Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 35788 nr. AB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 35788 nr. AB |
Vastgesteld 7 december 2022
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap2 had kennisgenomen van de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 6 september 2022,3 in reactie op de brief van de commissie van 5 juli 2022 met nadere vragen inzake herinvoering van de basisbeurs en een tegemoetkoming voor huidige studenten zonder basisbeurs. De leden van de fracties van de PvdA en de PvdD hadden naar aanleiding daarvan nog een aantal nadere vragen.
Op 1 november 2022 is voorts de motie van het lid Koffeman c.s. over compensatie van studenten van de pechgeneratie voor de door hen betaalde of te betalen rentelasten aangenomen in de Eerste Kamer.4 De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vernam graag op korte termijn hoe de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap deze motie wilde gaan uitvoeren.
Naar aanleiding hiervan is op 4 oktober en 10 november 2022 een brief gestuurd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De Minister heeft op 6 december 2022 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde (nader) schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dragstra
Aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Den Haag, 4 oktober 2022
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 6 september 2022,5 in reactie op de brief van de commissie van 5 juli 2022 met nadere vragen inzake herinvoering van de basisbeurs en een tegemoetkoming voor huidige studenten zonder basisbeurs. De leden van de fracties van de PvdA en de PvdD hebben naar aanleiding daarvan nog een aantal nadere vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
In de beantwoording gaat u nader in op de (voorgenomen) maatregelen en beleidsintenties op verschillende domeinen, zoals volkshuisvesting en volksgezondheid, welzijn en sport. Het betreft hier echter algemene maatregelen en beleidsintenties, aldus de leden van de PvdA-fractie. Deze leden verzoeken u om aan te geven hoe deze (voorgenomen) maatregelen en beleidsintenties concreet effect hebben voor de zogenoemde pechgeneratie. Indien dit geen specifiek effect heeft, vernemen deze leden graag of u bereid bent om te onderzoeken of er ook maatregelen te nemen zijn voor specifiek deze pechgeneratie. Zo niet, dan ontvangen deze leden op dit punt graag een toelichting.
Momenteel is er sprake van toenemende prijsstijgingen voor onder andere de boodschappen en energie. Bent u het met de leden van de PvdA-fractie eens dat deze stapeling van financiële knelpunten extra problematisch is voor de pechgeneratie? Zo niet, waarom niet? Bent u bereid om in dit kader aanvullende (tijdelijke) maatregelen te nemen specifiek voor deze jongeren? Deze leden ontvangen graag een inhoudelijke reactie.
De leden van de PvdA-fractie lezen in het advies van de Raad van State bij het wetsvoorstel herinvoering van de basisbeurs6dat er een nadere onderbouwing nodig is voor de «onverplichte tegemoetkoming» voor de studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd en geen basisbeurs hebben ontvangen. Deze tegemoetkoming moet beter onderbouwd worden volgens de Raad van State, bijvoorbeeld vanwege «een buitengewone schuldenproblematiek». Hierover hebben de leden van de PvdA-fractie de volgende vragen. Bent u van mening dat er sprake is van een buitengewone schuldenproblematiek? Zo niet, waarom niet? Zo ja, waarom is er volgens u sprake van een buitengewone schuldenproblematiek? En welke factoren maken het buitengewoon? Tot slot vragen deze leden wat het effect van deze buitengewone schuldenproblematiek is op deze jongeren en of dit voor u een reden is om meer gerichte maatregelen te nemen voor deze jongeren. Graag ontvangen zij hierop een toelichting.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie lezen dat u een grootschalig onderzoek gaat starten naar in hoeverre schulden stress veroorzaken bij studenten. Deze leden vragen u waarom er een onderzoek wordt gestart, als al lang en breed duidelijk is dat schulden stress veroorzaken?7 Kunt u aangeven hoeveel dit onderzoek precies gaat kosten in zowel tijd als geld?
