35 788 Kabinetsformatie 2021

AA VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 september 2022

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 nam kennis van de brief van 7 juni 20222 waarin de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vragen beantwoordde over de hoofdlijnenbrief3 betreffende de herinvoering van de basisbeurs en een tegemoetkoming voor huidige studenten zonder basisbeurs. De leden van de fracties van de PvdA en de PvdD hadden naar aanleiding daarvan nog een aantal nadere vragen.

Naar aanleiding hiervan is op 5 juli 2022 een brief gestuurd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De Minister heeft op 6 september 2022 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dragstra

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Den Haag, 5 juli 2022

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 7 juni 20224 waarin u vragen beantwoordt over de hoofdlijnenbrief5 betreffende de herinvoering van de basisbeurs en een tegemoetkoming voor huidige studenten zonder basisbeurs. De leden van de fracties van de PvdA en de PvdD hebben naar aanleiding daarvan nog een aantal nadere vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De PvdA-fractieleden merken op dat de motie-Vos (PvdA) c.s.6 de regering verzoekt «om andere mogelijkheden voor compensatie voor deze studenten [bedoeld wordt: studenten die vanaf 2015 studeerden] te onderzoeken en daarover de Kamer binnen drie maanden te informeren». In het antwoord op de vragen over ideeën en voorstellen voor (concrete) maatregelen op het gebied van (beschikbare, betaalbare en duurzame) huisvesting en welzijnshulp voor jongeren reageert u door kort te verwijzen naar bestaande en nog komende notities van andere bewindspersonen. Zo wordt er verwezen naar de woon- en bouwagenda, het programma «Een thuis voor iedereen», en het programma «Betaalbaar Wonen», waarin volgens u ook aandacht is voor de positie van studenten, jongeren en starters op de woningmarkt. Ook wordt verwezen naar een aanpak op mentale gezondheid waarmee de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport nog komt.

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat het hier gaat over beleidsdomeinen van andere bewindspersonen, maar voornoemde motie vraagt om de mogelijkheden voor andere compensatie «te onderzoeken». Heeft de regering de intentie om serieus op zoek te gaan naar andere mogelijkheden voor compensatie voor de studenten? Zo ja, welke concrete acties heeft zij ondernomen in het kader van deze zoektocht? Heeft u hierover afstemming gehad met uw collega’s?

Welke specifieke maatregelen op het gebied van beschikbare, betaalbare en duurzame huisvesting en welzijnshulp voor jongeren ziet u als compensatie? Graag ontvangen de PvdA-fractieleden een specifieke inhoudelijke reactie en geen verwijzing naar algemene beleidsstukken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Vraag 1

In uw brief van 7 juni jl. stelt u: «Studentenorganisaties hebben in de gesprekken meermaals aangegeven dat zij het bedrag dat beschikbaar is voor de tegemoetkoming te laag vinden.»7 Naast deze informatie van u hebben de PvdD-fractieleden ook kennisgenomen van het feit dat er een compensatieregeling voor studenten van € 2.150,– per persoon komt, die slechts besteed mag worden aan een extra opleiding naast de opleiding die studenten al gedaan hebben. Door studentenorganisaties zoals het Interstedelijk Studenten Overleg en de Landelijke Studentenvakbond is echter aangegeven dat bijna alle studenten dit bedrag liever zien in de vorm van een financiële compensatie in studieschuld. U heeft toegezegd dat dit mogelijk is, maar dan worden deze compensaties € 1.770,– per persoon in plaats van € 2.150,– per persoon. Dit komt erop neer dat als je de voucher wilt besteden aan een financiële compensatie van je studieschuld, een student bijna € 400,– minder gecompenseerd krijgt. Dit komt doordat het totaal aantal vouchers is begroot op het verwachte aantal studenten dat zo’n voucher zou willen innen in de vorm van een opleiding (dit is zeer weinig, dus dan wordt het bedrag per student groter), terwijl de meeste studenten deze compensatieregeling in eerste instantie helemaal niet wilden hebben. Het lijkt er dus op dat u een compensatieregeling bedenkt die studenten eigenlijk niet willen, en daar vervolgens op inbegroot. Het gevolg daarvan is dat de meerderheid van de studenten die deze compensatie in de vorm van een opleiding in eerste instantie al niet wilde, bijna € 400,– minder per persoon aan vergoeding ontvangt.

