt? Als de regering hier geen waarden of vaccinatiegraad aan koppelt, hoe gaat zij het dan bepalen? Of heeft de regering deze indicatoren nu nog niet te bepalen?

De leden van de D66-fractie zullen hun bezwaren tegen de eigen bijdrage niet opnieuw uiteenzetten in dit verslag. Wel vragen zij of de regering kan bevestigen dat het oorspronkelijke «maximale» bedrag van € 7,50 inmiddels is verworden tot een vast bedrag van € 7,50? Zo wordt de rekensom in de nota naar aanleiding van het verslag immers wel gemaakt.

2.2 Niet-essentiële sectoren

In de schriftelijke beantwoording gaf de regering aan te verwachten dat we begin juli de vijf stappen uit het openingsplan al hebben doorlopen. De leden van de CDA-fractie vragen wat er gebeurt als we tegen die tijd nog niet bij stap vijf zijn Wordt dan ook de invoerdatum van de eigen bijdrage opgeschoven? Kan de Minister een inschatting geven wat de extra kosten zullen zijn voor de belastingbetaler als er geen bijdrage wordt gevraagd?

De leden van de CDA-fractie vragen of de uitkomst van de Open House-constructie inmiddels bekend is (van Stichting Open Nederland). Wanneer wordt de aanbesteding in de markt gezet?

De leden van de SP-fractie hebben de regering gevraagd of mensen die werken op locaties zich ook verplicht moeten laten testen. Gelukkig is dat niet het geval, maar hoe is nu precies die bescherming geregeld voor personeel als er sprake is van dwang? Is het indienen van een klacht of zelfs een mogelijke gang naar de rechter hier echt wenselijk? Zijn er alternatieven onderzocht waarbij werknemers zich ergens buiten hun eigen organisatie kunnen melden als zij gedwongen getest moeten worden door hun werkgever? Waarom wordt een onderscheid gemaakt met vrijwilligers die zich wel verplicht moeten laten testen als zij komen helpen op een locatie? Moeten zij iedere keer een negatieve test aantonen? En moeten vrijwilligers die helpen bij grote evenementen dan ook allemaal € 7,50 per test betalen?

De leden van de SGP-fractie lezen in antwoord op vraag 84 in de nota naar aanleiding van het verslag het volgende: «(...) Voor ondernemers van sectoren waar het testbewijs wel juridisch verplicht wordt gesteld, staat het hen altijd vrij om al dan niet deel te nemen. Als zij besluiten dit niet te doen, blijven de dan geldende maatregelen van kracht, kunnen de bestaande protocollen die eerder zijn opgesteld opnieuw worden toegepast, en is geen eerdere openstelling of verruiming van de voorwaarden bij openstelling mogelijk.»

De leden van de SGP-fractie vragen zich af hoe dit precies uitgewerkt wordt. Hoe verhoudt een «juridische verplichting» voor een testbewijs zich tot de stelling dat het «ondernemers altijd vrij staat om al dan niet deel te nemen»? Komt er in de ministeriële regeling een bepaling welke regels gelden voor ondernemers die zich niet aan de testbewijsplicht wensen te houden? Zou dit niet op wetsniveau moeten worden geregeld? Als voorbeeld noemen deze leden de horeca. Betekent dit concreet dat wanneer een horecaondernemer weigert om een toegangsbeleid te voeren met een toegangstest, dat hij dan bijvoorbeeld minder klanten mag verwelkomen dan zijn collega-ondernemer die daar wel toe bereid is?

2.3. Onderwijs

De leden van de D66-fractie constateren dat het voorliggende wetsvoorstel de grondslag creëert om in de toekomst indien nodig testwijzen voor studenten in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en het hoger onderwijs (ho) verplicht te stellen. Een van de randvoorwaarden is dat onderwijsinstellingen ervoor zorg dienen te dragen dat hun studenten zich kunnen laten testen. Genoemde leden is nog niet geheel helder hoe die verantwoordelijkheid voor de testinfrastructuur door onderwijsinstellingen mag worden ingekleurd. Mag dit ook door middel van testen bij de instelling ter plekke? Zo ja, aan welke criteria moet dan concreet worden voldaan? Zo nee, kunnen zij capaciteit reserveren bij de commerciële teststraten die voor testen voor toegang worden opgezet? Wat als die niet afdoende blijkt? Deze leden vragen op dit punt om een reflectie van de regering op de eigen sceptische overwegingen op de vraag of de testcapaciteit 400.000 testen per dag te allen tijde genoeg zal zijn.

De leden van de SP-fractie hebben een vraag over de kosten van testbewijzen in het onderwijs. De regering geeft aan nog te bezien of het testen voor toegang tot het onderwijs gratis gehouden kan worden. Is de regering voornemens om hier kosten aan te gaan verbinden? Kan de regering hun voornemens op dit punt nader toelichten?

