Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35570-VIII nr. 124 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35570-VIII nr. 124 |
Vastgesteld 25 november 2020
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 2 november 2020 overleg gevoerd met mevrouw Van Engelshoven, Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, over:
– het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021 (Kamerstuk 35 570 VIII);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 5 oktober 2020 inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2021 (Kamerstuk 35 570 VIII) (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 20);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 3 juli 2020 inzake voortgangsrapportage Emancipatie 2020 (Kamerstuk 30 420, nr. 337);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 10 juli 2020 inzake voortgang implementatie SER-advies «Diversiteit in de top. Tijd voor versnelling» (Kamerstuk 29 544, nr. 1020);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 19 mei 2020 inzake beantwoording vragen commissie over de kabinetsreactie op het SER-advies «Diversiteit in de top. Tijd voor versnelling» (Kamerstuk 29 544, nr. 1009);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 7 februari 2020 inzake kabinetsreactie op het SER-advies «Diversiteit in de top. Tijd voor versnelling» (Kamerstuk 29 544, nr. 999);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 3 juli 2020 inzake voortgangsbrief aanpak onnodige sekseregistratie (Kamerstuk 27 859, nr. 145);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 3 juli 2020 inzake reactie Global Gender Gap Report WEF (Kamerstuk 30 420, nr. 336);
– de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 29 oktober 2020 inzake uitvoering van de motie van het lid Özütok c.s. over toepassing van de kwaliteitseis «gender» in het integraal afwegingskader (Kamerstuk 30 420, nr. 352).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De griffier van de commissie, De Kler
Voorzitter: Peters
Griffier: De Kler
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Beertema, Van den Berge, Bergkamp, Jasper van Dijk, El Yassini, Geluk-Poortvliet, Van den Hul en Peters,
en mevrouw Van Engelshoven, Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Aanvang 11.00 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen, allemaal. Welkom bij de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Welkom bij dit wetgevingsoverleg over het onderdeel Emancipatie van de OCW-begroting. Van de zijde van de Kamer zijn aanwezig mevrouw Bergkamp, mevrouw Geluk, de heer Beertema, de heer El Yassini, de heer Jasper Van Dijk en de heer Van den Berge. Namens de regering is excellentie Van Engelshoven aanwezig. Ik stel voor dat we een beetje ons best doen om niet al te veel te interrumperen, maar ik hoop dat ik van tevoren niet hoef te zeggen hoeveel interrupties het er precies moeten zijn. Ik denk aan twee, drie zo ongeveer. We houden het een beetje in de gaten en als het te gek wordt, zal ik dat heus wel zeggen. Jullie weten precies hoeveel minuten jullie hebben als spreektijd. Ik geef nu het woord aan mevrouw Vera Bergkamp namens D66.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dit is waarschijnlijk het laatste wetgevingsoverleg Emancipatie onder dit kabinet. Het is ook een goeie gelegenheid om aan deze Minister te vragen wat de stand van zaken is op het gebied van heel veel onderwerpen.
Mijn eerste vragen. Hoe ziet zij de emancipatie op dit moment in Nederland? Hoe is de positie van vrouwen en lhbti's onder haar bewind verbeterd? Is het Regenboogakkoord uitgevoerd? Hoe kijkt zij naar MeToo? Het lijkt wat stiller te zijn met betrekking tot MeToo, maar het is helaas nog steeds urgent, ook in de sectoren waar deze Minister voor verantwoordelijk is. Waar ziet de Minister kansen?
Voorzitter. Ik kom op de impact van de coronacrisis. De coronacrisis heeft impact op de emancipatie. Dat zien we. Heeft de Minister zicht op de impact van corona op de economische en financiële zelfstandigheid van vrouwen? In Amerika blijkt uit onderzoek dat vrouwen vier keer zo vaak hun baan verliezen ten opzichte van mannen. Hoe is de situatie in Nederland? Er zijn ook veel signalen dat het geweld achter de voordeur is toegenomen.
Voorzitter. Dan kom ik op veiligheid. Dat is een van de belangrijkste onderwerpen van mijn betoog. Nog steeds worden lhbti's bedreigd, bespuugd, belaagd op straat en zelfs in elkaar geslagen. Het is vreselijk dat mensen niet zichtbaar zichzelf kunnen zijn op straat. Ik heb een amendement ingediend om de huidige aanpak van de regenbooggemeenten te intensiveren. Graag een reactie daarop. Ik krijg te veel signalen dat mensen niet meer naar de politie gaan, omdat ze denken: het heeft toch geen zin. Dan staat ook nog een keer Roze in Blauw onder druk. Graag een wat uitgebreide reactie van de Minister op deze onderwerpen.
Ik maak mij ook zorgen over de veiligheid van lhbti-asielzoekers. We hebben laatst nog een vreselijk incident gehad waarbij een vrouw werd overgoten met kokend water. We kunnen heel dogmatisch kijken naar dit vraagstuk, maar volgens mij moet veiligheid altijd op nummer één staan. Hoe kunnen we beter de veiligheid realiseren van deze mensen, die vaak zijn gevlucht uit vreselijke omstandigheden?
Voorzitter. Dan kom ik op internationale zelfbeschikking. Een aantal conservatie lidstaten van de EU, Hongarije en Polen, vormen binnenlands en op Europees niveau een bedreiging voor de zelfbeschikking van vrouwen en lhbti's. Onlangs hebben wij ook nog moeten vernemen dat Polen de facto abortus heeft verboden. Hoe kan de Minister de positie van vrouwen en lhbti's in het buitenland verstevigen? Het voelt als een verantwoordelijkheid van Nederland om in de bres te springen.
De voorzitter:
Mevrouw Bergkamp, u heeft een interruptie van de heer Beertema van de PVV.
De heer Beertema (PVV):
Net als D66 zijn wij ook enorm geschrokken van die incidenten in dat azc. Het is echt verschrikkelijk wat daar gebeurd is met die vrouw die overgoten is met kokend water. Maar voor ons was ook de afloop van dat hele dossier heel verschrikkelijk, zoals ik het maar even heel nuchter noem. Volgens mij is er vervolgens een poging gedaan om lhbti's apart te zetten van de rest van de azc-bevolking en is er met de daders eigenlijk maar heel weinig gebeurd. Ik weet niet of er vervolgd is. Volgens mij niet. Maar ze zijn zeker niet uitgezet. Heeft D66 daar nou ook een oordeel over?
Mevrouw Bergkamp (D66):
Het is misschien goed om daar in algemene zin op te reflecteren. Natuurlijk is het belangrijk dat daders worden aangepakt. Misschien kan de Minister reflecteren op wat er uiteindelijk is gebeurd in deze specifieke situatie, die volgens mij ons allemaal heeft doen schrikken. Het is een vreselijke situatie. In de vorige periode is er een motie van D66 aangenomen. Daarin zeiden wij: als de veiligheid een vraagstuk is en dus niet gegarandeerd kan worden, dan staat bij ons veiligheid op nummer één. Ik kan mij die discussie in de Kamer nog herinneren. Wat ons betreft kom je niet binnen in Nederland en kan je vervolgens linksaf voor de hetero-opvang en rechtsaf voor de lhbti-opvang. Dat zouden wij ook niet willen. Maar wij vinden wel dat als iemand zich niet veilig voelt, wij moeten zoeken naar een oplossing. Zo hebben wij in Nederland gelukkig de vrouwenopvang. Als vrouwen zich niet veilig voelen, dan kunnen zij daar terecht. Bij ons staat veiligheid dus op nummer één.
De heer Beertema (PVV):
Dat ben ik natuurlijk helemaal eens met mevrouw Bergkamp, maar vindt zij dan ook dat veiligheid niet kan zonder handhaving? Juist in het begin van een asielzoekproces, zou het toch voor de handhaving, de uitstraling en dus ook voor de veiligheid enorm voordelig zijn als dit soort daders onmiddellijk worden uitgewezen?
Mevrouw Bergkamp (D66):
We hebben hier natuurlijk wet- en regelgeving voor hoe daarmee om te gaan. Maar ik ben een groot voorstander van handhaving. Ik ben een voorstander van het garanderen van veiligheid. Mensen moeten zich veilig voelen. Zij zijn vaak gevlucht uit landen waar zij niet zichtbaar zichzelf konden zijn. Dan komen ze hier en worden ze vervolgens belaagd en bespuugd. Zij kunnen zich niet veilig voelen. Veiligheid staat op nummer één. Als dat betekent dat er een andere opvang moet zijn, dan vind ik dat wij daarnaar moeten kijken. Dat is ook de achtergrond geweest van de motie die wij eerder hebben ingezet. Moeten we daders aanpakken? Absoluut. Daders moeten weten dat wij in Nederland de rechten van lhbti's respecteren.
De voorzitter:
Vervolgt u alstublieft uw betoog, mevrouw Bergkamp.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Zeker. Dank u wel, voorzitter.
Ik ga over naar een heel ander onderwerp: de rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Die zijn belangrijk. Het SCP doet onderzoek naar sociale acceptatie en vrouwenemancipatie. Ik begreep dat het SCP daarmee wil stoppen. Juist cijfers, feiten en objectieve monitoring zijn van groot belang. Oordelen zijn er in overvloed. Daarvoor hoef je alleen maar even te kijken op social media. Het gaat juist om objectivering. Ik denk ook dat de Minister dat wil voor haar beleid. Wat kan de Minister zeggen over het voortzetten van deze onderzoeken?
Voorzitter. Dan over de operatie van interseksekinderen. Ik heb daar vorig jaar samen met collega Van den Hul een motie over ingediend, over een onderzoek naar medische niet-noodzakelijke operaties bij interseksekinderen. Wat is de stand van zaken van dit onderzoek? Ik kreeg informatie dat de belangenorganisatie, NNID, niet betrokken is daarbij. Dat lijkt me een omissie. Ik hoop dat de Minister ons kan geruststellen.
Voorzitter. Dan over transgenderzorg. Ik realiseer me dat de Minister een coördinerende rol heeft en dat het onderwerp vooral de zorg betreft, maar er zit ook een emancipatieaspect in. Daarom wil ik dit ook heel graag in dit debat aan de orde stellen. In de DSM-5-classificatie worden transgenderpersonen nog steeds beschouwd als personen met een mentale conditie. In de nieuwe internationaal erkende classificatie is dit niet langer het geval. Daarom verzoek ik de Minister om met een effectieve aanpak te komen als het gaat over depathologisering. Als dat wordt toegepast, scheelt dat ook voor de wachttijden.
Voorzitter. Dan een ander onderwerp, waarvan ik weet dat mijn collega's daar ook zeer betrokken bij zijn: de zogenaamde homogenezing, conversietherapie. De Kamer verwacht het tweede deel van het onderzoek naar homogenezing en conversietherapie. Er zou eind juni al een rapport komen, deel twee, naar aanleiding van de motie van Van den Hul, Özütok en Bergkamp, maar we wachten helaas nog steeds op de uitvoering van deel twee van deze motie. Kan de Minister daar iets over zeggen? En belangrijker nog: wanneer komt het kabinet met een reactie? We weten nu immers dat deze vreselijke praktijken ook in Nederland voorkomen en we weten dat ze zeer beschadigend zijn en in strijd zijn met de mensenrechten.
Voorzitter. Ik heb nog een aantal overige vragen voor de Minister. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het verbeterplan voor lhbti-dak- en thuislozen, met name jongeren? Ik heb gelezen wat het kabinet ermee gedaan heeft en ik vind dat eerlijk gezegd nogal teleurstellend. Ik hoop dat we echt meer kunnen betekenen voor deze jongeren.
Kan de Minister ook aangeven wat er gebeurd is met mijn motie naar aanleiding van het onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van transgenderpersonen, met name als het gaat over transitieverlof? Kan de Minister de mogelijkheden onderzoeken van ondersteuning door Zonder Stempel? Dat is een project van Vilans, LFB en COC voor lhbti's met een verstandelijke beperking.
Voorzitter. Dan een ander belangrijk onderwerp voor mijn partij. Kan de stap eindelijk gezet worden dat ook lhbti's veilig bloed en plasma kunnen doneren? Wat houdt dat nu op dit moment tegen? We zien internationaal allerlei voorbeelden waarbij barrières beslecht worden.
Voorzitter. Tot slot mijn laatste onderwerp. Aankomend jaar treedt de quotumwet topvrouwen in werking. Ik wil de Minister graag feliciteren met dit mooie resultaat. Kan de Minister aangeven wat nu de planning is als het gaat over dit wetsvoorstel? Want we hopen natuurlijk dat we dit met elkaar in deze kabinetsperiode kunnen afronden in de Tweede Kamer. Hoe gaat de Minister het quotum handhaven? Kan zij samen met de Minister van Binnenlandse Zaken ook een belangrijke stap zetten als het gaat over het binnenlands bestuur? En hoe staat het met de overige aanbevelingen van de SER? Want die zijn natuurlijk ook allemaal geaccordeerd door de Tweede Kamer.
Voorzitter, ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bergkamp. U heeft nog een interruptie van de heer Jasper van Dijk van de SP.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Op dat laatste punt kijk ik natuurlijk ook met belangstelling naar de Minister, maar ik heb een vraag over iets anders, namelijk over seksuele diversiteit op scholen. Ik heb daar vanaf het begin van deze kabinetsperiode aandacht voor gevraagd, maar we zien helaas dat tot op de dag van vandaag ongeveer 15% van de scholen daar helemaal niets mee doet. Sterker nog, er zijn scholen die homoseksualiteit openlijk afwijzen. Zij zeggen: je moet een heterohuwelijk sluiten. Mevrouw Bergkamp weet precies waar het over gaat. Hoe kunnen we de Minister helpen om die scholen ertoe aan te zetten dat ze het goede gaan doen, dat ze les gaan geven in seksuele diversiteit? Want die sancties zijn er ook niet gekomen. Ik heb gezegd: je zou ze bijvoorbeeld op een zwarte lijst kunnen zetten. Dan weten we in elk geval waar die scholen zitten. Is mevrouw Bergkamp het met mij eens dat we vandaag maatregelen moeten nemen?
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank voor deze vraag. Dan kan ik ook wat vertellen over een onderwerp dat voor ons ook heel belangrijk is, want je moet uiteindelijk een aantal keuzes maken. Ik was ook teleurgesteld dat inderdaad 15% van de scholen er geen aandacht aan besteedde. Ik heb daar schriftelijke vragen over gesteld, Rutgers heeft onderzoek gedaan. Het bleek toch het geval te zijn als het gaat over dat percentage van 15%. Ik vind dat onacceptabel omdat wij ervoor gestreden hebben dat het in de kerndoelen van het onderwijs staat. Ik ben het met u eens dat de Minister in gesprek moet gaan met de scholen en moet sturen, maar misschien ook de inspectie er misschien nog een keer op af moet sturen, want het is gewoon een afspraak die we met elkaar maken. Wij hebben vrijheid van het onderwijs als het gaat om het hoe, maar dat scholen er aandacht aan moeten besteden, is zeker. En voor de rest is mijn partij niet zo'n voorstander van zwarte lijsten, maar ik vind het wel belangrijk dat erop gestuurd wordt en wij hebben daarvoor ook een inspectie.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het kan dat mevrouw Bergkamp daar geen voorstander van is, maar het sturen van de inspectie naar die scholen is eerlijk gezegd ook een beetje een dooddoener, wat dat werd namelijk vier jaar geleden ook beloofd. Dat is ook gedaan, het is onderzocht en wij hebben nu een percentage. Er gebeurt alleen niets. Er zijn gewoon scholen die zeggen: wij opereren in lijn met de grondslag van onze school en zo doen wij dit. De orthodox-christelijke scholen, u kent ze wel. Dus volgens mij moeten we vandaag een stap extra zetten, bijvoorbeeld door te zeggen dat wij als Tweede Kamer niet pikken dat een school openlijk discrimineert in zijn statuten en dat we dat gaan sanctioneren. Bent u het met mij eens dat wij dat vandaag moeten regelen?
Mevrouw Bergkamp (D66):
Een heel belangrijke voorwaarde is sociale veiligheid voor leerlingen. Als scholen daar niet aan voldoen, vind ik zeker dat de inspectie een rol heeft om te handhaven en dat de Minister een rol heeft vanuit haar verantwoordelijkheid om aan de inspectie te vragen om zich echt te richten op die 15% scholen. Ik ben het dus met u eens. Ik vind dat er vandaag ook een stap gezet moet worden. Ik vind het onacceptabel dat 15% van de scholen er geen aandacht aan besteed. Maar het is zelfs nog een stuk erger als echt blijkt dat leerlingen zichtbaar niet zichzelf kunnen zijn, dat aan die sociale veiligheid niet tegemoet wordt gekomen. Ik ben dus ook heel benieuwd naar de overtreffende trap wat de Minister verder nog kan doen, want er is al veel gebeurd. Maar ik ben het wel met u eens, ik denk dat we een stap verder moeten zetten. Ik wil zeker ook samen met u nadenken wat wij daarin misschien vandaag samen kunnen doen.
De heer Beertema (PVV):
Als aanvulling hierop. Ik hoor de heer Van Dijk van de SP heel exclusief praten over christelijke en reformatorische scholen. Ik vraag mij altijd af waar die obsessie vandaan komt, die hekel aan dat christendom van de SP. Maar ik hoor ook D66, mevrouw Bergkamp, dat niet uitbreiden naar dat veel grotere probleem, ook getalsmatig, van het islamitisch onderwijs. Ik mag toch hopen dat al deze verontwaardiging van de SP en van D66 zich ook uitstrekt naar het islamitisch onderwijs.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Mag ik dan heel even een persoonlijk feit maken? Ik ben het helemaal eens met de heer Beertema. Volledig eens. Als er op islamitische scholen homoseksuelen worden gediscrimineerd, verwerp ik dat net zo hard als op christelijke scholen of op joodse scholen of op hindoescholen of op welke scholen dan ook. Het wordt tijd dat we eens naar ons onderwijssysteem gaan kijken, meneer Beertema, met al die rare scholen met al die grondslagen.
De voorzitter:
Ja, ja, meneer van Dijk. Mevrouw Bergkamp nog een keer.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik denk dat de heer Van Dijk de interruptie uitermate goed heeft beantwoord. Ik sluit me daar helemaal bij aan. Vandaar dat ik in mijn reactie erop het niet heb gehad over een specifiek type scholen. Als het gaat over sociale acceptatie en sociale veiligheid en over het voldoen aan de kerndoelen geldt dat voor alle scholen.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik heb op dit punt nog een vraag aan collega Bergkamp. Ik ben het erg eens met wat ze zegt over sociale veiligheid en vrijheid van onderwijs en de vrijheid binnen het onderwijs om jezelf te zijn. Nu ligt er ook een voorstel bij ons over de burgerschapsopdracht. In de nota naar aanleiding van het verslag daarbij heeft Minister Slob voor primair onderwijs gezegd dat het in het kader van de vrijheid van onderwijs mogelijk zou kunnen zijn dat docenten toch iets zeggen over bijvoorbeeld seksuele geaardheid, dat zij zeggen dat het in Nederland wel is toegestaan maar dat ze daar vanuit hun geloof toch anders over denken. Hoe kijkt D66 daartegen aan? Kunnen we in ieder geval afspreken dat dit een stap terug is en dat we dus niet op die manier een wet gaan aannemen?
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik weet dat mijn collega Paul van Meenen altijd bovenop dit soort onderwerpen zit. Het is belangrijk dat scholen voldoen aan die sociale veiligheid. Dat is soms echt een grijs gebied dat we misschien met elkaar moeten inkleuren. Ik wil dus ook aan de Minister vragen waar voor haar de grens is waar je overheen gaat om te zeggen dat niet meer wordt voldaan aan die sociale veiligheid. Ik heb zelf ook weleens lesmateriaal van scholen gezien waarvan ik echt denk dat het niet voldoet aan de sociale veiligheid. Als er tegen een jong iemand die bezig is met de ontwikkeling van zijn of haar eigen identiteit wordt gezegd «als u daaraan overgeeft, komt u in de hel terecht en wordt u ongelukkig» en noem het maar op, dan vind ik dat in strijd met sociale veiligheid. Daar zit dus net het verschil tussen vrijheid van onderwijs en over een grens heen gaan. Ik vind dat wij het debat daarover moeten hebben. Ik ben ook heel benieuwd wat de Minister daarvan vindt en waar voor haar de grens ligt.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik ben het eens met collega Bergkamp. Mag ik dan concluderen dat we D66 aan onze zijde zullen vinden wanneer we dat debat over de burgerschapsopdracht hebben en GroenLinks Minister Slob vraagt om hierop terug te komen en te zeggen dat het niet kan, omdat de boodschap van een docent te allen tijde moet zijn dat je er in Nederland ongeacht je seksuele geaardheid en je genderidentiteit bij hoort?
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik herhaal: als het niet voldoet aan de sociale veiligheid, dan vindt u mij zeker aan uw zijde en dat geldt ook voor mijn collega Paul van Meenen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bergkamp. Tot mijn grote vreugde is mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid bij ons aangeschoven.
Het woord is aan mevrouw Geluk van het CDA.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Voorzitter. Emancipatie is een zaak van de samenleving en de instrumenten van de overheid zijn eigenlijk altijd beperkt. Met financiële middelen en wet- en regelgeving kan de overheid belemmeringen voor emancipatie wegnemen. De Minister kan agenderen, coördineren, aanjagen, kennis en expertise ontsluiten, maar emanciperen zal de samenleving zelf moeten doen. De samenleving zelf zal voortdurend en steeds opnieuw moeten leren omgaan met verschillen.
In juli heeft de Minister de voortgangsrapportage Emancipatie 2020 naar de Kamer gestuurd of beter, een link naar de website van de voortgangsrapportage Emancipatie 2020. Even een praktische vraag: kan de Minister toelichten hoe de bijlage bij de brief en de website zich precies tot elkaar verhouden?
In de voortgangsrapportage spreekt de Minister terecht over de coronapandemie, waarvan we de gevolgen nog niet kunnen overzien. De Minister noemt mogelijke gevolgen voor de arbeidsparticipatie van vrouwen en het risico van een toename van geweld achter de voordeur. Dit vraagt om extra alertheid, schrijft zij. Kan de Minister aangeven op welke wijze zij deze extra alertheid heeft vormgegeven?
Voorzitter. In de voortgangsrapportage zegt de Minister dat ze met veel interesse bijvoorbeeld de ontwikkelingen rondom kunstmatige intelligentie volgt en zich inzet om genderbias – dat is kansenongelijkheid – te voorkomen. De CDA-fractie is het met de Minister eens dat digitalisering van de samenleving en van de overheid ingrijpende gevolgen heeft en dat door digitalisering de menselijke verantwoordelijkheid voor ontwikkelingen buiten beeld raakt. Technische hulpmiddelen bij werving en selectie blijken niet altijd objectief te zijn en technologische ontwikkelingen zijn voor een gewone sterveling niet meer te bevatten, laat staan te beïnvloeden. Op welke manier probeert de Minister vat te krijgen op de ontwikkelingen die het emancipatiebeleid raken? Doet zij onderzoek naar de effecten van nieuwe technologieën en dan met name naar algoritmen en de gelijke behandeling van mannen en vrouwen? Zo nee, is zij dan misschien bereid om aan te sluiten bij een breder onderzoek van BZK naar algoritmes, zodat de effecten op emancipatie daarin kunnen worden meegenomen?
Voorzitter. Een jaar geleden heeft de Kamer de Minister bij motie gevraagd de maatregelen uit het SER-advies «Diversiteit in de top, tijd voor versnelling» integraal over te nemen. Zo moet het aantal vrouwen in de top van het bedrijfsleven vergroot worden. Begin juli gaf de Minister de stand van zaken. Er komt een wettelijke regeling voor meer vrouwen in de top van het bedrijfsleven en in mei is de internetconsultatie van het conceptwetsvoorstel afgesloten. Wij lezen dat het wetsvoorstel tot doel heeft het nv-recht te moderniseren en aan te passen aan de behoeften van de gebruikers, maar wij dachten dat het de bedoeling was om de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen in de top van grote bedrijven evenwichtiger te maken. Kan de Minister uitleggen waarom dat in het wetsvoorstel over het vennootschapsrecht moet? Verwacht de Minister het wetsvoorstel nog voor de verkiezingen bij de Kamer te kunnen indienen? Het SER-advies ligt er nu al ruim een jaar en de Minister zei eerder: het quotum is een historische stap voorwaarts. Kan de Minister toezeggen dat zij het SER-advies gewoon omzet in een wetsvoorstel, niets meer en niets minder?
Voorzitter. De Minister ondersteunt de regenbooggemeenten Dordrecht en Zwolle in de Biblebelt bij een regionale aanpak om lhbti in, zoals zij het noemt, levensbeschouwelijke kringen bespreekbaar te maken.
De heer Beertema (PVV):
Het is mij niet helemaal duidelijk hoe het CDA hierin zit. Als ik mevrouw Geluk goed begrijp, vraagt het CDA de Minister om zo snel mogelijk met een wet te komen om dat vrouwenquotum te regelen. Daaruit maak ik op dat het CDA een hartstochtelijk voorstander is van het vrouwenquotum. Gaat het CDA ook zover dat het voorbeeld van de TU Eindhoven, waar er een mannenstop is opgelegd, zijn goedkeuring kan wegdragen? Ik bedoel eigenlijk te zeggen: vermeende discriminatie bestrijden met keiharde omgekeerde discriminatie. Is dat wat het CDA wil?
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Het verhaal van Eindhoven is, denk ik, inmiddels achterhaald, want daar is een uitspraak over gedaan. Wat wij echt hartstochtelijk besproken hebben en met sommige mensen in deze Kamer geagendeerd willen hebben, is dat er een ongelijkheid opgeheven wordt tussen mannen en vrouwen. In de top van het bedrijfsleven zie je dat het er nog steeds niet vanzelf komt. Wij hebben geprobeerd om het bedrijfsleven het zelf te laten oppakken, maar dat is niet gelukt. Daarom vinden we dat we dat bij wet moeten regelen. Als je meer ongelijkheid wilt opheffen, dan moet je mannen en vrouwen samen aan het werk hebben. Zolang die verhoudingen veel te scheef zijn, gebeurt dat gewoon niet. Dat is wat wij zien en wij willen heel graag doen wat er in het SER-rapport staat. Daarom heb ik ook gevraagd of dat rapport integraal overgenomen kan worden, te beginnen bij beursgenoteerde bedrijven. Ik hoop met mijn partij dat het dan vanzelf naar onderen toe doorgaat. Het is een soort piramide en je hoopt dat als er aan de bovenkant van die bedrijven het besef is dat er een eerlijkere verdeling tussen mannen en vrouwen moet komen, er ook op gelet wordt dat er vrouwen aangesteld worden in alle regionen van dat bedrijf. Daar ben ik dus nog steeds een groot voorstander van.
De heer Beertema (PVV):
Waarom is die verhouding dan niet in balans? Is er inderdaad sprake van systematische, structurele, geïnstitutionaliseerde genderdiscriminatie in de bedrijven en de universiteiten of ligt het misschien ergens anders aan?
De voorzitter:
Afsluitend, mevrouw Geluk.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Ik denk, en daar zijn ook bewijzen voor, dat er heel lang een masculiene maatschappij geweest is. Meneer Beertema sputtert wat, maar dat is gewoon een feit. Dat hebben we nu achter ons gelaten en we willen gewoon dat er een betere verdeling tussen mannen en vrouwen komt, want het is ook bewezen – zie het SER-rapport – dat de wereld beter werkt als je een gelijkere verhouding hebt.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, mevrouw Geluk.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Voorzitter, ik begin nog even opnieuw met mijn laatste blokje.
