35 795 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Evaluatie van het handelsbeleid – Een open, duurzaam en assertief handelsbeleid

D VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 augustus 2021

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking1 (BDO) hebben kennisgenomen van de mededeling van de Europese Commissie inzake Evaluatie van het handelsbeleid2 van 18 februari 2021 en het BNC-fiche3 over deze mededeling dat op 2 april 2021 naar de Kamer is gestuurd. De leden van de fracties van het CDA, GroenLinks, PvdA, ChristenUnie en Partij voor de Dieren hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen en opmerkingen. De leden van de SP-fractie sluiten zich aan bij de vragen van de leden van de fracties van GroenLinks en Partij voor de Dieren.

De leden van de commissie hebben op 14 juni 2021 een brief gestuurd naar de Minister van Buitenlandse Zaken.

De Minister heeft op 20 juli 2021 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Van Luijk

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Minister van Buitenlandse Zaken,

Den Haag, 14 juni 2021

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) hebben met belangstelling kennisgenomen van de mededeling van de Europese Commissie inzake Evaluatie van het handelsbeleid4 van 18 februari 2021 en het BNC-fiche5 over deze mededeling dat op 2 april 2021 naar de Kamer is gestuurd. De leden van de fracties van het CDA, GroenLinks, PvdA, ChristenUnie en Partij voor de Dieren hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen en opmerkingen. De leden van de SP-fractie sluiten zich graag aan bij de vragen van de leden van de fracties van GroenLinks en Partij voor de Dieren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie staan positief tegenover de voorstellen ten aanzien van de hervormingen voor de EU-handelsstrategie. Niet alleen in Europa, maar ook mondiaal is een level playing field in de handel de best mogelijke manier om alle burgers, waar dan ook, te beschermen. Is er, zo vragen de leden van de CDA-fractie, een indicatie te geven van de voordelen van een open handelsbeleid voor Nederland?

Is er al een schets te geven van de wijze waarop de nieuwe administratie in de Verenigde Staten gaat meewerken aan een herstel van de regels met betrekking tot de geschilbeslechting in WTO-verband?

Zou u kunnen aangeven wat de nieuwe handelsregels betekenen voor de op handen zijnde overeenkomsten en zou daarbij ook gemeld kunnen worden hoe de overeenkomsten die onder ratificatie zijn, zoals de Comprehensive Economic Trade Agreement (CETA), kunnen profiteren van de nieuwe regels?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven de lijn van de Europese Commissie, waarmee duurzaamheid, digitale transitie en het creëren van een sociaal, rechtvaardig globaal handelsveld centraal komen te staan in het handelsbeleid. Wel zetten deze leden de kanttekening dat de uiteindelijke vooruitgang op deze gebieden afhankelijk zal zijn van hoe het EU-handelsbeleid specifiek ingevuld wordt. Hierbij is het – gezien de urgentie en het fundamentele karakter van klimaatverandering en sociale onrechtvaardigheid – volgens hen belangrijk dat de EU hoge eisen stelt en harde doelstellingen zet. Daarnaast willen de leden van de GroenLinks-fractie graag benadrukken dat, naast de verduurzaming van globale handel, ook het lokaliseren van productieketens een belangrijk onderdeel uitmaakt van een duurzame transitie. Vanuit deze denkwijze hebben deze leden enkele vragen.

Welke maatregelen gaat Nederland nemen om te zorgen dat zijn handelsbeleid in de toekomst minder schadelijk is voor de wereld als geheel, op het gebied van klimaatverandering (zoals bijvoorbeeld de enorme verantwoordelijkheid van de Nederlandse landbouwsector voor de kap van de Amazone) en ongelijkheid (onder meer door ons agressieve fiscale klimaat)?

De leden van de GroenLinks-fractie staan positief tegenover het feit dat de EU bij WTO-hervormingen uitgaat van een gemeenschappelijk doel, waarbij ontwikkeling en ecologische en sociale duurzaamheid centraal staan. Klopt het dat ook voor Nederland dit de uitgangspunten zijn, en niet vrijhandel als een op zichzelf staand doel?

In het NL-Spaanse paper over strategische autonomie6 wordt onder meer gesproken over het aanpakken van Europese kwetsbaarheden met betrekking tot «foreign data infrastructures». Wat wordt daarmee bedoeld? En hoe verhoudt dat zich tot de blik van de Commissie op data en internationale handel?

In het commissiedebat van 18 mei jl. in de Tweede Kamer inzake Raad Buitenlandse Zaken Handel, waarbij deze mededeling ook was betrokken, gaf u een definitie van strategische autonomie waarin het werd samengevat als «manier waarop de EU weerbaarder kan worden zonder protectionistisch te worden», waarbij publieke belangen en de toekomst van publieke goederen geborgd worden.7 Kunt u nader duiden hoe deze interpretatie van strategische autonomie samenhangt met een actieve overheid, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij van de Arbeid-fractie

De leden van de PvdA-fractie zien dat op pagina 2 van het BNC-fiche en later in het fiche wordt gesproken over de «open strategische autonomie», waarvoor het EU-handelsbeleid een ondersteunend instrument is. De regering zegt deze open strategische autonomie te steunen. Kunt u aangeven waar volgens u de grens ligt tussen het bevorderen van autonomie en protectionisme? Wat betekent strategische autonomie volgens u voor de houding van de EU ten aanzien van de farmaceutische industrie? Hoort bij die strategische autonomie ook het bevorderen van «Europese kampioenen» in bijvoorbeeld de high-tech-sector? En hoe verhoudt zich een streven naar enkele grote Europese high-tech-bedrijven tot het wenselijke interne gelijke speelveld in de Europese Unie?

Op pagina’s 5 en 6 van het BNC-fiche toont de regering zich tevreden met de versterkte EU-inzet ten behoeve van duurzame ontwikkeling en onderschrijft zij het streven van de Europese Commissie om handelsbeleid in te zetten ter ondersteuning van klimaat- en biodiversiteitsbeleid. Zij zegt kansen te zien voor het afsluiten van EU-handelsakkoorden met ambitieuze duurzaamheidsafspraken en hecht aan effectieve implementatie en naleving daarvan. De regering zegt verder dat het in samenwerking met de SER-gespreksrondes organiseert met het maatschappelijk middenveld, met als doel het leveren van additionele input vanuit het maatschappelijk middenveld bij de Commissie. Kunt u meedelen hoe het inmiddels staat met de voortgang van deze inzet? Wanneer wordt die additionele input door de regering aan de Commissie geleverd en wanneer verwacht u dat de Commissie dit heeft verwerkt in een aangescherpt notificatiemechanisme (inclusief juridisch kader) waarmee maatschappelijke organisaties klachten kunnen indienen over de naleving van de bepalingen van handelsakkoorden? Zal dat aangescherpte notificatiemechanisme, behalve voor nieuwe handelsverdragen, ook van toepassing zijn voor bestaande handelsverdragen en voor hybride handelsverdragen die nog niet zijn geratificeerd?

Op pagina 6 van het fiche lezen de leden van de PvdA-fractie dat de regering «graag ziet» dat de Overeenkomst van Parijs in toekomstige handels- en investeringsakkoorden als essentieel element wordt opgenomen. Op pagina 10 staat dat verschillende lidstaten stellen dat de EU ervoor moet waken dat het door een veelheid aan doelstellingen in handelsakkoorden niet het vermogen verliest om deze af te sluiten. Behoort Nederland tot deze groep van lidstaten? Bent u het met de leden van de PvdA-fractie eens dat er geen EU-handelsverdragen meer mogen worden afgesloten waarin de Overeenkomst van Parijs als essentieel element ontbreekt?

