35 582 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een verbeterde regeling voor diverse onderwerpen op het terrein van het hoger onderwijs en de studiefinanciering (Variawet hoger onderwijs)

Nr. 10 AMENDEMENT VAN HET LID WESTERVELD

Ontvangen 19 november 2020

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Na onderdeel H wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ha

Artikel 7.8b komt te luiden:

Artikel 7.8b. Studieadvies

  • 1. Het instellingsbestuur van een bekostigde universiteit, hogeschool of levensbeschouwelijke universiteit brengt iedere student van een associate degree-opleiding of bacheloropleiding advies uit over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding. Dit advies wordt gegeven:

    • a. uiterlijk aan het einde van diens eerste studiejaar met een studielast van zestig studiepunten, in geval van een voltijdse of duale opleiding, en, indien van toepassing, alvorens het propedeutisch examen is behaald;

    • b. op een door het instellingsbestuur vastgesteld tijdstip, in geval van een deeltijdse opleiding.

  • 2. Aan een advies als bedoeld in het eerste lid kan het instellingsbestuur binnen het in het eerste lid bedoelde tijdvak, doch niet eerder dan tegen het einde van het eerste studiejaar, een afwijzing verbinden. Aan de afwijzing kan het instellingsbestuur een termijn verbinden.

  • 3. De afwijzing kan slechts worden gegeven, indien:

    • a. de student naar het oordeel van het instellingsbestuur niet geschikt moet worden geacht voor de opleiding, doordat zijn studieresultaten niet voldoen aan de vereisten die het bestuur daaromtrent heeft vastgesteld;

    • b. bij het oordeel over de geschiktheid van de student de, bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde, persoonlijke omstandigheden in acht zijn genomen;

    • c. de student tijdig een waarschuwing onder bepaling van een redelijke termijn heeft ontvangen waarbinnen de studieresultaten ten genoegen van het instellingsbestuur moeten zijn verbeterd;

    • d. het instellingsbestuur, alvorens tot een afwijzing over te gaan, de student in de gelegenheid heeft gesteld te worden gehoord; en

    • e. het instellingsbestuur van de desbetreffende opleiding aantoonbaar heeft gezorgd voor zodanige voorzieningen, waaronder ondersteuning en studiebegeleiding als bedoeld in artikel 7.34, eerste lid, onder e, dat de mogelijkheden voor goede studievoortgang zijn gewaarborgd.

  • 4. De afwijzing kan betrekking hebben op een door het instellingsbestuur aangewezen opleiding of opleidingen die met de desbetreffende opleiding het propedeutisch examen of de tentamens, verbonden aan onderwijseenheden in het eerste studiejaar met een gezamenlijke studielast van 60 studiepunten, gemeen hebben.

  • 5. Van de student die op grond van het derde lid is afgewezen, wordt de inschrijving voor de desbetreffende opleiding aan de betrokken instelling beëindigd. De student kan niet opnieuw aan die instelling voor die opleiding, en de op grond van het vijfde lid aangewezen opleiding of opleidingen, worden ingeschreven, tenzij:

    • a. het instellingsbestuur aan de afwijzing een termijn heeft verbonden; of

    • b. de betrokkene op een later tijdstip verzoekt om te worden ingeschreven voor de desbetreffende opleiding en daarbij ten genoegen van het instellingsbestuur aannemelijk maakt dat hij die opleiding met vrucht zal kunnen volgen.

  • 6. Het instellingsbestuur stelt ter uitvoering van de voorgaande leden nadere regels vast. Deze regels hebben in elk geval betrekking op de studieresultaten en de voorzieningen, bedoeld in het derde lid, alsmede op de termijn, bedoeld in het vierde lid.

II

In artikel 7.61, eerste lid, onderdeel a, wordt «derde en vijfde lid» vervangen door «tweede tot en met vijfde lid».

III

In artikel 9.15, eerste lid, onder f wordt «7.8b, derde lid» wordt vervangen door «7.8b, vierde lid».

Toelichting

Met het opnieuw vaststellen van artikel 7.8b wordt bewerkstelligd dat helder in de wet wordt vastgelegd wat de verplichtingen zijn van het instellingsbestuur bij het geven van een bindend studieadvies en wat de rechten van de student zijn. In het nieuwe artikel is geëxpliciteerd dat het instellingsbestuur enkel een bindend studieadvies kan afgeven als aantoonbaar de goede studievoortgang is gewaarborgd. Dit betekent onder andere dat de opleiding studeerbaar dient te zijn en dat het instellingsbestuur dient te zorgen voor ondersteuning en studiebegeleiding. Het is aan het instellingsbestuur om vast te stellen dat hieraan voldaan is. Ook is geëxpliciteerd dat de instelling de student tijdig dient te waarschuwen zodat hij nog mogelijkheid heeft om zijn studieresultaten te verbeteren en een bindend studieadvies af te wenden. Met dit nieuwe artikel worden geen andere inhoudelijke wijzigingen in het bindend studieadvies beoogd.

Westerveld

Naar boven