Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35570-X nr. 84 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35570-X nr. 84 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 februari 2021
Tijdens het wetgevingsoverleg Personeel en Materieel van 30 november jl. (Kamerstukken 35 570 X en 35 570 K, nr. 72) en de begrotingsbehandeling Defensie van 1 en 3 december jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 31, item 42 en Handelingen II 2020/21, nr. 33, items 4 en 10) heeft de Kamer verzocht om geïnformeerd te worden over enkele kwesties op personeelsgebied binnen Defensie. Het betreft acht onderwerpen en de daaraan gerelateerde moties en toezeggingen en verzoeken van de Vaste Kamercommissie voor Defensie (VCD):
– een motie van het lid Kerstens over onderzoek naar de werkgarantieregeling (Kamerstuk 35 570 X, nr. 51);
– een motie van de leden Kerstens en Karabulut over inkomensverlies Uitkering Gewezen Militairen (UGM) (Kamerstuk 35 570 X, nr. 25) en het verzoek van de VCD d.d. 1 februari jl.
– moties van de leden Belhaj c.s. (Kamerstuk 35 570 X, nr. 60) en van de leden Van Helvert en Kerstens (Kamerstuk 35 570 X, nr. 41) over chroom-6 en het verzoek van de VCD d.d. 2 februari jl.
– een toezegging aan het lid Karabulut over de beantwoording van vragen inzake chroom 6 die bij het RIVM zijn uitgezet;
– een verzoek van de VCD om een antwoordbrief in reactie op de aangenomen motie «Gerechtigheid voor POMS-slachtoffers» door provinciale staten Limburg een toezegging aan het lid Belhaj om in gesprek te gaan met de veteranenopvang in Tilburg over een faciliteit voor de professionele opvang van moeilijk bereikbare veteranen met psychosociale klachten;
– een motie van de leden Van den Bosch en Van Helvert over de interne aanwijzing over extern optreden (Kamerstuk 35 570 X, nr. 21);
– een motie van het lid Van den Nieuwenhuizen c.s. over de uitbreiding van de medische staf en voorraden medische goederen (Kamerstuk 35 300 X nr. 76);
– een toezegging van de toenmalige Minister van Defensie in het AO Vastgoed van 21 april 2016 over de financiering van het Calamiteitenhospitaal (Kamerstuk 34 300 X, nr. 116);
– tenslotte informeren wij uw Kamer over de instelling van een commissie die onderzoek doet naar het functiewaarderingssyteem van militairen.
Werkgarantieregeling
De motie van het lid Kerstens (Kamerstuk 35 570 X, nr. 51) roept op om te onderzoeken of Defensie in aanmerking komt voor de werkgarantieregeling. De inzet van het kabinet is dat wanneer bedrijven onverhoopt werknemers moeten ontslaan, mensen zoveel mogelijk direct naar nieuw werk gaan in lijn met de aangenomen motie van het lid Asscher over werkgarantie (Kamerstuk 35 570, nr. 22) en waar nodig gericht worden geholpen. In het derde Steun- en Herstelpakket van het kabinet zijn hiervoor maatregelen opgenomen. Defensie kan hier als werkgever geen direct beroep op doen, maar is uiteraard wel betrokken bij de regionale mobiliteitsteams.
Daarnaast heeft Defensie in samenwerking met een externe partij een loket geopend waar bedrijven die willen samenwerken, onder andere op het gebied van personeel, zich kunnen melden. Inmiddels is Defensie in gesprek met diverse partijen in de maritieme sector die over gekwalificeerd onderhouds- en varend personeel beschikt. Defensie heeft vooral militaire vacatures, dus zonder alternatieve financiering moeten we keuzes maken om tijdelijk extra civiel personeel in te zetten in deze crisistijd. We onderzoeken nog of er aanvullende financiële mogelijkheden zijn.
Schrijnende Gevallen AOW-gat Militairen
Zoals toegezegd aan uw Kamer in het WGO Personeel en Materieel d.d. 30 november 2020 zal ik in gesprek gaan met de initiatiefnemer van de kaartenactie aan uw Kamer. Ter uitvoering van de motie van de leden Kerstens en Karabulut inzake het stoppen van de uitkering gewezen militairen (UGM) voor de pensioenleeftijd (Kamerstuk 35 570 X, nr. 25) willen wij een onafhankelijke commissie vragen om te onderzoeken of in de uitvoering van de regeling AOW-gat geborgd is dat gewezen militairen daadwerkelijk 100% van hetgeen zij gerechtvaardigd konden verwachten, ontvangen. Binnen dit kader onderzoekt de commissie tevens of de uitvoering van deze regeling kan leiden tot schrijnende individuele gevallen. Zodra de commissie is ingesteld en haar werkzaamheden heeft aangevangen zullen wij de Kamer daarover informeren. Hiermee wordt invulling gegeven aan het verzoek van de vaste commissie voor Defensie van 1 februari jl.