In uw brief stelt u over de compensatie van € 1.835,– aan studenten: «Het kabinet is blij dat deze nieuwe vormgeving er één is waar het Interstedelijk Studenten Overleg en de Landelijke Studentenvakbond hebben aangegeven tevreden over te zijn.» De Landelijke Studentenvakbond heeft in reactie op dit statement van de Minister twee publieksreacties gegeven.8 De vakbond stelt in één van de twee reacties: «Volgens de Minister zouden wij tevreden zijn met de nieuwe regeling omtrent studievouchers. Dat is een zéér vrije interpretatie. Wij zijn er tevreden mee dat de regeling nu minder complex is. Verder zijn wij er altijd kritisch op geweest dat het bedrag omlaag is gegaan.» De leden van de PvdD-fractie vragen of u bereid bent om excuses te maken voor deze interpretatie. Heeft u de kritiek op het verlagen van het bedrag van de vakbond meegenomen in het besluit tot een studievouchercompensatie? Waarom heeft u de kritiek van de vakbond niet benoemd in uw brief? Bent u bereid, zo vragen deze leden, om die kritiek opnieuw te herzien en meer mee te nemen in een nieuw besluit?
Voorts stelt u in uw brief: «Dat bij de oorspronkelijke studievoorschotvouchers een raming is gemaakt op basis van het verwachte gebruik, is echter een standaardprocedure die ook veel voordelen kent. Door verwachtingen over het gebruik mee te nemen in een raming, komt meer geld beschikbaar voor andere zaken. Of omgekeerd: als eerdere kabinetten bij ramingen van de studievoorschotvouchers uit waren gegaan van het aantal rechthebbenden, en niet het verwachte gebruik, dan was ofwel het bedrag voor de studievoorschotvoucher lager geweest, ofwel meer budget nodig geweest. Ook voor de nieuwe vormgeving geldt dat een hoger bedrag pas mogelijk is als daar dekking voor gevonden wordt.» Bent u het met de leden van de PvdD-fractie eens dat als de definitieve keuze van het kabinet is om slechts een compensatie in deze vorm aan te bieden (studievoorschotvouchers die als financiële compensatie uitgekeerd kunnen worden), er op dit moment zo’n schrijnende situatie is voor de studenten die onder het leenstelsel vallen (de energiecrisis, de klimaatcrisis en de wooncrisis) dat alles op alles gezet moet worden om «dekking» te zoeken voor het verhogen van de ramingen, zodat het uitkeerbare budget verhoogd zal worden?
Er heerst een energiecrisis. Voor een groot deel van de Nederlanders zullen de energierekeningen drastisch verhoogd worden, ondanks het energieplafond dat het kabinet introduceert. Veel (ex-)studenten die onder het leenstelsel vallen moeten boven op de afbetaling van hun schulden een torenhoge energierekening betalen. Bent u het met de leden van de PvdD-fractie eens dat de leefkosten voor een (ex-)leenstelselstudent op deze manier exorbitant hoog zijn, oneerlijk en grote problemen met zich meebrengen? Bent u het voorts met deze leden eens dat de energiecrisis een aanleiding is om de studenten die onder het leenstelsel vallen ruimer te compenseren? Zo niet, dan ontvangen deze leden op dit punt graag een toelichting.
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.
Voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J. Verkerk
Aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Den Haag, 10 november 2022
Op 1 november 2022 is de motie van het lid Koffeman c.s. over compensatie van studenten van de pechgeneratie aangenomen in de Eerste Kamer.9 De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verneemt graag op korte termijn hoe u deze motie gaat uitvoeren.
De commissie ziet uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangt deze graag zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen vier weken na dagtekening van deze brief.
Voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J. Verkerk
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 december 2022
Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen van de commissie Onderwijs Cultuur en Wetenschap van uw Kamer over mijn brief van 6 september 2022 inzake de herinvoering van de basisbeurs en een tegemoetkoming voor huidige studenten zonder basisbeurs.10 Ook ga ik in deze brief in op de motie-Koffeman (PvdD) c.s. over een behoorlijke compensatie voor de rente studieschulden die nu en in de toekomst wordt betaald door studenten die onder het leenstelsel gestudeerd hebben.11
Maatregelen voor studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de kabinetsbrede maatregelen – zoals beschreven in de brief van 6 september jl.12 – concreet effect hebben op de studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd. Ook vragen de leden van de PvdA-fractie of het kabinet bereid is om te onderzoeken of er nog maatregelen te nemen zijn voor deze specifieke generatie.
De beschreven beleidsmaatregelen hebben als doel om jongeren – in brede zin – te helpen op het gebied van wonen en mentale gezondheid. Daarmee kunnen deze maatregelen ook een positief effect hebben op de studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd. Deze maatregelen zijn – afgezien van de financiële tegemoetkoming die het kabinet voor deze groep beschikbaar stelt – niet specifiek gericht op leenstelselstudenten als groep. Hoewel een positief effect aannemelijk is, kan dit niet met volledige zekerheid voor de groep «leenstelselstudenten» als zodanig worden vastgesteld.
