35 650 XV Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 december 2020

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 4 december 2020 voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Bij brief van 10 december 2020 zijn ze door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Rog

Adjunct-griffier van de commissie, Sjerp

1

Kan voor de begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een totaaloverzicht worden gegeven van alle omvangrijke verschuivingen naar volgend jaar, en op welke wijze dit gebeurt? Kan daarbij een onderscheid worden gemaakt tussen reguliere uitgaven en noodmaatregelen?

Antwoord 1

In de tweede suppletoire begroting van SZW vinden er in totaal vier mutaties plaats waarmee middelen over de jaargrens worden geschoven. Het gaat in alle gevallen om mutaties die samenhangen met de noodmaatregelen:

  • NOW 3 (€ 1,22 miljard). In de ontwerpbegroting 2021 waren de uitgaven aan NOW 3.1 volledig op 2020 geboekt. Inmiddels is duidelijk dat de NOW 3.1 in 3-maandelijkse tranches wordt uitbetaald. Dit om misbruik en oneigenlijk gebruik risico’s te adresseren. Als gevolg hiervan ontvangen werkgevers het grootste deel van het voorschot voor NOW 3.1 in 2021.

  • NOW 2 (€ 35 miljoen). Om beter bij het verwachte kasritme van NOW 2 aan te sluiten is ervoor gekozen een kasschuif te doen.

  • NL leert door (€ 1 miljoen). Om beter bij het verwachte kasritme van NL leert door aan te sluiten is ervoor gekozen een kasschuif te doen.

  • Compensatie niet-KOT (€ 8,5 miljoen). De compensatie van de eigen bijdrage voor niet-KOT gerechtigden zal niet in 2020 plaatsvinden maar in 2021.

Het gaat in alle gevallen om een schuif van 2020 naar 2021. De bijbehorende boekingen in 2021 zijn verwerkt in de nota van wijziging (NvW) (Kamerstuk 35 570 XV, nr. 9) op de begroting SZW 2021.

2

Wat is het koopkrachteffect van een verhoging van de maximale algemene heffingskorting met 1 miljard euro?

Antwoord 2

Volgens de sleuteltabel 2021 van het Ministerie van Financiën1 kan het maximumbedrag van de algemene heffingskorting door een intensivering van € 1 miljard met € 110 verhoogd worden. Dit zorgt voor een maximaal inkomenseffect van +1% voor alleenstaanden in de bijstand. Het inkomenseffect loopt af naar mate het inkomen hoger wordt. Het inkomenseffect bedraagt +0,6% voor alleenstaanden met een inkomen op minimumloonniveau. Vanaf een inkomen van 2x modaal is er geen effect meer omdat de algemene heffingskorting voor hoge inkomens naar 0 wordt afgebouwd.

3

Wat is het koopkrachteffect van een verlaging van het tarief basis schijf inkomstenbelasting met 1 miljard euro?

Antwoord 3

Volgens de sleuteltabel 2021 van het Ministerie van Financiën2 kan het basistarief in de inkomstenbelasting door een intensivering van € 1 miljard met 0,3%-punt verlaagd worden.

Het inkomenseffect van deze maatregel bedraagt circa +0,3% voor huishoudens op bijstands- of minimumloonniveau, oplopend naar +0,5% voor mensen met een inkomen rond 2x modaal, daarna loopt het inkomenseffect weer af.

4

Wat is het koopkrachteffect van een verhoging van de maximale arbeidskorting met 1 miljard euro?

Antwoord 4

Volgens de sleuteltabel 2021 van het Ministerie van Financiën3 kan het maximumbedrag van de arbeidskorting door een intensivering van € 1 miljard met € 240 verhoogd worden.

Het inkomenseffect van deze maatregel bedraagt circa +0,9% voor werkenden met een modaal inkomen, +0,5% voor werkenden met een inkomen van 2x modaal en loopt af naar 0 voor werkenden met een inkomen boven € 100.000. Uitkeringsgerechtigden, gepensioneerden en werkenden met een inkomen op minimumloonniveau ondervinden geen inkomenseffect van deze maatregel.

5

Wat is het koopkrachteffect van een verhoging van de maximale ouderenkorting met 1 miljard euro?

Antwoord 5

Volgens de sleuteltabel 2021 van het Ministerie van Financiën4 kan het maximumbedrag van de ouderenkorting door een intensivering van € 1 miljard met € 560 verhoogd worden.

Het inkomenseffect van deze maatregel bedraagt ruim +2% voor gepensioneerden met een aanvullend pensioen van € 10.000 per jaar, en +1,5% voor gepensioneerden met een aanvullend pensioen van € 30.000 per jaar. Gepensioneerden zonder aanvullend pensioen ondervinden geen inkomenseffect van deze maatregel omdat te weinig belasting betalen om een verhoging van deze heffingskorting te kunnen verzilveren. De ouderenkorting wordt voor de hoogste inkomens afgebouwd naar 0, zij ondervinden daarom ook geen inkomenseffect van deze maatregel.

6

Wat is het koopkrachteffect van een verhoging van de maximale inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) met 1 miljard euro?