Verder lezen deze leden op pagina 6 van het BNC-fiche dat de regering positief is over het principe van een koolstofheffing aan de grens. Het Commissievoorstel daarover wordt deze maand (juni 2021) gepubliceerd. Wanneer kan de Kamer een kabinetsappreciatie van dit Commissievoorstel tegemoet zien?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

In de inleiding van de Commissiemededeling schrijft de Commissie onder andere dat de snelle opkomst van China, dat blijk geeft van wereldwijde ambities, de mondiale economische en politieke orde fundamenteel heeft veranderd. Dat heeft onder meer gevolgen voor het gelijke speelveld voor Europese ondernemingen die wereldwijd en thuis concurreren. Heeft de EU een antwoord op de vrij agressieve handelspolitiek van China? Hoe verweert de EU zich bijvoorbeeld tegen China dat steeds meer belangen in Europese havens koopt en daarmee invloed verwerft in Europa? De leden van de ChristenUnie-fractie verzoeken uw reactie.

Tijdens de COVID-19-pandemie bleek dat de EU voor wat betreft sommige producten bijna volledig afhankelijk was van landen buiten de EU. In de evaluatie schrijft de Commissie dat «de pandemie het risico heeft blootgelegd dat wereldwijde samenwerking en het vertrouwen instorten. (...) Dit heeft geleid tot vragen rond de opbouw van strategische productiecapaciteit en reserves.»8 Hoe worden deze vragen beantwoord? Leidt het blootleggen van dit risico tot maatregelen? Welke maatregelen zijn dat? Wat is de positie van de regering op dit vlak?

Eén van de kerndoelstellingen van de Commissie op middellange termijn is «het vergroten van de capaciteit van de EU om haar belangen na te streven en haar rechten af te dwingen, zo nodig ook op autonome wijze».9 In dat verband schrijft de Commissie dat de EU, zo nodig, haar instrumentarium moet versterken tegen oneerlijke handelspraktijken of andere vijandige handelingen. De Commissie noemt een anti-dwanginstrument en mogelijkheden onderzoeken voor exportkredieten. Wat zou een anti-dwanginstrument kunnen inhouden? De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen in het BNC-fiche dat de regering zo’n instrument met belangstelling tegemoetziet.10 Wat verwacht u van dit instrument?

In de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken en Handel van 20 mei 202111 lezen de leden van de ChristenUnie-fractie met instemming dat de regering voornemens was tijdens het agendapunt EU-VS handelsrelaties stil te staan bij de zorgen over de mensenrechtensituatie in China in relatie tot de EU-China handelsrelatie. Begrijpen zij uw woorden goed wanneer zij concluderen dat de Commissie de ratificering van het CAI niet langer los wil zien van de mensenrechtensituatie in China? Of zijn het alleen de sancties op Europese parlementariërs die doorslaggevend waren voor de commissie om niet langer toe te werken naar ratificatie van het CAI? Graag ontvangen deze leden uw reactie.

In de Commissiemededeling wordt aangehaald dat globalisering, technologische ontwikkelingen en de opbouw van mondiale waardeketens naast efficiëntiewinsten ook een ontwrichtend effect hebben gehad, met toenemende ongelijkheid en achtergestelde gemeenschappen als gevolg.12 Kunt u een reflectie geven op de rol van de EU hierin? Kunt u hierbij specifiek ingaan op de verschillende handelsterreinen, van landbouw tot financiële dienstverlening, en hoe het EU-beleid hierop het globale handelsveld aan de toenemende ongelijkheid heeft bijgedragen? Bent u het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat het huidige handelsbeleid heeft gezorgd voor zoveel nadelige effecten dat meer unilateralisme en omzeiling van multilaterale instellingen wereldwijd het gevolg is? Kunt u hierop reflecteren?

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

Ruim voor de COVID-19-pandemie hebben deskundigen gewaarschuwd voor de risico’s van een zoönose-pandemie en gewezen op de toenemende kans daarop als gevolg van onder meer wereldwijde agro-food netwerken en de groei van de intercontinentale handel en het intercontinentale personenverkeer.13 De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zien dit onderwerp niet als zodanig geadresseerd in de Commissiemededeling en het BNC-fiche en vragen om een toelichting van u. Hoe kan tegen deze achtergrond een handelsbeleid dat open en assertief is tevens duurzaam zijn?

Wel noemt het BNC-fiche dat de COVID-19-pandemie afhankelijkheden en kwetsbaarheden in mondiale waardeketens zichtbaarder heeft gemaakt. Doelt de regering hierbij op beschermingsmiddelen en vaccins? Bent u het met deze leden eens dat voorkomen beter is dan genezen, ook als het gaat om zoönose-pandemieën? Zo ja, op welke wijze draagt het voorgestelde handelsbeleid bij aan het voorkomen van zoönosen en de verspreiding daarvan?

De Commissie stelt dat bij een ongekende stijging van de vraag, zoals het geval was bij de mondmaskers, open handel essentieel was. Was en is dat niet «second-best», en ware het niet beter geweest om zelf als EU en Nederland voorbereid te zijn op een pandemie? Beschouwt u dit als een les voor de toekomst? Hoe kijkt u aan tegen de rol van de EU sinds het uitbreken van de pandemie, met name wat betreft het ontbreken van gecoördineerd beleid?

In het BNC-fiche wordt benadrukt dat de EU in staat moet zijn haar eigen publieke belangen, inclusief de beschikbaarheid van essentiële goederen en diensten, te borgen.14 Deze leden vragen u welke goederen en diensten u essentieel acht, en aan welke andere publieke belangen u denkt. Valt onder die laatste ook de publieke gezondheid, en zo ja, hoe denkt u die te borgen in de context van een assertief handelsbeleid?

Verder staat in het BNC-fiche dat de regering het plan van de Commissie verwelkomt om voor handelsakkoorden afspraken te maken over duurzame voedselsystemen en inzetten op ambitieuze afspraken op gebieden als dierenwelzijn, pesticiden en resistentie tegen antibiotica.15 De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of u van mening bent dat de EU en Nederland ook zelfstandig en eenzijdig, dat wil zeggen los van handelsakkoorden, de verantwoordelijkheid hebben om op deze gebieden een bijdrage te leveren. Zo ja, hoe waardeert u tegen deze achtergrond de continuering van de promotie van zuivel en vlees met EU-geld?

Volgens de evaluatie van het EU-beleid op het gebied van agrofoodpromotie16 had de EU in de periode 2016–2019 een bedrag van 21 miljoen euro geoormerkt voor de promotie van plantaardige producten en een bedrag van 57,6 miljoen euro voor de promotie van vlees en zuivel. Moeten Nederland en de EU volgens u gaan inzetten op de afschaffing van het bijdragen aan de promotie van vlees en zuivel gezien de geschetste ambities voor de handelsakkoorden?

De Commissie stelt dat in vele delen van de wereld een ernstig tekort is aan fatsoenlijk werk.17 Hoe kijkt u in dit kader aan tegen de arbeidsomstandigheden bij het delven van mineralen voor de energietransitie?

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) zien de beantwoording van deze vragen met belangstelling tegemoet en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, E.B. van Apeldoorn

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juli 2021

Geachte voorzitter,

Met verwijzing naar de schriftelijke inbreng van de Eerste Kamer d.d. 14 juni 2021 over de Europese mededeling inzake Evaluatie van het handelsbeleid, gaan uw Kamer hierbij de antwoorden toe van de zijde van het kabinet.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A.M. Kaag

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie staan positief tegenover de voorstellen ten aanzien van de hervormingen voor de EU-handelsstrategie. Niet alleen in Europa, maar ook mondiaal is een level playing field in de handel de best mogelijke manier om alle burgers, waar dan ook, te beschermen.

Is er, zo vragen de leden van de CDA-fractie, een indicatie te geven van de voordelen van een open handelsbeleid voor Nederland?