Instelling Adviescommissie Uitkeringsregeling chroom-6 Defensie
Naar aanleiding van het wetgevingsoverleg van 30 november jl. en de moties van de leden Van Helvert en Kerstens (Kamerstuk 35 570 X, nr. 41) en van het lid Belhaj c.s. (Kamerstuk 35 570 X, nr. 60) hebben we toegezegd een onafhankelijke commissie in te stellen die over een aantal onderwerpen met betrekking tot de Uitkeringsregeling chroom-6 Defensie een advies zal uitbrengen. De staatsraad professor mr. G.J.J. Heerma van Voss is bereid gevonden de functie van voorzitter van deze commissie te gaan vervullen. Daarnaast zullen mr. M.Tj. Bouwes (bestuurslid Instituut Mijnbouwschade Groningen en voormalig Hoofd sector straf- en sanctierecht/plaatsvervangend directeur directie wetgeving en juridische zaken van het Ministerie van Justitie), dr. B. ter Haar (lid ABDTopconsult en oud-Directeur-Generaal Sociale Zekerheid en Integratie op het Ministerie van SZW), professor mr. C.J.M. Klaassen (hoogleraar Burgerlijk recht en Burgerlijk procesrecht Radboud Universiteit Nijmegen) en VADM b.d. Ir. M.A. van Maanen (oud-Inspecteur Generaal der Krijgsmacht (IGK)) zitting nemen in de commissie.
De commissie zal de volgende vragen beantwoorden en hierover een advies uitbrengen:
– Bepaal hoe de Uitkeringsregeling chroom-6 Defensie zich verhoudt tot het wettelijk kader, tot vergelijkbare regelingen zoals die rijksbreed zijn vastgesteld en betrek hierbij ook de aanbevelingen van de commissie Vergemakkelijking schadeafhandeling beroepsziekten (commissie-Heerts);
– Onderzoek in hoeverre de POMS-locaties in vergelijking met andere locaties bij Defensie dermate uniek zouden zijn dat het gerechtvaardigd kan zijn om alleen voor alle oud-medewerkers van de POMS-locaties een aparte regeling in te stellen;
– Voer een impactanalyse uit voor de situatie waarin voor het recht op een uitkering als uitgangspunt wordt gehanteerd een vergoeding voor iedere werknemer die mogelijk is blootgesteld aan chroom-6/gevaarlijke stoffen in plaats van de uitgangspunten zoals gehanteerd bij het opstellen van de Uitkeringsregeling chroom-6 Defensie. De impactanalyse moet zich minimaal richten op wat de mogelijke (juridische, maatschappelijke en financiële) consequenties zijn voor Defensie, de rijksoverheid, het bedrijfsleven en voor de betrokken (oud-)medewerkers en nabestaanden.
De beantwoording van de drie vragen geschiedt stapsgewijs; het precieze tijdspad wordt in overleg met de commissie vastgesteld. De eerste vraag kan naar verwachting vóór 1 juni aanstaande worden beantwoord. Deze vraag kent veel raakvlakken met de aanbevelingen van de commissie Vergemakkelijking Schadeafhandeling Beroepsziekten (commissie-Heerts) aangaande een algemene financiële tegemoetkoming voor werkenden die aan een beroepsziekte lijden als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen.
De beantwoording van de tweede vraag is mede afhankelijk van de afronding van het nog lopende onderzoek naar de gezondheidsrisico’s als gevolg van blootstelling aan chroom-6 op de andere defensielocaties dan de POMS. Het rapport van het RIVM-onderzoek samen met de conclusies en de aanbevelingen van de Paritaire Commissie zullen naar verwachting in maart aanstaande gereed zijn. Wij verwachten uw Kamer eind april 2021 de kabinetsreactie op het RIVM-rapport en de conclusies en aanbevelingen van de Paritaire Commissie aan te kunnen bieden.
De beantwoording van de derde vraag vergt naast de resultaten van het RIVM over de andere defensielocaties inbreng vanuit meerdere aandachtsgebieden.
Naar verwachting zal het eindadvies van de commissie vóór 1 november 2021 gereed zijn. Wij zullen uw Kamer informeren over de bevindingen en het advies van de commissie en mijn beleidsreactie daarop. Ook zullen wij uw Kamer tussentijds informeren aangaande de antwoorden op de deelvragen.