Antwoord 6

Volgens de sleuteltabel 2021 van het Ministerie van Financiën5 kost het verhogen van het maximumbedrag van de IACK met € 100 € 28 miljoen. Een intensivering van € 1 miljard is een veelvoud van die verhoging. De sleuteltabel kan alleen gebruikt worden als indicatie voor maatregelen die een relatief kleine mutatie op een regeling behelzen, omdat het effect doorgaans niet lineair is voor grotere maatregelen. Er kan dus alleen een grove inschatting gegeven worden. Het totale budgettair beslag van de IACK bedraagt circa € 1,7 miljard in 20216 terwijl het maximumbedrag € 2.815 bedraagt. Een tentatieve benadering van een intensivering van € 1 miljard zou een verhoging met circa € 1.700 betekenen. Bij een gelijkblijvend opbouwpercentage betekent dit een inkomenseffect van +0,6% voor paren met kinderen waarbij de minstverdienende partner modaal verdient, het positieve effect loopt op wanneer het inkomen van de minstverdienende partner hoger is. Een alleenstaande ouder met een modaal inkomen heeft een inkomenseffect van +1,5%, oplopend naar 3,3% bij 2x modaal.

7

Wat is het koopkrachteffect van een verhoging van de kinderopvangtoeslag door verhoging bedrag eerste kindtabel met 1 miljard euro?

Antwoord 7

Het precieze koopkrachteffect van een verhoging van de eerste kindtabel is afhankelijk van de gekozen vormgeving. Er is hier gekozen voor een gelijke verlaging van de eigen bijdrage in de eerste kindtabel voor alle inkomensgroepen. Een verlaging van deze eigen bijdrage met ruim 50% kost € 1 miljard. Er is alleen een koopkrachteffect voor ouders die gebruik maken van kinderopvangtoeslag. Het koopkrachteffect ligt in doorsnee tussen 0,4% voor ouders met een laag inkomen tot 1,5% voor ouders met een hoog inkomen.

8

Wat is het koopkrachteffect van een verhoging van het maximale kindgebonden budget met 1 miljard euro?

Antwoord 8

Als in het kindgebonden budget de bedragen per kind met ruim 40% verhoogd worden stijgen de uitgaven met € 1 miljard. De koopkrachteffecten voor ouders met kinderen liggen in doorsnee tussen 1% in de hoogste inkomensgroep en bijna 3% voor de laagste inkomensgroep. Voor de ouders met de hoogste inkomens, die geen kindgebonden budget ontvangen, is er geen effect.

9

Wat is het koopkrachteffect van een verlaging van de nominale zorgpremie met 1 miljard euro via een verhoging van de overheidsbijdrage?

Antwoord 9

Een verlaging van de nominale zorgpremie met € 1 miljard betekent dat de individuele zorgpremie in 2021 met bijna € 70 omlaag gaat. Omdat de standaardpremie met hetzelfde bedrag verlaagd wordt, staat tegenover deze extra overheidsuitgave van € 1 miljard een verlaging van de zorgtoeslag van € 400 miljoen. Voor de laagste inkomens is er geen koopkrachteffect: het voordeel van de lagere zorgpremie valt voor hen weg tegen het nadeel van de lagere zorgtoeslag. Huishoudens zonder zorgtoeslag gaan er in doorsnee 0,2% op vooruit.

10

Wat is het koopkrachteffect van een verlaging van de ODE met 1 miljard euro (1e schijf)?

Antwoord 10

De Opslag Duurzame Energie (ODE) is een belasting op een uitgave en loopt daarom in de koopkracht mee via de inflatie. Een lagere ODE heeft een drukkend effect op de inflatie en verhoogd daarmee de koopkracht. Voor het hetzelfde besteedbare inkomen kan namelijk meer geconsumeerd worden. Een verlaging van de ODE met 1 miljard euro zal de koopkracht daardoor met circa 0,2 a 0,3 procentpunt verhogen.

11

Hoe kijkt u aan tegen het risico van een faillissementsgolf in 2021 in relatie tot de steunpakketten, en hierin specifiek de NOW-regeling?

Antwoord 11

Het kabinet beschermt met het steun- en herstelpakket banen en inkomens. Zo kan o.a. een beroep gedaan worden op de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) en Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL).

Deze steun kan eraan bijdragen dat eigen faillissementsaanvragen worden uitgesteld. Uit onderzoek van zowel het Centraal Planbureau7 als De Nederlandsche Bank8 blijkt dat ondanks de sterke recessie een toename van faillissementen op korte termijn uit is gebleven. Dit komt waarschijnlijk door de uitgebreide steunpakketten en door vertraagde uitspraken door rechtbanken. Aangezien de NOW de maatregel met het grootste budgettaire beslag is, ligt het voor de hand dat de NOW hier een aanzienlijke rol speelt. Het is niet uit te sluiten dat er bedrijven alsnog failliet zullen gaan die gebruik hebben gemaakt van coronasteunregelingen

12

Kan een overzicht worden gegeven, of een indicatie in algemene zin, in hoeverre er gebruik is gemaakt van de afzonderlijke coronamaatregelen op het terrein van het ministerie SZW?