1. Antwoord van het kabinet

Nederland heeft als middelgrote economie met een open karakter belang bij een open, eerlijk en op regels gebaseerd internationaal handels- en investeringssysteem dat handelen makkelijker en voorspelbaarder maakt. Veel Nederlandse bedrijven zijn verweven in mondiale productieketens en voor veel producten zijn grondstoffen en halffabricaten uit derde landen nodig. Dit beeld wordt bevestigd door data. Zo toont het CBS rapport Nederland handelsland 2020 dat in 2018 34% van het Nederlandse BBP en ongeveer 2,4 miljoen voltijdbanen – ongeveer een derde deel van de totale werkgelegenheid – samenhing met de export van goederen en diensten.18 Ook speelt de wederuitvoer van goederen en diensten een aanzienlijke rol in onze economie.

Is er al een schets te geven van de wijze waarop de nieuwe administratie in de Verenigde Staten gaat meewerken aan een herstel van de regels met betrekking tot de geschilbeslechting in WTO-verband?

2. Antwoord van het kabinet

Het nieuwe beleid van de VS voor wat betreft het WTO-geschillenbeslechtingssysteem is nog niet duidelijk. De VS zijn ook onder de nieuwe Biden-administratie nog niet akkoord gegaan met de aanstelling van nieuwe leden van het Appellate Body (het beroepslichaam van de WTO). Tegelijkertijd heeft de Biden-administratie in algemene zin een constructieve houding aangenomen binnen de WTO. Nederland en de EU blijven inzetten op herstel en waar nodig hervorming van het geschillenbeslechtingsysteem van de WTO, zoals ook uiteengezet in de mededeling van de Commissie.

Zou u kunnen aangeven wat de nieuwe handelsregels betekenen voor de op handen zijnde overeenkomsten en zou daarbij ook gemeld kunnen worden hoe de overeenkomsten die onder ratificatie zijn, zoals de Comprehensive Economic Trade Agreement (CETA), kunnen profiteren van de nieuwe regels?

3. Antwoord van het kabinet

De nieuwe handelspolitieke strategie van de Commissie bevat enkele actiepunten gericht op nieuwe handelsafspraken die van toepassing zullen zijn op akkoorden waar nog over onderhandeld moet worden. Het betreft hier onder meer de inzet om voor toekomstige akkoorden afspraken te maken over duurzame voedselsystemen en het opnemen van de Overeenkomst van Parijs als essentieel element in toekomstige handels- en investeringsakkoorden.

Tegelijkertijd bevat de mededeling van de Commissie verschillende prioriteiten gericht op effectieve implementatie en handhaving van bestaande handelsafspraken. Onder bestaande handelsafspraken vallen ook akkoorden zoals CETA die voorlopig toegepast worden. De lancering van het klachtenmechanisme voor het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld – het Single Entry Point – en de toezegging van de Commissie om het 15 punten actieplan ten aanzien van duurzaamheid en handel vervroegd te herzien passen binnen deze inzet. Bij de implementatie en handhaving van bestaande afspraken zal de nieuw aangestelde Chief Trade Enforcement Officer een centrale rol spelen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven de lijn van de Europese Commissie, waarmee duurzaamheid, digitale transitie en het creëren van een sociaal, rechtvaardig globaal handelsveld centraal komen te staan in het handelsbeleid. Wel zetten deze leden de kanttekening dat de uiteindelijke vooruitgang op deze gebieden afhankelijk zal zijn van hoe het EU-handelsbeleid specifiek ingevuld wordt. Hierbij is het – gezien de urgentie en het fundamentele karakter van klimaatverandering en sociale onrechtvaardigheid – volgens hen belangrijk dat de EU hoge eisen stelt en harde doelstellingen zet. Daarnaast willen de leden van de GroenLinks-fractie graag benadrukken dat, naast de verduurzaming van globale handel, ook het lokaliseren van productieketens een belangrijk onderdeel uitmaakt van een duurzame transitie. Vanuit deze denkwijze hebben deze leden enkele vragen.

Welke maatregelen gaat Nederland nemen om te zorgen dat zijn handelsbeleid in de toekomst minder schadelijk is voor de wereld als geheel, op het gebied van klimaatverandering (zoals bijvoorbeeld de enorme verantwoordelijkheid van de Nederlandse landbouwsector voor de kap van de Amazone) en ongelijkheid (onder meer door ons agressieve fiscale klimaat)?

4. Antwoord van het kabinet

De EU zet in de herziening van haar handelsbeleid in op het ondersteunen van de groene transitie en het bevorderen van duurzame waardeketens. De Commissie is in dat kader voornemens om zowel in bilateraal als multilateraal verband met handelspartners samen te werken op het gebied van klimaat, biodiversiteit en arbeidsrechten. Het Parijsakkoord zal als essentieel element in nieuwe, brede handelsakkoorden worden opgenomen.

Wereldwijde ontbossing is heel zorgelijk. Wat betreft de rol van Nederland bij ontbossing, moet worden meegewogen dat Nederland vanwege haar ligging een belangrijk doorvoerland voor landbouwgrondstoffen naar andere Europese landen is.

Het overgrote deel van de in Nederland ingevoerde soja die in de Nederlandse landbouwsector als veevoer wordt gebruikt (dit is circa 0.5% van de mondiale sojaproductie), wordt reeds duurzaam verbouwd. Nederland is binnen de EU koploper wat betreft het gebruik van duurzame soja, maar niet alle EU-lidstaten zijn zover. Daarom pleit Nederland binnen de EU voor wetgeving die voorkomt dat producten die gerelateerd zijn aan ontbossing (of bosdegradatie) op de Europese markt belanden. Daarbij zet het kabinet tevens in op een nationale eiwittransitie die ook bijdraagt aan preventie van ontbossing voor de verbouw van veevoer elders in de wereld.

Handel is voor Nederland van groot belang. Volgens het CBS vertegenwoordigt de handel ongeveer een derde van onze economie en een derde van onze werkgelegenheid, 2,4 miljoen voltijdbanen. Dit verklaart dat Nederland een bijzondere verantwoordelijkheid heeft bij het verduurzamen van de handel en de landbouw. Behoud en herstel van bossen, als onderdeel van duurzaam landgebruik, dient een wereldwijd belang en daarom werken wij nauw samen met andere belangrijke actoren binnen en buiten de EU, inclusief maatschappelijk middenveld en bedrijfsleven (Kamerstuk 30 196, nr. 708 ).

Nederland zet zich met gelijkgezinde EU lidstaten in voor effectieve maatregelen die gericht zijn op het vermijden dan wel het minimaliseren van het op de interne markt brengen van producten die gerelateerd zijn aan ontbossing of bosdegradatie conform de motie-Bouali (Kamerstuk 35 570 XVII, nr. 28). Tenslotte zet het kabinet zich als lid van onder meer het Amsterdam Declarations Partnership al geruime tijd in voor het bevorderen van ontbossingsvrije en duurzame landbouwgrondstoffenketens.

Daarnaast werkt Nederland in het Inclusive Framework van de OESO met 138 landen actief samen aan een herziening van het internationale belastingsysteem. Deze maatregelen zijn er mede op gericht om belastingontwijking en belastingconcurrentie wereldwijd tegen te gaan. Op 1 juli hebben 130 landen (inmiddels 132) zich aangesloten bij een akkoord op hoofdlijnen over een nieuw raamwerk voor de internationale belastingheffing. Uw Kamer is via een Kamerbrief nader geïnformeerd over dit akkoord (Kamerstuk 2021–12724). Daarnaast neemt Nederland zelf ook maatregelen tegen belastingontwijking. Het kabinet verwijst in dit verband naar de Factsheet maatregelen tegen belastingontwijking.19

De leden van de GroenLinks-fractie staan positief tegenover het feit dat de EU bij WTO-hervormingen uitgaat van een gemeenschappelijk doel, waarbij ontwikkeling en ecologische en sociale duurzaamheid centraal staan. Klopt het dat ook voor Nederland dit de uitgangspunten zijn, en niet vrijhandel als een op zichzelf staand doel?