De Minister ondersteunt de regenbooggemeenten Dordrecht en Zwolle in de Biblebelt met een regionale aanpak om lhbti in, zoals zij het noemt, levensbeschouwelijke kringen bespreekbaar te maken. De CDA-fractie steunt die inzet en waardeert ook de initiatieven binnen die levensbeschouwelijke kringen zelf. Een platform als Wijdekerk brengt persoonlijke verhalen bij elkaar om op die manier een open en respectvol gesprek op gang te brengen. In ons land heb je de vrijheid om te houden van wie je wilt en om zichtbaar jezelf te kunnen zijn. Zo vanzelfsprekend is dat echter niet overal, zelfs niet in Europa. De voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, heeft in haar state of the union van 16 september scherp geoordeeld over de zogenaamde lhbti-vrije zones. Verschillende Poolse gemeenten hebben zich de afgelopen tijd lhbti-vrij genoemd.
De voorzitter:
Dat lokt een interruptie uit van de heer El Yassini van de VVD.
De heer El Yassini (VVD):
Excuses dat ik wat laat reageer met mijn interruptie, maar ik wil nog even ingaan op het vrouwenquotum. Ik heb dat even laten bezinken. Vorig jaar hebben we dit debat ook al gehad. Het CDA wil heel graag zo'n vrouwenquotum in de top van het bedrijfsleven. De VVD is daar absoluut op tegen. Maar mijn vraag aan mevrouw Geluk-Poortvliet is de volgende. Zij begint haar betoog met het feit dat emancipatie een onderdeel is van de samenleving zelf, dat emancipatie uit de samenleving moet komen. Prachtig liberaal betoog, waar ik mij echt bij kan aansluiten. Maar hoe rijmt mevrouw Geluk-Poortvliet van het CDA dit met het verplichten van vrouwen op bepaalde posities middels een quotum?
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Ik heb gesteld dat de emancipatie een zaak van de samenleving is. En die samenleving zal dat zelf moeten doen. Maar je kunt ook sturen als je denkt dat er dingen fout gaan. Ik denk dat het heel goed is dat je dat als politiek doet, want politiek is gewoon het ordenen van de samenleving. Daar waar het fout gaat, kun je bijsturen.
De heer El Yassini (VVD):
Dat is dus een tegenstrijdigheid met het verhaal van mevrouw Geluk-Poortvliet. Sterker nog, dat is ook een tegenstrijdigheid met de traditie van het CDA, dat het maatschappelijk middenveld zo'n warm hart toedraagt omdat daardoor de samenleving sterker wordt om problemen zelf op te lossen. Dus ik ben nog steeds zoekende naar het ook in mijn ogen prachtige liberale verhaal dat in de samenleving de kracht zit, ook in het bedrijfsleven. Als de top van het bedrijfsleven, die zitting heeft in de Sociaal-Economische Raad, zelf aangeeft dat er verbetering moet komen, hoe rijmt het CDA dit dan vervolgens, in tegenstelling tot al die tradities die het CDA al decennialang kent, met het plotseling loslaten van het geloof in de kracht van de samenleving en toch over te gaan tot een verplicht vrouwenquotum dat met name het beursgenoteerde deel van het bedrijfsleven verplicht om zetels op basis van geslacht te selecteren, in plaats van op basis van kennis en kunde? U gaat het ene onrecht dus bestrijden met het andere onrecht. Hoe rijmt u dat? Ik wil namelijk weten waarom u het maatschappelijk middenveld eigenlijk in de steek heeft gelaten.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Wij hebben het maatschappelijk middenveld geenszins in de steek gelaten, want dit rapport is er in samenspraak met VNO-NCW gekomen. Die hebben juist gezegd: het bedrijfsleven heeft het zelf niet opgepakt. Er wordt gezegd dat de vrouwen er niet zijn, maar die zijn er wel. Ze zijn te vinden, maar je moet het op een gegeven moment wel een beetje verplichten, anders lukt het niet. Tot 2020, nu bijna afgelopen, was het niet direct een verplichting, maar een advies. Dat is niet gelukt, dus ik vind dat wij het middenveld helemaal niet in de steek gelaten hebben. Wij hebben juist naar het middenveld geluisterd en dat heeft onze hulp gevraagd, want het wil dit ook. Het leidt tot betere resultaten als mannen en vrouwen gelijke verantwoordelijkheid kunnen nemen.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Om jezelf te kunnen zijn, moet je eerst ontdekken wie jezelf bent. Daarvoor heb je andere mensen nodig. Dat is nog niet zo eenvoudig. Dat laat Splinter Chabot zien in zijn ontroerende boek Confettiregen. Om jezelf te kunnen zijn, heb je andere mensen nodig. Emancipatiebeleid draait dan ook niet om het individu, maar om de samenleving. Emancipatie draait niet om het individu dat denkt geen mens nodig te hebben, maar een samenleving die ieder mens nodig heeft. Deelt de Minister dat uitgangspunt?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Geluk. Dan geef ik het woord aan de heer Beertema van de PVV.
De heer Beertema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Bij de Onderwijsbegroting heb ik de balans opgemaakt van vier jaar onderwijsbeleid van deze Minister. Ze moet er nog steeds om lachen, zie ik. Dat was geen mooi verhaal. Vier jaar heeft de zelfbenoemde onderwijspartij D66 aan de knoppen gezeten en de conclusie van de PVV was deze: het onderwijs bevindt zich in een vrije val, 24% van de 15-jarigen is semi-alfabeet, het onderwijs is zo'n slechte werkgever dat sprake is van een gierend lerarentekort en deze Minister heeft het hoger onderwijs opgezadeld met een identiteitspolitiek die de academies verscheurt in tegenstellingen man/vrouw, gekleurd/blank en die bovendien de vrijheid van meningsuiting en de vrije wetenschapsbeoefening onder druk zet. Deze Minister, zo heb ik steeds betoogd, is geen dienaar van de Kroon, maar een diversiteitsactivist – ze is daar zelf trots op, heeft ze weleens gezegd – die slechts een niche vertegenwoordigt, een niche van social justice warriors, een minieme minderheid die er alles aan gelegen is om een minderheidsstandpunt met wettelijke dwang op te leggen aan meerderheid.
Op het thema emancipatie zien we hetzelfde beeld. Van een Minister van Emancipatie zou je verwachten dat ze zou staan op de schouders van reuzinnen zoals Wilhelmina Drucker en Aletta Jacobs, de vrouwen van de eerste golf, van het vrouwenkiesrecht en het recht op arbeid, of op de schouders van de vrouwen van de tweede golf, van de Aktiegroep Man Vrouw Maatschappij en Dolle Mina, zoals Joke Smit. De tweede golf richtte zich op de vrouwelijke seksualiteit, op mishandeling en seksueel geweld tegen vrouwen. Die thema's waren van belang en hebben onze samenleving daadwerkelijk geëmancipeerd.
Deze Minister is een typische representant van de derde golf. De eerste en de tweede golf hebben gezorgd voor de wettelijke kaders tegen discriminatie. Vrouwen en lhbti kunnen daardoor in alle vrijheid hun leven vormgeven en hun dromen verwezenlijken. Dat gaat nog vaak genoeg fout en daar moeten we aan werken, althans als het niet gaat om de positie van vrouwen en lhbti in de islamitische gemeenschappen. Want daar vindt het echte grote leed plaats, het leed van de verborgen vrouwen en van de eerwraak en het leed van de 41.000 vrouwen in Nederland die genitaal verminkt zijn. Daar is sprake van leed dat onze moeders en zelfs onze grootmoeders nooit hebben meegemaakt. Het hypocriete is dat deze Minister daar nauwelijks oog voor heeft. Ze kijkt ervan weg en focust in plaats daarvan op het nieuwe evangelie van diversiteit en inclusie.
Dat vertaalt zich in maatregelen zoals het aanstellen van diversiteitscommissarissen op de universiteiten en vrouwenquota in het bedrijfsleven en op de universiteiten, maar niet in vrouwenquota onder stratenmakers, sleuvengravers, metselaars of huisschilders. Nee, het zijn quota om hoogopgeleide, meestal blanke vrouwen zonder de inspanningen en opofferingen die mannen zich wél moeten getroosten om de absolute top van politiek, bedrijfsleven of wetenschap te behalen, een free ride te geven op basis van hun geslacht of kleur. Ik zie verder geen reactie van het CDA. Dat is geen emancipatie. Dit is cliëntelisme. De zogenaamde sisterhood is verworden tot een belangenclub van gelijkgestemde, hoogopgeleide zusters, een travestie van emancipatie en plat nepotisme gevoed door rancune.
Het beleid van deze Minister dat daaruit voortvloeit, brengt gevaren met zich mee. Laat me dat uitleggen. Een groot punt van zorg is het gebrek aan ruimte dat de linkse identiteitspolitiek biedt aan het tegengeluid dat tegenwicht biedt aan het heersende verhaal. Want dat tegengeluid is er wel degelijk. Feministische iconen zoals Fay Weldon zijn uiterst kritisch over het huidige feminisme, de heersende identiteitspolitiek en de gevolgen daarvan voor de positie van vrouwen. Maar daar is weinig aandacht voor in de media en in het discours.
Erger nog, als het gaat om linkse identiteitspolitiek, dan is het discours verworden tot een agressieve en onverdraagzame afreken- en cancelcultuur. Via alle media wordt volop gecensureerd, de mond gesnoerd en kaltgestellt, zowel bij gewone burgers als bij wereldberoemde mensen. Hier en daar werden zelfs boeken verbrand van de schrijfster J.K. Rowling omdat zij zich kritisch uitliet over de semantiek rond transgenders. Een boekverbranding in het Westen, voorzitter! Dat riekt naar de duisterste periode van de twintigste eeuw. De linkse identiteitspolitiek met zijn diepe wortels in het cultuurmarxisme riekt naar totalitair denken, naar ideologisch fanatisme zoals tijdens de culturele revolutie in China. Daar oefende een rode garde van jongeren, aangemoedigd door haar politieke leiders, een jarenlange terreur uit in haar streven om oude denkbeelden uit te wissen en te vervangen door een zuivere gelijkheidsleer. Deelt de Minister de zorg over die agressieve onverdraagzaamheid en de dominantie van slechts één stroming in de media, de politiek en het bestuur? Vindt ze dat haar keus om het ministerschap zo activistisch in te vullen daar ook weinig goeds aan heeft gedaan? Ziet ze in de laatste maanden van deze kabinetsperiode een rol voor zichzelf om daar ten minste enige balans in aan te brengen? Kan de Minister daar uitgebreid op reflecteren, alstublieft?
Deze Minister onderhoudt warme banden met de gesubsidieerde lhbti-industrie, nagenoeg allemaal aanhangers van het unisono links-progressieve verhaal. Ik maak me ernstig zorgen over de diversiteit en de opvattingen die de Minister bereiken. Zo is er bijvoorbeeld een conservatieve club van zogenaamde Gayservatives, de Roze Leeuw, heet die. Dat is een ongesubsidieerde stichting die een heel ander geluid uitdraagt met als belangrijkste speerpunten fysieke veiligheid en zelfwaardering – geen slachtofferschap in ieder geval. Zij ondervinden veel tegenstand, uitsluiting en zelfs agressie vanuit de linkse lhbti-groeperingen zoals het COC. Dat is zwaar gesubsidieerd en vertegenwoordigt allang niet meer de gewone homoman en homovrouw, maar uitsluitend zichzelf. Is de Minister op de hoogte van het bestaan van de Roze Leeuw? Heeft ze al eens contact gezocht? Zo nee, is zij bereid deze organisatie uit te nodigen voor een gesprek en kennis te nemen van haar ideeën voor de verbetering van de positie van lhbti's en om deze organisatie wellicht een handje te helpen een ingang te vinden in de bestaande structuren?
Lhbti's, zeker in de grote steden, voelen zich niet alleen onveilig op straat, maar hebben ook te maken met daadwerkelijk verbaal en fysiek geweld. Sommigen worden jarenlang geterroriseerd in hun eigen woning. Meestal betekent dat verhuizen. Dat is vreselijk. Het homofobe tuig laten ze dan triomfantelijk juichend achter want er zijn er weer een paar weg. Het zou allang overbodig moeten zijn, echt overbodig, dat Marokkaanse jongeren, de vierde generatie intussen, hierbij oververtegenwoordigd is. Wat heeft de Minister de afgelopen periode gedaan om die oververtegenwoordiging van Marokkaanse daders tegen te gaan? Wat heeft zij de afgelopen periode ondernomen tegen homohaat vanuit de islam? Dat is homohaat die zich niet alleen naar buiten richt, maar ook voor heel veel ellende zorgt voor lhbti binnen de islamitische gemeenschap zelf. We hebben daar mooie interviews over kunnen lezen.
Voorzitter, ik ga afronden. We hebben ons in het vorige debat meermaals uitgesproken tegen de vrouwenquota, tegen de cliëntelistische agenda van deze activistische Minister, tegen het onzalige plan om via discriminatie en ongelijke behandeling vrouwen naar de top te leiden. De VVD doet dat nu ook, althans de jongerenafdeling van de VVD: de JOVD. Die heeft dat duidelijk uitgesproken. Dus ook positieve discriminatie is gewoon keiharde discriminatie. Dat wordt daar onderkend. We zullen ons dan ook blijven verzetten tegen deze doorgeslagen agenda. De derde feministische golf en deze Minister moeten wat ons betreft hun prioriteiten op orde stellen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Beertema. Er is een interruptie of een opmerking van de heer Van den Berge voor u. Het telt als een interruptie.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ja, het is wel een interruptie, voorzitter, dus u mag die ook als zodanig tellen. Kijk, de heer Beertema en ik hebben dit debat al vaker gehad, dus ik zal het nu een over een andere boeg proberen te gooien. Het is op een heleboel punten het bekende riedeltje. Toch een vraag. Net als bij de Onderwijsbegroting probeert de heer Beertema eigenlijk de hele diversiteitsagenda van deze Minister bij het grofvuil te zetten, specifiek de diversiteitsagenda bij universiteiten. Nou gaat die diversiteitsagenda ook over mensen met een beperking, over validisme. Daar deed de heer Beertema een beetje lacherig over bij de begroting, maar ik zou hem toch willen vragen wat hij dan vindt van dat onderdeel van de diversiteitsagenda. Ik zie hem enigszins verward kijken. Hij krijgt de kans om het recht te zetten. Hij zet volgens mij net de hele diversiteitsagenda bij het grofvuil als cliëntelisme en activisme, maar wat vindt hij daar dan van?
De heer Beertema (PVV):
Ja, voordat ik antwoord kan geven, wil ik toch wat meer duidelijkheid. Waarom is mijn betoog een riedeltje? Ik heb daar hartstikke mijn best op gedaan. Dat kan je toch niet afdoen als een riedeltje? Het is gewoon een heel mooi, consistent verhaal. Ik vind het een denigrerende opmerking dat ik vorige keer stond te oreren en dat ik nu weer een riedeltje heb. Licht u dat nou eerst eens toe. Dit is toch geen riedeltje? Geef nu eens een beetje een leuke recensie.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Laat ik het dan ... Dit doet de heer Beertema vaker. Wat ik een beetje jammer vind, is dat hij dan mijn woorden gaat recenseren in plaats van dat hij ingaat op mijn vraag. Maar goed, laat ik deze kou meteen uit de lucht nemen, want het is inderdaad een consistent betoog, dat mij bekend voorkomt. Ik wil de heer Beertema een vraag stellen over zijn consistente betoog. Mijn vraag is: wat vindt hij van de bestrijding van validisme, onder andere op universiteiten, wat ook nadrukkelijk onderdeel is van de diversiteitsagenda van deze Emancipatieminister?
De heer Beertema (PVV):
Dan nog wat: ik deed daar helemaal niet lacherig over de vorige keer. Dat is ook weer zo'n vreemde observatie. Wat mankeert die GroenLinksers toch? Jullie kijken anders de wereld in dan andere mensen. Ik heb daar niet lacherig over gedaan. Mensen met een beperking gun ik natuurlijk alle mogelijkheden. Als we hen daarbij kunnen helpen, dan moeten we dat zeker doen. Absoluut. Is dat genoeg antwoord?
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dat is dan toch een klein stapje vooruit. Validisme wil ook de heer Beertema behouden. Het toegankelijker maken van onderwijsinstellingen en zorginstellingen voor lhbti-mensen ook? Volgens mij wil hij toch een deel van die diversiteitsagenda best gaan omarmen vandaag. Dat zou winst zijn.
De heer Beertema (PVV):
We zijn het helemaal eens, absoluut.
De voorzitter:
Waarvan akte. Dan is er nog een interruptie van mevrouw Bergkamp namens D66.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Er is iets wat ik niet begrijp in het consistente betoog dat heel erg over gender gaat. Ik merk dat de heer Beertema niet echt fan is van dat vraagstuk. Laatst hebben we een initiatiefwet behandeld over het aanpassen van de Algemene wet gelijke behandeling ter bestrijding van discriminatie van transgenderpersonen en interseksepersonen. De PVV heeft daartegen gestemd. Wat ik niet begrijp in die hele discussie is het volgende. De heer Beertema weet ook dat er transgenderpersonen en interseksepersonen zijn. Ontkent hij daarmee het bestaan van transgender- en interseksepersonen? Want daar gaat het om genderidentiteit en genderexpressie. Ik probeer de heer Beertema daarin echt te volgen.
De heer Beertema (PVV):
Ik ontken dat zeker niet. Waar het ons om te doen is, is de enorme overfocus op deze problematiek. We praten hier over een niche van een niche van een niche. De manier waarop vooral D66 maar eigenlijk alle linkse partijen zich daarop storten, dat vaart geven en dat ook via de media uitvergroten, stuit ons heel erg tegen de borst. Dat is niet omdat we het die transgenders niet gunnen maar om die overfocus te bestrijden. Ik neem het niet alleen deze Minister maar alle derdegolffeministen kwalijk dat zij zo self-obsessed zijn dat ze vanuit hun eigen situatie naar de hele feministische issues kijken, maar ondertussen het allergrootste probleem, die grote olifant in de kamer van het feminisme, niet zien staan, namelijk de islam. Daar gebeuren de meest verschrikkelijke dingen en daar mogen we niet over praten. Dat wordt doodgezwegen, ook door D66. Ja, af en toe kunnen we niet anders, als er zich weer een eerwraakdrama of weet ik wat voordoet. Ik gun de transgenders hun ontwikkeling en hun emancipatie, maar ik zou willen dat we ons niet laten afleiden door een relatief klein probleem ten opzichte van dat gigantische probleem, die olifant in de kamer, waar het echt grote leed zich afspeelt.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik ben in ieder geval blij dat de heer Beertema niet het bestaan van intersekse- en transgenderpersonen ontkent. Maar ik vind zijn betoog toch eigenlijk wel heel kwetsend. In de wereld worden duizenden transseksuelen vermoord. Ieder jaar staan we stil bij de duizenden transseksuelen die worden vermoord. Daar vragen we aandacht voor. We vragen aandacht voor genderidentiteit en genderexpressie. U kunt toch niet zeggen «we gunnen hun hun emancipatie» als er jaarlijks duizenden transseksuelen worden vermoord? Dat gebeurt met name in Zuid-Amerika, maar ook in Europa. Ook in Nederland is er sprake van heel veel geweld. Dat begrijp ik dus gewoon niet. We hebben het hier over mensenrechten. Al hebben we het misschien over weinig mensen, het gaat wel over mensenrechten. Internationaal bekeken hebben we het over heel veel leed. De heer Beertema zegt ook dat we obsessed zijn met dit onderwerp. Toch valt het me op dat de heer Beertema het in ieder betoog hierover heeft. Dus ik vraag me soms wel af waar de obsessie nou precies zit.
De heer Beertema (PVV):
Ik hoor het woord «kwetsend» weer en dan moet je in dit tijdsgewricht altijd ontzettend uitkijken. Want mensen zijn natuurlijk heel snel gekwetst. Het is verschrikkelijk, de verhalen die D66 hier vertelt, maar ik ben als parlementariër niet verantwoordelijk voor de verschrikkingen in Latijns-Amerika. Ik ben verantwoordelijk voor het emancipatiebeleid hier in Nederland. Ik ben nog steeds buitengewoon trots op wat er gebeurd is op het gebied van emancipatie in die eerste en die tweede feministische golf. Ik vind dat die derdegolffeministen zich verkijken op de problematiek, zoals ik net al heb betoogd. En nogmaals, ik vind dat er een overdreven aandacht is voor niches. Als het over transgenders en homoseksuelen of weet ik wat gaat, is zelfexpressie mogelijk. Kijk naar al die seksuele identiteiten die omarmd worden. Leef je leven in Nederland! Er zijn geen hele grote problemen. Er zijn wel problemen met geweld tegen transgenders en lhbti's, dat veelal ook uit die islamitische hoek komt. Maar dat wordt verzwegen, daar gaan we het liefst maar snel aan voorbij. En dan gaat de belangstelling weer naar zaken als de Gay Pride en zo, wat eigenlijk een soort carnaval is en overdreven belicht wordt. Heel veel homo's, mannen en vrouwen, zoals ik die meemaak, aan onze kant van het politieke spectrum, voelen zich niet vertegenwoordigd door al die mannen en vrouwen op die boten en al dat razende gebeuren daar in Amsterdam. Ze gaan er niet heen, ze durven er niet heen. Het is voor veel homoseksuele jongeren zelfs een extra drempel om uit de kast te komen. Ze willen daarmee niet vereenzelvigd worden, want het zijn doodgewone hardwerkende jongens en meisjes die vooral niet geafficheerd willen worden als geëxalteerde, gekke drags en zo die daar op die boten in dat vreselijke Amsterdam tekeergaan. Het staat emancipatie ook in de weg. Maar dat soort dingen trekt zo verschrikkelijk veel aandacht weg, onder regie van D66 en van andere linkse partijen, van mevrouw Halsema, en noem ze allemaal maar op. Dat is zo jammer, want er zijn ook andere geluiden. Ik zou mevrouw Bergkamp van D66 willen oproepen om ook eens een luisterend oor te hebben voor bijvoorbeeld de Roze Leeuw, die gruwt van dragqueens die voorleesuurtjes geven op scholen aan 4-, 5-, 6-jarige kinderen.
De voorzitter:
Meneer Beertema, breit u er een einde aan?
De heer Beertema (PVV):
Die cultuur willen wij bestrijden; daar willen wij van af.
De voorzitter:
Helder. Mevrouw Van den Hul.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Mag ik afronden?
De voorzitter:
O, nou, oké, mevrouw Bergkamp.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Het is wel lastig. Want de heer Beertema heeft het over heel veel dingen. Hij heeft het over het vreselijke Amsterdam. Dat deel ik helemaal niet: ik hou van Amsterdam. Maar even wat anders. U zegt dat het niches zijn. Het gaat over mensen, het gaat over mensenrechten. De heer Beertema zegt: leef je leven. Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik vind het belangrijk dat mensen zichtbaar zichzelf kunnen zijn. Alleen, het verschil tussen PVV en D66 is dat wij ons ook verantwoordelijk voelen voor mensen buiten Nederland. We hebben ook internationaal een verantwoordelijkheid. Dat zou ook de vraag van mij aan de Minister zijn: wil zij kijken hoe de rechten van vrouwen en lhbti's internationaal versterkt kunnen worden?
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dit is echt vintage Beertema wat we hier vandaag weer horen. Ik wil er één punt uithalen, al zijn er tig punten waar wij ons niet in herkennen. De heer Beertema zegt: we moeten ons teweerstellen tegen het geweld tegen lhbti-personen; die zijn niet veilig. Daarin vinden we mekaar. Maar waar ik me dan toch zeer over verbaas, is de veelheid aan moties waar de PVV tegen heeft gestemd. Ik heb ze er even bij gezocht, het is zomaar een greep uit die moties. Als de PVV de veiligheid van lhbti-personen echt belangrijk vindt, waarom stemt de PVV dan tegen mijn motie om de politie beter te equiperen om met lhbti-geweld om te gaan? Waarom stemt de PVV tegen een motie over het versterken van het netwerk van Roze in Blauw? Waarom stemt de PVV tegen een motie over gespecialiseerde rechercheurs? Waarom stemt de PVV tegen het strafbaar stellen van homogenezing? En zo kan ik nog wel even doorgaan. Een lange lijst met moties, die allemaal gaan over de veiligheid van lhbti-personen, en de PVV, die hier grote woorden gebruikt in de zin van «o, dat vinden we zo erg», stemt tegen. Hoe valt dat met elkaar te rijmen?
De heer Beertema (PVV):
Die moties staan me niet helemaal voor de geest. Ik denk toch dat het erop neerkomt dat Roze in Blauw in functie is, z'n werk doet en het nog meer versterken daarvan weinig effect zal hebben op daadwerkelijke handhaving en het daadwerkelijk voorkomen van geweld tegen lhbti's. Iets anders: zou u met mij meestemmen als ik bijvoorbeeld een motie zou indienen om pepperspray legaal te maken? Dat lost daadwerkelijk iets op bij het tegengaan van slachtoffers op straat. Al die lhbti'ers kunnen dan gewoon pepperspray kopen en die gebruiken op het moment dat het nodig is. Dát helpt; praatgroepen van Roze in Blauw van de politie met allerlei GroenLinkswethouders en weet ik wat helpen niet.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Die laatste kwalificatie laat ik geheel aan de heer Beertema. Hij haalt er nu van alles bij, pepperspray zelfs. Daar heb ik het nu niet over. Ik heb het over concrete voorstellen. Ik heb er nu maar vier uit gepakt, vier heel concrete voorstellen die gaan over de positie, de veiligheid, van lhbti-personen, in het openbaar dan wel privé. Vier heel concrete voorstellen die voortkomen uit een diepe wens van de lhbti-gemeenschap zelf. De PVV stemt tegen. En waar komt de heer Beertema mee? Met het verhaal dat dit niet de oplossing zou zijn, dat Roze in Blauw gewoon zijn werk doet. Even voor alle duidelijkheid: de agenten van Roze in Blauw doen dit boven op hun gewone werk en staan daardoor heel erg onder druk. In heel veel gemeenten komt het daardoor niet eens meer voldoende van de grond. Deze moties gaan dus wel degelijk ergens over. We worden in het nieuws bijna wekelijks geconfronteerd met vreselijke voorvallen. De PVV roept elke keer maar weer «o, de islam; o, de islam», maar ik zou heel graag van de PVV een echte oplossing horen. En die hoor ik niet.
De voorzitter:
Wacht even, meneer Beertema, want het wordt nu een tweedebat. Ik zou het prachtig vinden om daarnaar te luisteren als ik een neutrale toeschouwer was, maar in verband met de tijd moeten we dat maar niet doen. U mag kort reageren en dan ga ik naar de heer El Yassini.
De heer Beertema (PVV):
Kort reageren op een interruptie die nogal lang is, is ook niet helemaal eerlijk, natuurlijk.
De voorzitter:
Nou, u heeft net ook behoorlijk lang gereageerd.
De heer Beertema (PVV):
Wij zijn bang dat al die moties die mevrouw Van den Hul noemt, alleen maar ontaarden in nog meer beleidsmedewerkers, nog meer beleidsrapporten die in stoffige laden verdwijnen. Het zet geen zoden aan de dijk. Ik noem niet voor niks die pepperspray. Dat zou een oplossing zijn. Het helpt niet heel veel, maar wel wat. Het gaat om handhaving op straat en het gaat niet om praatgroepen van het COC en al die andere linkse, politiek correcte groepen, die zwaar gesubsidieerd worden en dan meepraten. Wij zien daar niet zo veel heil in.
De voorzitter:
Dan is het woord aan de heer El Yassini.
De heer El Yassini (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Als VVD geloven wij in een samenleving die gelijke kansen biedt, zodat iedereen zijn of haar eigen succes kan bepalen en bereiken. Wij geloven in een land waarin je, ongeacht je afkomst, gender of geaardheid, de vrijheid hebt om te streven naar je geluk. Wij geloven in een land waarin eenieder die onze waarden onderschrijft, onze wetten respecteert en de regels van onze samenleving naleeft, een volwaardige plek heeft in onze maatschappij. Helaas zijn er nog steeds mensen in religieuze en culturele kringen die anderen op basis van hun gender, geaardheid of afkomst geen volwaardige plek in onze samenleving gunnen. Dit onrecht, dat ontstaat en bestaat, moeten we blijven benoemen en bestrijden.