Antwoord 12

TOZO

Vanuit SZW is een monitoring opgezet om een indicatie te geven van het gebruik van de Tozo. Ruim honderd gemeenten geven periodiek door hoeveel Tozo-aanvragen zij hebben ontvangen. Met behulp van een gestratificeerde schatting, waarbij rekening wordt gehouden met de grootte van gemeenten en de daarbij behorende verschillen, kan een inschatting worden gegeven van het aantal aanvragen in heel Nederland. Hieronder vindt u een uitsplitsing van het geschatte aantal aanvragen van de Tozo 1, Tozo 2 en Tozo 3. Het gaat daarbij om aanvragen levensonderhoud of kapitaalverstrekking. Voor Tozo 3 betreft het de in oktober ingediende aanvragen. Omdat het nog steeds mogelijk is om Tozo 3 aan te vragen is de verwachting dat het aantal aanvragen voor de Tozo 3 nog zal stijgen. Daarnaast zullen er ook aanvragen zijn die afgewezen of teruggetrokken worden en dus niet leiden tot een uitkering of lening.

 

Schatting Tozo 1 (maart-mei)

Schatting Tozo 2

(juni-augustus)

Schatting Tozo 3

(oktober)

Totaal aantal aanvragen

374.000

119.000

65.000

Aandeel inkomensondersteuning

Ongeveer 90%

Ongeveer 90%

Ruim 90%

NOW

Tot en met 4 december zijn 36.488 aanvragen ingediend en 30.433 behandeld voor de NOW 3. Hiervan zijn er 28.924 goedgekeurd. Werkgevers kunnen nog tot 13 december een aanvraag indienen voor het eerste tijdvak van de NOW 3. Het totaal aantal subsidietoekenningen voor NOW 1 bedraagt 139.548 en voor NOW 2 63.654. Onderstaande tabel bevat een actuele samenvatting van het beroep op de NOW 1, NOW 2 en de NOW 3:

 

NOW 1

(maart-mei)

NOW 2

(juni-september)

NOW 3, 1e tijdvak

(oktober-december)

Aanvragen

148.335

65.319

36.488

Toekenningen

139.538

63.654

28.924

Afwijzingen

8.797

1.665

1.509

Werknemers

2.654.0386

1.335.030

510.621

Totaal voorschotten

€ 7.909.442.879

€ 4.286.965.891

471.712

Subsidiebedrag

€ 9.886.803.599

€ 5.358.707.364

€ 1.768.922

Het subsidiebedrag kan bij de afrekening van de definitieve subsidie wijzigen, bijvoorbeeld als blijkt dat de loonsom bij werkgevers is afgenomen of als de omzetdaling lager uitvalt dan verwacht.

13

Hoe komt het dat de uitgaven aan de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) dit jaar lager zijn dan eerder verwacht (-/-€ 1.355,3 miljoen)?

Antwoord 13

Bij het opstellen van de ontwerpbegroting was het nog niet bekend dat het aanvraagloket voor de NOW 3 op 16 november zou starten en het voorschot in drie termijnen zou worden uitbetaald door UWV.9 Als gevolg hiervan vindt het overgrote deel van de betalingen aan werkgevers voor de derde tranche NOW niet in 2020, maar in 2021 plaats. Hierdoor verschuiven middelen van 2020 naar 2021 (€ 1.220 miljoen). In de tussentijd is ook bekend gemaakt dat de openstelling van het vaststellingsloket voor de NOW 2 verschoven is naar 15 april 2021.10 Omdat, in de raming eerder was aangenomen dat een deel van de afrekeningen in 2020 zou plaatsvinden, verschuiven hierdoor middelen (nabetalingen) van 2020 naar 2021 (€ 35 miljoen). Tot slot waren nog niet alle NOW 2 aanvragen afgehandeld bij het opstellen van de ontwerpbegroting. Uiteindelijk blijkt dat het totaalbedrag dat aan subsidie is aangevraagd voor de NOW 2 € 100 miljoen lager is uitgevallen dan werd verwacht.

14

Het budget voor de Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA) is opgehoogd omdat er meer realisatie is dan verwacht werd (€ 2,1 miljoen), hoe komt dit?

Antwoord 14

De stijging van de raming van de Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA) ten opzichte van de begroting SZW 2021 wordt verklaard door het aantal toegekende bezwaren na de periode van de vorige raming (begroting SZW 2021) waarmee in de vorige raming geen rekening is gehouden.

15

Hoe kijkt u aan tegen de voorspellingen van de OESO die een somberder beeld schetsen, in het bijzonder voor 2021, en waarin een piek in bedrijfsfaillissementen wordt verwacht? Kunt u hierin een koppeling geven met het aantal WW- en bijstand aanvragen?