5. Antwoord van het kabinet

Voor het kabinet is handel geen doel, maar een middel voor duurzame ontwikkeling en welvaart – voor Nederland, maar ook voor de rest van de wereld. Het mondiale handelssysteem moet deze duurzame ontwikkeling en welvaart ook daadwerkelijk bevorderen en bijdragen aan het behalen van ecologische en sociale duurzaamheidsdoelstellingen.

In het NL-Spaanse paper over strategische autonomie3 wordt onder meer gesproken over het aanpakken van Europese kwetsbaarheden met betrekking tot «foreign data infrastructures». Wat wordt daarmee bedoeld? En hoe verhoudt dat zich tot de blik van de Commissie op data en internationale handel?

6. Antwoord van het kabinet

In het non-paper geven Spanje en Nederland aan dat het van belang is om de kwetsbaarheden van de EU ten aanzien van digitale infrastructuren, buitenlandse data infrastructuur, opkomende technologieën, 5G en kunstmatige intelligentie te identificeren en aan te pakken. Hiermee wordt bedoeld dat het nodig is om te kijken op welke wijze er sprake is van onwenselijke afhankelijkheden van de EU van (bedrijven uit) derde landen in deze sectoren, die ten koste gaat van de weerbaarheid van de EU en het vermogen om haar publieke belangen te waarborgen.

De Commissie zet in haar handelsrelaties in op het waarborgen van internationale datastromen. Dit is van groot belang voor de diensteneconomie en innovatie. Daarnaast zet de Commissie ook in op het beschermen van persoonsgegevens en privacy in haar handelsrelaties. Voor bedrijven die een klant, toeleverancier of vestiging in het buitenland hebben, is het van belang dat data over landsgrenzen heen gedeeld kunnen worden en voor burgers zekerheid bestaat over hun persoonsgegevens en privacy. Om grensoverschrijdende datastromen met landen buiten de EU te vergemakkelijken, heeft de EU ten aanzien van bepaalde landen een zogenaamde adequacy decision genomen: een unilaterale verklaring dat het niveau van bescherming van persoonsgegevens en privacy in een derde land vergelijkbaar is met dat van de EU.

Het constateren en vervolgens adresseren van bepaalde kwetsbaarheden en afhankelijkheden in de digitale infrastructuur en opkomende technologieën, in samenhang met het doordacht delen van data met gelijkgezinde partners, zorgt er voor dat de positie van de EU in het digitale domein wordt versterkt.

In het commissiedebat van 18 mei jl. in de Tweede Kamer inzake Raad Buitenlandse Zaken Handel, waarbij deze mededeling ook was betrokken, gaf u een definitie van strategische autonomie waarin het werd samengevat als «manier waarop de EU weerbaarder kan worden zonder protectionistisch te worden», waarbij publieke belangen en de toekomst van publieke goederen geborgd worden.4 Kunt u nader duiden hoe deze interpretatie van strategische autonomie samenhangt met een actieve overheid, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie.

7. Antwoord van het kabinet

Zoals ook gemeld in het BNC-fiche «Mededeling Evaluatie handelsbeleid – Een open, duurzaam en assertief handelsbeleid» (Kamerstuk 22 112, nr. 3073) onderstreept het kabinet het belang van een omvattende en zorgvuldige analyse van kwetsbaarheden, onwenselijkheid van deze kwetsbaarheden, en een proportionele aanpak. Recent heeft de EU in het kader van de update van de industriestrategie een eerste analyse van afhankelijkheden en kwetsbaarheden in waardeketens gepubliceerd.20 Op basis van deze en nadere analyses zal in EU-verband worden gekeken naar eventuele onwenselijkheden van deze afhankelijkheden en naar mogelijkheden om de weerbaarheid van waardeketens te vergroten. Zo kunnen diversificatie in toeleveringsketens en het versterken van internationale partnerschappen geschikte instrumenten zijn om de weerbaarheid van waardeketens te vergroten. Overheidsingrijpen kan daarbij onderdeel van een aanpak vormen om afhankelijkheden te adresseren, maar enkel bij uitzonderlijke risico’s of markt-, systeem-, of transitiefalen, zoals ook aangegeven in het BNC-fiche Mededeling actualisatie EU-industriestrategie (Kamerstuk 2021Z10616). Voorraadvorming voor kritieke goederen zou bijvoorbeeld kunnen bijdragen aan het vergroten van weerbaarheid.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij van de Arbeid-fractie

De leden van de PvdA-fractie zien dat op pagina 2 van het BNC-fiche en later in het fiche wordt gesproken over de «open strategische autonomie», waarvoor het EU-handelsbeleid een ondersteunend instrument is. De regering zegt deze open strategische autonomie te steunen. Kunt u aangeven waar volgens u de grens ligt tussen het bevorderen van autonomie en protectionisme? Wat betekent strategische autonomie volgens u voor de houding van de EU ten aanzien van de farmaceutische industrie? Hoort bij die strategische autonomie ook het bevorderen van «Europese kampioenen» in bijvoorbeeld de high-tech-sector? En hoe verhoudt zich een streven naar enkele grote Europese high-tech-bedrijven tot het wenselijke interne gelijke speelveld in de Europese Unie?

8. Antwoord van het kabinet

Het bevorderen van open strategische autonomie en het adresseren van ongewenste afhankelijkheden hoeft niet tot protectionisme te leiden. Integendeel, in de benadering van open strategische autonomie van de Commissie worden openheid en betrokkenheid als strategische keuzes beschouwd. Zo kan EU-handelsbeleid bijdragen aan het vergroten van Europese weerbaarheid door diversificatie van handelspartners te faciliteren.

De noodzaak voor analyse van kwetsbaarheden en afhankelijkheden in ecosystemen geldt ook voor de farmaceutische sector. Zo worden in de analyse van de Commissie in het kader van de EU-industriestrategie ook afhankelijkheden omtrent grondstoffen van farmaceutische producten geanalyseerd. Het betreft de productie van werkzame stoffen (Active Pharmaceutical Ingredients). Als vervolgstap zal de Commissie in dialoog met lidstaten en de sector nader kijken naar mogelijke kwetsbaarheden en afhankelijkheden. Dit is ook in lijn met de eerder ingezette positie van het kabinet ten aanzien van de Mededeling Farmaceutische strategie voor Europa, waarin het borgen van de leveringszekerheid en de aanpak van tekorten van geneesmiddelen een belangrijk onderdeel is. Daarvoor loopt momenteel Europees een traject van de Europese Commissie samen met stakeholders, de zogenaamde Structured Dialogue. Dit traject zal uiteindelijk uitmonden in concrete Europese beleidsvoorstellen om kwetsbaarheden in de keten aan te pakken.

Voor de transitie naar een duurzame en digitale economie en om te voorkomen dat Europa eenzijdig afhankelijk raakt van derde landen moet Europa meer investeren in de ontwikkeling van sleuteltechnologieën. Ook is Europese samenwerking noodzakelijk rondom waardeketens die van strategisch economisch belang zijn of cruciaal zijn voor onze veiligheid. Meer samenwerking betekent echter niet dat we kunstmatig Europese kampioenen moeten creëren. Minder concurrentie binnen Europa komt de innovatiekracht van de industrie niet ten goede. Zoals ook aangegeven in het BNC-fiche Mededeling actualisatie EU-industriestrategie (Kamerstuk 2021Z10616) steunt het kabinet de benadering van de Commissie om sterker in te zetten op industrie allianties. Ondersteuning door de Commissie moet leiden tot allianties die handelen op een open en transparante wijze, die volledig conform het mededingingsbeleid is en uitzicht op innovatie en hoogwaardige werkgelegenheid kunnen bieden.