Vorig jaar al vroeg de VVD de Minister van Emancipatie hoe zij optrekt met de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs om bijvoorbeeld meisjes te helpen om na het voortgezet onderwijs een goede vervolgopleiding te kiezen, bijvoorbeeld in de technieksector. Er werden heel veel actieplannen genoemd, maar het resultaat blijft voor de VVD onduidelijk. Een vraag aan de Minister is dan ook wat de resultaten van de inzet van het afgelopen jaar zijn. Hebben we een flink aantal stappen genomen als het gaat om het arbeidsmarktperspectief van meisjes? Denk bijvoorbeeld aan een vervolgopleiding in de technieksector.
Ook hebben we aandacht gevraagd voor vrouwen die thuis opgesloten worden door hun familie, waarbij geweld en bedreiging gebruikt worden om vrouwen te onderdrukken. Vorig jaar hebben we daar behoorlijk bij stilgestaan. In de steden Amsterdam en Rotterdam wonen naar schatting nog steeds, per stad, zo tussen de 200 à 300 verborgen vrouwen. Er zijn indicaties dat in de stad Rotterdam zelfs 20% van de huwelijksmigranten in een gedwongen isolement leeft. Ik wil graag van de Minister weten wat zij het afgelopen jaar heeft gedaan voor deze groep. Hoeveel vrouwen leven er nu vrijer, hebben zich ontworsteld aan onvrijheid en onderdrukking en hebben hun plek als volwaardig lid van onze samenleving kunnen opeisen dankzij de Minister? Heeft de Minister aandacht voor deze groep vrouwen, of zijn zij niet alleen verborgen, maar ook onzichtbaar voor de Minister?
De eerste stap die volgens de VVD moet worden genomen, is het identificeren van deze groep verborgen vrouwen. Dat lukt beter in samenwerking met scholen. Denk bijvoorbeeld aan moeders die thuis zitten opgesloten en geen contact hebben met het basisonderwijs of voortgezet onderwijs. Denk bijvoorbeeld aan zorgaanbieders, aan de huisarts die een vrouw ontmoet, samen met haar man, en ziet dat zij niet mag praten. Denk bijvoorbeeld aan wijkteams. Is de Minister bereid om samen met de wethouders van in ieder geval de grote steden met een plan te komen om deze vrouwen in kaart brengen en hun een uitweg uit huwelijkse dwang en een uitzichtloos leven te bieden?
Laatst kwam ik in een situatie terecht – dat wil ik wel even delen – waarbij ik bij iemand thuis, in de buurt, moest aanbellen omdat ik iets wilde vragen. Ik heb het vaker meegemaakt, maar het was afgelopen week weer raak. Ik belde aan. De deur had geen raam en er was ook geen intercom aanwezig. Er zat alleen een brievenbusklepje. Toen ik aanbelde, werd er niet opengedaan, maar ik zag dat de klep openging. Er communiceerde een vrouw met een specifiek accent, dat voor mij als Marokkaanse Nederlander erg herkenbaar was. Zij deed niet open, maar vroeg wat ik wilde hebben. Toen ik haar zei dat ik iets in de wijk moest hebben of iets zocht, zei ze in gebrekkig Nederlands dat ze me niet kon helpen en ging het klepje dicht. Dat was het moment waarop ik dacht: wat gaat er mis in Nederland, wat is hier aan de hand en hebben wij in Nederland deze vrouwen überhaupt in kaart? Ik wil de Minister dus nogmaals vragen: is zij bereid om dit samen met in ieder geval de wethouders van de grote steden aan te pakken? Volgens mij zijn we in de afgelopen twaalf maanden nog geen stap verder gekomen om deze vrouwen goed in kaart te krijgen.
Voorzitter. Wij willen leven in een land waarin iedereen zichtbaar zichzelf kan zijn, waarin je elkaar kunt zoenen of hand in hand over straat kunt lopen zonder je onveilig of onvrij te voelen. In ons land heb je het recht om te zijn wie je wilt zijn en om te houden van wie je wilt houden. Dat geldt in het algemeen, maar ook voor de groepen waarvoor het vroeger moeilijker lag. Nederlanders denken nu positiever over lhbti'ers. Dat is goed nieuws, maar we zullen aandacht blijven vragen voor het feit dat we er nog lang niet zijn.
Zo moet het kabinet echt flinke stappen zetten voor dakloze lhbti-jongeren die door hun ouders op straat zijn gezet vanwege hun seksuele oriëntatie of genderidentiteit. In januari van dit jaar heeft de VVD een motie ingediend – dat heb ik gedaan samen met mijn collega Regterschot, van de VVD-fractie – om over te gaan tot betere opvang voor dakloze lhbti-jongeren. Deze motie is aangenomen en dat is heel fijn. In die motie riepen wij de regering op tot een specifieke uitwerking van een verbeterplan voor betere opvang van dakloze lhbti-jongeren. In de begroting van VWS wordt duidelijk dat deze motie is verzand in onderzoeken. Specifiek wordt de Tweede Kamer hierover voor het kerstreces 2020 geïnformeerd door Staatssecretaris Blokhuis in de Voortgangsrapportage beschermd wonen en maatschappelijke opvang.
In zijn voortgangsrapportage van de zomer van 2020 over dit onderwerp stelt Staatssecretaris Blokhuis het volgende. Er is onderzoek verricht door Movisie – dat was een uitwerking van de motie-Bergkamp/Diertens (35 300 XVI, nr. 121), die toentertijd is aangenomen – om inzicht te krijgen in het aantal dak- en thuisloze jongeren met een lhbti-achtergrond. Hieruit zijn de volgende aanbevelingen gekomen.
Bied voldoende opvang voor lhbti-jongeren met een passend individueel begeleidingstraject;
investeer in training en voorlichting voor professionals voor specifieke lhbti-cases;
versterk voor lhbti-jongeren de mogelijkheden van lotgenotencontact.
«De resultaten van het onderzoek geven handvatten waarmee ik samen met deze jongeren, de gemeenten, aanbieders en overige betrokken partijen dit najaar de eerste concrete stappen voor deze kwetsbare groep ga zetten.» Aldus Staatssecretaris Blokhuis.
Even een recap. We zijn nu al een jaar verder en VWS is niet verder gekomen dan het doen van onderzoek en het presenteren van de onderzoeksuitkomsten, die eigenlijk wel heel erg voor de hand liggen. Op welke manier is de Minister hierbij aangesloten? Ziet zij hierin een verantwoordelijkheid voor zichzelf en zo ja, welke? Hoe gaan we ervoor zorgen dat lhbti-jongeren niet nog een kerst op straat moeten slapen, omdat VWS en OCW blijkbaar niet verder komen dan tussenrapportages? Met andere woorden: wat merken de dakloze lhbti-jongeren ervan, die extra kwetsbaar zijn en ten prooi kunnen vallen aan smeerlappen en viezeriken – denk vooral aan mensenhandel en prostitutie – in onze samenleving? Want ze zijn heel kwetsbaar. Wat gebeurt er met de inspanningen uit de ambtenarenkamers? Gebeurt daar wat? Ik wil graag niet alleen een reactie van de Minister, maar ook actie van de Minister, want deze jongeren hebben het heel zwaar en zijn echt een kwetsbare groep die gevaar loopt.
Daarnaast heb ik een aantal vragen aan de Minister over de aankomende lhbti-strategie van de EU. De VVD maakt zich, samen met andere partijen in de Tweede Kamer en de liberale fractie in het Europees Parlement, ernstig zorgen over een aantal ontwikkelingen in Europese landen omtrent de positie van vrouwen en lhbti'ers. Onze Minister-President maakt zich namens Nederland in de Raad sterk om op te komen voor de conditionaliteit van de Europese waarden in het nieuwe Meerjarig Financieel Kader. Ik wil graag weten welke acties deze Minister nu concreet heeft genomen, want we zien binnen Europa dat het aantal landen keihard achteruit snelt als het gaat om respect voor gedeelde waarden, met name de positie van vrouwen en de vrijheden van lhbti'ers. We moeten in Nederland uiteraard blijven knokken voor gelijkwaardige behandeling van eenieder, ongeacht huidskleur, geaardheid of gender, en voor de positie van vrouwen en lhbti'ers als volwaardig lid van onze samenleving. Dat gaat wel goed in Nederland – we moeten uiteraard nog heel veel dingen doen – maar we zien ook gevaarlijke ontwikkelingen in Europese landen, zoals lhbti-vrije zones in Polen en een verbod op wettelijke erkenning van transgenders en interseksemensen in Hongarije. Deze landen claimen dat ze beschermd moeten worden tegen lhbti'ers, maar de werkelijkheid is dat lhbti'ers beschermd moeten worden tegen deze landen.
Wat doet de Minister met haar bilaterale contacten? Heeft zij bilaterale contacten met bijvoorbeeld de Poolse of de Hongaarse collega om te praten over gelijkwaardigheid en haar zorgen te uiten? Of werkt zij samen met andere collega's van Europese landen die aan onze kant staan? Vindt zij ook dat dit dus niet alleen de taak is van de Minister van Buitenlandse Zaken Stef Blok of de Minister-President, maar ook van de Minister van Emancipatie? Welke acties gaat of wil de Minister concreet ondernemen om niet alleen binnen Nederland te zorgen voor gelijkwaardige behandeling, maar ook om dit in Europa verder te brengen? We weten dat er een nieuwe strategie van de Europese Commissie aankomt als het gaat om lhbti-rechten. Dat is een mooi aanknopingspunt om dit onderwerp niet los te laten. Welke taak ziet de Minister hier voor zichzelf, behalve dan uitspreken «we steunen dit» en «we onderstrepen dat»? Kan zij concrete acties formuleren die zij voor zichzelf voornemens is te ondernemen om die gelijkwaardige behandeling van mensen met een lhbti-achtergrond binnen de Europese Unie vooruit te brengen? Ik ben benieuwd naar de antwoorden en de reacties van de Minister.
Tot slot, voorzitter. Ik vraag mij af waarom het kabinet nog op zich laat wachten met betrekking tot de afronding van fase 2 van het onderzoek naar blootstelling aan homogenezingstherapieën. Mijn collega Bergkamp heeft het al gezegd: in de brief van 10 juni jongstleden meldt de Minister van VWS dat de afronding van fase 2 gepland staat voor eind juni 2020, waarin aanbevelingen en maatregelen geformuleerd zouden worden. Let wel, dit stond oorspronkelijk in maart gepland, hè. Het is ondertussen 2 november, dus wanneer kunnen we iets verwachten? Ik wil ook graag weten waarom het zo lang duurt. We moeten die stappen nemen. De VVD is zelf ook bezig om verdere stappen te ondernemen, maar we hebben ook dat tweede deel van het onderzoek nodig om die stappen daadwerkelijk volledig rond te krijgen. Graag een antwoord en een reactie hierop.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer El Yassini. U heeft een interruptie van de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Waarom duurt het zo lang? Die zin sprak mij wel aan, ook als het gaat om het naleven van de doelen rond seksuele diversiteit op scholen en de aanpak van discriminatie van lhbti's op scholen. Deelt de heer El Yassini ofwel de VVD de mening dat openlijke discriminatie van homoseksuelen door scholen die bijvoorbeeld zeggen dat ze het homohuwelijk niet accepteren – ongeacht of dat een christelijke school of een islamitische school is – verwerpelijk is? Verwerpt de heer El Yassini dat met mij en zullen wij dan ook maatregelen nemen tegen die scholen?
De heer El Yassini (VVD):
Het is bijna mijn missie de afgelopen drieënhalf jaar in de Tweede Kamer om constant op te komen voor gelijkwaardige kansen, om op te treden tegen discriminatie en racisme en tegen uitsluiting. Ik voeg daar graag aan toe dat het ook in dit geval echt niet kan dat de sociale veiligheid op school zwaar onder druk staat. Mevrouw Bergkamp zei dat fantastisch. Dat is inderdaad een balans, een dans, tussen de vrijheid van religie en de vrijheid om jezelf te kunnen zijn. Maar de VVD vindt ook dat in een liberale samenleving jouw vrijheid ophoudt op het moment dat de vrijheid van een ander in het geding komt. Als ik in de klas zou zitten als homoseksueel, lesbienne of transgender en ik hoor van mijn docent dat ik ga branden in de hel omdat ik dat ben, dan spreken we echt van vrijheid die in het geding komt. Dat kan niet en dat mogen wij niet accepteren in dit land. We moeten dat keihard aanpakken, ongeacht of het een christelijke school is, een islamitische school, een hindoeschool of een jehovaschool – als die überhaupt al bestaat. Ik ben ook heel benieuwd waar de heer Van Dijk mee komt. Als daar de mogelijkheid in zit om samen te werken, doe ik dat graag met onder anderen mevrouw Bergkamp en hopelijk ook meneer Beertema, die dan op een gegeven moment kan laten zien dat hij iets wél wil in plaats van vooral vertellen wat hij niet wil. Dat zou een mooie afsluiting zijn van dit debat.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat klinkt mij als muziek in de oren. We weten dus uit onderzoek van de inspectie dat het gaat om ongeveer 15% van de scholen. Dan is het toch aan ons om nu de volgende stap te zetten en inderdaad, zodra we zo'n school detecteren – ik kan wel noemen waar ze ongeveer zitten – de Minister/de inspectie vragen daarnaartoe te gaan en hun op te dragen ervoor te zorgen dat dit voor het eind van het jaar is afgelopen; we willen gewoon een verklaring van het bestuur dat het stopt met het openlijk discrimineren van homoseksualiteit en het afwijzen van het homohuwelijk in de statuten. Dat kunnen ze gewoon schrappen. We kunnen heel concreet zeggen: dat moet voor het eind van het jaar afgelopen zijn en anders volgt er een financiële sanctie. Doet u met mij mee?
De heer El Yassini (VVD):
Nogmaals, dan zit ik weer op het punt waarover mevrouw Bergkamp het ook had, namelijk sociale veiligheid voor leerlingen. Als daar op een gegeven moment regels worden ontdoken en over grenzen heen wordt gegaan, dan hebben wij als ik het goed heb – maar dan kijk ik ook even naar de Minister – de instrumenten om in te grijpen. We zouden dus niet eens hoeven te wachten tot het eind van het jaar om het te regelen. Ik vind eigenlijk dat, als de inspectie nu al concludeert dat de sociale veiligheid van deze jongeren in het geding is, de inspectie de verantwoordelijkheid heeft om te kijken welke sancties er nu al mogelijk zijn. Waarom zouden we dan wachten of iets nieuws bedenken? We hebben namelijk al behoorlijk wat instrumenten om de sociale veiligheid van jongeren in ons land, vooral de jongeren die didactisch-pedagogisch nog in ontwikkeling zijn, te beschermen. Ik denk dat we elkaar daar wel in kunnen vinden. Maar ik wil ervoor waken niets nieuws te gaan bedenken terwijl we misschien al iets hebben. Ik ben dus heel benieuwd naar de beantwoording door de Minister van de vragen van de heer Van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Maar, heel kort, dit weten we al drie jaar lang. Ik vraag de Minister al drie jaar lang om nou eindelijk eens in te grijpen, maar ze doet niks.
De voorzitter:
Meneer Van Dijk, gaat u daar alstublieft in uw eigen betoog op door. Anders wordt het een tweegesprek, en dat gingen we niet meer doen. Ik geef het woord aan de heer Van Dijk voor zijn eerste termijn.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Waarbij ik aanmerk dat de heer El Yassini dan best mag antwoorden in een interruptie op mijn betoog. Maar dat is aan hem.
Voorzitter. Hoewel corona heel veel leed veroorzaakt, kan het ook een kans bieden voor emancipatie, was mijn gedachte toen ik dit debat voorbereidde, bijvoorbeeld als het gaat om de verdeling van taken tussen mannen en vrouwen thuis. We zien immers dat de arbeidsmarkt volledig op zijn kop staat. Thuiswerken wordt steeds normaler, ouders zijn druk bezig met de herverdeling van arbeid en zorg. Een overheid die voor emancipatie staat, moet daarop inspelen door eerlijke lonen, betere verlofregelingen, goede kinderopvang. Deelt u de mening dat u als emancipatieminister een plicht heeft om hierop in te spelen?
Anders wordt corona een multiplier van de ongelijkheid en zal de kloof tussen arm en rijk toenemen. Daar zit maar al te vaak een parallel met vrouwen en mannen. Kijk bijvoorbeeld naar de stelling in een artikel van de FNV, in het Algemeen Dagblad van vorige week: hoe meer vrouwen in een beroep, hoe lager de status en het loon. Bijvoorbeeld in de zorg, noemen zij dat. Erkent de Minister dit? Zo ja, vindt ze dit dan met mij onaanvaardbaar? Zullen we daar keihard mee afrekenen door middel van een loonoffensief, door een fikse verhoging van het minimumloon naar € 14? Dat werkt automatisch goed voor de emancipatie. Ik heb daar een wetsvoorstel voor klaarliggen. Ook zouden we de salarissen in de zorg moeten verhogen. Wat vindt de Minister van de beschamende stemmingen in de Tweede Kamer, waarbij de coalitie dit elke keer tegenhoudt? Het wordt ook tijd om de loonkloof aan te pakken. Vrouwen verdienen circa 15% minder dan mannen. Vandaar ook op 11 november Equal Pay Day 2020: aandacht voor gelijke beloning voor gelijk werk. Ons wetsvoorstel met de Partij van de Arbeid, GroenLinks en 50PLUS ligt klaar. Het wordt tijd dat we deze achterhaalde praktijk achter ons laten. Maar het geldt ook voor andere terreinen, zoals bijvoorbeeld de kinderopvang.
Er was al de uitbreiding van het geboorteverlof van twee dagen naar zes weken in 2018. Een goede stap. Maar, zoals kenniscentrum Rutgers ook zegt: het geboorteverlof moet geen speeltje voor rijke vaders worden. Het moet werkelijk bijdragen aan de emancipatie, en dat kan alleen als het volledig betaald wordt. Nu dekt het verlof vijf weken lang slechts 70% van het salaris. Dat is geen probleem als je een goed salaris hebt, maar niet als je op het minimumloon zit. Dan wordt het een elitemaatregel die de emancipatie niet verder brengt. Daarom mijn pleidooi: regel zes weken volledig betaald geboorteverlof. Graag een reactie.
Voorzitter. Er zijn verschrikkelijke aanslagen in Frankrijk geweest.
Daar komt een interruptie.
De voorzitter:
Ja, ik zie het. Van de heer El Yassini.
De heer El Yassini (VVD):
Ik hoor de heer Van Dijk net spreken over het vaderschapsverlof en over zijn voorstel. Ik heb een korte vraag. Waar is de dekking? En dan bedoel ik de financiële dekking.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat is een terechte vraag. Als je zes weken van 70% naar 100% wilt vergoeden, als je volledig wilt vergoeden, kost het ongeveer 200 miljoen euro. Ik stel voor om dat uit de algemene middelen te halen, net zo goed als dat al die steunpakketten van deze regering, die miljarden betreffen, uit de algemene middelen worden gefinancierd. En ik wijs collega's er ook op dat op het moment dat je dat doet, de vraag naar kinderopvang natuurlijk kleiner wordt. Want die vaders kunnen thuisblijven. Hoe mooi is dat! Dus dat heft elkaar op. Ik zou zeggen: waar een wil is, is een weg.
De heer El Yassini (VVD):
Excuses voor de interruptie, want ik had het kunnen raden. Als je SP vraagt hoe ze voorstellen dekken, beginnen ze altijd bij de algemene middelen. Dus dank. Ik weet even genoeg.
De voorzitter:
Meneer Van Dijk, vervolgt u uw betoog.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De SP begint net als de regering met de algemene middelen. Kijk eens naar die steunpakketten die terecht worden uitgetrokken om mensen aan het werk te houden, om mensen hun inkomen te laten behouden. Er gebeuren begrotingstechnisch op dit moment ongekende dingen. En ik heb het over 200 miljoen euro. Dat is een schijntje op die miljarden die Minister Koolmees op dit moment uittrekt om mensen aan de slag houden. Terecht overigens. We zitten hier in de commissie die zich bezighoudt met emancipatie. Ik hoop op veel goodwill.
De voorzitter:
De heer El Yassini gaat het weer een keer proberen.
De heer El Yassini (VVD):
Ik zal de heer Van Dijk straks even de exacte cijfers geven, want er worden nu allerlei cijfers geroepen en er wordt met cijfers gegoocheld die totaal niet kloppen, want het is veel meer dan dat. De SP heeft helemaal gelijk dat in de tijden van coronacrisis dit kabinet uitzonderlijke maatregelen neemt, omdat het uitzonderlijke tijden zijn. Maar we hebben het hier over vaderschapsverlof, dat niet incidenteel is maar echt structureel, als het goed is tot het einde der tijden. De SP kennen wij ook als een partij die, als ze met plannen komt, al tien keer de algemene middelen heeft uitgegeven voor elk ministerie en elke portefeuille. Dus laten we ook een beetje realistisch zijn en kijken wat wel kan. Dus mijn complimenten aan het kabinet voor de wijze waarop het dat tot nu heeft opgepakt.
De voorzitter:
Waarvan akte. Meneer Van Dijk, gaat u verder.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik heb zelden zo'n reeks platitudes achter elkaar gehoord. Ik ben tegen elitemaatregelen, ik ben tegen een speeltje voor rijke vaders. Het is hartstikke mooi dat het geboorteverlof is uitgebreid naar zes weken. Maar laten we het dan goed doen, en niet 70% maar 100% vergoeden.
Voorzitter. Ik was toe aan de aanslagen in Frankrijk.
De voorzitter:
Excuus, nog een interruptie van mevrouw Geluk.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Ik vind het punt dat de heer Van Dijk opbrengt over het ouderschapsverlof een mooi punt. Ik zou eigenlijk aan hem willen vragen of hij ervoor zou zijn om dat uit te breiden. Je mag nu ouderschapsverlof opnemen voor een kind tot 6 jaar. Maar je zou er misschien aan kunnen denken om dat tot 16 jaar uit te breiden. Niet langer. Maar dan kun je kiezen wanneer een kind jou het meest nodig heeft. Je ziet nu dat kinderen naar een crèche gaan of dat ze in de basisschoolleeftijd vaak veel langer onder pannen zijn, maar juist op die leeftijd van 12 tot 16 jaar zouden ze die ouders soms nodig hebben. Voelt u daarvoor?
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik vind dit een enorm interessant voorstel van mevrouw Geluk. Ik wil haar uitnodigen om dit voorstel op papier te zetten. Misschien krijg ik dan wel de eer om daar ook mijn handtekening onder te zetten.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Dank voor uw antwoord.
De voorzitter:
En vervolgt u uw betoog.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De aanslagen op de leraar Samuel Paty en ook op anderen: verschrikkelijk! De daders moeten natuurlijk keihard aangepakt worden. Laat dat duidelijk zijn. Daarnaast moeten we ook aan de slag in ons onderwijs. Burgerschapsdoelen moeten veel duidelijker worden vastgelegd.
En dan – ik zei het al in de interrupties – over seksuele diversiteit. Nog altijd 15% van de scholen is een zogenaamde weigerschool. Dat is een school die weigert hier aandacht aan te geven. Dat is gewoon evident in strijd met de regels. Net als scholen die homoseksualiteit afwijzen. Dat kan niet. Het druist in tegen de regels. Deze scholen moeten worden aangepakt, maar de inspectie doet vooralsnog niets. Vandaar mijn voorstel om daar vandaag stappen in te zetten.
Voorzitter. Tot slot de aanpak van genitale verminking. Collega El Yassini zei er ook al wat over, want zijn collega, mevrouw Becker, heeft daar een mooie initiatiefnota over geschreven, waarin ik ook met haar mocht samenwerken. Die ging over huwelijksdwang en verborgen vrouwen. We hebben op dat gebied helaas nog een wereld te winnen. Wil de Minister onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om huwelijkse uitbuiting aan te pakken? Ik moet u zeggen dat ik daartoe al een motie heb ingediend als spreker bij dat debat, samen met de heer Van Wijngaarden van de VVD. Toen is toegezegd dat Justitie – want dit valt onder Justitie – gaat kijken of je huwelijkse uitbuiting kan laten vallen onder mensenhandel. Wellicht kan de Minister van Emancipatie hier ook nog een steentje aan bijdragen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van den Berge namens GroenLinks.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. GroenLinks staat voor een open en vrije samenleving, waarin iedereen baas is over zijn of haar eigen identiteit. Baas in eigen hart, buik en hoofd. De gruwelijke aanslagen in Frankrijk, de fatale mishandeling van een man vorige week in Arnhem, geweld en intimidatie tegen lhbti-mensen en de stijgende femicide in Nederland laten zien dat dit niet vanzelfsprekend is, ook vandaag de dag niet, verre van. Dus we moeten daarvoor blijven strijden. Laten we helder zijn: in onze diverse samenleving kies je zelf van wie je houdt, of je in een god gelooft, hoe je je kinderen noemt en wat je genderidentiteit is. Hier hoef je jezelf niet te laten beperken door wat je niet of nog niet kan, maar zijn je talenten leidend. Tenminste, zo zou het moeten zijn.
Het uitgangspunt van GroenLinks daarbij is een intersectionele blik. Mijn excuses voor het moeilijke woord. Jezelf zijn is nooit eendimensionaal. Maatschappelijke ongelijkheid voltrekt zich nooit langs één as, maar langs verschillende assen die elkaar kruisen. Daarom kijkt GroenLinks ook naar de emancipatie van vrouwen met een migratieachtergrond, naar lhbti-personen met een beperking en naar alleenstaande moeders die rond moeten zien te komen van een minimumloon. Ik zou de Minister willen vragen om hierop in haar beantwoording te reflecteren. Welke mogelijkheden ziet zij om de intersectionele blik in het emancipatiebeleid te versterken?
Daarbij heb ik meteen twee concrete vragen. Eén. Welke rol ziet deze emancipatieminister voor zichzelf weggelegd in het tegengaan van geweld tegen lhbti-vluchtelingen in azc's? Ik geef meteen toe dat dat in overleg met de Staatssecretaris van JenV zal moeten, maar ik stel deze vraag toch ook aan deze emancipatieminister.
Dan vraag twee. Ons is ter ore gekomen dat de financiering van Zonder Stempel dreigt te stoppen. Zonder Stempel is een initiatief van onder andere het COC, waarin samen met lhbti-mensen met een beperking wordt gewerkt aan het toegankelijker maken en het lhbti-vriendelijker maken van zorginstellingen. Ik zou de Minister willen vragen of deze berichten kloppen. Zo ja, welke mogelijkheden ziet zij om in overleg met het COC het goede werk van Zonder Stempel te behouden?
Voorzitter. Dan naar Polen. Daar gaan vrouwen al weken de straat op voor hun recht om baas in eigen buik te zijn. Vorige week was er in Den Haag een solidariteitsdemonstratie. Mijn partijgenoten Nevin Özütok en Kim van Sparrentak waren daarbij om hun steun te betuigen aan de emancipatiestrijd van Poolse vrouwen. Vrouwen uit Polen en andere landen waar een veilige abortus niet of moeilijk toegankelijk is, reizen vaak naar Nederland af om hier een veilige ingreep te ondergaan. Wij vinden het belangrijk dat dat zo blijft, dus kan de Minister toezeggen dat vrouwen uit landen waar abortus niet is toegestaan, ook in de toekomst naar Nederland kunnen blijven komen om hier een veilige behandeling te ondergaan? Zo ja, welke maatregelen kan zij hier concreet voor nemen?