2.4 Testen en teststrategieën

De leden van de SP-fractie vinden het erg zorgelijk dat deze wet een grondslag biedt aan het gelijkstellen van een vaccinatiebewijs aan een testbewijs. Is het juist dat in de voorliggende wet enkel een vaccinatiebewijs kan worden ingesteld als wetenschappelijk onderbouwd is dat gevaccineerde mensen voldoende beschermd zijn? Waarom wordt dit eventueel geregeld via een AMvB en wordt die AMvB dan vooraf naar de Tweede Kamer gestuurd? Waarom wordt dit niet in een apart wetsvoorstel geregeld, zoals ook de Raad van State adviseert? Geeft het vaccinactiebewijs in de voorliggende wet alleen toegang tot bepaalde activiteiten en evenementen en geldt het niet als een soort vaccinatiepaspoort voor de hele samenleving? En als een vaccinatiebewijs zou worden voorgesteld, wat voor alternatieven zijn er dan precies voor mensen die die geen testbewijs, vaccinatiebewijs of bewijs van een positief testresultaat willen aantonen? Tenslotte vragen deze leden of de regering de mening deelt dat ook hier weer sprake is van een tweedeling, gezien een vaccinatie gratis is en een testbewijs niet. Kan de regering hier nader op ingaan?

2.5 Testcapaciteit

De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat de testcapaciteit dichtbij georganiseerd wordt. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat als we de bewegingen willen beperken, dat mensen voor een sneltest en testbewijs dan grote afstanden moeten afleggen. Wat is de regionale spreiding van de testpaviljoens in Nederland? Genoemde leden ontvangen graag een overzicht. Wat is met de Stichting Open Nederland afgesproken over de regionale spreiding?

De leden van de D66-fractie willen graag een helder antwoord op de vraag of de testvoorzieningen zo geregeld zijn of worden dat de maximale reisafstand van de plek waar men toegang wenst tot de testlocatie een bepaald aantal kilometer is. En zo ja, om hoeveel kilometer gaat het? Welk aantal kilometer vindt de regering reëel? Of wordt gekeken naar reistijd met bepaalde vervoersmiddelen, en zo ja, welk aantal minuten acht de regering verantwoord? De analyse op postcodeniveau waarover in de nota naar aanleiding van het verslag wordt gesproken, vinden zij nog weinig concreet.

2.6 Testbewijzen

De leden van de SP-fractie lezen in de beantwoording van de regering dat commerciële testaanbieders verplicht zijn een positieve uitslag door te geven aan de GGD. De leden willen weten waarom negatieve uitslagen niet worden doorgegeven. Als er dan toch registraties zijn, waarom wordt er dan niet voor gekozen om alles bij te houden in plaats van enkel een beperkt deel?

3. VERHOUDING TOT ANDERE REGELGEVING

3.1 Nationale wetgeving

De leden van de SP-fractie hebben grote zorgen over ondernemers nu de regering heeft aangegeven de steunpakketten af te bouwen wanneer ondernemers dankzij toegangstesten weer wat inkomsten kunnen genereren. Deze leden wijzen op het feit dat heel veel ondernemers het water aan de lippen staat en dat veel ondernemers hun spaargeld of zelfs hun pensioen hebben aangebroken om overeind te blijven. Genoemde leden vinden het dan ook onbegrijpelijk dat ondernemers moeten blijven werken voor een uitkering, door de asociale partnertoets bijvoorbeeld. Ondernemers zullen namelijk niet ineens grote winsten boeken. Kan de regering garanderen dat ondernemers er op inkomen niet op achteruit zullen gaan?

De leden van de SP-fractie hebben een aantal vragen over de praktische uitwerking van het voorliggende wetsvoorstel. De Raad van State waarschuwde ook al voor de hele serie ministeriële regelingen en AMvB’s. De leden zijn bezorgd dat na de bekrachtiging van de wet het parlement niets meer over de uitwerking te zeggen zal hebben. Kan de regering verduidelijken of de Tweede Kamer met alle zaken vooraf betrokken wordt via een voorhangprocedure?

4. TOEZICHT EN HANDHAVING

Over het toezicht en handhaving van commerciële testaanbieders hebben de leden van de SP-fractie een onvoldoende onderbouwde reactie gekregen van de regering over wie nu precies toezicht houdt en ingrijpt als commerciële aanbieders die toegangstesten aanbieden hun werk verzaken. Wie houdt precies toezicht en welke sancties kunnen worden opgelegd als een aanbieder zijn werk niet goed uitvoert?

5. FINANCIËLE GEVOLGEN

De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering in antwoord op vraag 217 aanneemt dat er geen risico bestaat dat sectoren en activiteiten die niet onder de wet vallen aantrekkelijker zullen worden dan sectoren die wel onder het wetsvoorstel vallen. De regering onderbouwt deze stelling door aan te geven dat ondernemers er altijd voor kunnen kiezen het testbewijs niet in te zetten en open te gaan onder de voorwaarden die gelden zonder inzet van testbewijs. Kan de regering nader onderbouwen in hoeverre zij verwacht dat ondernemers die geen testbewijs inzetten, en dus moeten voldoen aan deze voorwaarden, minder aantrekkelijk of juist aantrekkelijker zijn voor het publiek dan ondernemers die om een testbewijs vragen? Kan de regering dit toelichten?