Antwoord 15

In crisisperiodes zijn economische ramingen met onzekerheid omgeven. Door de afwijkende aard van de coronacrisis in vergelijking met voorgaande crises is deze onzekerheid nog groter. Zowel het CPB als de OESO waarschuwen expliciet voor de onzekerheid die de ramingen omgeeft, met neerwaartse, maar ook opwaartse risico’s. Het CPB vangt een deel van deze onzekerheid op door naast een basisscenario ook een scenario door te rekenen waar de impact van corona een sterkere negatieve invloed heeft op het herstel. De basisraming in de recent uitgebrachte novemberraming van het CPB is positiever dan het tweedegolfscenario in de Macro-economische verkenning die in september werd uitgebracht. De OESO-raming is negatiever over de ontwikkeling van de Nederlandse economie in 2021 dan de basisraming van het CPB in november, maar positiever dan het «start-en-stop»-scenario dat het CPB naast de basisraming presenteerde. Dergelijke verschillen horen bij een economisch herstel dat sterk afhangt van een onvoorspelbare exogene factor, in dit geval de mate waarin het virus onder controle geraakt en blijft.

In de beantwoording van vraag 11 is aangegeven dat een toename van faillissementen waarschijnlijk op de korte termijn is uitgebleven door de uitgebreide steunpakketten. Het is niet uit te sluiten dat er bedrijven alsnog failliet zullen gaan die gebruik hebben gemaakt van coronasteunregelingen.

De ramingen van SZW voor de WW en de bijstand zijn gekoppeld aan de raming van de werkloze beroepsbevolking van het CPB (WBB). De WBB omvat ook de verwachte ontwikkeling in het aantal faillissementen en ontslagen. De novemberraming van het CPB stelt dat de gemiddelde WBB in 2021 gaat stijgen naar 565 duizend ten opzichte van 380 duizend in 2020. Dat betekent een hogere instroom in de WW en de bijstand.

16

Waarom zijn de realisatiecijfers zodanig veel lager waardoor op artikel 1 Arbeidsmarkt de NOW 2 neerwaarts wordt bijgesteld met € 100 miljoen?

Antwoord 16

Bij het opstellen van de ontwerpbegroting waren nog niet alle aanvragen door het UWV afgedaan. Uiteindelijk blijkt dat het totale bedrag dat voor NOW-2 is aangevraagd is uitgekomen op circa 5,4 miljard bedroeg. Dat is 100 miljoen lager, dan waarmee in de ontwerpbegroting is gerekend.

17

Wat is de oorzaak van de onderuitputting van € 2,1 miljoen op het onderdeel subsidies op artikel 1 Arbeidsmarkt, zoals duurzame inzetbaarheid en de SLIM-regeling voor Leven Lang Ontwikkelen (LLO)? Hoe is te verklaren dat er minder gebruik gemaakt wordt van deze regelingen dan bij het opstellen van de begroting was verwacht? Wat onderneemt u om meer aandacht te vestigen op (het bestaan van) deze regelingen?

Antwoord 17

Er was geen sprake van minder animo voor de regelingen. De oorzaak van de 2,1 miljoen euro onderuitputting is tweeledig: voor de SLIM-regeling heeft dit te maken met de systematiek van de regeling en niet met de mate van bekendheid van de regeling (alle drie de aanvraagtijdvakken van SLIM zijn immers overvraagd). In de SLIM-regeling is vastgelegd dat aanvragers subsidie krijgen na indiening van een vaststellingsverzoek bij SZW na afloop van het initiatief. Aangezien dit het eerste jaar is dat de SLIM-regeling loopt, is vooraf een inschatting gemaakt van het aantal aanvragen dat dit jaar een vaststellingsverzoek zouden indienen en waar SZW ook daadwerkelijk zou overgaan tot betaling. Minder aanvragers dan verwacht hebben een subsidievaststellingsverzoek ingediend. Dit heeft te maken met de looptijd van de initiatieven, deze is vaak ongeveer een jaar of langer waardoor er minder vaststellingsverzoeken dit jaar zijn ingediend.

Daarnaast wordt het Meerjarig Investeringsprogramma Duurzame Inzetbaarheid & Leven Lang Ontwikkelen (MIP, zie de kamerbrief Routekaart LLO) hier aangeduid als Subsidieregeling Duurzame Inzetbaarheid. Deze subsidieregeling is echter maar een deel van de invulling van het MIP. Deze regeling zal in het derde kwartaal 2021 open worden gesteld. Een klein deel van het budget voor het MIP voor 2020 is beschikbaar gesteld als subsidie voor het SPDI (Sociale Partners samen voor Duurzame Inzetbaarheid). De onderuitputting op deze post komt hoofdzakelijk doordat de verstrekking van deze subsidie vertraging heeft opgelopen.

18

Op basis van de realisatiegegevens over 2020 wordt er een onderuitputting van -/- € 2,1 miljoen verwacht op subsidies. Dit gaat met name om de subsidies duurzame inzetbaarheid en de stimuleringsregeling LLO in het MKB (SLIM). Waardoor komt deze onderuitputting?

Antwoord 18

Zie het antwoord op vraag 17.