Voorzitter. De coronacrisis heeft ook laten zien dat het met de emancipatie in Nederland nog lang niet goed zit. Collega Van Dijk bracht het mooi en optimistisch. Hij zei dat de coronacrisis kansen biedt. Dat zie ik ook, maar tegelijkertijd zien we ook dat de situatie nu heel schrijnend is. Uit een onderzoek van Motivaction blijkt namelijk dat de toegenomen zorgtaken voor bijvoorbeeld ouderen en kinderen die thuis waren toen de scholen gesloten waren, vaak op de schouders van vrouwen terechtkomen. Hoewel er kansen zijn, is de praktijk toch wat weerbarstiger. We zien ook dat vrouwen oververtegenwoordigd zijn in vitale beroepen, maar dat daar vaak nog te weinig inspraak tegenover staat. Wat doet de Minister om de discrepantie in de werk-zorgverdeling tussen mannen en vrouwen te verhelpen? En hoe kan de Minister verzekeren dat er meer aandacht komt voor gendersensitief coronabeleid en meer inspraak voor vrouwen daarbij?
De coronacrisis – ik zei het in het begin al even – heeft ook de situatie van alleenstaande ouders bemoeilijkt. We hebben nauw contact met Single SuperMom, een toporganisatie die zich inzet voor de belangen van alleenstaande ouders. Qua koopkracht gaan alleenstaande moeders er flink op achteruit, vooral degenen die het minimumloon verdienen. Dat is onacceptabel. Deze groep is al heel kwetsbaar, want 77% van de eenoudergezinnen in Nederland leeft op of onder de armoedegrens. Door corona is dat alleen maar erger geworden. De positie van alleenstaande ouders moet verbeterd worden en daarvoor is een integrale aanpak nodig. GroenLinks stelt daarbij onder andere gratis kinderopvang en een hoger minimumloon voor. Wat doet de Minister om alleenstaande ouders te ondersteunen? Is zij bereid om een online-eenouderpunt op te richten om alleenstaande ouders te adviseren en ondersteunen op psychologisch, pedagogisch, financieel en sociaal vlak, uiteraard in nauwe samenspraak met organisaties zoals Single SuperMom? We hoeven het wiel niet opnieuw uit te vinden, maar we kunnen het misschien wel sterker maken of sneller laten rollen.
Dan de gendertoets, voorzitter. Ook bij het invoeren van nieuwe wetgeving liggen ongewenste en onbedoelde effecten voor vrouwen op de loer. Daarom is de kwaliteitseis «gender» in het Integraal Afwegingskader essentieel om onbedoelde gendereffecten van wetgeving en van ander beleid in beeld te brengen. Het is daarom jammer dat blijkt dat de gendertoets, naar aanleiding van de motie-Özütok c.s., in de praktijk niet of nauwelijks wordt toegepast. In haar brief over de uitvoering van de motie-Özütok c.s. geeft de Minister aan dat de gendertoets vaak niet wordt toegepast omdat deze niet verplicht is. De kwaliteitseis «gender» zou daarom expliciet opgenomen kunnen worden en misschien wel opgenomen moeten worden in het Integraal Afwegingskader. Is de Minister bereid om zich hiervoor in te spannen?
Voorzitter. De coronacrisis heeft niet alleen invloed op de werk-zorgverdeling. Lockdowns kunnen letterlijk gevaarlijk zijn voor vrouwen. Eerder waarschuwde de directeur van het VN-vrouwenfonds voor een groeiende schaduwepidemie van geweld tegen vrouwen en meisjes. Ook in Nederland zien we een stijging in femicide. Elke tien dagen overlijdt in Nederland een vrouw als gevolg van zwaar geweld door een partner of ex-partner. Wat doet de Minister om de stijging van het aantal femicidegevallen in Nederland tegen te gaan? Hoe duidt zij deze trend?
Voorzitter. Ik heb nog een aantal korte punten ter afsluiting. Het is altijd fijn als je collega's hebt met een heel sterke inbreng, want dan kun je je daarbij aansluiten. Ik sluit mij aan bij veel van de punten die collega Bergkamp heeft genoemd. Ik heb me natuurlijk al aangesloten bij de opmerkingen van collega Van Dijk over het verhogen van het minimumloon en volgens mij zijn wij het ook eens over gratis kinderopvang. Ik sluit mij aan bij de vragen van collega Bergkamp over homogenezingstherapie, uiteraard een eufemistische term voor een verschrikkelijke praktijk. Maar bij die vragen sluit ik me aan en ik sluit me aan bij haar vragen over onderzoek naar niet medisch noodzakelijke operaties bij interseksekinderen en transitieverlof.
Ten slotte, voorzitter, wil ik me ook graag aansluiten bij het compliment van collega Bergkamp aan de Minister voor het goede werk dat zij heeft gedaan om meer vrouwen aan de top te krijgen. Wij waarderen dat werk. Wij waarderen dat ze daarbij geen middelen heeft geschuwd en op een bepaald moment zelfs naming-and-shaming heeft ingezet. Ik wens haar in haar laatste missionaire maanden nog meer van dit soort successen toe. Ik hoop dat we van deze Minister nog meer gaan zien.
Dank u wel.
De voorzitter:
U lokt het enigszins uit. Uw laatste interruptie, meneer Beertema.
De heer Beertema (PVV):
Ik hoorde meneer Van den Berge in de inleiding van zijn betoog toch even de onthoofding van de leraar aanstippen, net als het vreselijke voorval in het azc. Wat mij steeds weer verbaast, is dat het alleen maar wordt aangestipt. Het wordt even genoemd. Het kernwoord wordt maar niet benoemd door GroenLinks. Daarom vraag ik meneer Van den Berge nu wat nou de intrinsieke motivatie is van deze mensen in het azc, van deze mensen die een leraar van het leven willen beroven, die een priester op het altaar willen onthoofden, die in een kerk in Nice gelovigen hebben onthoofd en twee anderen hebben vermoord. Waar komt dat toch vandaan? Want dat hoor ik nooit. Als het gaat om Polen en Hongarije, dan weet hij altijd precies de vinger op de zere plek te leggen. Deze gruwelijke aanslagen, deze aanval op onze vrijheid, op onze manier van leven, worden eventjes terloops genoemd, maar door GroenLinks wordt nooit ingegaan op die intrinsieke motivatie. Meneer Van den Berge, waarom doen die mensen dat? En wat gaat u daaraan doen?
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ten eerste vraag ik mij af hoe ik dit heb uitgelokt. Maar goed, daar moeten we het misschien buiten deze vergadering over hebben. Volgens mij had ik toch een heel inhoudelijk verhaal; maar dat maakt niet uit, dat trek ik me ook niet aan. Eerlijk gezegd herken ik de vraag van de heer Beertema niet. Aan het begin van mijn betoog heb ik een brede opsomming gegeven van gruwelijke dingen die er aan de hand zijn: toenemend femicide, toenemend geweld tegen lhbti-mensen. Dat wordt gepleegd door mensen met een migratieachtergrond, door mensen die de islam aanhouden, maar dat wordt ook gepleegd door christenen, door witte atheïsten in Nederland. Ik heb inderdaad ook de gruwelijke aanslagen in Frankrijk genoemd. Ik heb dus een brede schets van het probleem proberen te geven. Dan op de vraag van de heer Beertema: wat bezielt die mensen? Ik kan niet in hun hoofd kijken. Eerlijk gezegd ben ik daar ook wel een klein beetje blij mee. Er zijn andere mensen die dat, hopelijk, wel kunnen, om deze mensen een behandeling te geven als dat mogelijk is. Ik kan dat in ieder geval niet. Wat deze mensen, denk ik, in ieder geval bezielt, zijn extremistische en uitsluitende gedachten. Dat is volgens mij bij alle voorbeelden die ik heb genoemd het geval. Daar moeten we dus ook iets aan doen.
De voorzitter:
Meneer Beertema, tot slot.
De heer Beertema (PVV):
Meneer Van den Berge relativeert het toch weer op een hele slimme manier: er zijn ook aanslagen van witte atheïsten. U bedoelt blanke atheïsten, denk ik? Ik kan me die voorvallen niet zo herinneren, maar misschien zijn er wel een paar geweest. U stelt dat dus op een gelijk niveau met de gruwelijke aanslagen van de islam? Want het is de islam, meneer Van den Berge. Probeer het een keer te zeggen. Zeg het gewoon een keer! Daar zit het grote probleem en dat wil ik u meegeven. Er is te veel islam hier, ook in Europa, en dat hebben we aan u te danken, aan uw partij en aan het hele linkse gedachtegoed van de open grenzen. Daar bent u verantwoordelijk voor en daarom kan ik me voorstellen dat u ervoor terugdeinst om dit probleem al te duidelijk te benoemen. Het zij zo.
De voorzitter:
Kort, meneer Van den Berge.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dit is weer een consistente interruptie van de heer Beertema; laat ik dat vooraf zeggen. Ik laat het me niet aanleunen dat ik niet naar problemen kijk binnen extremistische stromingen van de islam. Ik heb nota bene tot en met februari bijna een jaar lang in een parlementaire ondervragingscommissie gezeten die naar deze problematiek heeft gekeken en die mogelijke maatregelen in kaart heeft gebracht, waar het parlement nog naar gaat kijken en nog over gaat debatteren. Ik laat me dat dus niet aanleunen. Wat ik wel heb willen doen – en dat herhaal ik hier – is het probleem breder trekken, maar daarmee bagatelliseer ik het niet. We moeten er gewoon heel eerlijk over zijn. Het valt mij op dat wanneer een witte man, bijvoorbeeld de heer Breivik, een gruwelijke aanslag pleegt, we daar niet alle witte mensen in Nederland of Europa op aankijken. Maar op het moment dat extremisten binnen de islam een gruwelijke aanslag plegen ... Ik kom woorden tekort om te beschrijven hoe gruwelijk dat is. Dat dat uit extremistisch gedachtegoed binnen een deel van de islam voortkomt, wil ik hier best benoemen, maar ik wil ervoor waken dat we hier alle moslims op gaan aankijken. Een goede vriend van mij, die ook ooit voor GroenLinks in het parlement heeft gezeten, Tofik Dibi, heeft het in 2008 mooi gezegd. Hij zei: op 9/11 werden er niet alleen vliegtuigen gekaapt, maar werd ook mijn religie gekaapt. Daar wil ik voor waken en daarom wil ik mijn woorden heel zorgvuldig kiezen. Dat is niet bagatelliseren, maar gewoon een realistische analyse geven van de situatie. Ik vraag het kabinet om met voorstellen voor maatregelen te komen en soms doen we dat zelf ook, bijvoorbeeld als lid van een parlementaire ondervragingscommissie. Dat is wat ik doe. Dat is mijn taak en dat zal ik blijven doen.
De voorzitter:
Dan is het woord aan mevrouw Van den Hul namens de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. Het is een bijzondere dag om hier in deze zaal het woord te mogen voeren tijdens dit WGO, op de plek waar Suze Groeneweg bijna op de dag af, op 7 november 1918, als eerste vrouwelijke Kamerlid het woord tot de Kamer mocht richten. Er is sindsdien een boel bereikt, maar er is ook nog een wereld te winnen.
Voorzitter. Het zijn barre tijden als het om emancipatie gaat, want de gevolgen van de covidcrisis hebben de bestaande ongelijkheden nog eens vergroot. Momenteel zetten autoritaire conservatieve leiders wereldwijd de klok terug als het om verworven rechten gaat. Het recht op een veilige abortus dreigt vrouwen te worden afgenomen in onder meer de VS en Polen, waartegen in Warschau – het werd al even genoemd – en elders ter wereld in de afgelopen week honderdduizenden mensen de straat op gingen. In de Geneefse consensusverklaring spreken 33 landen, inclusief Polen en Hongarije, zich uit tegen het recht op abortus. Het blijft bijzonder: 33 door mannen geleide landen bemoeien zich met wat vrouwen wel en vooral niet met hun eigen lichaam mogen doen. Ik noem ook de zogenaamde lhbt-vrije zones in Polen, het terugtrekken van Turkije en Polen uit het Istanbulverdrag, het Europese verdrag tegen gender-based violence, het lhbt-geweld, waar we helaas bijna wekelijks over lezen, hate speech en een VN-vergadering waar al lang niet meer over vooruitgang wordt onderhandeld maar over het behoud van de agreed language, de status quo. Het lijkt soms alsof we weer terug zijn geslingerd in de jaren vijftig. Deelt de Minister mijn afschuw over al deze ontwikkelingen? Ik hoor heel graag van de Minister wat de inzet van dit kabinet is en blijft om ons in Europees en internationaal verband keihard uit te blijven spreken voor mensenrechten en gelijkwaardigheid, en tegen uitsluiting en geweld.
En dan heb ik het nog niet eens over de impact van covid op vrouwen en de lhbti-gemeenschap. Zoals ook het recente rapport van rapporteur Petra Stienen liet zien bij de PACE, de Council of Europe, worden vrouwen extra hard geraakt tijdens deze crisis, bijvoorbeeld doordat juist sectoren waarin veel vrouwen werkzaam zijn hard worden geraakt. Bovendien heeft het «one size fits all»-beleid in de praktijk vaak een ongelijk effect, waardoor vrouwen aan het kortste eind trekken. Staat die genderdimensie bij de Nederlandse kabinetsaanpak voldoende op het netvlies, zo vraag ik de Minister. En wat betekent dit alles voor het halen van SDG 5?
Voorzitter. Ook de lockdown kwam voor veel vrouwen harder aan, want je zult maar 24 uur per dag in huis zitten met je gewelddadige partner. Gelukkig zijn er inmiddels stappen gezet om laagdrempeliger melden mogelijk te maken, bijvoorbeeld bij de apotheek, en hebben veel hulporganisaties inmiddels ook een chatfunctie. Melden makkelijker maken was ook een van de aanbevelingen van het rapport van GREVIO, net als gendersensitief beleid als het gaat om de aanpak van partnergeweld. Kan de Minister aangeven wanneer wij de kabinetsreactie op dat rapport tegemoet kunnen zien?
Voorzitter. Ik weet uit eigen ervaring hoe moeilijk het is om een gewelddadige relatie te ontvluchten. Schaamte, angst en afhankelijkheid zorgen voor een heel hoge drempel. We weten ook dat een groot deel van de slachtoffers überhaupt nooit melding maakt en dat er gemiddeld 33 incidenten aan voorafgaan voor iemand aan de bel durft te trekken. We weten ook dat genderbased violence een groot probleem is, soms zelfs met dodelijke afloop.
Even de keiharde cijfers: elke tien dagen sterft er in Nederland een vrouw als gevolg van huiselijk geweld. Elke tien dagen. In de afgelopen tien dagen stierven er zelfs twee vrouwen in Den Haag, waarbij in beide gevallen partner of ex als verdachte is aangemerkt. Op mijn verzoek maakte de Minister van VWS eerder inzichtelijk wat de maatschappelijke kosten zijn van «huiselijk geweld». Die kosten variëren per casus tussen de € 40.000 en € 80.000. Op zo'n ongelooflijk moeilijk moment in je leven komt er van alles op je af. Als je al besluit te vluchten, moet je zoveel regelen: een veilige plek, aangifte, misschien zelfs een huisverbod, een nieuwe school voor de kinderen, je bankzaken, om nog maar te zwijgen over het emotionele proces waar je doorheen moet. Op zo'n moment moeten we wat mij betreft pal achter de slachtoffers gaan staan, zodat zij zich niet ziek hoeven te melden of bang hoeven te zijn dat hun baan op de tocht staat, maar zodat ze in alle rust en veiligheid de draad weer kunnen opnemen. Daarom pleit ik vandaag voor een betaald persoonlijk veiligheidsverlof van tien dagen. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Minister.
Voorzitter. Ook als het gaat om de veiligheid van lhbti-personen is er nog een wereld te winnen. Op straat, op school of in een azc: nog steeds kun je ook in Nederland lang niet overal veilig en zichtbaar jezelf zijn. Samen met de collega's Bergkamp en Özütok dienden we de afgelopen periode een aantal moties in over de veiligheid van lhbti-personen, over roze in blauw, over aandacht in de politieopleiding, over gespecialiseerde recherche, en ook op de punten conversietherapie, transitieverlof, de niet-vrijwillige operatie van interseksepersonen en meer ouderschap is er nog werk aan de winkel. Mevrouw Bergkamp heeft dat net toegelicht. Wanneer kunnen we hier stappen tegemoetzien? Mijn grote zorg is dat we moeten voorkomen dat we moeten wachten tot na de formatie van een nieuw kabinet en zo kostbare tijd verloren zien gaan.
Voorzitter. Als onderwijswoordvoerder maak ik mij ook zorgen over de uitkomsten van het onderzoek van Rutgers en het meest recente rapport van de inspectie over burgerschap. Er zijn nog steeds scholen waar de kerndoelen over seksuele diversiteit onvoldoende uit de verf komen. Er zijn nog steeds scholen die ouders vragen in een zogenoemde identiteitsverklaring afstand te nemen van bijvoorbeeld het huwelijk tussen paren van gelijk geslacht. Deelt de Minister onze zorg hierover en zit de inspectie hier wat haar betreft voldoende bovenop? De PvdA heeft altijd gezegd: waar geen wil is, is een wet. Daarom zullen wij ook bij de Wet burgerschap volgende week voorstellen doen om juist ook deze punten steviger te verankeren.
Waar geen wil is, is een wet. Dat geldt ook voor de representatie van vrouwen aan de top. We zijn heel blij dat de Minister dit nu naar een volgend plan brengt. Ik sluit me aan bij de complimenten die hierover al door voorgaande sprekers zijn gegeven. In dit verband hoor ik ook heel graag van de Minister hoe het staat met het lopende onderzoek naar hoe de maatregelen voor doorstroom van vrouwen naar de top vertaald kunnen worden naar de semipublieke sector. Wanneer zal de Kamer hierover worden geïnformeerd?
Tot zover, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dan heeft u een interruptie van mevrouw Bergkamp.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Als het erover gaat dat we naast de slachtoffers van huiselijk geweld moeten staan, ben ik dat helemaal eens met mevrouw Van den Hul. Ik waardeer haar inzet op dit dossier en haar openheid. Zij heeft het over een vorm van verlof. De eerste reactie die dat bij mij oproept is: zijn er dan knelpunten? We hebben natuurlijk heel veel verlofregelingen, ook in crisissituaties, en je zou toch denken dat werkgevers, als je dat meldt of als je gebruik maakt van een van de bestaande verlofregelingen, toch heel slechte werkgevers zijn als ze niet pal naast het slachtoffer staan. Zijn er op dit moment bij mevrouw Van den Hul knelpunten bekend?
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank voor deze vraag. Die knelpunten zijn er op verschillende manieren, allereerst binnen de bestaande wet- en regelgeving. Waar het gaat om bijzonder verlof heb je iets als calamiteitenverlof, maar dat is niet bedoeld voor een periode zo lang als ik hier nu beschrijf, namelijk tien dagen. Dat is toch aanzienlijk langer dan wat er wordt bedoeld met het calamiteitenverlof, en het is er ook niet expliciet voor bedoeld. Ja, er zijn inderdaad werkgevers die daar heel coulant en met alle begrip mee omgaan. Dat zijn vaak de situaties waarin het slachtoffer daar al eerder openlijk over heeft durven spreken. Mijn zorg heeft betrekking op de slachtoffers die niet eerder de veiligheid hebben gevoeld om daar met hun werkgever over te spreken. Juist voor hen zal er van zo'n maatregel een duidelijke signaalfunctie uitgaan. Want je laat hiermee als samenleving zien dat dit iets is wat ook onze verantwoordelijkheid is: we staan achter jou en je hoeft je hier niet voor te schamen of ziek voor te melden, want jij bent hier niet zelf het probleem, dus wij staan achter jou en nemen jouw zorgen op ons. Daar zal dit een belangrijke stap in zijn. We weten dat dit in Nieuw-Zeeland al een aantal jaren geleden is ingevoerd en daar heeft het wel degelijk tot positieve effecten geleid.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Als het gaat over leiderschap is Nieuw-Zeeland sowieso een vooruitstrevend land geworden. Ik heb toch nog even een vraag daarover. Mevrouw Van den Hul zegt dat het vaak lastig is om naar je werkgever toe te gaan. Ik denk dat er nog een taboe op rust. Dat kan ik me ook goed voorstellen. Als een medewerker nou een beroep doet op een specifieke regeling die daarover gaat, is dat dan niet even lastig? Want dan moet je ook een hobbel over. Misschien zijn daar ervaringen mee in Nieuw-Zeeland. Volgens mij is het daar net ingevoerd. Is er sprake van meer voorbeelden? Ik wil hier graag iets meer gevoel bij krijgen, want ik vind dit heel sympathiek en ik snap het ook, maar ik denk ook wel: je zou zoiets toch wel bespreekbaar moeten maken met je eigen werkgever of je zou misschien een beroep moeten kunnen doen op de bestaande verlofregelingen.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Naar onze inschatting zijn bestaande verlofregelingen zoals gezegd niet voldoende geëquipeerd om dat mogelijk te maken. Ik zou mij heel goed kunnen voorstellen dat we vragen om een verkenning, bijvoorbeeld door de SER, zodat dit juist breder kan worden verkend. Ik overweeg daartoe ook een motie in te dienen in de tweede termijn. Het is natuurlijk iets wat alle sociale partners aangaat. Wat ik hier nu vraag, is om te kijken of de vorm en de manier waarop realistisch haalbaar zijn. Ik vraag dus niet aan de Minister om dat morgen te gaan regelen. Ik snap heel goed dat dit niet iets is wat we vandaag of morgen zomaar uit onze mouw kunnen schudden, maar ik denk wel dat het heel belangrijk is om de eerste stap te zetten, juist om het thema op de werkvloer bespreekbaar te maken.
Ik verwees eerder al even naar de beantwoording van mijn vraag over de maatschappelijke kosten door Minister De Jonge. Een heel groot deel van de maatschappelijke kosten ligt nu bij de werkgevers, juist door verzuim. Dat is eigenlijk heel erg jammer. Want er zijn nu vrouwen die zich ziekmelden, maar die met zo'n verlofregeling eigenlijk juist de eerste slag kunnen slaan bij het op eigen benen staan. Zij moeten al de dingen regelen die ik net aangaf. Door zo'n regeling kun je later in het traject problemen voorkomen. De aard en de omvang van het probleem zijn juist de reden waarom wij denken dat het goed is om het iets uit te breiden, bovenop de maatregelen en regelingen die al beschikbaar zijn. Mevrouw Bergkamp weet hoeveel mensen hier helaas jaarlijks in Nederland mee te maken hebben. We moeten ervoor zorgen dat we die problemen vroeg in het proces kunnen aanpakken, zodat de slachtoffers om wie het gaat – of, zoals ze het liever noemen, de survivors, de overlevenden – hun leven zo snel mogelijk weer op de rails kunnen zetten zonder bang te zijn dat ze hun baan kwijtraken.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan schors ik de vergadering tot 13.20 uur, ook voor de lunch. Daarna komen we terug voor de eerste termijn van de Minister.
De vergadering wordt van 12.41 uur tot 13.24 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag, allemaal. Ik hoop dat jullie goed gegeten hebben. Ik heropen de vergadering voor de eerste termijn van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Van Engelshoven.
Minister Van Engelshoven:
Voorzitter, dank u wel. Ik dank ook de leden voor hun bijdrage in eerste termijn. Misschien even voor de administratie: ik was van plan om te beginnen met een algemene inleiding, waarin ik al wel op een aantal door u genoemde punten zal ingaan. Vervolgens komt er een blokje arbeid, een blokje lhbti, een blokje onderwijs, een blokje internationaal en een blokje overig. Meneer Beertema zegt buiten de microfoon om dat hij dan wel weer alleen in dat laatste blokje zal zitten, maar hij komt ook in de andere blokken voor!
Voorzitter. Het is goed dat wij vandaag over emancipatie kunnen spreken. Ik geloof dat het een initiatief van uw Kamer was om dat voortaan niet één keer maar twee keer per jaar te doen. Er is op dit moment ook alle reden om dat te doen, niet alleen omdat het voor mij waarschijnlijk de laatste keer is dat ik als missionaire Minister uitvoerig met u over het emancipatiebeleid kan spreken, maar ook omdat er natuurlijk heel veel speelt. U noemde allemaal terecht de gevolgen van de coronacrisis op de verschillende terreinen van emancipatie. Het is goed om daarbij stil te staan, maar het is ook goed dat een aantal van u inging op de internationale ontwikkelingen. Ook die baren zorgen en zijn zeker aanleiding om met u te spreken.
Voorzitter. Ondanks al die ontwikkelingen is het belangrijk om niet uit het oog te verliezen dat iedereen in Nederland zichtbaar moet kunnen zijn wie die wil zijn. Of het nou gaat om vrouwen of lhbti-personen of mannen, het maakt niet uit, want iedereen in dit land moet overal zichtbaar kunnen zijn wie ze willen zijn. Ik leg de klemtoon op zichtbaar, omdat zijn wie je wilt zijn, maar ten dele vrijheid geeft als je dat niet zichtbaar kunt doen. Dat is, denk ik, waar ik met u allen een gemeenschappelijk doel zie. Natuurlijk zijn er verschillen van mening over hoe we dat willen bereiken, maar laten we dat voorop laten staan: in dit land moet iedereen zichtbaar kunnen zijn wie die wil zijn, ook in een coronacrisis. Daarom vind ik het ook onze taak om in deze tijd onverminderd door te werken aan deze doelstelling.
Voorzitter. Terugkijkend op deze kabinetsperiode doet het mij deugd om te kunnen zeggen dat er in deze kabinetsperiode een aantal betekenisvolle stappen zijn gezet. Zo is er een voor Nederland heel fundamentele stap gezet naar een nieuwe machtsverdeling tussen mannen en vrouwen. Zeer binnenkort, echt in de komende dagen, zult u van collega Dekker en mij het wetsvoorstel ontvangen over meer vrouwen aan de top. Ik hoop inderdaad nog in deze kabinetsperiode de behandeling daarvan in de Tweede Kamer te kunnen afronden. Daarnaast wordt op dit moment door de adviesgroep Vinkenburg onderzocht op welke wijze de voorstellen van de SER vertaald kunnen worden naar maatregelen in de semipublieke sector, en ook dat is natuurlijk van betekenis. Het wetsvoorstel gaat over een deel van het bedrijfsleven, in ieder geval gaat het quotum over een deel van het bedrijfsleven, want de doelstellingen gaan over veel meer. De voorstellen voor de semipublieke sector kunt u aanstaand voorjaar verwachten. Daar wordt met volle kracht aan gewerkt.
Voorzitter. Het kabinet is nog steeds druk bezig op het gebied van arbeid en zorg, bijvoorbeeld naar aanleiding van de conclusies van het IBO Deeltijdwerk. Ik ben overigens heel gelukkig met de uitkomsten van dat IBO-onderzoek. In dat kader wordt nu gekeken naar een integraal systeem van kindvoorzieningen. Met de uitbreiding van het betaald geboorteverlof voor partners is een belangrijke eerste stap daarin gezet, maar er worden bijvoorbeeld ook stappen gezet door de vrouwen van Het Potentieel Pakken, die zowel in de zorg als in het onderwijs – sectoren waarin aan de ene kant de tekorten groot zijn en waar aan de andere kant nog heel veel in kleine deeltijdbanen wordt gewerkt, wat kwetsbaar kan zijn, zoals corona ons ook leert – in gesprek gaan met organisaties over de vraag: hoe kunnen we vrouwen er nu toe verleiden om meer uren te gaan werken? Dat kan bijvoorbeeld door daar rekening mee te houden in de wijze waarop het werk is georganiseerd. We hopen ook daarin stappen te zetten.
Ook ben ik trots op de start en de uitbreiding van het programma Veilige Steden, een programma dat is gericht tegen geweld tegen vrouwen in de publieke ruimte. Daarbij is de samenwerking tussen het Rijk en de gemeenten essentieel. Ik heb daarom onlangs nog met verschillende bestuurders van de deelnemende gemeenten gesproken over de wijze waarop zij ervoor zorgen dat vrouwen zich veiliger kunnen voelen in de publieke ruimte. We hebben ook afgesproken om straks een gezamenlijke impuls te geven aan Orange the World. Daarin vragen we al die steden heel concreet om ook aandacht te hebben voor de veiligheid van vrouwen in de openbare ruimte, waarmee we mooi aansluiten bij een internationale campagne.