Vragen aan het RIVM
Tijdens het wetgevingsoverleg van 30 november jl. is door het lid Karabulut een aantal vragen gesteld over de indeling in categorieën van de ziektes en aandoeningen die veroorzaakt kunnen worden door blootstelling aan chroom-6 en over gezondheidsrisico’s als gevolg van blootstelling aan andere gevaarlijke stoffen. We hebben deze vragen voorgelegd aan het RIVM. In de bijlage treft u de gestelde vragen aan en de reactie hierop van het RIVM1. Het RIVM is bereid om uw Kamer in een technische briefing een nadere toelichting te geven.
Reactie motie provinciale staten (PS) Limburg
Daarnaast ontvangt u, op uw verzoek (d.d. 4 februari jl.), in reactie op de aangenomen motie «Gerechtigheid voor POMS-slachtoffers» door provinciale staten Limburg, mijn antwoordbrief «Limburgse zorgen over POMS-slachtoffers» van 22 december 2020 (zie bijlage)2.
Veteranenopvang Tilburg
Op 16 januari jl. is het veteranenontmoetingscentrum Tilburg virtueel geopend. Vanwege de coronamaatregelen kon de fysieke opening geen doorgang vinden en heeft de Minister een korte videoboodschap ingesproken. Op de website van de Stichting Veteranen Hart van Brabant is goed te zien hoe mooi het veteranenontmoetingscentrum is geworden. Zoals aan uw Kamer is toegezegd heeft de Minister met de beheerder van gedachten gewisseld over een faciliteit voor de professionele opvang van moeilijk bereikbare veteranen met psychosociale klachten.
In de Veteranennota 2019–2020 (Kamerstuk 30 139, nr. 234) heeft de Minister in reactie op de motie van het lid Belhaj c.s. (Kamerstuk 35 300 X, nr. 11) het beleid ten aanzien van veteranenontmoetingscentra uiteengezet en specifiek de functie in het stelsel van zorg- en hulpverlening. Defensie is van mening dat deze ontmoetingscentra niet zijn ingericht voor het verlenen van professionele zorg- en hulpverlening, maar een plaats zijn waar veteranen samenkomen. Ook veteranen die zorg afwijzen of mijden. De structurele aanwezigheid van professionele hulpverleners in een veteranenontmoetingscentrum kan juist voor deze groep veteranen drempelverhogend werken. Daarnaast zijn er kwaliteitsstandaarden voor de uitvoering van professionele hulpverlening die bij deze ontmoetingscentra niet geborgd kunnen worden. Ook niet in het onlangs geopende veteranenontmoetingscentrum in Tilburg.
Dit laat onverlet − en dat is de huidige praktijk – dat hulpverleners periodiek aanwezig zijn op diverse locaties van veteranenontmoetingscentra. Daarnaast is afgesproken dat de samenwerkende veteranenontmoetingscentra bij het Veteranenloket een verzoek kunnen indienen voor de aanwezigheid van maatschappelijk werk of geestelijke verzorging bij een ontmoetingscentrum. Ook het veteranenontmoetingscentrum in Tilburg staat die mogelijkheid ter beschikking. In het pand is een aparte spreekkamer ingericht voor persoonlijke gesprekken met veteranen.
Interne aanwijzing extern optreden
Tijdens het Wetgevingsoverleg Personeel en Materieel is de Aanwijzing SG A978 Extern optreden aan de orde geweest. Het betreft hier een interne aanwijzing die richtlijnen stelt voor de omgang van defensiepersoneel met leden en/of medewerkers van de Staten-Generaal, openbaar optreden, publiceren en contacten met journalisten. De bespreking mondde uit in een motie van de leden Van de Bosch en Van Helvert (Kamerstuk 35 570 X, nr. 21) waarin wordt opgeroepen dat militairen geen nieuwe beperkingen ondervinden ten opzichte van de situatie voor de invoering van de SG-aanwijzing. De Minister heeft tijdens de begrotingsbehandeling Defensie toegezegd dat deze aanwijzing wordt ingetrokken zodra de herziene rijksbrede Aanwijzingen inzake externe contacten van rijksambtenaren van kracht worden. Dit is de opvolger van de zogenaamde Oekaze-Kok. De Kamer is over de herziening van deze rijksbrede aanwijzingen door Minister Ollongren geïnformeerd (Kamerstuk 28 844, nr. 221). Op 1 februari jl. zijn de herziene aanwijzingen van kracht geworden. De defensiemedewerkers zijn hierover geïnformeerd.