19

De raming van NOW 2 is voor 2020 op basis van de realisatiecijfers met -/- € 100 miljoen neerwaarts bijgesteld. Hoeveel bedrijven hebben geen gebruik kunnen maken van de NOW, bijvoorbeeld vanwege dat zij geen referentieperiode hebben die voldoen aan de voorwaarden van de NOW? Hoe groot is het bedrag dat in totaal afgewezen is, vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden?

Antwoord 19

Het is niet bekend hoeveel bedrijven geen gebruik hebben kunnen maken van de NOW, omdat ze niet voldoen aan de voorwaarden van de NOW. In de NOW 2 zijn 1665 aanvragen afgewezen. Het is onbekend hoe hoog het bedrag is dat werkgevers hebben aangevraagd.

20

Hoeveel werkgevers worden naar verwachting gecompenseerd voor de transitievergoeding bij ontslag na 2 jaar ziekte en voor welk bedrag is dit gemiddeld?

Antwoord 20

Verwacht wordt dat er ongeveer 56 duizend aanvragen te compenseren zijn voor de betaalde transitievergoeding bij ontslag na 2 jaar ziekte11. Een werkgever kan meerdere aanvragen doen – een voor elke keer dat er een compenseerbare transitievergoeding is uitbetaald. Het gemiddelde bedrag per toegewezen compensatie is, op basis van huidige toekenningen, € 20.505. Dit zijn de «oude» gevallen, waarin het moment van twee jaar ziekte voor 1-4-2020 lag.

Voor de «nieuwe» gevallen, waarin het moment van twee jaar ziekte na 1-4-2020 lag, wordt verwacht dat er dit jaar ongeveer 9 duizend werkgevers te compenseren zijn voor de betaalde transitievergoeding. Dit tegen een gemiddelde prijs van € 15.409.

21

Waardoor wordt de neerwaartse bijstelling van € 260.000 veroorzaakt bij de post Armoede en schulden (Artikel 2 onderdeel Subsidies / regelingen)?

Antwoord 21

De neerwaartse bijstelling op het subsidiebudget armoedeschulden op artikel 2 houdt verband met verleende uitstellen voor het aanleveren van einddeclaraties en met gehonoreerde verzoeken tot aanpassing van de projectperiodes door vertragingen die zijn ontstaan als gevolg van COVID-19, waardoor kasuitgaven doorschuiven van 2020 naar 2021.

22

Wat is de oorzaak van de daling van het verwachte aantal uitkeringen Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) en de bijstelling van € 3,1 miljoen naar beneden (van artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet)?

Antwoord 22

Zie antwoord bij vraag 29

23

Wat gebeurt er met het geld dat vrijkomt door de onderuitputting van de subsidieregeling Dienstverlening Werkzoekenden en projecten Samenwerking en Regie Arbeidsmarkt (DWSRA) (€ 1,8 miljoen)? Komen deze middelen op een andere manier terecht bij de doelgroep?

Antwoord 23

Met de afwikkeling van de laatste verleende subsidies van de regeling DWSRA zijn de resterende op de begroting gereserveerde middelen niet meer nodig voor de DWSRA. Deze vallen vrij aan de algemene middelen.

24

Hoe lang ontvangen mensen gemiddeld een bijstandsuitkering?

Antwoord 24

Hoe lang mensen gemiddeld een bijstandsuitkering ontvangen is niet exact bekend. Onderstaande tabel geeft de duur van eind juni 2020 lopende uitkeringen weer.

Verblijfsduur

Aantal huishoudens

Aandeel bijstandsvolume

minder dan 1 jaar

72.245

20%

1 tot 2 jaar

41.520

11%

2 tot 3 jaar

33.185

9%

3 tot 4 jaar

30.705

8%

4 tot 5 jaar

26.300

7%

5 tot 6 jaar

22.825

6%

6 tot 7 jaar

20.200

6%

7 tot 8 jaar

17.210

5%

8 tot 9 jaar

17.790

5%

9 jaar of meer

84.380

23%

366.360

Bewerking SZW op basis van CBS-gegevens (juni 2020)

25

Wat is het gemiddelde huishoudinkomen van mensen die een bijstandsuitkering ontvangen?

Antwoord 25

De meest recente CBS-cijfers zijn cijfers over 2018. Het gemiddelde besteedbare huishoudinkomen van huishoudens waarvoor een bijstandsuitkering de voornaamste bron van inkomen vormt was in 2018 € 17.200. Het besteedbaar inkomen bestaat uit het bruto inkomen verminderd met betaalde inkomensoverdrachten, premies inkomensverzekeringen, premies ziektekostenverzekeringen en belastingen op inkomen en vermogen.

Bron CBS, Statline, Tabel Inkomen van huishoudens; inkomensklassen, huishoudkenmerken, geraadpleegd 8-12-2020

26

Waarom is het aantal verwachte uitkeringen Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) gedaald, zodat de raming voor uitgaven met € 3,1 miljoen naar beneden wordt bijgesteld? Wordt nu al geprobeerd rechthebbenden op een AIO-uitkering actief te benaderen over het recht op uitkering? Zo nee, wanneer gaat dit naar verwachting gebeuren?