Op het gebied van lhbti-emancipatie hebben we in deze kabinetsperiode ook een flink aantal stappen gezet. Dat was ook nodig, want daarover hebben we ook gewoon een afspraak gemaakt en een belofte gedaan, namelijk in het Regenboogakkoord. Ik vind het toch goed om die verschillende punten hier nog even met u langs te lopen. Mevrouw Bergkamp vroeg mij: hoe staat het daar nou mee? Het is goed om even al die punten langs te lopen, want doordat het steeds in aparte debatten en wetsvoorstellen wordt behandeld, dreigen we soms te vergeten dat dat in samenhang toch substantiële stappen zijn.
Om te beginnen is artikel 1 van de Grondwet gewijzigd. Daarmee zijn lhbti-rechten nu ook in de Grondwet verankerd en zijn seksuele gerichtheid en handicap toegevoegd aan de lijst met verboden discriminatiegronden. Ik vind dat toch ook een hele betekenisvolle stap.
Daarnaast wordt in het kader van een herijking van het ouderschap momenteel hard gewerkt aan het wetsvoorstel over deelgezag en het wetsvoorstel over draagmoederschap. Het wetsvoorstel over draagmoederschap zal naar verwachting voor het eind van het jaar voor advies naar de Raad van State worden gestuurd. Voor het wetsvoorstel over deelgezag wordt dit waarschijnlijk net na de jaarwisseling. Ook daar worden dus concrete stappen in wetgeving gezet.
In het kader van de aanpassing van het Wetboek van Strafrecht is de Wet herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen in werking getreden. Door een aanvulling van de Algemene wet gelijke behandeling is er een wettelijk verbod gekomen op discriminatie van trans- en interseksepersonen. Ik kan mij nog goed herinneren dat ik daarna sprak met een aantal trans- en interseksepersonen. Zij gaven aan hoe ontzettend betekenisvol die stap, en de erkenning die daaruit spreekt, voor hen is geweest. Ik dank dus ook alle leden van uw Kamer die daar een actieve bijdrage aan hebben geleverd voor die inspanning.
Om onnodige geslachtsregistratie te beperken zijn inmiddels een afwegingskader onnodige seksediscriminatie en een toolbox ontwikkeld. Daarnaast is mijn collega van BZK voornemens het weglaten van het geslacht op de identiteitskaart mee te nemen in de eerstvolgende wijziging van het productieproces in 2024.
Maar ook in het onderwijs hebben we mooie stappen gezet in het kader van het Regenboogakkoord. Zo zijn seksuele diversiteit en genderdiversiteit expliciet geborgd in de wettelijke bekwaamheidseisen van de lerarenopleiding en de kennisbasis van de pabo. Daar begint het. Om te beginnen moet je ervoor zorgen dat docenten en leerkrachten ook in positie zijn en goed opgeleid zijn om dat onderwijs goed te verzorgen. Daarnaast zijn voor het mbo de kwalificatie-eisen burgerschap gewijzigd, zodanig dat het voor iedereen duidelijk is dat aandacht moet worden besteed aan seksuele en genderdiversiteit. Op basis van de gewijzigde regelgeving kan niemand daar meer twijfel over hebben. Ten slotte ondersteun ik met mijn collega van VWS het voorkomen van depressie en zelfdoding, waarbij er speciale aandacht is voor lhbti-jongeren.
Voorzitter. Dat even over het Regenboogstembusakkoord. Ik kom dadelijk nog even specifiek te spreken over de issues die bijvoorbeeld de heer Van Dijk ook nog noemde rondom onderwijs. Ik snap ook zijn zorg en ongeduld op dat punt.
Voorzitter. Dan ga ik in deze algemene inleiding ook even in op de internationale ontwikkelingen. Ik zeg u eerlijk dat ik daar grote zorgen over heb. Met name in EU-verband zien wij conservatieve krachten die pogen de verworven rechten van zowel vrouwen als lhbti-personen teniet te doen. Dat is zeer zorgelijk. Om maar een paar voorbeelden te noemen. Honderden Poolse gemeenten die zich uitroepen tot lhbti-vrije gemeente, Hongarije dat transgenderpersonen het recht op wettelijke erkenning van hun gender heeft ontnomen en het Roemeens parlement dat een wet aanneemt om onderwijsinstellingen te verbieden les te geven in genderstudies. We zien natuurlijk allemaal de beelden van de demonstraties in Polen waar recente uitspraken leiden tot eigenlijk de facto een verbod op abortus. Dat is voor heel veel vrouwen een enorme stap terug in de tijd. Het is ook een enorme bedreigende stap.
Deze bewegingen vertalen zich ook in de positie die deze landen innemen in de internationale onderhandelingen, bijvoorbeeld op heel veel terreinen bij Europese Raadsconclusies en in de gremia van de Verenigde Naties, zoals we zien bij bijvoorbeeld het terugtrekken van landen uit de Istanbul Conventie. Ik heb het vorig jaar bij de VN-vergadering over de Commission on the Status of Women heel direct ervaren toen we als Nederland probeerden om in de slotverklaring een afspraak op te nemen dat vrouwen die slachtoffer zijn van seksueel geweld recht hebben op hulp. En we hebben het niet gehaald. Je zou zeggen: dat is toch bijna ondenkbaar. Maar dat we in dit soort gremia tegenwoordig blij moeten zijn als het ons lukt om agreed language van de afgelopen 25 jaar te behouden, daarover maak ik mij grote zorgen. Ik ben dan ook heel blij dat er in het kabinet grote bereidheid is om ons hiertegen uit te spreken.
De heer El Yassini zei terecht: de Minister-President en ook de Minister van Buitenlandse Zaken hebben bijvoorbeeld in de afspraken rondom het MFF en het steunpakket daar heel concreet inspanningen voor geleverd. Maar op dit moment bekijken wij ook gezamenlijk in het kabinet waar in al die Europese vergaderingen punten zitten waartegen wij als Nederland echt de rode vlag moeten gaan opsteken. Het betreft niet alleen het terrein van emancipatie. We zien in heel veel Raadsconclusies dat gepoogd wordt iedere keer het woord «gender» uit een conclusie trekken, zelfs uit bijlagen van conclusies. Wij zijn ons er nu op aan het voorbereiden om dan iedere keer te kunnen zeggen: hier trekken wij als Nederland een streep en zijn wij bereid om zaken ook te gaan blokkeren, want dit gaat ons echt te ver. Op dit moment zijn we dat ook interdepartementaal aan het voorbereiden, zodat we straks als kabinet in al die gremia gelijkgestemd kunnen optreden. Want het komt op al die terreinen voor. Uiteraard zet ik mij daar in alle overleggen die ik heb uitvoerig voor in. Maar het komt voor in heel veel Raden, niet alleen in die op het gebied van onderwijs en wetenschap, waar ik vooral zelf in de Europese Raad zit. Emancipatie zit bijvoorbeeld vaak in de EPSCO, waar collega Koolmees in actief is. Je moet het echt consequent overal doen.
Voorzitter. Al deze bewegingen laten zien dat ook de verworvenheden op het gebied van emancipatie in internationale verdragen op dit moment helaas geen gegeven meer zijn. Dat vraagt om alertheid en activisme van Nederlandse kant, samen met gelijkgestemde lidstaten. We kunnen het niet laten gebeuren dat verworvenheden zoals vastgelegd in Istanbul en het Beijing Platform for Action ter discussie worden gesteld. Wij willen stappen vooruit zetten en geen stappen terug in de geschiedenis. Daarom kijken we, zoals ik al zei, naar aanscherping in die samenwerking. Op 19 en 20 november aanstaande spreek ik tijdens een digitale bijeenkomst onder het Duitse EU-voorzitterschap met mijn Europese collega-ministers van gendergelijkheid en zal ik het belang van die samenwerking benadrukken. Ik hoop dat wij met een brede coalitie collega's uit een aantal landen die ik noemde ook kunnen aanspreken op hun positie daarin. Ik hoop van harte dat we daar als Nederland niet te zeer alleen in zullen staan, maar dat ook andere landen zich zullen uitspreken. Nogmaals, we zijn zeer bereid om hier als land actief op te zijn.
Voorzitter. Dan de uitdagingen wat betreft corona. Ik ben heel blij dat de heer Van Dijk zei: laten we ook kijken waar corona ook een kans kan zijn. Want dat kan zeker zo zijn; daar kom ik straks nog op terug.
De voorzitter:
Excellentie, u heeft twee interrupties. Ik begin met de heer El Yassini namens de VVD.
De heer El Yassini (VVD):
Ik wilde even wachten tot het blokje met betrekking tot internationaal en EU-verband volledig door de Minister behandeld was, en volgens mij is dat nu het geval. Ik hoor de Minister zeggen: houden wat we hebben. Ik maak me daar best wel zorgen over. Als dat namelijk de strategie is, dan hebben we echt een heel groot probleem. Ik snap dat de Minister zegt dat ze samen met het kabinet kijkt waar die red flags zitten en of ze tegengas kunnen geven. Maar mijn vraag is echt welke actieve acties, dus niet reacties maar actieve acties, deze Minister kan of wil ondernemen richting deze landen, die eigenlijk een loopje nemen met de gelijkwaardige positie van lhbti'ers, maar ook de positie van vrouwen. Wat kan ze daarbij doen, en hoe kan ze bondgenoten verzamelen, niet alleen onder vakministers, maar onder hele regeringen in Europa? Hoe kunnen deze landen ook een blok vormen richting de landen waar we het over hebben die de positie van vrouwen en lhbti'ers bedreigen? Mijn vraag aan de Minister is dus de volgende. Ik wil van haar weten wat ze zelf voor extra stappen gaat nemen om ervoor te zorgen dat lhbti'ers in bijvoorbeeld Polen, Roemenië of Hongarije minder bedreigd worden, minder gevaar lopen en meer vrijheid kunnen genieten, door druk van de good guys in Europa, waar de Minister, dit kabinet, er als het goed is een van is. Graag een reactie van de Minister daarop.
Minister Van Engelshoven:
Het is goed dat de heer El Yassini deze vraag stelt, want kennelijk heeft hij mij verkeerd begrepen, althans als hij begrepen heeft dat wij dit alleen defensief zouden doen. We proberen natuurlijk om juist ook in Europa stappen vooruit te zetten. Dat betekent ook dat wij heel actief zullen zijn. Als dadelijk bijvoorbeeld de EU-lhbti-strategie wordt gepubliceerd – wij als kabinet zullen u ook via een BNC-fiche laten weten wat onze inzet daarbij is – is dat, denk ik, een heel mooi moment om daar echt actief mee aan de slag te gaan. Want dat is hoe ik het wil doen. Ik wil inderdaad een coalitie vormen van like-minded landen, zoals we dat noemen. Ik probeer dat ook steeds bij de verschillende Raden te doen; dat is hoe het werkt in Europa. Daarmee wil ik samen zo ver mogelijk komen in het zetten van stappen vooruit richting een betere positie van lhbti-personen in Europa. Maar ondertussen moeten we er ook gezamenlijk alert op zijn dat we in al die potentiële Raadsconclusies, in al die Europese stukken die we bediscussiëren in de verschillende Europese Raden, geen stappen terug zetten. Dat zijn we binnen het kabinet aan het coördineren. Dus ja, we willen wat we hebben heel goed verdedigen, maar vooral ook proberen stappen vooruit te zetten. Daar is contact over. Ik begreep dat de bijeenkomst die u zou hebben met de Eurocommissaris technisch niet helemaal goed verliep, maar wij zullen proberen om met de Commissaris, die ook zeer gemotiveerd is om hier stappen in te zetten, samen op te trekken en kijken hoe we dat met gelijkgestemde landen verder kunnen brengen.
De heer El Yassini (VVD):
Ik heb het gevoel dat de Minister een bondgenoot is in dit verhaal. Dat is fijn. Daar kunnen we elkaar echt in vinden. Wat ik wel mis – daar moet ik heel eerlijk in zijn – is de concretisering van de inzet van de Minister. Ik hoor heel veel over plannen, samenwerking en bondgenootschappen. Dat is hartstikke mooi, maar ik wil graag concrete stappen van de Minister. Ik kan haar helpen met een suggestie. Zij kan bijvoorbeeld letterlijk het gezicht worden van de lhbti-gemeenschap en gaan lobbyen voor één voorwaarde aan de EU-subsidies die naar verschillende gemeentes en initiatieven gaan: zij kan zeggen dat het geld van die EU-subsidies niet meer mag gaan naar gemeentes die lhbti-vrije zones hebben, bijvoorbeeld in Polen. Daarvoor zou de Minister kunnen lobbyen bij de Eurocommissaris die bijvoorbeeld over landbouwsubsidies, innovatiesubsidies of andere zaken gaat. Dat is een duidelijk verhaal, maar ook een duidelijk statement richting deze landen. Daarbij zeggen we dan: wij proberen als Europa een unie te vormen waarin we elkaar helpen, maar als je de waarden van de westerse samenleving, waaronder de vrijheid van lhbti'ers en de gelijkwaardige positie van vrouwen, niet onderschrijft en vervolgens wel EU-subsidies aanvraagt voor gemeenten die nota bene lhbti-vrije zones hebben, dan krijg je geen cent van de Europese Unie. Kan de Minister daarop reageren? Dit is nogal concreet, dus het lijkt mij dat ze daar makkelijk op kan reageren.
Minister Van Engelshoven:
De heer El Yassini weet best dat er in het kader van het MFF, de meerjarige Europese begroting, heel veel discussie is gevoerd over de conditionaliteit van de middelen. Daar heeft Nederland zich stevig voor ingezet, onze Minister-President voorop. Maar we weten inmiddels ook dat de afspraak is dat de conditionaliteit op een aantal terreinen ligt, zoals rechtsstatelijkheid, media en onafhankelijke rechtspraak, en helaas niet op het terrein van lhbti-gelijkheid. Voor de inzet van de verschillende fondsen lijkt het mij niet dienstig, zeg ik maar, dat ik mij ga mengen in een landbouwdebat. Dat doet de landbouwminister. Maar wij trekken hier als kabinet gezamenlijk in op. De inzet bij de verschillende Europese voorstellen bespreken wij gezamenlijk in het kabinet, zoals de Kamer die bespreekt bij de BNC-fiches. Zo doen we dat. Die punten houden we bij alle Europese voorstellen heel concreet in de gaten. Daar spreken we ook een strategie over af. Om die reden bekijken we in al die Europese voorstellen stap voor stap waar en wanneer actie gewenst is. Dat doen we niet alleen om een rode lijn te trekken, dus een lijn waar we niet overheen gaan, bij dingen die we niet accepteren, maar ook om te kijken waar we een stap vooruit kunnen zetten.
Ik denk dat de heer El Yassini heel goed begrijpt dat, als in de Europese Raad op regeringsleidersniveau afspraken zijn gemaakt over hoe om te gaan met conditionaliteit, het niet meer lukt om die als vakminister opgerekt te krijgen. Dat snapt hij heel goed. Hij weet ook hoe ingewikkeld die gesprekken over de conditionaliteit geweest zijn. Ik denk overigens dat onze premier daarin een geweldige inzet heeft gepleegd en andere landen erin heeft meegenomen om daar scherp op te zijn. Daar moeten we ook scherp op blijven. Maar hier nu zeggen dat we vinden dat die conditionaliteit verder moet gaan en meer terreinen moet beslaan, gaat niet. We kunnen niet hier, in dit debat, zeggen: het akkoord over het Meerjarig Financieel Kader moet hiervoor opengebroken worden. Dat snapt de heer El Yassini ook heel goed.
De heer El Yassini (VVD):
Heel kort, voorzitter.
De voorzitter:
We doen interrupties eigenlijk in tweeën.
De heer El Yassini (VVD):
Ja, maar het is heel kort. Ik stel een vraag aan de Minister en geef haar een voorbeeld van een concrete maatregel, want daar ben ik naar op zoek. Het is goed dat de Minister antwoord geeft op mijn vraag, maar als ik haar vervolgens hoor vertellen – zij gaat over haar eigen woorden – waarom iets wat ik voorstel niet kan, is de vraag nog steeds welke concrete stappen er de komende maanden dan wél genomen kunnen worden. Daar ben ik nog steeds naar op zoek en die kan ik nog steeds niet vinden.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Bergkamp voor haar eerste interruptie, in tweeën.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik snap dat de Minister afhankelijk is van de zogenaamde coalition of the willing, en afhankelijk van de inzet van de premier. Maar ik ben blij dat de Minister zo krachtig opkomt voor de zelfbeschikking en de emancipatie van lhbti's en vrouwen, want dat is wel een heel lastige. Ik vraag aan de Minister wat voor verklaring zij ervoor heeft dat de conservatieve krachten zo oprukken. Komt het omdat we er in de vorige periode misschien wat minder adequaat of snel op gereageerd hebben? Wat is de verklaring daaromtrent? Aansluitend bij de vraag van de heer El Yassini: als het bijvoorbeeld gaat om de lhbti's in Polen, hoe kunnen we die dan ondersteunen? Het is natuurlijk vreselijk, die lhbti-vrije zones. Dat gaat in tegen alle mensenrechten. Hoe kunnen we de mensen daar ondersteunen? Dat geldt trouwens ook voor andere landen waar vrouwen- en lhbti-rechten onder druk staan. We moeten de mensen en hun belangenorganisaties daar ondersteunen, want we kunnen het allemaal niet vanuit Nederland regelen.
Minister Van Engelshoven:
Daar heeft u helemaal gelijk in. De vraag of ik een verklaring heb voor de wereldwijde opkomst van conservatieve bewegingen, gaat iets te ver voor een debat op deze manier, hoewel er mooie promotieonderzoeken naar kunnen worden gedaan. Hoe kunnen wij organisaties in andere landen steunen? Dat doen wij heel concreet. We hebben bijvoorbeeld een Europese ngo voor lhbti-rechten. Tot vorig jaar was Nederland het enige land dat die organisatie structureel ondersteunde. Dat vond ik echt een te dunne basis. Ik heb eerst mijn Portugese collega daar als bondgenoot gevonden. Vervolgens hebben wij gezamenlijk alle Europese landen aangeschreven om ons te helpen dat geluid in Europa sterker te maken. Dat betekent ook dat ze niet alleen in de Europese Unie actief kunnen zijn, maar ook kunnen helpen bewegingen te ondersteunen in landen waar ngo's het moeilijk hebben, waar lhbti-groepen het moeilijk hebben. We zien nu dat dat heeft geleid tot veel bredere steun. Inmiddels heeft een aantal landen die steun ook toegezegd.
De heer El Yassini vroeg me concreet te worden. Wat ik vertel, is gewoon heel concreet. Tegenwoordig zien we elkaar iets minder, maar ik heb in het verleden de collega's aan het jasje of aan de tas getrokken om hen om hulp te vragen bij het breder maken van deze beweging. Om die reden steunen wij natuurlijk ook de internationale activiteiten van het COC. Verder zijn onze posten in het buitenland alert op signalen en bekijken ze hoe we vanuit Nederland die organisaties kunnen steunen. Samen met Buitenlandse Zaken is mede op ons initiatief de Equal Rights Coalition opgericht, waar we er in breder internationaal verband voor zorgen dat er stappen vooruit worden gezet in die rechten. Bij de laatste bijeenkomst van de Equal Rights Coalition in Vancouver heb ik ook heel bewust lhbti-organisaties, niet alleen uit Polen en Hongarije, maar ook uit een aantal Afrikaanse landen, mogen verwelkomen. In Afrikaanse landen worden mensen met de dood bedreigd als ze actief zijn in zo'n organisatie. Op mijn verzoek zijn ze naar Vancouver gekomen, zodat we hen konden steunen, hun een internationaal netwerk konden geven en konden laten zien dat er landen zijn die dit punt in de gaten houden. Zo proberen we lhbti-organisaties in die landen te steunen. We zijn daar dus op vele fronten actief.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt, mevrouw Bergkamp.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank voor deze concrete duiding. Nog twee vragen daarover. De Minister zegt dat het te ver gaat om te reflecteren op die conservatieve stroming. Dat snap ik wel, maar het is misschien toch interessant om daar op een ander moment eens op te reflecteren. Je ziet het ook in Nederland: wie had verwacht dat, als je als vrouw naar een abortuskliniek gaat, een stel – ik zal het maar niet hardop zeggen – staat te demonstreren, terwijl jij op dat moment in een voor jou heel moeilijke situatie verkeert? Wie had tien jaar geleden verwacht dat we het daar nu over zouden hebben in een debat? Ik maak me daar zorgen over, niet alleen Europees, maar ook in Nederland. Ik heb nog wel een andere concrete vraag. Een jaar geleden heb ik gevraagd of de Minister een internationale conferentie wil organiseren over transgenders en met name het feit dat er jaarlijks internationaal gezien duizenden transgenders worden vermoord. Ik kan me voorstellen dat dat door corona nu wat anders is, maar misschien kan de Minister ons even bijpraten over hoe nu verder met die internationale conferentie, die ook een voorbeeld was van hoe we andere landen kunnen helpen met onze kennis en de kennis bij andere landen. Graag een reactie daarop.
Minister Van Engelshoven:
Heel concreet over die conferentie: volgens mij is die verzet naar het voorjaar, in de hoop dat we haar dan kunnen organiseren. Als het moet, zullen we die dan digitaal houden. Heel concreet op de vraag van de heer El Yassini: op 19 en 20 november spreken de Europese collega's elkaar over gendergelijkheid. Ik zal zorgen dat u naar aanleiding daarvan mijn inzet krijgt op dat punt. Want hierbij is het inderdaad heel belangrijk dat we concreet gaan werken aan een brede coalitie.
De voorzitter:
U hebt nog een interruptie van de heer Van den Berge van GroenLinks.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ja, op hetzelfde punt. Vooropgesteld: ook ik waardeer de passie en de strijdbaarheid van de Minister op dit punt. Ik zie eigenlijk nog een maatregel die we zouden kunnen nemen, en ik wil de Minister vragen zich daarvoor in te zetten. Zij heeft het over het versterken en ondersteunen van burgerbewegingen, over het een voor een aan het jasje trekken van collega's. Allemaal heel goed, maar het zijn stappen op een escalatieladder. De rule of law erodeert steeds verder, grondrechten staan steeds verder onder druk in de landen die genoemd zijn, zoals Polen en Hongarije, maar er is nog iets wat Nederland kan doen, zoals rechtsgeleerden ons ook vertellen. Nederland zou met een groep landen, een coalition of the willing, een ingebrekestellingsprocedure kunnen beginnen bij het Europese Hof van Justitie, op basis van de Antidiscriminatierichtlijn die er is. Ik wil de Minister vragen om dit met de Minister voor Rechtsbescherming of de Minister van Justitie en Veiligheid te bespreken om te zien of dit ook een optie is op de escalatieladder. We hoeven niet altijd te wachten op de Europese Commissie; lidstaten kunnen ook naar het Europese Hof.
Minister Van Engelshoven:
Ja, ik kan zeker bij collega's navragen hoe reëel dat is. Kun je ook langs die lijn opereren, is de vraag daarbij.
Ik kom straks nog op een aantal meer concrete punten terug. Ter algemene introductie ga ik nu in op de uitdaging met betrekking tot corona. Iedereen begrijpt dat er op dit moment maatregelen worden genomen die een enorme impact hebben op heel veel levens en gezinnen. We zien dat specifieke groepen met specifieke uitdagingen te maken hebben. We zien dat mensen en bedrijven ondersteuning nodig hebben. Uw Kamer is lovend over de steunpakketten, maar we moeten ook onderkennen dat verschillende groepen ook verschillende vormen van ondersteuning nodig hebben. Soms zijn ook verschillen van gender daarbij van belang. Daarom heeft het kabinet eerder toegezegd dat het de effecten van deze maatregelen heel genderspecifiek zal evalueren, waarbij we zo veel mogelijk een uitsplitsing zullen maken naar achtergrondkenmerken, opleidingsniveau en gender. Over bijvoorbeeld de positie op de arbeidsmarkt of het inkomen heeft collega Koolmees gezegd dat hij later deze maand de Kamer inzicht zal geven in de gevolgen van deze crisis voor specifieke groepen op de arbeidsmarkt, voor specifieke gevolgen als het gaat om de inkomenspositie, zodat er een debat gevoerd kan worden over de vraag of er voor specifieke groepen wellicht een extra maatregel nodig is.
Daarnaast is in deze tijd natuurlijk ook aandacht nodig voor geweld achter de voordeur. Ik kom daar straks nog op terug. Dat is iets waar we ons allemaal zorgen over maken. Toen de scholen dichtgingen, hadden we heel veel zorgen over de betekenis daarvan voor kinderen. We hebben het daarbij mogelijk gemaakt dat die kinderen steeds konden worden opgevangen op school. Maar we weten dat het gevolgen heeft en het is belangrijk dat we dat inzichtelijk krijgen.
Voorzitter. De afgelopen kabinetsperiode hebben we stappen vooruitgezet. Denk aan het SER-advies en de gevolgen voor de positie van vrouwen. Dat zijn echt stappen vooruit. De Regenboogagenda is een stap vooruit. Internationaal hebben we nog heel veel werk te verzetten, maar overall is dit werk natuurlijk nooit af. We moeten ons blijven inzetten en aandacht blijven hebben voor specifieke groepen in de samenleving die op het gebied van emancipatie aandacht vragen.
Ik wil nu een aantal concrete vragen gaan beantwoorden, allereerst in het blokje over de arbeidsmarkt. Ik noemde het net al even, maar ik meen dat door D66, de SP en een aantal andere fracties vragen zijn gesteld over het punt van corona en de gevolgen. In november komt daar een rapportage over. Ik zal mij daar zeker met de collega van SZW over verstaan, want vraagt dit bijvoorbeeld op het terrein van emancipatie toch nog extra aandacht?
De vraag werd ook gesteld, bijvoorbeeld door mevrouw Geluk-Poortvliet, of corona gevolgen heeft voor de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen. Dat heeft het zeker. Het geeft een heel genuanceerd beeld. Aan de ene kant zien we sectoren, bijvoorbeeld de zorg, waarin juist meer vrouwen aan het werk gaan en waar de druk heel hoog is. Aan de andere kant zien we ook de kwetsbaarheid in deze tijd van bijvoorbeeld flexbanen. Veel vrouwen hebben een kleine deeltijdbaan, een flexbaan, een niet al te vast contract. Die zijn dus kwetsbaar op de arbeidsmarkt in deze tijd. We moeten dus al die gevolgen in beeld krijgen, maar het is geen eenduidig beeld. Dat hebben we nu al wel in de gaten. Aan de ene kant is in sommige beroepen waarin veel vrouwen actief zijn, de arbeidsmarktpositie juist verbeterd en aan de andere kant zien we dat die echt kwetsbaar is. Je moet echt met dat heel gedifferentieerde oog ernaar kijken. Naar aanleiding van de rapportage in november zal dat debat gevoerd worden.
In die zin is de vraag van de heer Van Dijk interessant. Gaan we hiervan leren als het gaat om kansen voor gelijkere verdeling van arbeid en zorg? Ik denk bijvoorbeeld dat meer thuiswerken veel vaders gaat laten zien dat de combinatie van arbeid en zorg ook heel aantrekkelijk kan zijn, en dat het heel prettig kan zijn om meer tijd met je gezin door te brengen en tegelijkertijd ook aan het werk te kunnen zijn. Het kan ook zo zijn dat doordat partners thuiswerken, het voor vrouwen makkelijker wordt om meer uren te gaan werken. We zien dat die kleine deeltijdbanen in Nederland verminderen, wat vrouwen ook weer kwetsbaar maakt. Dus ook vanuit de kant van het emancipatiebeleid wil ik echt gaan kijken wat we kunnen leren van deze periode in kansen voor een gelijkere verdeling van arbeid en zorg op de arbeidsmarkt. Hoe moeilijk deze tijd ook is, daar waar we kunnen, moeten we ook die kansen zien en proberen die te vertalen in wat we ervan kunnen leren voor na deze periode, bijvoorbeeld ook in de discussie over de kinderopvang.