Op pagina’s 5 en 6 van het BNC-fiche toont de regering zich tevreden met de versterkte EU-inzet ten behoeve van duurzame ontwikkeling en onderschrijft zij het streven van de Europese Commissie om handelsbeleid in te zetten ter ondersteuning van klimaat- en biodiversiteitsbeleid. Zij zegt kansen te zien voor het afsluiten van EU-handelsakkoorden met ambitieuze duurzaamheidsafspraken en hecht aan effectieve implementatie en naleving daarvan. De regering zegt verder dat het in samenwerking met de SER-gespreksrondes organiseert met het maatschappelijk middenveld, met als doel het leveren van additionele input vanuit het maatschappelijk middenveld bij de Commissie. Kunt u meedelen hoe het inmiddels staat met de voortgang van deze inzet? Wanneer wordt die additionele input door de regering aan de Commissie geleverd en wanneer verwacht u dat de Commissie dit heeft verwerkt in een aangescherpt notificatiemechanisme (inclusief juridisch kader) waarmee maatschappelijke organisaties klachten kunnen indienen over de naleving van de bepalingen van handelsakkoorden? Zal dat aangescherpte notificatiemechanisme, behalve voor nieuwe handelsverdragen, ook van toepassing zijn voor bestaande handelsverdragen en voor hybride handelsverdragen die nog niet zijn geratificeerd?

9. Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft toegezegd om inbreng op het klachtenmechanisme voor onder andere duurzaamheidshoofdstukken in bestaande EU-handelsakkoorden op te halen bij het maatschappelijk middenveld en te delen met de Commissie. De inbreng is inmiddels opgehaald middels een door de SER gefaciliteerd proces. Het kabinet heeft aanbevelingen geformuleerd en een samenvatting van de discussies met het maatschappelijk middenveld met de Commissie gedeeld. Uw Kamer is hierover geïnformeerd middels een brief21. Het is aan de Commissie om opvolging te geven aan de Nederlandse inbreng. Het kabinet zal de opvolging door de Commissie aandachtig blijven volgen en met Frankrijk nauw samen blijven optrekken ten aanzien van de verdere operationalisering van het klachtenmechanisme. Het klachtenmechanisme is van toepassing op alle handelsafspraken die de EU heeft met derde landen. Onder deze handelsafspraken vallen ook verdragen die voorlopig toegepast worden.

Op pagina 6 van het fiche lezen de leden van de PvdA-fractie dat de regering «graag ziet» dat de Overeenkomst van Parijs in toekomstige handels- en investeringsakkoorden als essentieel element wordt opgenomen. Op pagina 10 staat dat verschillende lidstaten stellen dat de EU ervoor moet waken dat het door een veelheid aan doelstellingen in handelsakkoorden niet het vermogen verliest om deze af te sluiten. Behoort Nederland tot deze groep van lidstaten? Bent u het met de leden van de PvdA-fractie eens dat er geen EU-handelsverdragen meer mogen worden afgesloten waarin de Overeenkomst van Parijs als essentieel element ontbreekt?

10. Antwoord van het kabinet

Nederland zet erop in dat het handelspolitiek instrumentarium van de EU duurzame ontwikkeling stimuleert, waaronder door naleving van de Overeenkomst van Parijs. Met de nieuwe handelspolitieke strategie en inzet op het adresseren van mondiale uitdagingen behoudt de EU volgens het kabinet het vermogen om een relevante handelsspeler te blijven. Specifiek zet Nederland in op het opnemen van de Overeenkomst als essentieel element in brede handelsakkoorden, inclusief de akkoorden waarover de EU momenteel onderhandelt. Het kabinet maakt een brede afweging van verschillende aspecten van een handelsakkoord alvorens een positie hierover in te nemen. Daarbij moet worden meegewogen dat het opnemen van het Parijsakkoord als essentieel element niet in het mandaat voor lopende onderhandelingen is opgenomen.

Verder lezen deze leden op pagina 6 van het BNC-fiche dat de regering positief is over het principe van een koolstofheffing aan de grens. Het Commissievoorstel daarover wordt deze maand (juni 2021) gepubliceerd. Wanneer kan de Kamer een kabinetsappreciatie van dit Commissievoorstel tegemoet zien?

11. Antwoord van het kabinet

Het Commissievoorstel voor een koolstofheffing aan de grens wordt naar verwachting op 14 juli aanstaande gepubliceerd, later dan voorzien was. Uw Kamer zal zoals gebruikelijk over het kabinetsstandpunt ten aanzien van dit voorstel geïnformeerd worden door middel van een BNC-fiche. Een dergelijk traject is ook voorzien voor de andere voorstellen die onderdeel uitmaken van het Fit for 55-pakket.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

In de inleiding van de Commissiemededeling schrijft de Commissie onder andere dat de snelle opkomst van China, dat blijk geeft van wereldwijde ambities, de mondiale economische en politieke orde fundamenteel heeft veranderd. Dat heeft onder meer gevolgen voor het gelijke speelveld voor Europese ondernemingen die wereldwijd en thuis concurreren. Heeft de EU een antwoord op de vrij agressieve handelspolitiek van China? Hoe verweert de EU zich bijvoorbeeld tegen China dat steeds meer belangen in Europese havens koopt en daarmee invloed verwerft in Europa? De leden van de ChristenUnie-fractie verzoeken uw reactie.

12. Antwoord van het kabinet

Het kabinet zet zich in EU-verband vanuit verschillende dossiers actief in op een gelijk speelveld ten opzichte van derde landen, waaronder China, met het doel om zowel binnen de interne markt als daarbuiten Europese en niet-Europese ondernemingen onder vergelijkbare voorwaarden met elkaar te laten concurreren. Deze inzet wordt zowel op multilateraal als bilateraal niveau gepleegd en via het gebruik van autonome handelsinstrumenten. De EU heeft reeds beschikking over instrumenten zoals het handelsdefensief instrumentarium, de FDI-screeningsverordening en de Europese aanbestedingsregelgeving. Tegelijkertijd bieden deze bestaande instrumenten in sommige gevallen nog niet voldoende aangrijpingspunten om bepaalde vormen van oneerlijke concurrentie of een gebrek aan wederkerigheid in markttoegang te adresseren. Hiervoor zijn een aantal nieuwe instrumenten in ontwikkeling, zoals het voorstel voor een International Procurement Instrument en het voorstel voor de verordening buitenlandse subsidies, waarover uw Kamer via een BNC-fiche is geïnformeerd (Kamerstuk 22 112, nr. 3133). Tegelijkertijd is de inzet van het kabinet en van de EU om met partners samen te werken om tot een mondiaal gelijker speelveld te komen, onder meer via de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Zo wil de EU samen met de VS en Japan nieuwe regels vormgeven op het gebied van industriële subsidies en staatsgeleide bedrijven.

Tijdens de COVID-19-pandemie bleek dat de EU voor wat betreft sommige producten bijna volledig afhankelijk was van landen buiten de EU. In de evaluatie schrijft de Commissie dat «de pandemie het risico heeft blootgelegd dat wereldwijde samenwerking en het vertrouwen instorten. (...) Dit heeft geleid tot vragen rond de opbouw van strategische productiecapaciteit en reserves.»5 Hoe worden deze vragen beantwoord? Leidt het blootleggen van dit risico tot maatregelen? Welke maatregelen zijn dat? Wat is de positie van de regering op dit vlak?