Uitbreiding medische staf en voorraden
De motie van het lid Van den Nieuwenhuizen over uitbreiding van de medische staf en voorraden medische goederen (Kamerstuk 35 300 X, nr. 76) verzoekt de regering om bij de herijking van de Defensienota een onderbouwd besluit te nemen over het al dan niet uitbreiden van de medische staf van Defensie en het verwerven van voorraden medische goederen, met het oog op de ondersteuning van civiele zorg bij calamiteiten in de toekomst.
Defensie versterkt civiele zorginstellingen in Nederland structureel met onder meer chirurgische capaciteit, huisartsen en verpleegkundigen. Door te werken in de civiele zorg houden deze militaire zorgprofessionals hun klinische vaardigheden op peil. Voor de zorginstellingen is dit bovenformatieve capaciteit. De militaire zorgprofessionals zijn inzetbaar voor alle hoofdtaken van Defensie. Het uitbreiden van de medische staf bij Defensie specifiek ten behoeve van de ondersteuning van civiele autoriteiten (derde hoofdtaak) ligt niet voor de hand. Dit zou de flexibiliteit van de inzet van deze medische staf voor andere taken beperken. Bovendien zou dit tot onnodige concurrentie met de civiele zorg kunnen leiden, op een arbeidsmarkt waar zorgpersoneel toch al schaars is.
In de brief «Leerpunten eerste fase COVID-19 Defensie» (Kamerstuk 35 570 X, nr. 10) is uw Kamer geïnformeerd over de inzet van medisch personeel en materieel in de civiele zorg, waarbij onder meer is aangekondigd een operationele noodvoorraad persoonlijke beschermende middelen (PBM) aan te leggen voor operationeel optreden voortkomend uit de derde hoofdtaak. Deze voorraad is inmiddels aanwezig.
Het structureel versterken van de operationele militaire gezondheidszorg, zodanig dat deze de krijgsmacht bij alle taken waaronder de derde hoofdtaak optimaal kan ondersteunen, vergt een grote financiële investering. In de Defensievisie 2035 is hierover geen besluit genomen aangezien dit een strategisch document is dat de hoofdlijnen van het toekomstig beleid schetst. Een eventueel besluit over uitbreiding van medische capaciteiten bij Defensie vergt een integrale afweging van taken, inzet en benodigde mensen en middelen en maakt deel uit van de begrotingscyclus.
Calamiteitenhospitaal
In het AO Vastgoed van 21 april 2016 is toegezegd uw Kamer op de hoogte te houden van de gesprekken met het Ministerie van VWS over de financiering van het Calamiteitenhospitaal. Dit naar aanleiding van vragen van het Kamerlid Eijsink (PvdA) over de beschikbaarheidsbijdrage hiervoor vanuit VWS. De Nederlandse Zorgautoriteit stelt de beschikbaarheidsbijdrage voor de instandhouding van het Calamiteitenhospitaal vast op basis van de aanwijzing van VWS. Na een gedegen voorbereiding is in 2020 een nieuwe samenwerkingsovereenkomst tussen het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) en het Centraal Militair Hospitaal (CMH) tot stand gekomen. Op basis hiervan gaan Defensie en het UMCU in gesprek met VWS over de beschikbaarheidsbijdrage voor het Calamiteitenhospitaal. We houden uw Kamer op de hoogte van de uitkomst van die gesprekken.
Commissie voor functiewaardering militairen
Zoals bekend hebben Defensie en de vakbonden afgesproken om een nieuw loongebouw voor militairen in te voeren. Een functiewaarderingssysteem is één van de belangrijke bouwstenen voor een nieuw loongebouw. Op 15 januari jl. is een commissie gestart die een onderzoek doet naar het functiewaarderingssysteem van militairen. De commissie is een gezamenlijk initiatief van Defensie en de vakbonden en staat onder leiding van een externe voorzitter, mr. H. (Harry) van de Kraats, voormalig voorzitter van de Algemene Werkgeversvereniging Nederland (AWVN) en voormalig directeur arbeidsvoorwaarden van de NS. De commissie heeft de opdracht om te onderzoeken welke operationele kenmerken structureel onderdeel zijn van militaire functies. Op basis van dit onderzoek zal worden gekeken welk functiewaarderingssysteem hierbij past. Dit kan betekenen dat het huidige functiewaarderingssysteem van Defensie wordt aangepast. De commissie zal voor de zomer 2021 haar advies uitbrengen.
De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser
De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35570-X-84.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.