Als de compensatie voor de pechgeneratie € 1 miljard zou blijven, waarom maakt u dan een keuze om het vouchertegoed te begroten op het verwachte aantal studenten dat een voucher zou aanvragen, en niet op het totaal aantal studenten dat in aanmerking komt voor zo’n specifieke voucher? Door in te begroten op het totaal aantal studenten dat in aanmerking komt voor zo’n compensatieregeling, zal het bedrag per student niet verlaagd worden van € 2.150,– naar € 1.770,–.

Vraag 2

In uw brief stelt u ook: «De zorgen waar zij [bedoeld wordt: studenten] voor staan liggen immers niet enkel op mijn beleidsterrein, maar vragen om een brede aanpak van het gehele kabinet. Uw kamer vraagt mij ook om specifieke ideeën op andere beleidsterreinen. [...] De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport komt in juni met een aanpak op mentale gezondheid.»8

In onderzoek van het Trimbos instituut wordt aangetoond dat schulden een trigger zijn voor angst, depressies en alcoholische/drugsgerelateerde problemen.9 Dit kan op lange termijn een enorme kostenpost worden voor de Nederlandse overheid, omdat de oud-studenten met hoge studieschulden als gevolg daarvan stress, angst of depressies kunnen krijgen. Op die manier wordt de kans vergroot dat zij op latere leeftijd financiële overheidssteun nodig hebben. Op welke manier heeft de overheid rekening gehouden met het feit dat het in stand houden van hoge schulden juist een financieel negatief effect kan hebben op de staatskas op lange termijn?

Op welke manier wordt deze kennis meegenomen in het rapport dat de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gaat uitbrengen?

Vraag 3

Zijn veel van de studieleningen die de overheid aan de pechgeneratie heeft verstrekt, gebaseerd op staatsleningen die zijn afgesloten tegen negatieve rente? Zo ja, bent u bereid dit voordeel een-op-een door te geven aan de studenten van de pechgeneratie? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Erkent u dat een volledig ongelijk speelveld op de woningmarkt zou kunnen ontstaan tussen studenten uit de pechgeneratie en studenten uit de studielichtingen voor en na hen? Hoe beoordeelt u dit onderscheid? Deelt u de mening van de PvdD-fractieleden dat het onderscheid onrechtvaardig is? En hoe wilt u de studenten hiervoor compenseren?

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangt deze graag voor het einde van het zomerreces van de Kamer.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J. Verkerk

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 september 2022

Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen van de commissie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over mijn brief van 7 juni 2022 inzake Reactie op uw vragen over de hoofdlijnenbrief herinvoering van de basisbeurs.10

Andere mogelijkheden voor compensatie van leenstelselstudenten

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af of het kabinet – in het kader van de motie-Vos (PvdA) c.s.11 – heeft gezocht naar andere mogelijkheden voor compensatie van studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd.

Het kabinet wil een gebaar maken richting de studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd in de vorm van een financiële tegemoetkoming. Daarvoor is 1 miljard euro beschikbaar. Binnen deze financiële kaders heeft het kabinet ook in debat met de Tweede Kamer verschillende opties verkend, zoals de afbakening en vormgeving. Het kabinet ziet de tegemoetkoming zoals opgenomen in het wetsvoorstel als de beste optie. Voor de volledigheid vermeld ik dat andere vormen van compensatie ook uit ditzelfde budget betaald zouden moeten worden.

