De Kamer,
constaterende dat het hybride werken in een stroomversnelling is geraakt en dat werkgevers
en werknemers hebben ervaren welke voordelen hybride werken oplevert;
constaterende dat ook het kabinet hybride werken een positieve ontwikkeling vindt
en werkgevers en werknemers ondersteunt bij het vormgeven hiervan;
constaterende dat bij arbeidsrelaties die een grensoverschrijdend aspect hebben, knelpunten
kunnen optreden ten aanzien van de fiscaliteit en sociale zekerheid bij het hybride
werken en dat dit belemmerend kan werken voor de arbeidsmarkt in de grensregio’s;
constaterende dat de tijdelijke regels voor thuiswerkende grenswerkers die tijdens
de coronaperiode golden per 1 juli 2023 zijn afgeschaft;
constaterende dat voor de socialezekerheidssituaties een nieuwe kaderovereenkomst
uitkomst biedt, maar dat nog steeds geen overeenstemming is bereikt over een aanpassing
van de belastingverdragen;
constaterende dat er sprake is van onderlinge discoördinatie en dat dit leidt tot
actuele problemen voor de thuiswerkende grenswerkers en hun werkgevers;
constaterende dat Frankrijk en Zwitserland, België en Luxemburg, Duitsland en Luxemburg,
en Duitsland en Oostenrijk overeenstemming hebben bereikt over aanpassing van hun
bilaterale belastingverdrag, zodat met ingang van 1 januari 2024 ook de fiscale knelpunten
voor hybride of thuiswerkende grenswerkers in deze landen zijn opgelost;
constaterende dat deze overeenkomsten laten zien dat aanpassing van bilaterale belastingverdragen,
niet hoeft te wachten op de uitkomsten van de discussie in OESO- en EU-verband;
verzoekt het kabinet zo snel mogelijk het hernieuwde gesprek met Duitsland en België
aan te gaan om het fiscale knelpunt bij hybride werken van grensarbeiders op te lossen
en daarbij te bezien in hoeverre de verschillende oplossingen ook voor onze grenswerkers
toe te passen zijn, zodat ook een deel van de discoördinatie met sociale zekerheid
wordt opgelost,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van der Goot
Bakker-Klein
Kox
Van Gasteren
Perin-Gopie