De financiële tegemoetkoming die het kabinet beschikbaar stelt aan de studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd is een gerichte maatregel. Daarmee zullen studenten die een nominale opleiding van vier jaar volgen, en aan de overige voorwaarden voldoen, een bedrag van maximaal € 1.436 als korting op de studieschuld krijgen. Als er geen schuld (meer) is, zal dit bedrag worden uitgekeerd. Het kabinet acht deze voorgestelde financiële tegemoetkoming de best passende maatregel, mede gelet op het zeer ongebruikelijke karakter van een tegemoetkomende maatregel aan individuen bij een beleidswijziging. Deze komt ten goede aan alle studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd ongeacht of zij een studieschuld hebben.
Schuldenproblematiek en aanvullende maatregelen
Daarnaast vragen de leden van de PvdA-fractie of er sprake is van buitengewone schuldenproblematiek voor deze generatie, wat de effecten hiervan zijn en of dit reden is om meer gerichte maatregelen te nemen.
Of er sprake is van «buitengewone» schuldenproblematiek, zoals de leden van de PvdA-fractie vragen, is moeilijk objectief vast te stellen. De gemiddelde studieschuld in het hoger onderwijs is met ongeveer zesduizend euro gestegen.13 Het precieze bedrag hangt af van hoe gemeten wordt. De hoogte van de studieschuld van alle studenten (inclusief de studenten zonder studieschuld) is gestegen van gemiddeld € 14.126 voor startcohort 2014–2015 (laatste generatie basisbeurs) naar gemiddeld € 20.611 voor startcohort 2015–2016 (eerste generatie leenstelsel).14 Als studenten zonder studieschuld buiten beschouwing worden gelaten, gaat het om een stijging van gemiddeld € 21.759 naar gemiddeld € 27.745. Uit onderzoek van het RIVM blijkt dat een hoge huidige studieschuld (meer dan € 50.000) of een hoge verwachte toekomstige studieschuld (meer dan € 40.000) – in vergelijking met een lage(re) studieschuld – gepaard zou kunnen gaan met minder mentaal welbevinden en het vaker vóórkomen van psychische klachten. De invloed van (verwachte) studieschulden op een negatief mentaal welbevinden lijkt echter beperkt zo blijkt het uit het onderzoek.15 Het RIVM stelt in het onderzoek vast dat de omvang van de huidige en verwachte studieschuld niet noemenswaardig samenhangt met positieve mentale gezondheid.
Stijgende energie-en levensonderhoud kosten en compensatie leenstelselgeneratie
Zowel de leden van de PvdA-fractie als die van de PvdD-fractie benoemen de gestegen kosten voor energie en levensonderhoud en de gevolgen die dit heeft voor (ex-)leenstelselstudenten. In het kader daarvan vragen beide fracties of het mogelijk is om de leenstelselstudenten ruimer te compenseren.
De stijgende kosten van energie en levensonderhoud hebben impact onze hele maatschappij. Vrijwel iedereen voelt dit in zijn of haar portemonnee. Daarom heeft het kabinet een pakket aan koopkrachtmaatregelen getroffen die ook (oud-)studenten ten goede zullen komen. De uitwonende basisbeurs wordt voor het studiejaar 2023–2024 verhoogd met € 164,30. Ook de verhoging van het minimumloon en de huur- en zorgtoeslag voor (oud-)studenten (met een laag inkomen) zouden verlichting moeten gaan bieden voor de stijgende kosten. Voor het dempen van de energiekosten geldt er vanaf 1 januari 2023 een prijsplafond.16 Nog dit jaar ontvangen huishoudens een vaste korting op de energierekening17. Veel burgers in de samenleving – ook (oud-)studenten – worden hiermee geholpen. Het kabinet ziet geen aanleiding om voor specifiek (ex-)leenstelselstudenten tot een aanvullend pakket te komen.
Onderzoek naar prestatiedruk, stress en rol van schulden
De leden van de PvdD-fractie vragen of een grootschalig onderzoek naar in hoeverre schulden stress veroorzaken noodzakelijk is, en hoeveel dit onderzoek gaat kosten in zowel tijd als geld.