De leden van de PvdA-fractie vragen ook welke specifieke maatregelen op het gebied van beschikbare, betaalbare en duurzame huisvesting en welzijnshulp voor jongeren het kabinet ziet als compensatie. Het kabinet neemt verschillende maatregelen op deze gebieden, die onderdeel zijn van een kabinetsbrede aanpak om jongeren – in de brede zin – een goede start te geven en te ondersteunen op het gebied van wonen en mentale gezondheid. Deze maatregelen gericht op de jongere generatie zullen ook de studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd kunnen helpen.

Op verzoek van de PvdA gaat het kabinet op een aantal van deze initiatieven nader in.

Om het tekort aan studentenhuisvesting in Nederland voor studenten te verkleinen tekenen gemeenten (Netwerk Kennissteden Nederland), onderwijsinstellingen, woningcorporaties, particuliere beleggers, studenten en het Rijk op 8 september 2022 het Landelijk actieplan studentenhuisvesting 2022–2030. Met dit actieplan willen de partijen tot een uitbreiding van het aantal studentenwoningen komen.

Plannen voor huisvesting van o.a. starters staan beschreven in de Nationale Woon- en Bouwagenda, waarin de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft aangegeven tot 2030 900.000 nieuwe woningen te willen bouwen, waarvan tweederde betaalbaar voor starters. Van deze 600.000 betaalbare woningen is het streven om 350.000 middenhuur en betaalbare koop te bouwen, gezien de grote behoefte aan woningen voor starters en mensen met een middeninkomen. Deze 350.000 woningen helpen starters direct, maar indirect helpt de hele bouwopgave starters op de woningmarkt aangezien het de druk op de woningmarkt vermindert en de doorstroming op gang laat komen, waardoor starters gemakkelijker aan een woning kunnen komen uiteindelijk. Daarnaast zal de huurprijsregulering in het middensegment starters ook helpen aan betaalbare huisvesting. De bovengrens van de regulering komt tussen de 1.000 en 1.250 euro te liggen. Voor lage- en middeninkomens betekent dit dat zij aanspraak kunnen maken op dit gereguleerde tussensegment, in plaats van de vrije huur sector.

Op het gebied van mentale gezondheid heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in juni dit jaar de «Aanpak Mentale gezondheid: van ons allemaal12» gepresenteerd. Het is van belang dat het mentaal welzijn van onderwijsvolgende jongeren specifieke aandacht krijgt. Samen streven we ernaar dat zoveel mogelijk jonge mensen zich optimaal kunnen ontwikkelen in een veilig en kansrijk school- of studieklimaat, waarbij ze voldoende weerbaar zijn om goed om te kunnen gaan met alledaagse uitdagingen en de toenemende prestatiedruk.

De aanpak richt zich op de bronaanpak van mentale gezondheidsproblemen, waarbij gekeken wordt naar de beschermende- en de risicofactoren voor de mentale gezondheid. Daarbij is aandacht voor de achterliggende problematiek en sociaal maatschappelijke vraagstukken, zoals armoede en schulden, en wordt er ingezet in op een mental health in all-policies benadering. Dat betekent dat er wordt aangesloten bij bestaand beleid of beleid dat reeds in ontwikkeling is van de andere departementen (waaronder OCW en SZW). Ook wordt er doorlopend aandacht gevraagd voor de impact op mentale gezondheid van jongeren.

Het Ministerie van OCW werkt samen met koepels van hogeronderwijsinstellingen en de studentenbonden aan een integrale aanpak studentenwelzijn. In de beleidsbrief Hoger Onderwijs & Wetenschap13 van juni dit jaar ben ik ingegaan op de concrete maatregelen ten aanzien van het studentenwelzijn in het hoger onderwijs. Deze afspraken zijn ook opgenomen in het bestuursakkoord hoger onderwijs en wetenschap14. Ik wil instellingen stimuleren om van mentale gezondheid bij studenten een prioriteit te maken. Instellingen fungeren vaak als eerste aanspreekpunt voor studenten en spelen daarom een primaire rol in preventie en vroeg-signalering van mentale problemen bij studenten. Met een investering van € 15 miljoen per jaar geef ik daar een verdere impuls aan. De investering is bestemd voor de ontwikkeling van een integrale aanpak voor studentenwelzijn, gericht op preventie, vroeg-signalering en begeleiding. Dit jaar start ook een verdiepend onderzoek naar de oorzaken en oplossingen met betrekking tot prestatiedruk en stress bij studenten, daarin wordt ook onderzocht in hoeverre schulden stress veroorzaken.