De leden van de VVD-fractie vinden dat één vraag niet dan wel onvoldoende is beantwoord. Genoemde leden begrijpen dat de kosten van het innen van de eigen bijdrage op € 200.000 wordt geschat. In de antwoorden op vraag 220 Hoe groot worden de kosten voor het Rijk geschat na 1 juli 2021 (op jaarbasis)? Wat is de schatting van de «inkomsten» uit de eigen bijdrage van 7,50 euro? Ofwel wat zouden de kosten zijn indien er geen eigen bijdrage zou zijn? wordt verwezen naar vraag 217, maar daar wordt alleen ingegaan op de inningkosten. Kan vraag 220 alsnog worden beantwoord?

De leden van de VVD-fractie lezen in het antwoord op de eerder gestelde vraag 233 geen onderbouwing over waarom een tussenoplossing zoals een QR-code niet zou kunnen. De regering geeft alleen aan waarom zij een papieren testbewijs toegankelijk vindt. Kan de regering toelichten in hoeverre een QR-code minder toegankelijk is dan een papieren bewijs?

De leden van de D66-fractie vernemen zij graag hoe het in paragraaf 7 uitgewerkte profijtbeginsel zich volgens de regering verhoudt tot mensen die een voucher bezitten en reeds op een eerder tijdstip naar een evenement wilden gaan, maar dit niet konden door de onverwachtse opkomst van het virus. Geldt voor hen het profijtbeginsel onverkort, en zo ja, waarom?

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

Bij de nota van wijziging wordt Artikel 6ba toegevoegd, waarmee mogelijk gemaakt wordt om bij AMvB regels te stellen ter uitvoering van bindende onderdelen van het Europese digitaal groen certificaat. De leden van de CDA-fractie constateren dat deze grondslag niet wordt opgenomen in de artikelen die conform de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 steeds voor een periode van drie maanden verlengd kunnen worden. Betekent dit dat de regering voornemens is deze grondslag definitief in de Wet publieke gezondheid (Wpg) op te nemen? Kan de regering aangeven op welke wijze gegarandeerd wordt dat het niet permanent het geval zal zijn dat het Europees digitaal certificaat nodig is voor reizen binnen de EU? Is tijdelijkheid in de betreffende Verordening (2021/0068(COD)) opgenomen? Zo ja, op welke wijze zal dat doorwerken naar dit artikel 6ba in de Wpg? Komt deze dan te zijner tijd te vervallen?

Artikel 58ra

De leden van de D66-fractie ontvangen graag heldere toelichting waarom de regering er in het voorliggende voorstel voor kiest dat in een krachtens paragraaf 2 van dit hoofdstuk vast te stellen ministeriële regeling wordt bepaald bij welke activiteiten en voorzieningen testbewijzen worden ingezet. Waarom kiest de regering er niet voor dit per AMvB te regelen, zoals ook in artikel 58re voor de gelijkstelling van andere bewijzen wordt voorgesteld? Genoemde leden vragen de regering in haar antwoord de adviesrol van de Raad van State te betrekken.

Artikel 58rb

In artikel 58rb. Voorwaarden staat bij punt c. dat alleen om testbewijzen kan worden gevraagd als voorzorgsmaatregelen zijn getroffen om eventuele maatschappelijke ongewenste effecten ervan, zoals ongelijke toegang tot activiteiten, weg te nemen of te verminderen.

De leden van de BBB-fractie vragen aan de regering welke voorzorgsmaatregel kan worden getroffen als iemand naar een sportwedstrijd wil gaan met een vriend die geen testbewijs heeft. Beide personen of de persoon zonder testbewijs toegang weigeren is een maatschappelijk ongewenst effect. Door het testbewijs als toegangscriterium in te stellen ontstaat er toch per definitie een maatschappelijk ongewenst effect? Is de Minister dat met genoemde leden eens? En zo ja, dan kan deze wet toch nooit toegepast worden en is deze bij voorbaat overbodig?

De fungerend voorzitter van de commissie, Agema

De adjunct-griffier van de commissie, Heller


X Noot
1

European Centre for Disease Prevention and Control, 29 maart 2021, «Risk of SARS-CoV-2 transmission from newly-infected individuals with documented previous infection or vaccination» (https://www.ecdc.europa.eu/en/publications-data/sars-cov-2-transmission-newly-infected-individuals-previous-infection).

X Noot
2

Cochrane, J. Dinnes c.s, 24 maart 2021, «How accurate are rapid tests for diagnosing COVID-19?» https://www.cochrane.org/CD013705/INFECTN_how-accurate-are-rapid-tests-diagnosing-covid-19.

X Noot
3

TK 22 112, nr. 3082, Verslag van een schriftelijk overleg over de kabinetsappreciatie Digital Green Pass, p. 53.

Naar boven