De heer Van den Berge van GroenLinks vroeg in dit kader of ik ook aandacht heb voor intersectionaliteit, dat heel ingewikkelde woord in het kader van het emancipatiebeleid. Ja, dat hebben we. In de identiteit die je hebt, kun je tot heel veel groepen behoren. De positie van migrantenvrouwen is bijvoorbeeld weer een andere dan van autochtone vrouwen. Zo zijn er heel veel verschillende groepen op de arbeidsmarkt, waarbij je er oog voor moet hebben dat het op een verschillende manier invloed kan hebben op hun positie op de arbeidsmarkt en op hun economische zelfstandigheid. U weet dat uiteindelijk voor mij het doel van het emancipatiebeleid ook is om zo veel mogelijk mensen economisch en financieel zelfstandig te maken. Dat maakt uiteindelijk dat je eigen keuzes kunt maken, eigen beslissingen kunt nemen. Dat is bijvoorbeeld ook heel belangrijk in het kader van het bestrijden van geweld achter de voordeur. Als je financieel op eigen benen staat, is het makkelijker om een situatie waarin er sprake is van huiselijk geweld, achter je te laten.
De heer Van den Berge vroeg mij in dit kader: heeft u nou ook oog voor bijvoorbeeld vrouwen met een migratieachtergrond? Krijgen die nou extra ondersteuning? Dat doen we samen met het Ministerie van SZW. We hebben verschillende activiteiten om ervoor te zorgen dat vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond beter worden toegeleid naar de arbeidsmarkt. Samen met het Ministerie van SZW hebben we NWO verzocht om binnen het thema economische veerkracht van vrouwen in de Nationale Wetenschapsagenda specifiek aandacht te besteden aan de positie van vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond, om op die manier te kijken welke belemmeringen er voor hen zijn om die stap naar de arbeidsmarkt en economische zelfstandigheid te zetten en wat dat betekent voor het beleid. Maar ook in het programma Vakkundig, dat we samen hebben, hebben we een extra ronde ingevoegd om de re-integratie van vrouwen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te bevorderen. Daarbij gaat het ook om heel veel vrouwen met een migratieachtergrond. Voor die groep hebben we dus echt specifiek aandacht, samen met de collega's van SZW. Ik zie dat ook bij gemeenten terug, in hun beleid.
Voorzitter. Ik zei zojuist al even dat het wetsvoorstel over het quotum iedere dag in uw mailbox kan landen. Dit voorjaar zult u de adviezen krijgen over de vraag hoe we dat advies verder laten landen in de semipublieke en publieke sector. Overigens is met de Kamer afgesproken – daar ben ik mij terdege van bewust – dat we het hele SER-advies zullen omarmen. In het kabinetsstandpunt is eerder toegelicht hoe we dat zullen doen. De maatregelen op het gebied van culturele diversiteit worden opgepakt door de collega's van SZW. Daar zult u ook met hen het debat over voeren.
Mevrouw Poortvliet vroeg mij nog waarom het quotum in het Burgerlijk Wetboek komt. De streefcijfers gelden met name voor grote nv's en bv's. Die moeten in de desbetreffende wetten worden vertaald. Vandaar dat collega Dekker en ik dat wetsvoorstel samen indienen, want hiermee moet ook het Burgerlijk Wetboek worden gewijzigd. Overigens was ook het eerdere beleid rondom het streefcijfer, dat uitging van «pas toe of leg uit», verankerd in die wetgeving.
Ik geloof dat het mevrouw Bergkamp was die mij vroeg: hoe gaat u dat quotum nou handhaven? Dat gaan we niet samen met de Minister van BZK doen; het wetsvoorstel zelf voorziet gewoon in die sanctie. Als de benoeming de 30% niet dichterbij brengt, dan is ze gewoon nietig van rechtswege. Dan is er dus sprake van civielrechtelijke handhaving. Ook in de wetgeving op andere terreinen merken we dat dat goed werkt.
De heer Van Dijk had nog een vraag over het geboorteverlof. Dat is ook heel belangrijk op het terrein van de verdeling van arbeid en zorg. Het is natuurlijk mooi dat we de stap hebben kunnen zetten naar zes weken geboorteverlof. Ik ben het helemaal met u eens dat dat niet alleen voor rijke ouders moet zijn; dat wil je natuurlijk voor alle ouders. Maar ik denk ook dat het heus niet alleen rijke ouders zijn die het zich kunnen permitteren om gedurende zes weken 30% van het salaris van één van de partners te missen. Afgesproken is dat bij de eerste evaluatie van de wet gekeken zal worden welke groepen uit de samenleving wel gebruikmaken van de wet en welke niet. Ook wordt gekeken of ’m dat zit in de financiële belemmeringen of elders. Want de belemmeringen kunnen ook elders zitten. Dat lijkt me dan het moment om te kijken of de huidige regeling al dan niet voldoet. Maar laten we eerst kijken hoeveel mensen daar gebruik van maken. En wat voor reden hebben de mensen om daar geen gebruik van maken? Want dat is natuurlijk jammer. Het kan in heel veel zaken gelegen zijn. Overigens kan via de cao ook 70% worden aangevuld. De rijksoverheid doet dat bijvoorbeeld in de cao. Dit kan dus op iedere cao-tafel gelegd worden.
De voorzitter:
Als u het goedvindt, meneer Van Dijk, doe ik de vragen na afloop van het blokje. Ik zie dat dat goed is.
Minister Van Engelshoven:
De heer Van Dijk zei ook nog: hoe meer vrouwen in een beroep, hoe lager het salaris soms. Dat zien we inderdaad. Dat heeft soms ook te maken met de deeltijdfactor. We zien daar echt een samenhang tussen. Vandaar mijn strijd om Nederland echt hoog in de Europese rankings te krijgen als het gaat om de deeltijdfactor. U vraagt of een verhoogd minimumloon zou helpen. Dit lijkt me niet de plek om een discussie te voeren over een hoger minimumloon in den brede. Als ik de verschillende verkiezingsprogramma's zie die de afgelopen tijd zijn gepubliceerd, denk ik dat dat debat de komende weken en maanden vooral buiten deze zaal driftig gevoerd zal worden. Ik sluit niet uit dat daarover afspraken worden gemaakt in een volgende formatie, want ik zie dat veel partijen wensen daarover op tafel hebben gelegd. Ik wens de heer Van Dijk veel succes bij het voeren van dat debat. Er gaat altijd een strijd vooraf aan het moment dat u aan die tafel zit en daar wens ik u veel succes mee.
De heer El Yassini vroeg in het kader van emancipatie en de arbeidsmarkt hoe het gaat met de positie van meisjes in de niet-traditionele vrouwenberoepen, zoals in de techniek. U weet dat wij op verschillende fronten daarop actief zijn. Ik noem het Techniekpact en Girlsday. Wij zetten heel veel activiteiten daarop in. Ik noem ook de strategische alliantie Werk.en.de.Toekomst. Bij de voortgangsrapportage van het Techniekpact krijgt u de precieze cijfers van de voortgang, want die heb ik nu niet paraat.
In die zin vond ik ook het recente advies van de Onderwijsraad heel interessant, want die concludeert dat stereotypering, bijvoorbeeld in onderwijsmateriaal, wel degelijk een rol daarin speelt. Volgens mij hebben we daar eerder een debat over gehad. We hadden de Onderwijsraad gevraagd om te kijken naar de verschillen tussen jongens en meisjes in het onderwijs, omdat we zien dat meisjes het op zich beter doen in het onderwijs, maar vervolgens slechter op de arbeidsmarkt en vice versa. Hoe komt dat nou? Ik vind dat de Onderwijsraad daar heel interessante observaties over had, bijvoorbeeld over de omgang met verschillen tussen jongens en meisjes in het onderwijs. Eerder is daar in de samenleving nogal een verhit debat over gevoerd. De Onderwijsraad stelt vast dat de manier waarop we mannen en vrouwen laten zien in onderwijsmaterialen en de manier waarop jongens en meisjes in de vroege jaren van het basisonderwijs een bepaalde kant op worden gestuurd, daarin wel degelijk een rol spelen. Dat is iets waarop we met z'n allen alert moeten blijven.
Wij zullen u bij de voortgangsrapportage van het Techniekpact laten zien hoe het precies zit met de cijfers. We zien overigens al – en dat vind ik heel hoopvol – dat in het voortgezet onderwijs steeds meer meisjes kiezen voor de exacte profielen. Dat vergroot hun kansen voor bijvoorbeeld de technische beroepen. We zien in de afgelopen jaren wel degelijk een verbetering van de instroomcijfers in het hoger onderwijs voor de technische vakken. Met name in het mbo blijft dat echter nog achter. Daar hebben we sowieso een grote vraag als het gaat om techniek. Ik ben het zeer met de heer El Yassini eens dat er nog heel veel werk te verzetten is, want we zijn in deze samenleving nog lang niet zover dat we geen typische mannen- en vrouwenberoepen of typische mannen- en vrouwenvakken meer hebben. Zeker als het gaat om techniek is er nog heel veel werk te verzetten.
Dan de vraag van mevrouw Van den Hul over het veiligheidsverlof. Dat vind ik een interessante vraag. Ik begrijp haar zorg heel goed. Voor een vrouw die last heeft van huiselijk geweld, van geweld achter de voordeur – «huiselijk geweld» klinkt altijd een beetje gek – en een stap wil zetten om uit die situatie te komen, is dat vaak heel ingrijpend. Dat gaat vaak gepaard met een ander huis, met een andere school voor je kinderen, met je verzekeringen en met je financiële situatie. Er is heel veel te regelen. In die zin is het een reële vraag of een vrouw daar niet even de tijd voor moet krijgen. U vraagt heel specifiek naar het veiligheidsverlof. We hebben natuurlijk verschillende vormen van verlof. Je wilt niet – dat zei u ook – dat vrouwen zich ziek melden, waardoor dit onbespreekbaar blijft. Maar er is ook bijzonder verlof en calamiteitenverlof. Als u mij vraagt of ik wil kijken naar de verschillende verlofregelingen die er al zijn en naar andere manieren waarop we ervoor kunnen zorgen dat we vrouwen beter equiperen en ondersteunen om dit op de werkvloer op een goede manier te melden en te zorgen dat, u zei het zelf al: een goede werkgever houdt daar rekening mee als dat ook maar enigszins kan in de werksituatie. Als u mij vraagt om die mogelijkheden te verkennen zonder dat u mij erop vastpint dat dat een aparte verlofregeling moet worden – want dat zou ik geen goede gedachte vinden – maar meer om te kijken hoe we dat ergens kunnen laten landen, dan vind ik dat een goede gedachte en ben ik bereid om die verkenning te doen. Het lijkt me goed om de SER eens te vragen hoe dat zou kunnen.
Mevrouw Bergkamp vroeg naar haar motie over het wegnemen van belemmeringen op de arbeidsmarkt voor transgenderpersonen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau en Transgender Netwerk Nederland hebben inzichtelijk gemaakt wat de belemmeringen zijn voor transgenderpersonen op de arbeidsmarkt. Wat zij constateren, is dat er bij werkgevers vaak angst is voor ziekteverzuim en uitval, ook al is daar soms in de werkelijkheid geen sprake van. Maar er is wel een zorg dat dat zich zal voordoen. Er is onbekendheid bij werkgevers en er zijn vooroordelen bij werkgevers. Met mijn steun werkt Transgender Netwerk Nederland aan voorlichting bij grote bedrijven en de uitwerking van de Transzoen voor voorbeeldwerkgevers. Om dingen verder te krijgen helpt het vaak om goede voorbeelden in het zonnetje te zetten, dus dat laten we hen doen. Ik stimuleer ook de positie van transgenderpersonen op de arbeidsmarkt via het project Transgender Werkt, dat gericht is op een andere arbeidstoeleiding en werkplekbegeleiding voor transgenders met een afstand tot de arbeidsmarkt. We hebben ook onafhankelijk onderzoek laten doen naar knelpunten in de bestaande verlofregeling en mogelijke oplossingen daarvoor. Die resultaten komen aan het eind van dit jaar beschikbaar en daar zal ik uw Kamer over informeren.
Tot slot in dit blokje nog de vraag van mevrouw Van den Hul over de genderdimensie van corona en het behalen van de SDG's. In de monitor die in november zal komen over wat het betekent voor de inkomenspositie van vrouwen op de arbeidsmarkt, zullen wij daarnaar kijken.
Voorzitter, dat was het blokje arbeid.
De voorzitter:
Het blokje arbeid roept nog twee vragen op, in ieder geval een van de heer El Yassini. Aan u het woord.
De heer El Yassini (VVD):
Ik wil nog even ingaan op het antwoord dat de Minister gaf in de richting van mijn collega Niels van den Berge van GroenLinks, maar ook op het antwoord op mijn vraag over jonge meiden en studies en werk. De Onderwijsraad, geeft de Minister aan, heeft bepaalde conclusies getrokken, maar er zijn vermoedens dat er andere aspecten zijn waarom het niet gaat zoals het zou moeten gaan. Dat heeft ook te maken met opleidingen die een verslechterd arbeidsmarktperspectief hebben. Daar hebben wij zo'n anderhalf jaar geleden in een debat met elkaar over gesproken. Dat had toen met de creatieve sector te maken. In dat debat heb ik de Minister gevraagd om de Commissie macrodoelmatigheid mbo te laten kijken naar bijvoorbeeld economische studies. Wat de Minister zegt, volg ik. Ik zag in mijn tijd als mbo-woordvoerder dat er vooral op scholen in de Randstad waar opleidingen werden gegeven voor economische studies, een oververtegenwoordiging was van niet alleen jonge meiden maar ook jongens van niet-westerse afkomst die zeiden: «Mijn ouders hebben ooit kantoren schoongemaakt. Ik vertik het om dat te doen. Ik ga niet met mijn handen werken, want ik wil in dat kantoor zitten, hetzelfde kantoor waar mijn ouders hebben schoongemaakt.» Het bizarre is echter dat zij in de toekomst de nieuwe armen worden. Mijn vraag aan de Minister is: hoever staat het met het verzoek dat is gedaan aan de Commissie macrodoelmatigheid? Wanneer kunnen we wat verwachten? Hoe zorgen we ervoor dat jonge mensen, ook van Marokkaanse of Turkse origine, van niet-westerse afkomst, beroepen kiezen die een enorm goed arbeidsmarktperspectief hebben en waarbij ze tegelijkertijd hun handen gebruiken, bijvoorbeeld in de technieksector of in de bouw? Kan de Minister daarop reageren?
Minister Van Engelshoven:
Dat onderzoek ligt er. Het is goed dat u dat noemt. Waar wij bijvoorbeeld met de Commissie macrodoelmatigheid naar gekeken hebben, zijn de terechte zorgen over de brede instroom in de heel brede economische profielen, zeker op mbo 2-niveau, waarvan we weten dat het arbeidsmarktperspectief niet altijd even hoopvol is. Wij hebben samen met de commissie en de SBB, dus met het bedrijfsleven en het onderwijs, geconstateerd wat je eigenlijk moet doen. Dat profiel zorgt wel voor instroom van mensen en het is altijd belangrijk dat mensen eerst die stap zetten naar een opleiding. Het lukt je het best om ze te volgen in de keuze die zij willen maken. Los van het feit dat je moet proberen om studenten die dat maar enigszins kunnen, van mbo 2 naar mbo 3 te laten doorstromen, is de conclusie van het onderzoek eigenlijk dat het niet zinvol is om te zeggen dat ze niet in die studie moeten instromen, maar dat het zinvoller is om in die studie te zorgen dat ze door een breder en meer divers uitstroomprofiel te maken kansen krijgen in sectoren waar veel vraag is. Wat bijvoorbeeld heel kansrijk is, is bijvoorbeeld aan het economische profiel ICT-componenten toevoegen, waardoor je jongeren stap voor stap verleidt en interesse kweekt voor ICT-profielen, waar heel veel vraag naar is op de arbeidsmarkt. We hebben met de Commissie macrodoelmatigheid, met de sector, met het bedrijfsleven geconstateerd dat dat voor zowel mbo als hbo een zinvollere route is. Daar wordt op dit moment heel concreet aan gewerkt.
De voorzitter:
Dan op dit punt de heer Van den Berge van GroenLinks.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik heb een korte, meer informatieve vraag. Ik had een vraag gesteld over ondersteuning van alleenstaande ouders. Komt dat in het blokje varia? Dat gaat deels over inkomen en werk.
Minister Van Engelshoven:
Sorry, ik verstond uw vraag niet helemaal goed.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik had vragen gesteld over ondersteuning van alleenstaande ouders. Komt dat in het blokje varia of hoort dat in dit blokje?
Minister Van Engelshoven:
Ja, maar nu u hem toch stelt, kan ik hem meteen beantwoorden. Alleenstaande ouders lopen aan tegen een heel complex van vragen, zoals voor welke regeling zij in aanmerking komen. Zij hebben vaak een kwetsbare positie. U zei terecht dat het in het geval van alleenstaande ouders vaak om arme gezinnen gaat. U vroeg of we die niet beter moeten informeren. De aanpak van Single SuperMom is eigenlijk een hele goede. Die organisatie kijkt daar inderdaad heel integraal naar. Heel veel gemeenten hebben een sociaal loket, waar je voor heel veel vragen in het sociaal domein terechtkunt. Ik zou samen met deze organisatie en gemeenten willen kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat alleenstaande ouders daar een route krijgen die hen integraal helpt. Kunnen we die methodiek, die inderdaad heel goed is, een plek geven in die gemeentelijke loketten die er al zijn en kan die zich bijvoorbeeld ook vertalen naar digitale informatie? Uw vraag is heel terecht. We zien het bijvoorbeeld ook bij mensen met schulden. Het helpt vaak alleen als je naar het geheel kijkt van vragen waar iemand tegen aanloopt. Dat is hier ook het geval. Ik ga dat gesprek aan om te kijken of gemeenten die aanpak, die beproefd goed is, breder kunnen toepassen.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dat is een mooi antwoord, waarvoor dank.
De voorzitter:
Dan een vraag van de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Ik heb een vraag over het geboorteverlof. Kent de Minister bijvoorbeeld de brief van kenniscentrum Rutgers en die van de FNV, die zeggen aanwijzingen te hebben dat vooral hogere inkomens gebruikmaken van het geboorteverlof? Dat zou toch heel jammer zijn, want we willen gelijke toegang voor zo veel mogelijk groepen, arm en rijk. Het geboorteverlof moet geen speeltje worden voor rijke vaders. Deelt de Minister die mening?
Minister Van Engelshoven:
Ik heb zojuist al gezegd dat het te vroeg is om die conclusie te trekken. Signalen als deze zullen zeker bij de evaluatie worden betrokken, maar ik denk dat er breder informatie verzameld moet worden. Volgens mij heeft collega Koolmees van SZW aan uw Kamer toegezegd dat wordt geëvalueerd hoe die wet werkt. Evaluaties doe je juist om naar knelpunten te kijken en om te kijken waar een regeling niet voldoet. Volgens mij is hier niet de plek om enkele brieven eruit te lichten en daarop te reageren. De bedoeling is om zo'n wet juist in den brede te evalueren. Dat komt op een later moment terug.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het punt is dat Rutgers die brief nu juist voorafgaand aan dit debat heeft gestuurd om ons erop te wijzen. De Minister zei: de werkgevers kunnen ook zelf afspraken hierover maken in cao's. Dat klopt. Dat schrijven zij ook. Zij zeggen dat daarbij het risico is dat het juist de bedrijven zijn waar de hoger opgeleiden en de hogere inkomens geplaatst zijn, zodat het een averechts effect heeft. Dan maken de vaders in de transportsector of de distributiesector er geen gebruik van, terwijl werkgevers in de sectoren met hoger opgeleiden, de IT wellicht, zich heel goed aan de regel houden om die 30% te vergoeden. Erkent u dat dit geen goede ontwikkeling zou zijn?
Minister Van Engelshoven:
Ik erken dat het geen goede ontwikkeling zou zijn als de Wieg slechts gebruikt zou worden door een deel van de samenleving, maar ik vind het nu te vroeg om daarover conclusies te trekken. Volgens mij is het nog niet zo heel lang geleden dat die wet in werking is getreden en moet u een debat over die wet met de Minister van SZW voeren.
De voorzitter:
Excellentie, gaat u verder met uw volgende blokje.
Minister Van Engelshoven:
Voorzitter. Dan kom ik op de vragen die gesteld zijn over lhbti. De herhaalde vraag gaat over Roze in Blauw. U weet dat het de collega van JenV is die verantwoordelijk is voor de politie. Op 13 oktober jongstleden zijn antwoorden op Kamervragen aan uw Kamer gestuurd over de uitvoering van de taken van Roze in Blauw. Ik weet ook dat de leiding van de betreffende eenheden op dit moment in gesprek is met Roze in Blauw om te kijken hoe het netwerk onder de huidige omstandigheden verder vorm kan krijgen.
Voorzitter. De heer El Yassini, mevrouw Bergkamp en de heer Van den Berge hadden vragen over het onderzoek naar homoconversietherapie. Laat ik met u allen zeggen dat dat natuurlijk ongewenste praktijken zijn. Daar is geen misverstand over. Als we zeggen dat je in dit land zichtbaar moet kunnen zijn wie je wil zijn, dan moet het niet zo zijn dat je therapie krijgt om dat niet te zijn. In het tweede deel van het onderzoek zouden er – daar refereerde u aan – beleidsaanbevelingen komen: hoe gaan we dit op een goede manier tegen? Dat deel is in juli van dit jaar afgerond. De kabinetsreactie daarop zal nog deze maand aan uw Kamer worden gestuurd. Dat is een gezamenlijke reactie van de Ministeries van VWS, JenV en mijn eigen ministerie. Uw zorg wordt zeer gedeeld, maar u moet nog even geduld hebben wat betreft de kabinetsreactie.
Mevrouw Bergkamp had gevraagd of het klopt dat het SCP stopt met de monitor, want, zei zij, we hebben meningen genoeg maar vooral behoefte aan feiten. Het is inderdaad waar dat het SCP het voornemen heeft om te stoppen met de LHBT-monitor in de huidige vorm. Het SCP wil in wat het doet breder de beweging maken naar minder tellen en meer duiden. Die beweging kan het SCP in zijn onafhankelijkheid maken. Het SCP is zelf tot de conclusie gekomen dat het de monitor zoals het die voor ons uitvoert, minder vindt passen bij zijn functie. Ik vind die monitor, met u, zelf wel heel belangrijk, want ook ik wil graag cijfers hebben over het emancipatiebeleid. Wij moeten kunnen weten hoe het gesteld is met de arbeidsparticipatie van vrouwen, de inkomensverschillen en de positie van lhbti-personen. Dat moet je gewoon in feiten en cijfers willen weten. Vandaar dat ik met hen heb afgesproken dat we al die cijfers in 2021 nog krijgen en dat ik in de tussentijd op zoek ga naar een andere manier om die feiten en cijfers boven tafel te krijgen.
Dan waren er vanuit verschillende fracties terechte zorgen over ...
De voorzitter:
Een moment. Ik zie dat u een interruptie wil plegen, mevrouw Bergkamp, maar vindt u het goed om dat na het blokje te doen? Dan verzamelen we ze en doen we ze na het blokje.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dat kan. Het ging wel over dit laatste punt, maar het is prima om het na het blokje te doen.
Minister Van Engelshoven:
Verschillende fracties hadden vragen over de positie van lhbti-personen in azc's. Een aantal van u haalde een recent incident aan. Dat is natuurlijk verschrikkelijk. Je krijgt koude rillingen als je dat ziet. Dat onderwerp ligt primair bij de Staatssecretaris van JenV, maar onze gezamenlijke inzet is dat één ding voorop moet staan: de veiligheid van mensen in azc's. Of je nou een lhbti-persoon of een vrouw bent, of anderszins moet vrezen voor je veiligheid in een azc, wij moeten ervoor zorgen dat wij de veiligheid van mensen kunnen borgen. De veiligheid van kwetsbare mensen moet je kunnen borgen. Zoals mevrouw Bergkamp ergens zei in een interruptie, willen we niet dat mensen die dit land binnenkomen, een afslag moeten maken naar de hetero- of de lhbti-opvang. Zo zitten we als land niet in elkaar. Juist in dit land moet je overal zichtbaar jezelf kunnen zijn, het liefst ook in een azc. Maar daar waar de veiligheid van personen in het geding is, moet je die veiligheid borgen zonder dat dat altijd betekent dat je een aparte lhbti-opvang moet hebben. Maar de veiligheid van kwetsbare mensen moet je borgen.
De heer El Yassini en mevrouw Bergkamp vroegen ook naar de rapportage over de dakloze lhbti-personen. De heer El Yassini zei het heel beeldend: het kan toch niet zo zijn dat lhbti-jongeren die, omdat dat thuis niet wordt geaccepteerd, op straat worden gezet en weer een heel moeilijke winter tegemoetgaan waarin ze aan heel veel gevaren bloot worden gesteld? Dat ben ik met u eens. Collega Blokhuis is verantwoordelijk voor de daklozenopvang. Hij heeft u ook toegezegd dat hij in december met de rapportage daarover zal komen. Maar ik begrijp ook dat de heer El Yassini zegt: dat vind ik misschien wel te laat, want ik wil voor die tijd weten dat het goed geborgd is. Ik begrijp uw vraag zo dat u zegt: zorg er nou voor dat u er met de collega voor zorgt dat het in de daklozenopvang goed geregeld is. Ik zal met die boodschap op zak ook zorgen dat uw motie – dit betreft namelijk ook gewoon een aangenomen motie van de Kamer – op een goede manier wordt uitgevoerd. Daar komt collega Blokhuis dan later dit jaar bij u op terug. Maar ik begrijp dat u hierover op deze plek in dit debat een indringend signaal wilt afgeven. Dat neem ik ter harte. Ik zal er bij de collega op aandringen dat die motie op een goede manier wordt uitgevoerd, juist omdat we het beeld dat u schetste, niet nog een winter willen zien. Het gaat hier ten slotte vaak om hele kwetsbare jongeren, waarbij we op dit moment niet moeten willen dat die dakloos blijven, nog los van wat de coronacrisis aan extra uitdagingen geeft voor dak- en thuislozen.
De heer Van den Berge vroeg mij hoe het staat met het Zonder Stempel-project. Dat gaat over lhbti-personen met een verstandelijke beperking in de zorg. Dat is een heel mooi project. Het COC ondersteunt met collega-organisaties een netwerk van ambassadeurkoppels. Deze koppels bestaan een voor een uit een persoon met en een persoon zonder een beperking. Op de vernieuwde website zonderstempel.nl staat veel informatie voor lhbti'ers met een beperking en hun begeleiders. Ik ga met de collega's van VWS in gesprek om de verdere mogelijkheden te onderzoeken om ervoor te zorgen dat lhbti-personen met een beperking echt zonder stempel de zorg in kunnen.