Antwoord 26

Zie antwoord bij vraag 29

27

Wat is de reden dat het verwachte aantal AIO uitkeringen naar beneden is bijgesteld?

Antwoord 27

Zie antwoord bij vraag 29

28

Wat is de reden van de daling van het verwachte aantal uitkeringen Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO)

Antwoord 28

Zie antwoord bij vraag 29

29

Welke maatregelen gaan er genomen worden om er voor te zorgen dat er meer gebruik wordt gemaakt van de AIO?

Antwoord 29

De uitkeringslasten aan de AIO stijgen elk jaar, doordat de doelgroep van de aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) elk jaar groter wordt. Voor 2020 wordt de stijging van de uitkeringslasten op basis van uitvoeringsinformatie van de SVB lager verondersteld dan eerder verwacht. Zowel de instroom als de uitstroom lijken in 2020 lager uit te vallen dan verwacht, per saldo (de daling in de verwachte instroom is groter dan de daling in de uitstroom) leidt dit tot een beperkte daling van het verwachte aantal uitkeringen in 2020 ten opzichte van de vorige raming.

Het niet-gebruik van de AIO wordt langs drie sporen actief aangepakt. Met onderzoek wordt getracht meer inzicht te krijgen in de achtergronden van het niet-gebruik waar in beleid en uitvoering rekening mee kan worden gehouden. In de communicatie en in de aanvraagprocedure worden burgers nadrukkelijker gewezen op de AIO. En er wordt gewerkt aan toepassingen om met inzet van gegevensuitwisseling potentieel rechthebbenden gericht te wijzen op de mogelijkheid om AIO aan te vragen. Bij dit laatste gaat het om complexe materie waar speciale technische voorzieningen en nadere regelgeving voor nodig zijn. Daar wordt nu aan gewerkt en naar verwachting kunnen in 2021 de eerste pilots hierover in praktijk worden gebracht. De Kamer is en wordt hierover via de rapportages over de Stand van de uitvoering nader geïnformeerd. Daarnaast is in het nota-overleg over AOW-onderwerpen op 15 november aan de Kamer toegezegd om begin 2021 een bouwstenennotitie aan de Kamer te sturen met mogelijke opties voor verdere aanpassingen van de AIO ter verhoging van het bereik ervan.

30

Wat is het verwachte niet-gebruik van de AIO en hoe verhoudt dit zich tot het niet-gebruik in eerdere jaren?

Antwoord 30

De Algemene Rekenkamer komt in haar onderzoek12 naar het niet-gebruik van de AIO in het uitvoeringsjaar 2017 op een niet-gebruik tussen de 48% en 56%. Op dit moment voert het CBS in samenwerking met de SVB en het Ministerie van SZW een onderzoek uit naar de achtergronden en de ontwikkeling van dit niet-gebruik over de jaren 2017 en 2018. De verwachting is dat dit onderzoek voor het kerstreces is afgerond. In de volgende Stand van de uitvoering wordt u hierover nader geïnformeerd.

31

Hoeveel personen ontvangen een WGA-uitkering en hoeveel procent hiervan ontvangt de basisuitkering?

Antwoord 31

De term basisuitkering komt niet voor in de WGA. Over de eerste 8 maanden van 2020 hebben 143.103 personen een uitkering voor volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt zijn (WGA 80–100) ontvangen. Daarnaast hebben 64.325 personen een uitkering voor gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid ontvangen (WGA 35–80).

32

Hoeveel personen ontvangen een IVA-uitkering en hoeveel procent hiervan ontvangt de basisuitkering?

Antwoord 32

De term basisuitkering komt niet voor in de IVA. Over de eerste 8 maanden van 2020 hebben 134.050 personen een IVA-uitkering ontvangen.

33

Wat is de reden dat het aantal mensen dat niet of bijna niet meer kan werken lager is dan verwacht en dat ze gemiddeld ook een lagere uitkering krijgen?

Antwoord 33

Op basis van de realisatiecijfers van UWV is de raming van het aantal personen dat de IVA instroomt en de hoogte van de gemiddelde jaaruitkering in 2020 neerwaarts bijgesteld. De redenen waarom minder personen een beroep doen op de uitkering en dat personen gemiddeld een lagere uitkering krijgen zijn niet bekend. De raming van het beroep op arbeidsongeschiktheidsregelingen is inherent onzeker, waardoor verschillen kunnen optreden met de realisatiecijfers.

34

Wat wordt bedoeld met de zinsnede dat de raming voor de WW-uitkeringslasten is gemaakt voordat het kabinet een nieuwe gedeeltelijke lockdown afkondigde? Is de verwachting nu dat de uitkeringslasten opwaarts worden bijgesteld in het jaarverslag over 2020?

Antwoord 34

Zie antwoord bij vraag 36

35

Wat is momenteel de huidige prognose voor het aantal WW-uitkeringen en het gemiddelde bedrag van deze uitkeringen eind 2020?