13. Antwoord van het kabinet

Zoals gesteld in de antwoorden op vraag 7 en 8 worden in EU-verband afhankelijkheden in waardeketens in kaart gebracht. In het kader van de update van de industriestrategie is een eerste analyse van afhankelijkheden en kwetsbaarheden in waardeketens gepubliceerd. Op basis van deze en nadere analyses zal in EU-verband worden gekeken naar eventuele onwenselijkheden van deze afhankelijkheden en naar mogelijkheden om de weerbaarheid van waardeketens te vergroten.

Het kabinet steunt deze benadering en onderstreept daarbij het belang van een proportionele aanpak.

Eén van de kerndoelstellingen van de Commissie op middellange termijn is «het vergroten van de capaciteit van de EU om haar belangen na te streven en haar rechten af te dwingen, zo nodig ook op autonome wijze».6 In dat verband schrijft de Commissie dat de EU, zo nodig, haar instrumentarium moet versterken tegen oneerlijke handelspraktijken of andere vijandige handelingen. De Commissie noemt een anti-dwanginstrument en mogelijkheden onderzoeken voor exportkredieten. Wat zou een anti-dwanginstrument kunnen inhouden?

De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen in het BNC-fiche dat de regering zo’n instrument met belangstelling tegemoetziet.7 Wat verwacht u van dit instrument?

14. Antwoord van het kabinet

Het verhogen van de weerbaarheid van de EU tegen (economische) druk van derde landen is voor het kabinet een belangrijke prioriteit. Daarbij dient het gehele EU-instrumentarium coherent bekeken te worden, waar de uitdaging ligt in het vinden van stevige proportionele handelingsopties die tegelijkertijd voldoende effectief zijn. In dat kader kijkt het kabinet met belangstelling uit naar het voorstel dat de Commissie zal doen voor een instrument om dwangmaatregelen van derde landen te voorkomen en tegen te gaan. De Commissie heeft aangekondigd het voorstel in het laatste kwartaal van 2021 te zullen presenteren. Het kabinet zal op basis van het voorstel haar positie bepalen en uw kamer daarover middels de gebruikelijke wijze (BNC-fiche) informeren.

In de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken en Handel van 20 mei 20218 lezen de leden van de ChristenUnie-fractie met instemming dat de regering voornemens was tijdens het agendapunt EU-VS handelsrelaties stil te staan bij de zorgen over de mensenrechtensituatie in China in relatie tot de EU-China handelsrelatie. Begrijpen zij uw woorden goed wanneer zij concluderen dat de Commissie de ratificering van het CAI niet langer los wil zien van de mensenrechtensituatie in China? Of zijn het alleen de sancties op Europese parlementariërs die doorslaggevend waren voor de commissie om niet langer toe te werken naar ratificatie van het CAI? Graag ontvangen deze leden uw reactie.

15. Antwoord van het kabinet

De Commissie heeft aangegeven dat de ratificatie van het CAI niet los kan worden gezien van de dynamiek van de bredere EU-China relatie. Hierbij is niet één enkele factor doorslaggevend.

In relatie tot de EU-China handelsrelatie heeft Nederland bij herhaling aandacht gevraagd voor de mensenrechtensituatie in China, meest recentelijk tijdens de RBZ Handel van 20 mei 2021 (Kamerstuk 2021 Z 10890). Aanleiding hiervoor vormen onder meer de onaanvaardbare Chinese sancties op Europese volksvertegenwoordigers en de alarmerende berichtgeving over massasurveillance, arbitraire detentie en dwangarbeid in de regio Xinjiang.

In de Commissiemededeling wordt aangehaald dat globalisering, technologische ontwikkelingen en de opbouw van mondiale waardeketens naast efficiëntiewinsten ook een ontwrichtend effect hebben gehad, met toenemende ongelijkheid en achtergestelde gemeenschappen als gevolg.9 Kunt u een reflectie geven op de rol van de EU hierin? Kunt u hierbij specifiek ingaan op de verschillende handelsterreinen, van landbouw tot financiële dienstverlening, en hoe het EU-beleid hierop het globale handelsveld aan de toenemende ongelijkheid heeft bijgedragen?

16. Antwoord van het kabinet

De EU vormt met haar handelsbeleid een belangrijke speler in het mondiale handelssysteem en beïnvloedt via het handelsbeleid direct en indirect de Europese economie. Net als globalisering soms ook heeft geleid tot groeiende ongelijkheid, heeft handelsbeleid niet enkel positieve effecten gehad op economische ontwikkeling en werkgelegenheid. Er zijn sectoren die negatieve gevolgen kunnen ervaren van het openstellen van markten. Het EU handelsbeleid voorziet in het nemen van maatregelen om de interne markt tegen ernstige verstoringen te beschermen. Ook derde landen kunnen in lijn met WTO-afspraken beschermende maatregelen nemen, bijvoorbeeld in geval van dumping. Het is van belang om binnen het EU handelsbeleid rekening te houden met gevoelige sectoren, bijvoorbeeld door uitsluiting van liberalisering of door langere overgangsperiodes af te spreken. Ook kunnen effectenbeoordelingen van akkoorden leiden tot aandachtspunten voor flankerend beleid. Daarnaast is het van belang om de werking van bestaande handelsafspraken periodiek te evalueren.

Handelsbeleid vormt ook onderdeel van een bredere beleidsinzet om de hierboven genoemde mondiale uitdagingen gerelateerd aan globalisering te adresseren. Dat gebeurt bijvoorbeeld via asymmetrische EU-handelsakkoorden met handelspartners, via tariefpreferenties die de EU verleent onder haar Generalised Scheme of Preferences, maar ook via de EU-inzet om in WTO-verband tot nieuwe handelsafspraken te komen die helpen om landen beter te integreren in het handelssysteem. Deze inzet dient uiteraard gecomplementeerd te worden, waaronder via infrastructuurontwikkeling, verduurzaming van waardeketens, en private sector ontwikkeling.

Bent u het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat het huidige handelsbeleid heeft gezorgd voor zoveel nadelige effecten dat meer unilateralisme en omzeiling van multilaterale instellingen wereldwijd het gevolg is? Kunt u hierop reflecteren?

17. Antwoord van het kabinet

Nee, het kabinet deelt deze opvatting niet. Juist unilateralisme en handelsbeleid dat strijdig is met regels van de Wereldhandelsorganisatie – al dan niet in reactie op een gepercipieerd gebrek aan balans in handelsrelaties – hebben negatieve effecten gehad op internationale handel en het op regels gebaseerde handelssysteem. Tegelijkertijd erkent het kabinet dat globalisering en de groei van mondiale waardeketens niet alleen tot economische groei hebben geleid, maar soms ook tot ongelijkheid en uitdagingen met betrekking tot werkgelegenheid en arbeidsomstandigheden. Handelsbeleid kan net als ontwikkelingssamenwerking een deel van het antwoord op deze uitdagingen vormen door het faciliteren van economische ontwikkeling en exportdiversificatie, maar ook door in handelsakkoorden afspraken te maken over arbeidsnormen en via deze akkoorden een platform te bieden voor dialoog hierover. Daarnaast is het van belang dat in WTO-verband nieuwe afspraken worden gemaakt over onderwerpen als duurzaamheid en e-commerce, die essentieel zijn voor duurzame economische ontwikkeling in de wereld.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

Ruim voor de COVID-19-pandemie hebben deskundigen gewaarschuwd voor de risico’s van een zoönose-pandemie en gewezen op de toenemende kans daarop als gevolg van onder meer wereldwijde agro-food netwerken en de groei van de intercontinentale handel en het intercontinentale personenverkeer. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zien dit onderwerp niet als zodanig geadresseerd in de Commissiemededeling en het BNC-fiche en vragen om een toelichting van u. Hoe kan tegen deze achtergrond een handelsbeleid dat open en assertief is tevens duurzaam zijn?