Het aangekondigde onderzoek richt zich niet uitsluitend op de rol van schulden. Het betreft juist een breed onderzoek naar prestatiedruk en stress onder studenten. Dit wordt uitgevoerd omdat de oorzaken van stress en prestatiedruk bij studenten niet duidelijk zijn, zo blijkt uit de Monitor Mentale Gezondheid en Middelengebruik Studenten hoger onderwijs van het RIVM. Daaruit komt naar voren dat een groot deel (97%) van de studenten in het hoger onderwijs stress en druk ervaart. Dit onderzoek betrof een brede kwantitatieve analyse van de mentale gezondheid van studenten. De bevindingen wijzen erop dat een minder goede mentale gezondheid samenhangt met stress, prestatiedruk, slaapproblemen en een gebrek aan sociale steun en eenzaamheid. Uit dit onderzoek blijkt ook dat een hoge (verwachte) schuld – in vergelijking met een lage(re) (verwachte) studieschuld – gepaard kan gaan met minder mentaal welbevinden en het vaker voorkomen van psychische klachten. De invloed van (verwachte) studieschulden op een negatief mentaal welbevinden lijkt echter beperkt zo blijkt het uit het onderzoek 18 Ook zijn er aanwijzingen dat moeilijk aflosbare schulden kunnen leiden tot psychische klachten.19 Hierbij is niet specifiek gekeken naar studieschulden. Voor het aflossen van studieleningen wordt rekening gehouden met de (financiële) situatie van studenten, zij betalen naar draagkracht en indien een student in de problemen raakt kan DUO een persoonlijke betalingsregeling treffen.
Uit de Monitor Mentale Gezondheid en Middelengebruik is niet duidelijk gebleken hoe het hebben van een studieschuld concreet doorwerkt op de mentale gezondheid van de student. Ook de invloed van persoonlijke, sociaal-culturele en economische factoren is niet meegenomen. Een van de aanbevelingen van de monitor is om verdiepend vervolgonderzoek te verrichten naar de achterliggende oorzaken van prestatiedruk en stress.
Deze aanbevelingen heb ik opgevolgd en in mijn beleidsbrief Hoger Onderwijs & Wetenschap van juni dit jaar heb ik een vervolgonderzoek aangekondigd naar de oorzaken van stress en prestatiedruk.20 De financiële positie van studenten, is in dit onderzoek één van de factoren die wordt onderzocht. Het onderzoek levert inzichten op in de oorzaken van stress en prestatiedruk bij studenten maar ook mogelijke interventies om dit aan te pakken. Het onderzoek start eind 2022 en wordt medio juni 2023 opgeleverd.
Studievoorschotvouchers
De leden van de PvdD-fractie vragen of ik bereid ben om excuses te maken richting de Landelijke Studentenvakbond (LSVb) vanwege de wijze waarop ik hun zienswijze op de vormgeving van de studievoorschotvoucher heb geïnterpreteerd. De leden van de PvdD vragen ook waarom deze kritiek niet is meegenomen in mijn brief. Ook vragen de leden of de kritiek eerder is meegenomen in de besluitvorming en of ik bereid ben om dit besluit opnieuw te herzien.
Zij stellen deze vraag naar aanleiding van een bericht van de LSVb op twitter, dat als volgt luidde: «Volgens de Minister zouden wij tevreden zijn met de nieuwe regeling omtrent studievouchers. Dat is een zéér vrije interpretatie. Wij zijn er tevreden mee dat de regeling nu minder complex is. Verder zijn wij er altijd kritisch op geweest dat het bedrag omlaag is gegaan (1/2)».21
In mijn brief van 6 september jl. is hierover de volgende passage opgenomen: «Het kabinet is blij dat deze nieuwe vormgeving er een is waar het Interstedelijk Studenten Overleg en de Landelijke Studentenvakbond van hebben aangegeven tevreden over te zijn. Het kabinet begrijpt ook dat men nog tevredener was geweest als het bedrag op de oorspronkelijke hoogte gehandhaafd was».22
De kritiek van studentenorganisaties op de hoogte van de tegemoetkoming die volgt uit de studievoorschotvoucher is mij bekend. Ik heb deze daarom ook expliciet geadresseerd in mijn brief, zoals uit het voorgaande citaat blijkt. De weergave uit het bericht van de LSVb doet naar mijn mening geen recht aan de brief.
De leden van de PvdD vragen ook of het kabinet met hen deelt dat «alles op alles» gezet moet worden om tot een hoger bedrag te komen voor de tegemoetkoming die volgt uit de studievoorschotvouchers als het «de definitieve keuze van het kabinet is om slechts een compensatie in deze vorm aan te bieden».