Antwoord 35

Zie antwoord bij vraag 36

36

Op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV wordt de raming van

de WW-uitkeringen neerwaarts bijgesteld. Het verwachte aantal uitkeringen ligt momenteel lager dan eerder geraamd. Ook de verwachte gemiddelde uitkeringshoogte is naar beneden bijgesteld. Verder voorzien we minder faillissementen – en daarmee samenhangende faillissementsuitkeringen – dan bij de Miljoenennota werd geraamd. Deze raming is gemaakt voordat het kabinet een nieuwe gedeeltelijke lockdown afkondigde (–/– € 197,0 miljoen). Kan hierover een actuele stand van zaken en raming worden gegeven?

Antwoord 36

De WW-raming voor de najaarsnota hebben we zoals gebruikelijk gebaseerd op de bijstellingennota van UWV (publicatie begin oktober). Het kabinet besloot medio oktober tot een gedeeltelijke lockdown. De raming van de WW-uitgaven is sinds de najaarsnota nog niet herzien. In de januarinota van het UWV (publicatie eind januari) verschijnt nieuwe uitvoeringsinformatie over de WW, met onder andere het totaal aantal WW-uitkeringen in 2020. Deze cijfers zullen vervolgens landen in het jaarverslag SZW.

37

In hoeverre heeft het lagere aantal WW-uitkeringen dan geraamde (-/- € 197,0 miljoen) te maken met het overeind houden van bedrijven die in normale tijden (zonder corona en zonder steunmaatregelen) ontslagen hadden moeten doorvoeren?

Antwoord 37

De WW-cijfers maken geen onderscheid tussen «reguliere» WW-uitkeringen en WW-uitkeringen die voortkomen uit de coronacrisis en/of de overheidsmaatregelen hieromtrent. Ook de WW-raming – en de bijstelling van die raming – gaat over het totaal aantal WW-uitkeringen. Mede door de Coronacrisis is het aantal werklozen in 2020 gestegen. Met de kennis van nu is niet te zeggen hoeveel WW-uitkeringen er in andere tijden zouden zijn geweest. Maar gezien het historisch lage aantal faillissementen in 2020 tot nu toe (Bron: CBS, zie ook vraag 11), is het aannemelijk dat sommige werknemers bij bedrijven met coronasteun in andere tijden hun baan waren verloren.

38

In hoeverre is het aantal van 100 gezinnen dat een nabetaling KOT heeft ontvangen meer of minder dan het aantal dat dit had moeten of kunnen ontvangen in 2020?

Antwoord 38

Het aantal van 100 gezinnen betreft een inschatting van het aantal gezinnen dat in 2020 in het kader van de hersteloperatie een nabetaling kinderopvangtoeslag ontvangt. Deze betalingen zijn onderdeel van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag. Voor zover het herzien van kinderopvangtoeslag betreft tot binnen de periode tot 5 jaar terug, verlopen deze uitgaven via de begroting van SZW. Zoals toegelicht bij de 2e suppletoire begroting van het Ministerie van Financiën, is het ritme van de betalingen aangepast, in verband met de grote complexiteit van de kinderopvangtoeslagendossiers en daarbij het maken van wet- en regelgeving en het inrichten van de herstelorganisatie. In totaal wordt naar verwachting in 2020 € 18 mln uitgekeerd aan ouders binnen de hersteloperatie. Hiervan betreft naar verwachting € 1 mln nabetaling kinderopvangtoeslag; € 17 mln betreft compensatie met betrekking tot Combiteam Aanpak Facilitators (CAF)-gerelateerde dossiers en de meest schrijnende gevallen, die via de begroting van Financiën wordt verantwoord.

39

Hoeveel gezinnen hebben als gevolg van de vertraging bij de totstandkoming van de tegemoetkomingsregeling eigen bijdrage in 2020 geen tegemoetkoming ontvangen?

Antwoord 39

De tegemoetkoming van de eigen bijdrage voor ouders die geen kinderopvangtoeslag ontvangen en niet onder de gemeentelijke doelgroep zal betrekking hebben op naar verwachting circa 4.800 gezinnen met circa 8.000 kinderen. Voor deze doelgroep is het nodig om een nieuwe regeling te maken. De totstandkoming van deze regeling en het in gereedheid brengen van de uitvoering neemt meer tijd in beslag dan verwacht. Hierbij speelt mee dat het gaat om een doelgroep waarover geen gegevens bekend zijn, waardoor de tegemoetkoming op aanvraag zal zijn. De middelen voor de tegemoetkoming zijn in de 2e suppletoire begroting SZW als kasschuif doorgeschoven van 2020 naar 2021.

40

In welke mate heeft de oversterfte waardoor de AOW uitgaven lager uitvallen effect op de gemiddelde levensverwachting?

Antwoord 40

Een hogere sterfte in 2020 dan verwacht leidt tot een lagere periodelevensverwachting op 65-jarige leeftijd in 2020. Dit jaar zijn er tot eind november in Nederland circa 10.800 mensen meer overleden dan verwacht13.