Dan een andere vraag waar uw Kamer meerdere keren naar heeft gevraagd, namelijk het onnodig medisch ingrijpen bij interseksekinderen. Dat is een onderwerp dat mij ook zeer aangaat en na aan het hart ligt, ook omdat ik merk dat in die zin, en zo werkt internationale druk ook vaak, dit nou precies een punt is waarop Nederland internationaal wordt aangekeken: zorg nou dat je dat goed geregeld hebt. Wij hebben ZonMw gevraagd om onderzoek te faciliteren naar de prevalentie van het onnodig medisch ingrijpen bij jonge interseksekinderen, ter uitvoering van de motie van de leden Bergkamp en Van den Hul. Hierover ligt er nu een plan van aanpak om die prevalentie goed op orde te krijgen. U kunt zich er iets bij voorstellen dat men ook bij ZonMw vanwege covid veel te doen heeft, maar dat plan van aanpak ligt er. Ik zal ervoor zorgen dat ook het NNID hierbij wordt betrokken. Dat lijkt me echt heel belangrijk. Het onderzoek dat wij doen, is vergelijkbaar met het eerdere Duitse onderzoek dat op dit punt gedaan is. Dat moet inzicht geven in hoe vaak die chirurgische ingrepen voorkomen bij interseksekinderen van 0 jaar tot 11 jaar. Het is heel belangrijk dat we die getallen weten. Dan kunnen we ze ook duiden. De resultaten van dat onderzoek worden in 2021 verwacht, zodat we op basis daarvan verder kunnen kijken.
Mevrouw Bergkamp vroeg ook nog naar – dit is ook een mond vol – de depathologisering van de transgenderzorg. Ik begrijp uw vraag heel goed, want als je transgender bent, is het eigenlijk heel onprettig als jouw vraag primair als een ggz-vraag wordt gezien. Dat is volgens mij de kwestie die u aankaart. U weet ook dat dit primair een vraag is op het terrein van VWS, want het gaat echt over ... Nou, het klinkt vrij technisch, maar voor personen voelt dat niet zo. Het gaat gewoon over de vraag: hoe indiceren wij bepaalde zorg? Op dit punt ondersteunen we daarom de Alliantie Gezondheidszorg op Maat, die ook de kennis over de lhbti-specifieke zorg wil vergroten en zorgt dat daar meer bekendheid over komt. Dat is vaak ook een kwestie van onbekendheid. Waar het gaat om de zorginhoud ligt het echt op het terrein van de Minister voor Medische Zorg. Ik begrijp dat uitgebreide schriftelijke vragen aan haar zijn gesteld. De antwoorden daarop komen uw kant op. Ik zal daar zeker alert op zijn, want ik begrijp uw zorgen op dit punt.
De heer Beertema vroeg waarom de Roze Leeuw geen gesprekspartner van de Minister is. Als men met mij in gesprek wil, is men van harte welkom. Als de Roze Leeuw zich meldt, gaan we uiteraard in gesprek. Als groepen zich melden omdat zij met ons in gesprek willen, is het mijn gewoonte om dat te doen.
Dan de vraag over het doneren van bloed. Volgens mij was deze vraag van mevrouw Van den Hul en mevrouw Bergkamp. Het gaat daarbij vooral om donorselectiebeleid, met name rondom mannen die seks hebben met mannen. VWS heeft eind vorig jaar aan het RIVM gevraagd naar de haalbaarheid van het doen van een onderzoek naar het hanteren van seksueel risicogedrag als selectiecriterium, zonder dat daarbij de veiligheid van de bloedvoorziening in het geding komt. Dat is volgens mij de uitvoering van de motie-Ellemeet, als ik het goed heb. Dat onderzoek heeft door de coronacrisis wat vertraging opgelopen, maar zal zo snel mogelijk worden hervat. We gaan dan kijken of we dat selectiecriterium eruit kunnen halen zonder dat we de veiligheid van de bloedvoorziening in gevaar brengen. We proberen wel die stappen vooruit te zetten.
De heer Beertema had nog een vraag over de oververtegenwoordiging van jongeren met een niet-westerse achtergrond als het gaat om geweld tegen homo's. Het bestrijden van geweld is primair een kwestie die de collega van JenV aangaat. Voor ons is het belangrijk – dat is mijn taak – om te zorgen dat lhbti-personen overal zichtbaar zichzelf kunnen zijn en zich veilig kunnen voelen. Met u ben ik van mening dat elk incident, met welke achtergrond dan ook, er een te veel is. Samen met de collega van JenV en de vier grote steden hebben we het Actieplan Veiligheid LHBTI ontwikkeld om de strafrechtelijke aanpak van discriminatie te versterken. Die maatregelen worden op dit moment uitgevoerd. We zien dat lhbti-acceptatie niet overal even hoog is en dat er echt verschillen in zijn bij groepen. Dat moeten we benoemen. We zien dat ook bij ouderen en bij mensen met verschillende religieuze achtergronden; daar ligt de acceptatie lager. Het SCP-rapport uit 2018 laat ook zien dat binnen alle sociodemografische groepen opvattingen over seksuele en genderdiversiteit positiever zijn geworden. Dat is het goede nieuws. Sommige groepen blijven achter, maar in alle groepen is vooruitgang te zien.
Juist binnen groepen waarin de opvattingen relatief negatief zijn, maken we grotere stappen vooruit. Dit betekent nog niet dat we er zijn, maar we zetten wel stappen vooruit. We moeten ons dus ook bij al die groepen blijven inzetten om de acceptatie van lhbti-personen te vergroten. Dat doe ik ook vooral met groeperingen uit de bevolkingsgroepen zelf. Dat vind ik altijd het meest krachtig: met mensen zelf in gesprek gaan over hoe we kunnen zorgen dat in hun kring de acceptatie vooruitgaat. Daarom is er de Alliantie Verandering van Binnenuit, waarin we samen met migrantenorganisaties praten over de vraag hoe we de acceptatie in hun groepering kunnen vergroten. Met migranten- en vluchtelingenorganisaties en Movisie werken we daarin aan het tegengaan van gendergerelateerd geweld en aan het bevorderen van acceptatie. Overigens is het wel goed om op te merken dat migranten niet de grootste groep zijn als het gaat om geweld tegen lhbti-personen, maar ze zijn relatief wel oververtegenwoordigd. Maar of ze nou uit de conservatief-christelijke hoek zijn of van mensen met een niet-westerse achtergrond: overal proberen we met organisaties te kijken wat we kunnen doen om de acceptatie in hun groepering te bevorderen. Ik ga dadelijk nog in op het onderwijs, want dat speelt hier ook een cruciale rol in.
Voorzitter, dat was het blokje lhbti.
De voorzitter:
Dank u wel, excellentie. Er is in ieder geval een viertal vragen, de eerste van mevrouw Bergkamp.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Het was wel een heel groot blokje, dus ik hoop dat ik een paar vragen mag stellen, voorzitter, te beginnen met een vraag over het Sociaal en Cultureel Planbureau. In 2021 gaan ze nog door. Aan die cijfermatige onderbouwing is behoefte. Is de Minister bereid om het onder te brengen bij een ander onderzoeksinstituut als het SCP het niet meer gaat doen?
Mijn tweede vraag gaat over het onderzoek naar interseksekinderen. Ik ben blij met de betrokkenheid van de Minister bij dit dossier. ZonMw is bezig met een plan van aanpak. Het onderzoek is gereed in 2021, maar dat is nog een heel jaar. Ik hoop dat de Minister iets meer kan duiden wanneer het er is.
Verder komt er naar aanleiding van de motie van GroenLinks onderzoek naar het doneren van bloed en plasma door mannen die seks hebben met mannen. Klopt mijn veronderstelling dat het gaat om bloed én plasma, dus beide? Ik merk bij de coronacrisis dat ook plasma aan restricties is verbonden als het gaat om deze doelgroep.
Minister Van Engelshoven:
Als het om het SCP gaat: wij hebben met hen de afspraak gemaakt dat ze ermee doorgaan tot er een goede andere oplossing is gevonden, maar in ieder geval in 2021. We hopen zo snel mogelijk een goede oplossing te vinden om die cijfers te blijven krijgen.
Het onderzoek naar interseksekinderen volgt – dat zeg ik uit mijn hoofd – in de tweede helft van 2021, maar ik weet het niet helemaal zeker. Dat duurt echt nog wel even. Het is ook best een complex onderzoek.
Of het gaat om bloed én plasma durf ik u op dit moment niet te zeggen, maar daar kom ik in de tweede termijn op terug. Dat wordt even uitgezocht.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter, voor het tweede deel van mijn ene interruptie. Een vraag over het SCP-rapport: het gaat over de sociale acceptatie van lhbti's, maar geldt ook dat zij voornemens zijn om te stoppen met de gender- en vrouwenmonitor? Gaat het dus om beide? Ja? Jeetje.
Minister Van Engelshoven:
Ja, het gaat om beide. Zoals ik eerder zei: ook ik hecht eraan dat wij feiten en cijfers kunnen hebben in die monitor. We zoeken dus naar een goede oplossing, in goed overleg met het SCP, zodat er geen gat valt.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
We hoorden de Minister al even over lbht-asielzoekers. Ons komt ter ore dat er zorgen zijn over de financiering van projecten specifiek gericht op deze doelgroep. Wij begrijpen dat er een einde dreigt te komen aan de ondersteuning van lhbt-asielzoekers en ook aan de training van COA-medewerkers op dit gebied, omdat de financiering af zou lopen. Is de Minister bereid om hierover in gesprek te gaan met haar collega van JenV en ons daarover te rapporteren vóór de JenV-begroting, zodat wij eventueel nog met een passende oplossing zouden kunnen komen?
Minister Van Engelshoven:
Ja, ik ben graag bereid om daarover met JenV in gesprek te gaan. Dat signaal is mij niet bekend, maar we zoeken het gewoon even uit.
De voorzitter:
Dan meneer Van den Berge voor zijn laatste vraag. Of toch niet meer? U kijkt me aan ...
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Als het mijn laatste vraag is, heb ik ’m niet meer.
De voorzitter:
Oké. Dan meneer El Yassini.
De heer El Yassini (VVD):
Laat ik het omwille van de tijd oppakken in mijn tweede termijn. Ik ben nog benieuwd naar iets wat ik open heb staan, maar volgens mij valt dat onder varia.
De voorzitter:
Uitstekend. Meneer Beertema.
De heer Beertema (PVV):
Over de oververtegenwoordiging van islamitische jongeren als het gaat om geweldpleging tegenover lhbti geeft de Minister toch weer teleurstellende antwoorden. Er komt een heel verhaal met platitudes: «elk incident is er één te veel» en zo. Ja, natuurlijk, elk incident is er één te veel. Maar laten we de feiten gewoon eens onder ogen zien. Feit is dat het niet de christelijk-gereformeerde jongeren zijn die homostellen uit wijken wegtreiteren in een maandenlange terreurcampagne. Het zijn niet de Hindoestaanse jongeren die met tuingereedschap in Arnhem homojongens in elkaar raggen. Het zijn moslimjongeren. Het zijn Marokkanen. De Minister zegt dan: ja, we praten met de mensen zelf. Maar vervolgens zegt ze dat ze met vluchtelingenorganisaties gaat spreken. En die zitten in dezelfde semantiek en in dezelfde linkse hoek waarin de Minister ook zit. Zij doen er alles aan om het woord «islam» te vermijden. U en heel veel van mijn collega's hier sparen het christendom niet. Dat wordt er te pas en te onpas bij gehaald. Die zijn schuldig aan van alles. Maar dat zijn natuurlijk makkelijke doelwitten. Het zijn sitting ducks, die zichzelf niet kunnen verweren. Daarom zijn ze zo populair bij GroenLinks en de SP, want ze zitten stil.
De voorzitter:
Uw vraag, meneer Beertema.
De heer Beertema (PVV):
Mijn vraag is: waarom draait u zo om die hete brij heen? Het zou zo mooi zijn als die islam eens wordt genoemd. Waarom doet u dat niet? We hebben het gezien in al die excuses van al die bewindspersonen rond de moord op Samuel Paty. Het woord «islam» komt er niet in voor. En de kern is: islam. Waarom spreekt u bijvoorbeeld niet met imams? Dan gaat er een wereld voor u open.
Minister Van Engelshoven:
Ik zei: ja, jongeren met een niet-westerse achtergrond zijn oververtegenwoordigd. Maar u doet nu net alsof zij de enigen zijn. Als je gewoon naar de cijfers kijkt, zie je dat vooral mannen daders zijn van antihomogeweld. Het zijn vaak jonge mannen, maar ze komen wel uit ongeveer alle geledingen van de Nederlandse samenleving. En ja, een bepaalde groep is oververtegenwoordigd. U vraagt mij of ik ook met imams praat. Ja, dat doen we. Wat ik u zei, is dat we in de Alliantie Verandering van Binnenuit juist ook praten met migrantengroepen zelf, om te kijken wat zij van binnenuit kunnen doen om dit te voorkomen, zoals we dat bij alle groeperingen doen. Zo doen we dat ook bij christelijke groeperingen waarin dit een ingewikkeld issue is. We praten met groeperingen uit die kerken zelf: hoe kunnen we met jullie samen hierin verder komen? Dat doen we dus.
De voorzitter:
Heel kort, meneer Beertema.
De heer Beertema (PVV):
Heel kort. Vanmiddag is bekend geworden dat meneer Tahsin E. een aanslag voorbereidde op de Gay Pride in Amsterdam. Ik kan u verzekeren dat Tahsin E. geen gereformeerde jongere uit Ede of Staphorst is.
De voorzitter:
Dan kunt u beginnen aan uw derde blokje als u wilt, Minister.
Minister Van Engelshoven:
Ja, voorzitter, en ik kan inmiddels mevrouw Bergkamp geruststellen: het onderzoek gaat inderdaad over bloed en plasma. Die vraag hebben we inmiddels opgezocht.
Voorzitter. Er zijn een paar vragen gesteld over burgerschapsonderwijs en seksuele diversiteit. Dat is een zeer aangelegen punt, waar al lang discussie over is en waar ook terecht nog wel zorgen over zijn. We weten ook allemaal dat het daarbij op bepaalde plekken zoeken is naar een ingewikkelde balans tussen enerzijds de vrijheid van onderwijs en anderzijds artikel 1, over de vrijheid om in dit land overal zichtbaar jezelf te mogen zijn. Ik denk dat mevrouw Bergkamp heel terecht zei dat het er uiteindelijk om gaat dat ieder kind sociaal veilig moet zijn op school. Bij sociale veiligheid hoort zichtbaar jezelf mogen zijn. Dat is voor mij de bottomline van waaruit ik werk. De heer Van Dijk heeft al heel vaak gevraagd: als we nou weten dat dit nog niet op alle scholen goed gaat, hoe kan het dan dat de inspectie hierop niet meer actie onderneemt? Ik heb u volgens mij eind vrijdagmiddag antwoorden gestuurd op Kamervragen die gesteld waren over het Rutgersonderzoek. Daar hebben we goed naar gekeken. Met collega Slob heb ik afgesproken dat we het volgende gaan doen. Er ligt het themaonderzoek van de inspectie uit 2016. Er ligt ook het onderzoek dat collega Slob vorig jaar heeft laten doen naar onderwijsmethoden op dit punt, een onderzoek waar hij zeer zijn nek voor uitgestoken heeft. Er zijn overigens ook gegevens bij de inspectie van signalen die zijn afgegeven. Met de inspectie heb ik afgesproken dat we op basis van wat we weten – we weten er best veel over – en kijkend naar de kerndoelen en de discussie die daarover gevoerd gaat worden, gaan kijken of dit geen aanleiding geeft om toe te gaan naar een wat scherpere formulering van het kerndoel, op een manier die ook handvatten geeft voor handhaving.
Dat proces gaan we nu dus in. Ik hoop dat we dat zo snel mogelijk kunnen doen. Ik begrijp uw ongeduld namelijk heel goed. Ik spreek jongeren die hebben meegemaakt dat zij op school te horen kregen: je mag zijn wie je bent, maar niet zichtbaar. Dat doet iets met jongeren. Het is vaak voor de rest van hun leven beschadigend. Dit gaat mij zeer aan het hart, vandaar dat collega Slob en ik ook met de inspectie hebben gesproken: laten we dat kerndoel nou op een dusdanige manier formuleren dat dat ook beter te handhaven is. Want dat is uiteindelijk wel waar het om gaat, wetende dat het, ook gelet op de vrijheid van onderwijs, altijd zoeken is naar een dun lijntje waar je op moet lopen bij grondrechten die kunnen conflicteren in deze situatie. Maar tegelijkertijd hebben we wel rechten in dit land. Het homohuwelijk is bij wet vastgelegd en dus voor iedereen toegankelijk, beschikbaar en geaccepteerd. Als het dus gaat om burgerschapsonderwijs is dat ook wat een jongere uit dat onderwijs moet begrijpen: als jij met iemand van hetzelfde geslacht wilt trouwen, dan kan dat in dit land altijd. En dan kan het zijn dat daar andere geloofsopvattingen over zijn. Daar mag ook over verteld worden op school. Maar tegelijkertijd vind ik dat ook altijd gezegd moet worden: maar dit is de wet. Dat is de balans die we hebben en dat is wat mij betreft waar we naar op zoek gaan bij de formulering van dat kerndoel. Dit was wel het prangende punt waar velen van u vragen over stelden als het ging om onderwijs.
De voorzitter:
Over het blokje onderwijs zijn er twee vragen. De eerste is van de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank aan de Minister, die zegt dat ze nog eens goed gaat kijken hoe dit aangescherpt kan worden zodat het voor de inspectie beter mogelijk wordt om in te grijpen. Maar de Minister geeft tegelijkertijd zelf aan dat het natuurlijk nu ook al duidelijk is. Het homohuwelijk is in Nederland een wettelijk recht. Je moet je even voorstellen hoe pijnlijk het is als jij een homoseksuele leerling bent en je de docent in de klas hoort zeggen: het homohuwelijk accepteren wij niet. Daarnaast gaat het ook nog eens tegen de wet in. Als er dus een school is die zegt dat homohuwelijk niet te steunen, dan is mijn vraag: wat heeft u nog meer nodig om zo'n school hierop fel en ferm aan te spreken?
Minister Van Engelshoven:
Het werkt in dit land zo dat je een wettelijk kader moet hebben als je de inspectie wil laten handhaven. Collega Slob en ik hebben onlangs nog een brief gestuurd naar uw Kamer over het aanscherpen van de mogelijkheden van de inspectie om op te treden. We hebben eerder in het mbo gesproken over het aanscherpen van de burgerschapsopdracht, en volgens mij praat ik volgende week in deze Kamer over de aanscherping van die burgerschapsopdracht. Daarbij moeten we wel met elkaar zorgen dat de wet heel helder is over die burgerschapsopdracht. We stellen vast dat het nog echt voor verbetering vatbaar is. Daar loopt de inspectie ook tegen aan. Maar het gaat hierom: elke jongere moet zich op elke school sociaal veilig kunnen voelen. Ik vind dat het echt onze publieke opdracht is om dat te garanderen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat vind ik goed. We zullen het met belangstelling afwachten. Dit neemt niet weg dat we nu al weten dat bepaalde scholen in hun beleid en handelwijze evident in strijd werken met de regels die wij met elkaar hebben afgesproken, dus ik zou willen aandringen op maatregelen. Ik kom daartoe ook met een motie.
De voorzitter:
Dan mevrouw Van den Hul namens de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Ik wil eigenlijk ook ingaan op dit punt. Ik ben het eens met de heer Van Dijk: we weten dit al een tijdje. We hebben daarover eerder samen Kamervragen gesteld, bijvoorbeeld naar aanleiding van een uitzending van Pointer. Zij kwamen met schrikbarende cijfers, bijvoorbeeld als het gaat om die vreselijke identiteitsverklaringen. Dat gebeurt nog steeds. Volgens mij zijn wij het hier in deze zaal allemaal van harte met elkaar eens over de basisdoelstelling, namelijk dat ieder kind veilig zichzelf moeten kunnen zijn op school, juist op school. Mijn vraag aan de Minister is: is zij het met ons eens dat de kerndoelen op zeer gespannen voet staan met het gegeven dat je als ouder moet zeggen «het huwelijk alleen maar tussen man en vrouw»? Dat kan toch niet samengaan?
Minister Van Engelshoven:
Wat ik zeg, is dat we hier de vrijheid van onderwijs hebben en andere rechten, die soms botsen of in ieder geval moeilijk op één lijn te brengen zijn. Aan beide kanten hebben we vrijheden. Je kunt aan de ene kant zeggen: dit vind ik een ongewenste praktijk. Maar aan de andere kant moet je ook de vraag stellen: is het kader van waaruit de inspectie kan optreden wel helder genoeg? Dat is ook een kwestie van de wetgever hier. We weten dat ook in uw Kamer de balans tussen de vrijheid van onderwijs enerzijds en de burgerschapsopdracht anderzijds regelmatig een spannend debat is. Daarom wijs ik ook op het belang van wetgeving op dit punt. Dan kom je op wetgeving, voor mijzelf op het terrein van het mbo en voor collega Slob op het terrein van het primair en voortgezet onderwijs. Het is straks aan u om bij de wet te oordelen: vinden we dat die op deze manier voldoende handvatten biedt om inderdaad ervoor te zorgen dat elk kind sociaal veilig kan zijn en zichtbaar zichzelf kan zijn?
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Net als de heer Van Dijk kijken ook wij uit naar die nadere aanscherping, juist ook in gesprek met de onderwijsinspectie. Zoals gezegd komen we volgende week met een amendement om te kijken hoe we die wet over het burgerschapsonderwijs nog explicieter kunnen maken op dit punt. Maar kan de Minister ons dan in elk geval toezeggen dat bij de nadere uitwerking van dit traject, waar de Minister gelukkig mee bezig is, ook die identiteitsverklaringen en die lesmethoden worden meegenomen? Het gaat niet alleen sec om het curriculum. Daar ligt gelukkig al een hele stevige basis. Die moet blijkbaar, gezien de realiteit, nog scherper. Kan de Minister ook juist die veiligheid op en rond school hierin meewegen? Het een kan wat ons betreft niet los gezien worden van het ander.
Minister Van Engelshoven:
Mevrouw Van den Hul weet ook dat lesmethoden in dit land vrij zijn. Dat debat heeft u volgens mij onlangs nog met collega Slob gevoerd. Vanuit het ministerie worden geen lesmethoden voorgeschreven aan het onderwijs. Ook daarvoor geldt de vrijheid van onderwijs. Wat wij gaan doen, staat ook in de beantwoording van de Kamervragen. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat dit kerndoel precies genoeg wordt geformuleerd, zodat het de inspectie voldoende handvatten geeft om te handhaven? Dat is een ingewikkelde opgave, waarbij we de balans zoeken tussen vrijheid van onderwijs en gelijke behandeling van ieder persoon. Het lijkt mij niet raadzaam om daar nu ook onderwijsmethoden bij te betrekken.
De voorzitter:
Kort op dit punt, meneer El Yassini.
De heer El Yassini (VVD):
Ik hoorde het dilemma van de Minister. Ik begrijp dat ook. Ik probeer dat voor mezelf altijd als volgt te vatten. Als een medemoslim naar mij toe komt en zegt «joh, ik drink geen alcohol, want dat mag niet van mijn geloof», dan zal ik tot het einde der dagen zijn recht verdedigen om dat te kunnen doen. Maar op het moment dat diezelfde medemoslim tegen mij zegt «hij mag niet drinken vanwege mijn geloof», dan heeft hij aan mij een foute. Ik denk dat dit exact dezelfde situatie is op het moment dat we vrijheid van onderwijs en ook vrijheid van religie hebben en die zetten tegenover lhbti-jongeren die te horen krijgen dat zij zichzelf überhaupt niet mogen laten zien of uiten of zichzelf zijn. Ik denk dat dat niet meer te maken heeft met de lesmethode, maar met hoe docenten en scholen omgaan met hun studenten of leerlingen in de klas. Ik denk dat de onderwijsinspectie daar wel degelijk een rol in kan spelen, omdat we dan niet ingrijpen in lesmethodes, maar in hoe er wordt omgegaan met kinderen op school. Want het zijn kinderen. Hoe kijkt de Minister hiernaar?
Minister Van Engelshoven:
Volgens mij zijn de heer El Yassini en ik het op dit punt eens. Op grond van de vrijheid van onderwijs mag op elke school ook gezegd worden wat de opvattingen zijn van de betreffende denominatie. Tegelijkertijd vind ik het de opdracht van elke school om jongeren ook op te voeden tot burgers in deze samenleving. Voor elke burger in dit land is de wet gelijk. Als wij bepaalde rechten in de wet hebben geregeld, zijn die voor elke burger gelijk, ongeacht de geloofsdenominatie waar hij uit voortkomt. Er kan dus een school zijn die zegt: ons geloof zegt X over het homohuwelijk, maar de Nederlandse wet zegt dat iedereen in dit land mag trouwen met een partner van gelijk geslacht. Ik vind dat de burgerschapsopdracht die scholen hebben.
De voorzitter:
Dan kunt u direct verder met de beantwoording van het volgende blokje. In verband met de tijd zou het fijn zijn als de interrupties iets korter zijn. Dan kunnen we misschien om 16.00 uur afsluiten. Ik kijk zomaar willekeurig een kant op.
Minister Van Engelshoven:
Voorzitter. Ik zal het blokje overige vragen op tempo beantwoorden. Mevrouw Geluk-Poortvliet had een terechte vraag over wat artificial intelligence doet als het gaat om de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Doet u daar wat mee? Wij hebben WOMEN Inc. gevraagd om een onderzoek te verrichten naar precies die vraag: wat doen algoritmes en artificial intelligence met de gelijke behandeling van vrouwen op de arbeidsmarkt? Er heeft gisteren ook op verzoek van mijn departement een hackathon plaatsgevonden, om te kijken of je algoritmes kunt ontwikkelen die de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt juist verbeteren. Dat kan dus ook. De resultaten van dat onderzoek verschijnen in het voorjaar van 2021. We zullen die proberen te zwaluwstaarten met het onderzoek dat de Staatssecretaris van BZK uitvoert naar artificial intelligence en de kansen en bedreigingen in Nederland. Dit onderwerp heeft mijn volle aandacht.
Mevrouw Geluk-Poortvliet vroeg nog naar de voortgangsrapportages en de bijlagen. Wij hebben een wat aparte vorm van voortgangsrapportage. Dat doen we via een digitale website, maar er is ook een papieren versie, onder andere voor de archivering op de website van de Tweede Kamer. De inhoud van de digitale en papieren versie is hetzelfde, dus de digitale bijlage is er ook op papier. Dat is niet anders dan bij een andere voortgangsrapportage of een nota.
De heer Beertema had een vraag over de positie van migrantenvrouwen. Zijn vraag was eigenlijk: veronachtzaamt u niet het werkelijke leed en bent u niet te veel bezig met, wat hij kwalificeerde als, luxeleed, zoals de quota van vrouwen? Eén opmerking vooraf. Achterstelling van vrouwen, waar dan ook, is nooit luxeleed. Laten we daar helder over zijn. Gelijke behandeling hoort overal plaats te vinden. Dat vind ik geen luxevraagstuk.
Ja, ook de gelijke kansen van vrouwen met een afstand tot de arbeidsmarkt hebben mijn volle aandacht. Ook de positie van vrouwen aan de onderkant van de arbeidsmarkt moet onze volle aandacht krijgen. Dat is het omarmen van het hele SER-advies, zoals we dat gedaan hebben. Het SER-advies heeft niet alleen iets gezegd over vrouwen aan de top of over vrouwen in het openbaar bestuur en de semipublieke sector, maar heeft ook iets gezegd over culturele diversiteit en de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt als geheel. En ja, daar hebben we dus ook aandacht voor, ook als het heel specifiek gaat over vrouwen met een migratieachtergrond.
Nogmaals, zoals ik al eerder zei, we werken daar samen aan met migrantenorganisaties, ook als het gaat om geweld achter de voordeur en om vrouwen die nauwelijks het huis uitkomen. De heer El Yassini schetste daar zijn zorg over. Hij zei daarover dat het heel erg van belang is dat we die vrouwen in beeld krijgen. Hij zei zelf ook dat gemeenten daar een belangrijke rol in kunnen spelen. Dat werkt heel goed. Je ziet bijvoorbeeld dat veel vrouwen met een migrantenachtergrond een heel teruggetrokken leven leiden. Zij zitten echt opgesloten achter de voordeur, maar komen meestal wel op school. Ze brengen hun kinderen naar school. Ik heb dat zelf als onderwijswethouder in deze stad gezien en ik heb ook geëntameerd dat dit het moment is waarop je ze bij de schouders kunt pakken en zeggen: wij gaan u verder helpen. Dat klinkt oneerbiedig, maar zo voelde ik het wel. Wat bijvoorbeeld heel goed helpt, is op school taalonderwijs aan deze vrouwen te geven, zodat zij weten en kunnen volgen wat hun kinderen doen in het onderwijs, dat zij het rapport kunnen lezen en dat ze in gesprek kunnen treden met de mensen op school.