In de kaderbrief voor het mbo die ik onlangs aan uw Kamer heb aangeboden, noem ik het welzijn van studenten als belangrijke factor in het versterken van de kansengelijkheid in het mbo15. Voor het verbeteren van de mentale gezondheid van mbo-studenten wordt aangesloten bij de bestaande integrale Gezonde School-aanpak en aangesloten programma’s Welbevinden op School en Helder op School. Een inclusief aanbod van instrumenten om mentale problemen te herkennen en aan te pakken is hierbij van bijzonder belang. Verder heeft het RIVM participatief onderzoek gedaan naar het mentale welzijn van mbo-studenten om inzicht te verkrijgen in de impact van Covid-19 en bijbehorende maatregelen op het leven en welbevinden van jongeren op het mbo. Ook heeft het RIVM gekeken welk concrete (lokale) handelingsperspectieven kunnen bijdragen aan het welbevinden van jongeren op het mbo en hoe het welbevinden van jongeren op het mbo over langere tijd gemonitord kan worden. In het najaar zal ik een beleidsreactie geven op het onderzoek in de vervolgbrief over voortijdige schoolverlaters.

Daarnaast zal ook de verhoging van het wettelijk minimum(jeugd)loon kunnen bijdragen aan een sterkere positie van jongeren en studenten in de samenleving. Studenten verdienen vaak het minimumloon en zijn daarmee gebaat bij een verhoging daarvan. Wel werken zij gemiddeld (maar) 12 uur per week, waardoor een verhoging voor hen een beperkter effect zal hebben dan voor voltijds werkenden.

Studievoorschotvouchers

De leden van de PvdD-fractie vragen waarom de hoogte van de oorspronkelijke studievoorschotvoucher gebaseerd was op het verwachte aantal studenten dat gebruik zou maken van de regeling, als tegengesteld aan het totale aantal rechthebbenden.

De oorspronkelijke studievoorschotvoucher kon gebruikt worden voor een opleiding binnen een bepaalde termijn. Onderdeel van het wetsvoorstel voor de herinvoering van de basisbeurs is dat de vormgeving van de studievoorschotvoucher wijzigt. In de toekomst wordt dit een tegemoetkoming voor rechthebbenden die in eerste instantie afgetrokken wordt van de studieschuld, en uitgekeerd wordt waar geen schuld resteert. Als gevolg van deze aanpassing verwacht het kabinet dat meer studenten de tegemoetkoming zullen krijgen, dan eerder voor de studievoorschotvoucher werd verwacht. In de oude situatie was het reëel om te denken dat er rechthebbenden zouden zijn die afzien van bijscholing; in de nieuwe situatie is het gebruik naar verwachting hoger, omdat het om geld gaat en omdat dit in de meeste gevallen ambtshalve wordt uitgekeerd. Dat het budget voor de studievoorschotvouchers een gegeven is, maakt bij een groter gebruik dat het beschikbare bedrag per student daalt, van 2.150 euro naar 1.835 euro16. Het bedrag van 1.835 euro is hoger dan de in de hoofdlijnenbrief17 beschreven 1.770 euro waar de leden van de PvdD naar refereren. Deze verhoging is het resultaat van indexatie met de loon-prijs ontwikkelingen (LPO). Het kabinet is blij dat deze nieuwe vormgeving er een is waar het Interstedelijk Studenten Overleg en de Landelijke Studentenvakbond van hebben aangegeven tevreden over te zijn. Het kabinet begrijpt ook dat men nog tevredener was geweest als het bedrag op de oorspronkelijke hoogte gehandhaafd was. Dat bij de oorspronkelijke studievoorschotvouchers een raming is gemaakt op basis van het verwachte gebruik, is echter een standaardprocedure die ook veel voordelen kent. Door verwachtingen over het gebruik mee te nemen in een raming, komt meer geld beschikbaar voor andere zaken. Of omgekeerd: als eerdere kabinetten bij ramingen van de studievoorschotvouchers uit waren gegaan van het aantal rechthebbenden, en niet het verwachte gebruik, dan was ofwel het bedrag voor de studievoorschotvoucher lager geweest, ofwel meer budget nodig geweest. Ook voor de nieuwe vormgeving geldt dat een hoger bedrag pas mogelijk is als daar dekking voor gevonden wordt.