18. Antwoord van het kabinet

De impact van COVID-19 is enorm en treft onze samenleving in volle breedte. Het kabinet wil daarom vooruitblikken en het bestaande zoönosenbeleid versterken waar nodig. Hiertoe heeft het kabinet een expertgroep zoönosen ingesteld, onder leiding van dhr. Henk Bekedam. Deze expertgroep heeft haar rapport inmiddels opgeleverd. Dit rapport is op 6 juli jongstleden aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 25 295, nr. 1357). De expertgroep heeft de volle breedte van «One Health» betrokken en heeft aanbevelingen gedaan in de breedte van volksgezondheid, diergezondheid en omgeving. De aanbevelingen zien onder andere op de rol van de veehouderij, vectoren, wilde dieren, natuurbeheer, pandemische paraatheid en respons, en informatie-uitwisseling en samenwerking tussen diergeneeskunde en (openbare) gezondheidszorg. Zowel nationale als internationale aspecten komen aan de orde. Het kabinet onderschrijft onder andere de conclusie van de expertgroep dat de aantasting van habitats en het verkleinen van de leefomgeving van veel dieren en organismen een belangrijke oorzaak is van de toegenomen interactie tussen mensen en dieren en daarmee het risico op het ontstaan van een zoönotische pandemie vergroot. Het verkleinen van de ecologische voetafdruk is vanuit het herstel van de mondiale biodiversiteit dan ook een belangrijk doel van het kabinet. Zoals in het BNC-fiche over de evaluatie van het handelsbeleid al is aangegeven (Kamerstuk 22 112, nr. 3073) gaat Nederland inzetten op een groene transitie.

De EU zet in de herziening van haar handelsbeleid op het ondersteunen van de groene transitie en promoten van duurzame waardeketens als prioritair doel. De Commissie is in dat kader voornemens om zowel in bilateraal als multilateraal verband met handelspartners samen te werken op het gebied van klimaat en biodiversiteit. Het Parijsakkoord zal als essentieel element in nieuwe en brede handelsakkoorden worden opgenomen. Het kabinet zet in op ambitieuze duurzaamheidsafspraken, inclusief afspraken over biodiversiteit, in handelsakkoorden en de naleving daarvan.

Wel noemt het BNC-fiche dat de COVID-19-pandemie afhankelijkheden en kwetsbaarheden in mondiale waardeketens zichtbaarder heeft gemaakt. Doelt de regering hierbij op beschermingsmiddelen en vaccins?

19. Antwoord van het kabinet

Ja. Het betreft onder meer kwetsbaarheden in productie- en toeleveringsketens van medische producten, waaronder persoonlijke beschermingsmiddelen, en in bredere zin verstoringen in toeleveringsketens door exportbeperkingen die aan het licht kwamen.

Bent u het met deze leden eens dat voorkomen beter is dan genezen, ook als het gaat om zoönose-pandemieën? Zo ja, op welke wijze draagt het voorgestelde handelsbeleid bij aan het voorkomen van zoönosen en de verspreiding daarvan?

20. Antwoord van het kabinet

Zoals voor alle ziekten, geldt ook voor zoönosen dat voorkomen beter is dan genezen. Precies om die reden wil het kabinet het bestaande zoönosenbeleid versterken. De door het kabinet ingestelde expertgroep zoönosen onder leiding van dhr. Henk Bekedam heeft in kaart gebracht welke risicofactoren een rol spelen in het ontstaan en de verspreiding van zoönosen. Het rapport van de expertgroep, getiteld «Zöonosen in het vizier», is op 6 juli jongstleden aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 25 295, nr. 1357). De expertgroep heeft de volle breedte van «One Health» betrokken en heeft aanbevelingen gedaan in de breedte van volksgezondheid, diergezondheid en omgeving. De aanbevelingen zien onder andere op de rol van de veehouderij, vectoren, wilde dieren, natuurbeheer, pandemische paraatheid en respons, en informatie-uitwisseling en samenwerking tussen diergeneeskunde en (openbare) gezondheidszorg. Zowel nationale als internationale aspecten komen aan de orde. Het kabinet onderschrijft onder andere de conclusie van de expertgroep dat de aantasting van habitats en het verkleinen van de leefomgeving van veel dieren en organismen een belangrijke oorzaak is van de toegenomen interactie tussen mensen en dieren en daarmee het risico op het ontstaan van een zoönotische pandemie vergroot. Het verkleinen van de ecologische voetafdruk is vanuit het herstel van de mondiale biodiversiteit dan ook een belangrijk doel van het kabinet. Zoals in het BNC-fiche over de evaluatie van het handelsbeleid al is aangegeven (Kamerstuk 22 112, nr. 3073) gaat Nederland inzetten op een groene transitie.

De Commissie stelt dat bij een ongekende stijging van de vraag, zoals het geval was bij de mondmaskers, open handel essentieel was. Was en is dat niet «second-best», en ware het niet beter geweest om zelf als EU en Nederland voorbereid te zijn op een pandemie? Beschouwt u dit als een les voor de toekomst?

21. Antwoord van het kabinet

In het kader van de tekorten van vorig jaar is het Ministerie van VWS op dit moment op meerdere terreinen bezig met voorbereidingen op een (eventuele) volgende pandemie en met plannen om toekomstige problematische situaties zo veel mogelijk te voorkomen. In de Kamerbrief «IJzeren voorraad persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen bij crises» van 14 april 2021 (Kamerstuk 32 805, nr. 114) heeft het kabinet de Tweede Kamer bijvoorbeeld geïnformeerd over de kaders van een ijzeren voorraad aan persoonlijke beschermingsmiddelen en kritische medische hulpmiddelen ten behoeve van mogelijke crises in de toekomst. Ook wordt voor de lange termijn gewerkt aan een strategische beleidsagenda leveringszekerheid voor medische producten. Uw Kamer is daar op 7 mei 2021 door het kabinet over geïnformeerd (Kamerstuk 29 477, nr. 703). Naast deze acties blijft open handel en een goede werking van de interne markt van essentieel belang.

Hoe kijkt u aan tegen de rol van de EU sinds het uitbreken van de pandemie, met name wat betreft het ontbreken van gecoördineerd beleid?

22. Antwoord van het kabinet

Het kabinet acht heldere crisiscommunicatie van belang, waarbij het belangrijk is dat ieder land zelf uiteindelijk de bevoegdheid heeft. Afstemming versterkt echter het draagvlak onder burgers voor beleidsmaatregelen. Daarom acht het kabinet een onafhankelijke evaluatie van de pandemie van belang waarbij lidstaten betrokken moeten worden. De gezamenlijke aankoopprocedures van COVID gerelateerde geneesmiddelen en medische hulpmiddelen, inclusief vaccins, moet daar een plaats in krijgen. Op dinsdag 15 juni heeft de Europese Commissie in opdracht van de Europese Raad een tussenrapportage gepubliceerd met geleerde lessen van de COVID pandemie. Daarbij geeft de Commissie tevens aanbevelingen om in de toekomst beter voorbereid te zijn op een dergelijke grensoverschrijdende gezondheidsdreiging. Een appreciatie hiervan zal uw kamer via de reguliere weg toekomen.

In het BNC-fiche wordt benadrukt dat de EU in staat moet zijn haar eigen publieke belangen, inclusief de beschikbaarheid van essentiële goederen en diensten, te borgen.11 Deze leden vragen u welke goederen en diensten u essentieel acht, en aan welke andere publieke belangen u denkt. Valt onder die laatste ook de publieke gezondheid, en zo ja, hoe denkt u die te borgen in de context van een assertief handelsbeleid?