De gevolgen voor de periodelevensverwachting in 2020 hangen af van de ontwikkelingen gedurende de rest van dit jaar. CBS heeft verschillende scenario’s in kaart gebracht voor de gevolgen van corona op de (periode)levensverwachting in 202014. In onderstaande tabel staan de gevolgen voor de levensverwachting weergegeven voor zowel mannen en vrouwen bij verschillende scenario’s. De oversterfte van 10.800 komt het dichtst in de buurt van scenario «hoger», waarbij de levensverwachting 0,67 jaar lager uitvalt voor mannen, en 0,52 jaar voor vrouwen.

 

Sterfte (x 1.000)

Levensverwachting op 65-jarige leeftijd (jaren)

   

mannen

vrouwen

2017

150

18,58

21,06

2018

153

18,61

21,05

2019

152

18,84

21,24

Kernprognose 2020

153

19,00

21,37

Effect corona in 2020: Compensatie

156

18,83

21,24

Effect corona in 2020: Normaal

161

18,55

21,02

Effect corona in 2020: Hoger

165

18,33

20,85

Effect corona in 2020: Ernstig

168

18,18

20,73

Effect corona in 2020: Extreem

178

17,69

20,33

Op dit moment is de verwachting van het CBS dat corona, hoewel het een grote impact heeft op de sterfte op de korte termijn, op de langere termijn de stijgende lijn in de levensverwachting niet nadelig zal beïnvloeden. De ontwikkeling van de levensverwachting volgt op de lange termijn een opwaartse trend. Zoals het CBS in de publicatie aangeeft is het de verwachting dat de levensverwachting na corona weer terug zal gaan naar deze langjarige trend, net zoals na de Spaanse griep en na de Tweede Wereldoorlog het geval was.

41

Wat is het gemiddelde inkomen van een gepensioneerde in Nederland?

Antwoord 41

De meest recente CBS-cijfers zijn cijfers over 2018. Het gemiddelde besteedbare huishoudinkomen van huishoudens waarin de hoofdkostwinner 65 jaar of ouder is was in 2018 € 33.300. Het besteedbaar inkomen bestaat uit het bruto inkomen verminderd met betaalde inkomensoverdrachten, premies inkomensverzekeringen, premies ziektekostenverzekeringen en belastingen op inkomen en vermogen.

Bron CBS, Statline, Tabel Inkomen van huishoudens; inkomensklassen, huishoudkenmerken, geraadpleegd 8-12-2020

42

Hoeveel procent van het pensioeninkomen bestaat gemiddeld uit de AOW?

Antwoord 42

Juli 2019 heeft het CBS een achtergrondartikel over de welvaartspositie van gepensioneerden gepubliceerd. Daaruit blijkt dat in 2017 ruim 2,1 miljoen huishoudens AOW ontvingen. Van deze AOW-huishoudens ontvingen er ruim 1,9 miljoen ook aanvullend pensioen, zoals ouderdoms- of partnerpensioen. De AOW-uitkering bedroeg gemiddeld 35 procent van het bruto inkomen, ongeveer net zo veel als het aanvullend pensioen (36 procent). Andere inkomensbronnen zijn inkomen van vermogen en inkomen als werknemer of zelfstandige.

43

Kan worden toegelicht hoeveel minder beroep er is gedaan op de DUO-leningen? Wat is daar de concrete specifieke corona gerelateerde oorzaak van?

Antwoord 43

Welk bedrag er gemoeid is met het mindere gebruik van de leningen door de coronamaatregelen valt niet precies aan te geven. Op basis van een indicatieve inschatting wordt er vanuit gegaan dat er circa een kwart á een derde minder gebruik is gemaakt van de leningen. Dat komt doordat veel activiteiten (cursussen inburgering en examens inburgering) hebben stilgelegen tussen half maart en half juni en doordat na half juni er nog beperkende Corona maatregelen golden die geleid hebben tot het volgen van minder cursusuren en daarmee tot minder gebruik van DUO -leningen.


X Noot
6

Bron: tabel 9.3.1 uit de internetbijlagen van de miljoenennota 2021.

X Noot
7

CPB, 2020, De gevolgen van de coronacrisis voor Nederlandse bedrijven en banken

X Noot
8

Bun, M.J.G., Caloia, F.G. en J.M. de Winter, 2020, Hoe effectief is het COVID-noodpakket in het voorkomen van insolventie van bedrijven? Een stresstest van het Nederlandse MKB, mimeo

X Noot
9

Kamerstukken II, 2020/21, 35 420 nr. 148

X Noot
10

Kamerstukken II, 2020/21, 35 420 nr. 151

X Noot
11

Dit aantal kan nog licht stijgen. Werkgevers konden voor «oude gevallen» (twee jaar ziekte voor 1 april 2020) compensatie aanvragen tot 1 oktober. Uitzondering daarop is de situatie waarin de uitbetaling van de transitievergoeding voor «oude gevallen» na 1 april lag. In dat geval hebben werkgevers 6 maanden vanaf het betalingsmoment, waardoor ook nu nog aanvragen kunnen binnenkomen.

X Noot
12

Algemene Rekenkamer, Rapport ouderdomsregelingen ontleed, 2019 (Kamerstukken II 2019/2020, 29 389, nr.97)

Naar boven