De invloed van schulden

Tevens vragen de leden van de PvdD-fractie op welke manier de overheid rekening heeft gehouden met het feit dat het in stand houden van hoge schulden kunnen leiden tot psychische problemen – waardoor zij mogelijk beroep zouden moeten doen op overheidssteun – hetgeen juist een financieel negatief effect kan hebben op de staatskas op lange termijn.

Het kabinet ziet met de leden van de PvdD-fractie dat het hebben van schulden mogelijk stress kan veroorzaken. Dit is dan ook één van de redenen dat het kabinet voorstelt om de basisbeurs in het hoger onderwijs terug te laten keren per studiejaar 2023–2024. Daarnaast zullen meer studenten in aanmerking kunnen komen voor een aanvullende beurs, zodat deze studenten ook niet of minder hoeven te lenen. De gemiddelde studieschuld zal hierdoor naar verwachting lager uitvallen. Voor het terugbetalen van die studieschuld gelden vervolgens sociale terugbetaalvoorwaarden, wat inhoudt dat bij de berekening van het maandelijkse terugbetaling rekening gehouden wordt met het inkomen van de oud-student. Als de oud-student niet in staat is om de studieschuld (geheel) terug te betalen, dan zal de (resterende) studieschuld uiteindelijk worden kwijtgescholden.

Uw Kamer vraagt ook op welke manier de kennis van het onderzoek van het Trimbos instituut naar de relatie tussen schulden en mentale problemen wordt meegenomen in de aanpak «Mentale gezondheid: van ons allemaal».

In de «Aanpak Mentale gezondheid: van ons allemaal18» wordt onder actielijn drie verwezen naar de ontwikkeling van een integrale aanpak voor mentaal gezond onderwijs. Dit wordt ontwikkeld met experts en professionals, waaronder het Trimbos-instituut, waarbij alle relevante risicofactoren worden meegenomen. De inzichten uit de «Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study», maar ook andere toekomstige onderzoeken op dit onderwerp, zorgen voor continue aanscherping en verbetering van de integrale aanpak. Daarnaast wordt dit jaar een verdiepend onderzoek gestart naar de achterliggende factoren van prestatiedruk en stress. Daarin wordt ook gekeken naar de invloed van studieschulden op prestatiedruk en stress.

Negatieve rente op studieleningen

De leden van de PvdD-fractie vragen het kabinet of de studieleningen die zijn verstrekt aan de pechgeneratie zijn gebaseerd op staatsleningen die zijn afgesloten tegen negatieve rente en of het kabinet bereid is dit voordeel door te geven aan de studenten van de pechgeneratie.