23. Antwoord van het kabinet

In lijn met daartoe strekkende verzoeken van uw Kamer in de moties Heerma-Seegers (Kamerstuk 35 570, nr. 17) en Alkaya-Weverling (Kamerstuk 35 570 XVII, nr. 26) is het Kabinet bezig om afhankelijkheden van levering van essentiële goederen en diensten van buiten de EU te analyseren. Uw Kamer zal over de uitkomst van deze analyse worden geïnformeerd zodra deze gereed is. Vanwege de complexiteit van de materie worden de uitkomsten pas na de zomer verwacht. De analyse die het Kabinet maakt, sluit aan op de EU-brede analyse van de Europese Commissie die op 5 mei jl. is gepubliceerd in het kader van de geactualiseerde EU-industriestrategie. Uw Kamer is hierover bij BNC-fiche van 11 juni geïnformeerd (Kamerstuk 2021Z10616). Wat betreft het type publieke belangen, kan naast publieke gezondheid ook worden gedacht aan nationale veiligheidsbelangen.

Verder staat in het BNC-fiche dat de regering het plan van de Commissie verwelkomt om voor handelsakkoorden afspraken te maken over duurzame voedselsystemen en inzetten op ambitieuze afspraken op gebieden als dierenwelzijn, pesticiden en resistentie tegen antibiotica. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of u van mening bent dat de EU en Nederland ook zelfstandig en eenzijdig, dat wil zeggen los van handelsakkoorden, de verantwoordelijkheid hebben om op deze gebieden een bijdrage te leveren. Zo ja, hoe waardeert u tegen deze achtergrond de continuering van de promotie van zuivel en vlees met EU-geld?

24. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is het met de leden van de Partij voor de Dieren-fractie eens dat de EU en Nederland een zelfstandige en eigenstandige verantwoordelijkheid hebben voor het verder verduurzamen van voedselsystemen. Het kabinet meent ook dat het sterk de voorkeur verdient om de verdere verduurzaming van het voedselsysteem te realiseren in samenwerking met derde landen. Het kabinet is van mening dat promotie van landbouwproducten ten principale voor rekening van de ondernemers hoort te komen. Het EU-promotiebeleid voor landbouwproducten wordt niet alleen door Nederland bepaald. Het kabinet zet zich daarom in voor de afschaffing van het EU-promotiebeleid voor reguliere landbouwproducten. Als er wel EU promotiebeleid gevoerd blijft worden, dan moet dat naar het oordeel van het kabinet uitsluitend gericht zijn op duurzaam geproduceerde en gezonde producten, waarbij promotie van vleesproducten wordt uitgezonderd. Promotie van vleesproducten kan naar het oordeel van het kabinet nimmer voor EU- financiering in aanmerking komen, ook al zijn deze vleesproducten duurzaam geproduceerd en gezond (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1565).

Volgens de evaluatie van het EU-beleid op het gebied van agrofoodpromotie had de EU in de periode 2016–2019 een bedrag van 21 miljoen euro geoormerkt voor de promotie van plantaardige producten en een bedrag van 57,6 miljoen euro voor de promotie van vlees en zuivel. Moeten Nederland en de EU volgens u gaan inzetten op de afschaffing van het bijdragen aan de promotie van vlees en zuivel gezien de geschetste ambities voor de handelsakkoorden?

25. Antwoord van het kabinet

Zoals in antwoord op vraag 24 is gesteld, zet het kabinet zich in voor de afschaffing van het EU-promotiebeleid voor reguliere landbouwproducten. Het is hierbij wel van belang om te onderkennen dat het EU-promotiebeleid voor landbouwproducten niet alleen door Nederland bepaald wordt en dat er in de EU veel partijen zijn die wel voorstander zijn van voortzetting van een bredere inzet van EU-steun voor promotie van landbouwproducten. Een herziene EU promotieverordening zou naar het oordeel van het kabinet uitsluitend gericht moeten zijn op duurzaam geproduceerde en gezonde producten. Een uitzondering hierop geldt voor vleesproducten (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1565). Het kabinet is geen voorstander van EU financiering van promotie voor vleesproducten, ook al zijn deze duurzaam geproduceerd en gezond.

De Commissie stelt dat in vele delen van de wereld een ernstig tekort is aan fatsoenlijk werk.14 Hoe kijkt u in dit kader aan tegen de arbeidsomstandigheden bij het delven van mineralen voor de energietransitie?

26. Antwoord van het kabinet

Het is bekend dat er in de mijnbouw van mineralen en metalen die gebruikt worden in hernieuwbare energietechnologie soms gewerkt wordt in zeer slechte arbeidsomstandigheden en/of dat er sprake is van mensenrechtenschendingen. Dit is vooral het geval bij de, vaak informele, kleinschalige artisanale mijnbouw. Vrouwen en ook kinderen zijn hierin extra kwetsbaar.

Nederland zet daarom in op de implementatie van de OESO Richtlijnen voor Verantwoorde Toeleveringsketens van Mineralen uit Conflict- en Hoogrisicogebieden door bedrijven. Nederland ondersteunt dit bijvoorbeeld via het goud- en metaalconvenant en het European Partnership on Responsible Minerals. Daarbij financiert Nederland ook multilaterale en bilaterale programma’s gericht op verbetering van het overheidsbestuur voor de mineralensector en ook directe ondersteuning aan mijnbouwgemeenschappen.

Op dit moment zijn in het kader van het convenant Hernieuwbare Energie (in wording) ook gesprekken gaande met windenergie- en zonne-energiebedrijven over verantwoord ondernemen. Het doel van het convenant is het identificeren, voorkomen en aanpakken van risico's voor mens en milieu in de gehele toeleveringsketen van de wind- en zonne-energie industrie, inclusief onder meer het mitigeren van risico’s die verband houden met de winning van grondstoffen.


X Noot
1

Samenstelling:

Faber-van de Klashorst (PVV), Ganzevoort (GL), Van Apeldoorn (SP) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Jorritsma-Lebbink (VVD), Knapen (CDA), Oomen-Ruijten (CDA), Koole (PvdA), vac. (PvdD), Van Rooijen (50PLUS), arbouw (VVD), Van Ballekom (VVD) (1e ondervoorzitter), Beukering (Fractie-Nanninga), Bezaan (PVV), Dittrich (D66), Huizinga-Heringa (CU) (2e ondervoorzitter), Dessing (FVD), Karimi (GL), Kluit (GL), Moonen (D66), Otten (Fractie-Otten), Vos (PvdA), Van Wely (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Prast (PvdD).

X Noot
2

COM(2021)66, zie ook dossier E210006 op www.europapoort.nl.

X Noot
3

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 795, A.

X Noot
4

COM(2021)66, zie ook dossier E210006 op www.europapoort.nl.

X Noot
5

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 795, A.

X Noot
6

«Spain-Netherlands Non-paper on strategic autonomy while preserving an open economy», Bijlage bij: Kamerstukken I, 2020–2021, 21 501-02, CP.

X Noot
7

Tweede Kamer commissiedebat inzake Raad Buitenlandse Zaken Handel op 18 mei 2021. Kamerstukken II, 21 501-02, nr. 2353, blz. 32.

X Noot
8

COM(2021)66 NL, blz. 3.

X Noot
9

Idem, blz. 11.

X Noot
10

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 795, A, blz. 10.

X Noot
11

Kamerstukken I, 2020–202, 21 501-02, CT.

X Noot
12

COM(2021)66 NL, blz. 1.

X Noot
14

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 795, A, blz. 4.

X Noot
15

Idem, blz. 6.

X Noot
16

«Evaluation support study of the EU agricultural promotion policy -internal and third country markets» https://op.europa.eu/o/opportal-service/download-handler?identifier=61b15a1d-09dc-11eb-bc07-01aa75ed71a1&format=pdf&language=en&productionSystem=cellar&part=.

X Noot
17

COM(2021)66 NL, blz. 2.

X Noot
21

Onze Referentie: BZDOC-1143363637-35.

Naar boven