Het kabinet merkt allereerst op dat dit niet de enige tegemoetkoming is. Naast de tegemoetkoming die volgt uit het anders vormgeven van de studievoorschotvouchers (voorbehouden aan de cohorten 2015–2016 t/m 2019–2020) is in het coalitieakkoord ook een miljard euro uitgetrokken voor een tegemoetkoming voor studenten die geen basisbeurs hebben gehad. Deze staan los van elkaar, en studenten die tussen 2015–2016 en 2019–2020 recht zouden hebben gehad op een basisbeurs maken dus aanspraak op beide. Voor de budgetten van beide tegemoetkomingen acht het kabinet zich gebonden aan de financiële kaders van het coalitieakkoord. Al zullen voorstellen vanuit het parlement voorzien van financiële dekking altijd constructief worden benaderd.
Compensatie voor de rente die door leenstelselstudenten wordt betaald.
De motie-Koffeman (PvdD) c.s. «verzoekt de regering om studenten van de pechgeneratie op een behoorlijke wijze te compenseren voor de door hen betaalde of te betalen rentelasten.»»23Het kabinet stelt al een financiële tegemoetkoming beschikbaar voor (ex)-leenstelselstudenten binnen de kaders uit het coalitieakkoord. Deze uit zich voor studenten met een studieschuld in een verlaging van die schuld, en scheelt in die zin in de rente. Datzelfde geldt voor de voornoemde separate tegemoetkoming voor studenten die recht hadden op een studievoorschotvoucher. Een aanvullende maatregel die compenseert voor de rentestijgingen raakt een fundamenteel punt. Het stelsel is ingericht zodat het altijd werkt, ongeacht de economische situatie. We moeten voorzichtig zijn met wijzigingen als het economisch minder goed gaat. Daarnaast, een dergelijke maatregel zou betekenen dat onderwijsmiddelen worden ingezet voor afgestudeerden. Dat is een principieel punt en heeft mogelijk ook gevolgen voor de houdbaarheid van ons stelsel. Gezien het feit dat in de motie dekking ontbreekt voor een aparte, aanvullende tegemoetkoming moet het kabinet constateren dat het kabinet de motie-Koffeman niet kan uitvoeren, anders dan met de tegemoetkoming die reeds voorzien is.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
Samenstelling:
Essers (CDA), Ganzevoort (GL), Van Strien (PVV), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Pijlman (D66) (ondervoorzitter), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), De Bruijn-Wezeman(VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Beukering (Fractie-Nanninga). A.J.M. van Kesteren (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Vos (PvdA), Van den Berg (VVD), Dessing (FVD), Doornhof (CDA), Veldhoen (GL), Krijnen (GL), Van der Voort (D66), De Vries (Fractie-Otten), Nanninga (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) Verkerk (CU) (voorzitter), Prast (PvdD) en Fiers (PvdA).
Landelijke Studentenvakbond op Twitter: «Volgens de minister zouden wij tevreden zijn met de nieuwe regeling omtrent studievouchers. Dat is een zéér vrije interpretatie. Wij zijn er tevreden mee dat de regeling nu minder complex is. Verder zijn wij er altijd kritisch op geweest dat het bedrag omlaag is gegaan. (1/2)» / Twitter en Landelijke Studentenvakbond op Twitter: «Daarnaast hebben we toch sterk de indruk dat het voorstel (waarin studenten geen voucher van € 2150, maar een schuldenkorting van € 1835 krijgen) een beetje een schijncompensatie moet voorstellen voor het gefaalde schuldenstelsel. (2/2)» / Twitter
RIVM, GGD GHOR en Trimbos-instituut, 2022, Monitor Mentale Gezondheid en Middelengebruik Studenten hoger onderwijs, deelrapport I.
Dit zijn enkele maatregelen zoals aangekondigd op Prinsjesdag, voor het gehele pakket zie, Kamerstukken 2022/23, 36 200, 1.
RIVM, GGD GHOR en Trimbos-instituut, 2022, Monitor Mentale Gezondheid en Middelengebruik Studenten hoger onderwijs, deelrapport I.
Voor de volledigheid zij vermeld dat het volgende bericht luidde: «Daarnaast hebben we toch sterk de indruk dat het voorstel (waarin studenten geen voucher van € 2.150, maar een schuldenkorting van € 1.835 krijgen) een beetje een schijncompensatie moet voorstellen voor het gefaalde schuldenstelsel. (2/2)»
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35788-AB.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.