De rente op studieleningen en studieschulden is volgens de wet gekoppeld aan de staatsobligaties (met een looptijd van 5 jaar). Dat betekent dat de rente kan wisselen bij een studielening die studenten aangaan voor een periode oplopend tot ruim 35 jaar. De rente wordt ieder jaar opnieuw vastgesteld (voor oud-studenten eens in de 5 jaar). Omdat de Staat de staatsschuld integraal financiert, wat betekent dat de extra leningen die de Staat moet aangaan vanwege de verstrekking van studieleningen niet één op één te linken zijn aan een specifieke staatslening, is er geen sprake van een koppeling tussen de studieleningen die de afgelopen jaren zijn verstrekt en een specifieke staatslening. Eventuele negatieve rente die wordt ontvangen door de Staat, zal terugvloeien naar de staatskas en komt op die manier ten goede aan alle burgers.

Speelveld op de woningmarkt

De leden van de PvdD-fractie vragen het kabinet of wordt erkend dat een volledig ongelijk speelveld op de woningmarkt zou kunnen ontstaan tussen studenten uit de pechgeneratie en studenten uit de studielichtingen voor en na hen. Tevens vragen zij hoe dit onderscheid wordt beoordeeld, en of het kabinet dit onderscheid onrechtvaardig acht. Tot slot, vragen zij of – en hoe – de studenten worden gecompenseerd.

Bij het vinden van een huurwoning verwacht ik niet dat studenten die onder het leenstelsel vielen, vanwege hun studieschuld, het moeilijker hebben dan generaties voor of na hen. Hierbij wordt namelijk primair getoetst op inkomen en wordt er niet gekeken naar schulden. Voor het vinden van een koopwoning weegt de studieschuld mee in de berekening van de maximale hypotheek. De wegingsfactor van de studieschuld voor de hypotheek is met de invoering van het leenstelsel naar beneden bijgesteld. Door de lagere weging kan een oud-student met een studielening onder het leenstelsel relatief een hogere maximale hypotheek krijgen dan een oud-student met een studielening onder het oude stelsel. Bij de herinvoering basisbeurs blijft de weegfactor van de studielening ongewijzigd. Een studielening wordt bij de berekening van de maximale hypotheek überhaupt minder zwaar meegewogen dan bijvoorbeeld een consumptief krediet of een private-lease contract.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Samenstelling:

Essers (CDA), Ganzevoort (GL), Van Strien (PVV), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Pijlman (D66) (ondervoorzitter), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), De Bruijn-Wezeman(VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Beukering (Fractie-Nanninga). A.J.M. van Kesteren (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Vos (PvdA), Van den Berg (VVD), Dessing (FVD), Doornhof (CDA), Veldhoen (GL), Vendrik (GL), Van der Voort (D66), De Vries (Fractie-Otten), Nanninga (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) Verkerk (CU) (voorzitter), Prast (PvdD) en Fiers (PvdA).

X Noot
2

Kamerstukken I 2021/22, 35 788, Y.

X Noot
3

Kamerstukken I 2021/22, 35 788, W.

X Noot
4

Kamerstukken I 2021/22, 35 788, Y.

X Noot
5

Kamerstukken I 2021/22, 35 788, W.

X Noot
6

Kamerstukken I 2021/22, 35 788, H.

X Noot
7

Kamerstukken I 2021/22, 35 788, Y, p. 4.

X Noot
8

Kamerstukken I 2021/22, 35 788, Y, p. 4.

X Noot
10

Eerste Kamer, 171047.02u.

X Noot
11

Kamerstukken I 2021/22, 35 788, H.

X Noot
12

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2022). «»Aanpak Mentale gezondheid: van ons allemaal»».

X Noot
13

Kamerstukken I 2021/2022, 31 288, 964.

X Noot
14

Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap (2022). Bestuursakkoord hoger onderwijs en wetenschap.

X Noot
15

Kaders Werkagenda mbo, 15 juli 2022.

X Noot
16

Het bedrag van 1.835 euro is gebaseerd op prijspeil 2022.

X Noot
17

Kamerstukken I 2021/22, 35 788, W.

X Noot
18

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2022). «»Aanpak Mentale gezondheid: van ons allemaal»».

Naar boven