U noemde ook de zorg, maar ook bijvoorbeeld contactpunten bij de gemeente. Dit is echt een punt waarover ik heel graag in gesprek blijf met wethouders in de steden om te kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat we met deze kwetsbare groep in contact komen, want dat is altijd de eerste stap.
De heer Van den Berge had een vraag over femicide. Dat cijfer is gewoon heel erg zorgelijk. Dat deel ik met hem. Ook hier zijn we actief, bijvoorbeeld met het programma Veilige Steden, om met de steden verder te komen. Ook met de Alliantie Act4respect van Rutgers en Atria proberen we verdere stappen te zetten. Ook aan Emancipator is subsidie verleend voor hun aanpak van gender-gerelateerd geweld. In dit kader wilde ik nog tegen mevrouw Van den Hul zeggen dat dit najaar de Nederlandse reactie volgt op het GREVIO-rapport van de Raad van Europa. Daar ontvangt de Kamer een afschrift van. Ik kan mij zomaar voorstellen dat u daar met de collega's nog een debat over zult voeren.
Dan de vraag van de heer El Yassini. Dat is een vraag waarover ik hem moet zeggen dat die als zodanig niet te beantwoorden is. Hij vroeg: hoeveel vrouwen leven nu vrijer dan vier jaar geleden en hoeveel vrouwen hebben meer een plek kunnen opeisen als volwaardig lid van onze samenleving? Of iemand vrijer leeft, is nog een ingewikkelde discussie: wanneer leef je vrij? Hierbij speelt namelijk ook de vraag van de individuele keuzes, vrijwillige keuzes die ook gemaakt mogen worden. Maar ik begrijp heel goed wat hij bedoelt, want uiteindelijk gaat dit over de zelfbeschikking van elke vrouw om keuzes te kunnen maken in haar leven. U vroeg: maakt u zich ook zorgen over schadelijke praktijken achter de voordeur, waarbij vrouwen te weinig kansen krijgen om zich te ontplooien? Ja, die zorg deel ik. Binnenkort zal bijvoorbeeld in de voortgangsrapportage van het programma Geweld hoort nergens thuis, die aan uw Kamer wordt gezonden, hier aandacht aan worden besteed, want dat gaat vaak hand in hand. Omwille van de tijd zal ik ze niet allemaal opnoemen, maar ook hieraan werken wij met heel veel organisaties samen, onder andere met Femmes For Freedom, om te kijken of we die stappen vooruit kunnen zetten en om te kijken wat we gezamenlijk kunnen doen om met groepen samen op te trekken om inderdaad te zorgen dat meer vrouwen vrijer leven.
De heer El Yassini vroeg ook of ik daarin wil samenwerken met de wethouders uit de grote steden. Ja, dat wil ik graag. Dat begint eigenlijk al vaak bij de inburgering, door daarbij aandacht te besteden aan het thema zelfbeschikking. De collega van SZW is daar ook actief in, maar vanuit de alliantie «Verandering van binnenuit» werken wij ook samen met gemeenten.
Voorzitter. De heer Van den Berge had nog een vraag over de gendertoets in het integraal afwegingskader. Hij zei: die is niet verplicht. Ja, die is wél verplicht. Het moet een misverstand zijn als hij zegt dat die niet verplicht is. Het is alleen niet verplicht om over de resultaten daarvan te rapporteren in de memorie van toelichting. De verplichting om te rapporteren in de memorie van toelichting geldt eigenlijk alleen voor de toets op administratieve lasten. Voor alle andere verplichtingen in het integraal afwegingskader geldt dat niet. Gaan we dat wel doen, dan gaan we de administratieve lasten echt enorm vergroten. Dan wordt het wel een stuk complexer om memories van toelichting te gaan schrijven. Om die reden is daar dus niet voor gekozen. Laten we ook gewoon een beetje reëel zijn qua druk die we op het apparaat leggen.
De heer Van den Berge had ook nog de vraag of vrouwen betrokken zijn bij het coronabeleid, zodat dat voldoende gendersensitief is. Er zijn niet om die reden vrouwen betrokken bij het coronabeleid, maar er zijn, kan ik u zeggen, heel wat vrouwen actief in de advisering, bijvoorbeeld in het Outbreak Management Team.
Voorzitter, daarmee ben ik aan het einde van mijn beantwoording in eerste termijn. Wellicht heb ik nog enkele vragen laten liggen, maar die doen we dan in de tweede termijn, want anders houden we daar nauwelijks tijd voor over.
De voorzitter:
Dat roept in ieder geval twee vragen op.
Mijn vraag is de volgende. Er zijn meerdere mensen die hebben aangegeven dat ze om 16.00 uur echt willen stoppen. Ik steun dat, maar dan moeten jullie mij helpen. Meneer Van den Berge, aan u het woord.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Nou ja, als u een dringend beroep op mij doet, zou ik het ook voor de tweede termijn kunnen bewaren. Dat wil ik wel doen. Dat gaat even over de gendertoets. Ik doe het in de tweede termijn.
De voorzitter:
Goed, dan zijn er verder geen vragen meer die nu moeten. Is er behoefte aan een schorsing van één minuut om even een toiletbezoek te doen, of niet? Ik hoor dat men dat tussendoor heeft gedaan. Ik ga toch heel kort schorsen, zo'n twee minuten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Dan geef ik in de tweede termijn het woord aan mevrouw Bergkamp namens D66. Aan u het woord.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Minister voor haar beantwoording, maar vooral voor haar inzet op het gebied van emancipatie in Nederland en internationaal. Niet dat dit een afscheid is, want we hebben zeker nog een aantal maanden, maar het zal waarschijnlijk wel het laatste grote debat zijn over emancipatie. Er zijn mooie stappen gezet als het gaat over vrouwen naar de top. Ik noem verder het regenboogakkoord. De Minister heeft heel realistisch aangegeven dat er nog zorgen zijn, internationaal gezien, ook als het gaat over de veiligheid. Ik heb altijd gezegd: emancipatie is een werkwoord. Je moet eraan blijven werken, dus het is nooit af.
Ik heb nog een vraag over de opvang van lhbti-dak- en thuislozen. Ik sluit me aan bij de opmerkingen van mijn collega's. Er komt een voortgangsrapportage in december. Collega El Yassini heeft een motie ingediend en ik heb eerder een motie ingediend. Alleen, we maken ons nog steeds zorgen. Als in december die voortgangsrapportage komt, vind ik dat wel rijkelijk laat. Ik zou de Minister willen verzoeken om Staatssecretaris Blokhuis aan te moedigen om meer te doen op dit dossier.
Ik heb een amendement ingediend. Het zou fijn zijn als de Minister daar nog op kan reflecteren.
Ik heb twee moties. De eerste gaat over homogenezing, want die bestaat.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat naar aanleiding van de motie-Bergkamp c.s. (28 345, nr. 219) onderzoek is gedaan naar de mate waarin jongeren en kwetsbare personen in Nederland worden blootgesteld aan homogenezings- of conversietherapie;
overwegende dat de Kamer zich middels de motie-Yeşilgöz-Zegerius (30 420, nr. 311) heeft uitgesproken voor bestraffing van homogenezings- of conversietherapie;
constaterende dat het eerste deel van het onderzoek is opgeleverd en concluderende dat homogenezings- of conversietherapie in Nederland voorkomt, met ernstige psychische en/of fysieke schade als gevolg;
constaterende dat eind juni 2020 het tweede deel van het onderzoek met daarin mogelijke richtingen voor beleidsmaatregelen opgeleverd zou worden;
verzoekt de regering uiterlijk eind 2020 met een reactie te komen op het onderzoek waarin:
– het verlenen van homogenezings- of conversietherapie aan minderjarigen en andere kwetsbare personen en het werven of openlijk aanbieden van homogenezings- of conversietherapie strafbaar wordt gesteld;
– duidelijk wordt gemaakt waar personen die het slachtoffer zijn geworden van homogenezings- of conversietherapie dit kunnen melden, waardoor hulp kan worden gegeven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp, El Yassini, Van den Hul en Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 338 (30 420).
Mevrouw Bergkamp (D66):
Dan mijn tweede motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de DSM-5-classificatie transgenderpersoon zijn nog beschouwd wordt als een mentale conditie en deze classificatie wordt gebruikt in de ggz en de diagnose- en indicatiestelling;
overwegende dat dit onnodig veel capaciteit kost in de transgenderzorg, waar al een gebrek aan capaciteit is, en de kwartiermaker ook de aanbeveling doet om in de gehele transgenderzorg ICD-11, de nieuwste versie van internationale classificatie van ziekten, als basis te hanteren;
van mening dat transgenderpersoon zijn geen psychische aandoening is en transgenderpersonen recht hebben op toegankelijke zorg;
verzoekt de regering in gesprek te gaan met het Zorginstituut, Zorgverzekeraars Nederland, Transvisie, TNN en andere betrokken partijen om ICD-11 als basis te hanteren voor de gehele transgenderzorg in Nederland en in gesprek te gaan met de betrokken beroepsverenigingen in hoeverre depathologisering de norm is of kan worden in hun richtlijnen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 339 (30 420).
Mevrouw Bergkamp (D66):
Hartelijk dank, voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Geluk, aan u het woord.
Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):
Voorzitter. Ik dank de Minister hartelijk voor de beantwoording van de vele vragen en vooral ook die van mij, natuurlijk. Ik dank ook de collega's voor het debat. Ik vond het heel goed dat wij dit zo open met elkaar hebben kunnen behandelen. Ik kijk uit naar de implementatie van het rapport getiteld Diversiteit in de top. Ik hoop dat ik dat nog kan meemaken, althans in deze Kamer.
Ik heb verder geen vragen meer, maar nog wel een motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat digitalisering van overheid en samenleving gevolgen heeft voor emancipatie en gelijke behandeling;
overwegende dat beter inzicht in de gevolgen van digitalisering, met name van toepassingen van algoritmegedreven technologie, noodzakelijk is;
verzoekt de regering de effecten op emancipatie en gelijke behandeling te betrekken in het bredere onderzoek naar toepassing van algoritmen door het Ministerie van BZK,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geluk-Poortvliet en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 340 (30 420).
Dan is het woord aan de heer Beertema namens de PVV.
De heer Beertema (PVV):
Voorzitter. Ook mijn dank aan de Minister voor de beantwoording. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft de TU Eindhoven natuurlijk teruggefloten als het gaat om die mannenstop. Daar put ik toch een zeker optimisme uit, dus vandaar deze motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat ook de VVD, bij monde van de JOVD, samen met de Partij voor de Vrijheid, tot de conclusie komt dat het afdwingen van een vrouwenquotum op de universiteiten niet het juiste emancipatoire instrument is om meer vrouwen in een toppositie te manoeuvreren;
van mening dat een vrouwenquotum denigrerend is ten aanzien van talentvolle vrouwen die op eigen kracht een dergelijke positie veroveren;
overwegende dat vermeende discriminatie niet bestreden mag worden met omgekeerde discriminatie, zoals de TU Eindhoven deed met het instellen van een «mannenstop»;
verzoekt de regering om het vrouwenquotum in het hoger onderwijs definitief te stoppen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 341 (30 420).
De heer Beertema (PVV):
Nog één laatste vraag aan de Minister. In haar gedreven gevecht voor inclusie en diversiteit bij politiek, onderwijs en bedrijfsleven wordt geen groep vergeten: vrouwen, mensen – zoals dat in de huidige newspeak wordt aangeduid – van kleur, lhbti, noem ze allemaal maar op. Allemaal vanuit het verhaal dat deze groepen systematisch, geïnstitutionaliseerd en structureel worden onderdrukt en gediscrimineerd. Nou, ik betoog dat het eigenlijk een schande is dat de Minister dat al deze fatsoenlijke bedrijven en instellingen in de schoenen schuift. Dat is een gotspe, want het is niet waar. Maar in al haar gedrevenheid vergeet de Minister steevast één groep te benoemen waarvoor dat wel het geval is, en dat zijn PVV'ers. Ik hoor nu wat denigrerende geluiden hier naast mij, maar ik wil even mijn verhaal afmaken. Bewezen en gedocumenteerd worden PVV'ers niet alleen niet benoemd, ze worden zelfs ontslagen uit hun banen; in het onderwijs bijvoorbeeld, maar niet alleen daar. Niet één burgemeester, niet één commissaris van de Koning, en dat terwijl de PVV al jaar en dag de tweede partij van het land is. Het is de partij, na de VVD, met het tweede grootste democratische mandaat van het land. PVV'ers worden buitengesloten door de NPO, door alle andere media – op een enkele nieuwkomer na. Ze worden bedreigd, meneer El Yassini, ze worden geïntimideerd, fysiek aangevallen, ontslagen als ze uit hún kast komen.
Mijn vraag is: waarom heeft u een warm, inclusief hart voor iedereen, maar niet voor deze werkelijk gemarginaliseerde groep, en wat gaat u daaraan doen?
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Beertema. Dan is het woord aan de heer El Yassini.
De heer El Yassini (VVD):
Ja, dank u wel. Een vraag aan de heer Beertema, want hij heeft het inderdaad over die PVV'ers. Maar naar wat ik mij kan herinneren, heeft de PVV volgens mij maar twee leden. Ja, dat is wat ik heb gehoord. In ieder geval Geert Wilders. En ik hoorde van Martin Bosma laatst midden in een debat dat de PVV twee leden heeft, niet meer. Ja, klopt, hè? Mevrouw Van den Hul was daar ook bij. Dus ik vraag me eigenlijk af over welke groep de heer Beertema het precies heeft.
Maar ik wil ook nog een vervolgvraag stellen over die vervolging, want ik mis toch iets. Ik wilde niet reageren, maar wachten tot de tweede termijn van de heer Beertema. Ik ga het woord maar niet gebruiken ... Ik ga het woord «tegenstellig» gebruiken en probeer het zo een beetje netjes te houden. Ik hoorde de heer Beertema in zijn eerste betoog zeggen dat er niks aan de hand is. Vervolgens hoor ik in interrupties op de Minister dat de islam het probleem is en dat dat gewoon aangepakt moet worden. En ik kan niet uit mijn kop schudden wat mevrouw Van den Hul zei over de verschillende moties en initiatieven waar de PVV tegen heeft gestemd. En ik heb constant maar het gevoel dat de PVV lhbti'ers gebruikt, misbruikt zelfs, om een stok te kunnen vinden om de islam – in hun woorden, maar eigenlijk komt dat in feite neer op de moslims – mee te slaan. Kan de heer Beertema eens een keertje vertellen of hij nou echt staat voor die lhbti'ers, die ook echt dingen meemaken waar de honden geen brood van lusten en waarbij de heer Beertema eerder een bondgenoot van ons hier in de Kamer zou moeten zijn dan constant maar te roepen dat alles maar overdreven wordt? Of past dit perfect in het straatje van de heer Beertema, omdat hij een stok nodig heeft om de islam – lees: moslims – mee te slaan, en omdat dat hem lekker uitkomt, en hij dan tegen de tijd dat we lhbti'ers echt kunnen beschermen met beleid, weer als vanouds tegenstemt?
De heer Beertema (PVV):
Eerst dat laatste deel van de vraag: hebben wij de lhbti'ers nodig als stok om de islam te slaan? Nou, nee. Wat wij doen, is het benoemen van die grote olifant die natuurlijk zelfs door u niet benoemd wordt. Benoemen dat daar het allergrootste probleem zit als het gaat over structurele, geïnstitutionaliseerde, systematische discriminatie vanuit de islam naar, in de eerste plaats vrouwen, naar lhbti'ers, naar geloofverlaters, naar alles. Ik bedoel, ik hoef u toch niet uit te leggen hoe de islam in elkaar zit en wat de dogma's zijn van de Koran? Dat vertaalt zich dagelijks in allerlei ellende in de grote steden. Ik heb net al de heer Tashin E. genoemd. Ik ken zijn afkomst niet, maar laten we afwachten; een grote aanslag op – eens even kijken, wat had-ie in gedachten – de gaypride in ieder geval, maar Joden, politiemensen en afvallige moslims, die moesten eraan geloven. Dat was zijn motivatie, die haalt hij ergens vandaan. Wij benoemen dat. Dat is het allergrootste probleem. Dat zijn die gereformeerde jongetjes niet. Natuurlijk zijn er potenrammers uit gereformeerde kringen en zo, maar dat is niet systematisch. Wat ik weet van zelfs de christelijk gereformeerde en reformatorische kerken, is dat daar met lhbti'ers wordt gesproken, dat daarmee in gesprek wordt gegaan, ook vanuit hun eigen dogma, dat er nooit geweld wordt gebruikt enzovoort.
Nu dat eerste deel van de vraag. Ik snap niet wat het aantal leden te maken heeft met het aantal PVV'ers dat zwaar gediscrimineerd wordt op de arbeidsmarkt enzovoort. Ik heb zelf een moordaanslag gehad van iemand die het nodig vond om mijn adres op te zoeken en mijn auto onklaar te maken. Er zijn huizen beklad van collega's die nooit zijn verkozen maar wel op verkiezingslijsten stonden. Die zijn achtervolgd, geïntimideerd. Ik heb met een collega in Den Haag hard moeten lopen, ook weer niet voor gereformeerde jongens; het waren Marokkaanse moslims die ons te pakken wilden nemen. Er is een gezegde bij ons: als je voor de PVV op een lijst komt, is dat je laatste baan. Ik heb voorbeelden van jonge mannen met talent die op onze lijst wilden voor de provincie, die door hun voorzitter van het college van bestuur van het roc bij zich geroepen werden met: je gaat van die lijst af, anders kan je niet blijven.
De voorzitter:
Meneer Beertema ...
De heer Beertema (PVV):
Ik heb een collega, Alexander Kops, die hier vorig jaar mijn debat overnam, die betoogd heeft dat hij ontslagen is op basis van het feit dat hij op de lijst stond. Dus ga mij nou niet vertellen dat het allemaal wel meevalt. En het heeft bovendien niks te maken met het aantal leden dat wij hebben. Ik vind dat een beetje een zwak verhaal.
Dat was zo'n beetje mijn antwoord, voorzitter.
De voorzitter:
Eh ...
De heer El Yassini (VVD):
Dit voelt bijna als uitlokking. Kijk, ik wil best een debat, maar dit debat gaat niet over een onenigheid. Dus ik ga mijn tweede gedeelte niet pakken, en doe zo meteen mijn tweede termijn. Maar we weten in ieder geval dat de PVV de lhbti'ers flink in de steek laat; dat weten we nu wel.
De voorzitter:
Nee, we gaan niet heen en weer discussiëren.
De heer Beertema (PVV):
Voorzitter, dit is een persoonlijk feit. Ik laat de lhbti'ers zeker niet in de steek. Ik snap helemaal niet waar deze nabrander vandaan komt. Het is kennelijk een stukje onmacht; oké, dat gun ik de heer El Yassini dan. Ik heb begrepen dat de Roze Leeuw in ieder geval met deze Minister in gesprek gaat. Misschien wilt u erbij zijn, dan hoort u ook eens de andere kant van het verhaal.
De voorzitter:
De heer El Yassini, uw tweede termijn.
De heer El Yassini (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik ga kort even in op een drietal punten. Het eerste is over de verborgen vrouwen, waar we het over hebben gehad. Begrijp ik de Minister goed dat zij de toezegging geeft dat zij met de wethouders van de grote steden aan tafel gaat zitten om echt met een plan te komen om deze verborgen vrouwen in kaart te brengen? Ik zie haar ja knikken, dus dat is meteen mijn antwoord. Dank.
Het tweede heeft te maken met dakloze lhbti-jongeren. Ik zie dat de Minister een bondgenoot is, maar ik zie ook dat een aantal andere bewindspersonen met bepaalde onderwerpen bezig zijn, maar dat het allemaal wel te lang duurt. We hebben het over homogenezing gehad, die tweede fase. We hebben het nu ook over die dakloze lhbti-jongeren. Vandaar toch een motie, ook om haar te sterken om richting Blokhuis te zeggen: de Kamer eist op dit moment actie, dus aan de slag! Dat is de volgende motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de motie-Regterschot/El Yassini vroeg om inzichtelijk te maken of en hoeveel zelfredzame personen oneigenlijk gebruikmaken van de maatschappelijke opvang, de bijbehorende te treffen maatregelen en om daarnaast deze resultaten te betrekken bij een verbeterplan voor de opvang van lhbti-jongeren;
constaterende dat dit enkel heeft geleid tot een uitvraag bij gemeenten over de registratie van niet-zelfredzame personen en dat er dus geen enkele verbetering is van de positie van dakloze lhbti-jongeren in Nederland;
van mening dat dakloze lhbti-jongeren specifiek binnen de groep dak- en thuislozen maatwerk verdienen en dat het onacceptabel is dat we deze groep nog een winter letterlijk in de kou laten staan;
verzoekt het kabinet om nog voor het kerstreces 2020 de uitwerking van de eerdere motie af te ronden en in samenwerking met Nederlandse gemeentes een plan van aanpak te maken zodat dak- en thuisloze lhbti-jongeren op een veilige opvanglocatie kunnen rekenen, zodat ze in ieder geval met de kerst niet buiten staan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden El Yassini en Regterschot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 342 (30 420).
De heer El Yassini (VVD):
Voorzitter. Mijn laatste motie heeft te maken met de EU en de discussie over bijvoorbeeld de lhbti-vrije zones in Polen. Wij willen de Minister in ieder geval stimuleren om als kabinet samen op te trekken om stappen te zetten, met name waar het gaat om de lhbti-strategie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Europese Commissie op 12 november 2020 naar alle waarschijnlijkheid haar EU-strategie voor gelijkheid van lhbti's publiceert;
overwegende dat de EU-lhbti-strategie een actieplan is om homofobie en transfobie binnen de Europese Unie aan te pakken, zonder dat hierbij de competenties van de Europese Unie worden uitgebreid;
verzoekt de regering om kort na de publicatie van de EU-lhbti-strategie de Kamer te informeren welke concrete stappen zij gaan zetten, op basis van de lhbti-strategie, om de inspanningen van de Europese Commissie te ondersteunen om een einde te maken aan discriminatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgenders en interseksepersonen binnen de Europese Unie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden El Yassini en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 343 (30 420).
Dan is het woord aan de heer Jasper van Dijk.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dank, voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste motie gaat over het geboorteverlof.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vijf weken geboorteverlof voor vaders voor 70% wordt vergoed;
van mening dat dit een drempel kan opwerpen voor lage inkomens;
verzoekt de regering te realiseren dat het geboorteverlof volledig wordt vergoed,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 344 (30 420).
De heer Jasper van Dijk (SP):
De tweede motie gaat over seksuele diversiteit.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat circa 15% van de scholen geen aandacht besteedt aan seksuele diversiteit;
verzoekt de regering voor het eind van het jaar concrete maatregelen te treffen tegen scholen die zich hieraan onttrekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk, Bergkamp, El Yassini, Van den Berge en Van den Hul.
Zij krijgt nr. 345 (30 420).
De heer Jasper van Dijk (SP):
Wellicht ten overvloede merk ik nog op dat deze motie gaat over de kerndoelen seksuele diversiteit. De Minister gaf al aan dat ze daar nog eens goed naar gaat kijken. Dat is prima, maar dit is ook een oproep om wanneer er scholen zijn waarvan we nu al weten dat ze in overtreding zijn doordat ze bijvoorbeeld het homohuwelijk afwijzen of andere onaanvaardbare dingen zeggen over homoseksualiteit – ik wijs ook op de brief van het COC waarin wat voorbeelden staan – de Minister, lees de inspectie ernaartoe kan gaan om die scholen terecht te wijzen. Dat is de intentie van deze motie.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Van den Berge van GroenLinks.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank de Minister en mijn collega's voor een overwegend goed debat. Ik dank de Minister ook voor de vele toezeggingen. Her regende werkelijk toezeggingen. Die worden in een WGO geloof ik niet geregistreerd, maar de Minister hoeft niet bang te zijn, want ik heb ze zelf geregistreerd. En ze komen vast ook terug in het verslag. Ik pak er voor nu omwille van de tijd even twee uit.
Ik ben blij dat de Minister heeft toegezegd met het haar collega's van Justitie en Veiligheid in gesprek te gaan over de mogelijkheid van ingebrekestellingsprocedures tegen lidstaten waar de rule of law onder druk staat. Het zou helemaal mooi zijn als dat nog voor de begroting van Justitie en Veiligheid kan, maar goed, ik ga niet over de agenda van Minister.
Datzelfde geldt voor de toezegging over Zonder Stempel. Heel mooi dat de Minister in gesprek gaat met COC en anderen over het borgen van dit belangrijke werk. Het zou heel mooi zijn als dat nog voor de VWS-begroting lukt, maar ook daarbij ga ik natuurlijk niet over de agenda van de Minister.
Dan de gendertoets. Het ging mij inderdaad even over het feit dat het niet verplicht is daarover te rapporteren in de memorie van toelichting. Ik snap dat de Minister zegt dat het tot heel veel administratieve lasten zou leiden. Dus misschien moet het dan ook niet bij elk wetsvoorstel, maar het is wel heel ingewikkeld als er heel vaak niet over wordt gerapporteerd. Het is dan heel moeilijk voor ons als Kamerleden om te overzien wat de impact op gender is van wetsvoorstellen die daar niet in eerste instantie over gaan. Dus ik heb daarom toch een motie. Even vooruitlopend, zodat het misschien straks een interruptie scheelt: als de Minister straks zegt dat zoals het er nu staat zij het niet kan uitvoeren, vraag ik haar om te kijken wat er dan wél mogelijk is om die impact op gender van nieuwe wetten en ander beleid inzichtelijk te maken voor de Kamer.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een genderscan van beleid en wetgeving kan helpen om onbedoelde gendereffecten in beeld te brengen;
constaterende dat in het integraal afwegingskader ook de kwaliteitseis «gender» is opgenomen, maar deze, zoals toegelicht in de brief hierover van de Minister, niet expliciet wordt toegepast;
verzoekt de regering om het expliciet toepassen van de kwaliteitseis «gender» binnen het integraal afwegingskader, en het rapporteren daarover in de memorie van toelichting, bij relevante wetgeving te verplichten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berge en Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 346 (30 420).
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Ik ga meteen door met mijn andere moties. Ik lees het nu wat snel op, maar het komt allemaal nog op papier. Als er collega's zeggen dat ze het graag willen verstaan, doe ik het langzamer.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vrouwenrechten, waaronder het recht op een veilige abortus, in Europa steeds meer onder druk komen te staan, wat protesten heeft veroorzaakt in de samenleving;
constaterende dat veel vrouwen uit landen waar het recht op abortus ingeperkt is, of zelfs geheel verboden is, naar Nederland reizen om hier de ingreep te ondergaan;
overwegende dat Nederland in zijn buitenlands beleid actief bijdraagt aan het bevorderen van de vrouwenrechten en SRHR (Sexual and Reproductive Health and Rights), onder andere door een veilige haven te zijn voor vrouwen die in eigen land geen baas in eigen buik zijn;
verzoekt de regering te borgen dat abortuszorg in Nederland beschikbaar blijft voor vrouwen uit het buitenland die in Nederland op een veilige manier de zwangerschap willen beëindigen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berge, Özütok en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 347 (30 420).
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dan de laatste, voorzitter.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat:
– een op de vier mensen in de bijstand alleenstaande ouder is;
– 77% van de eenoudergezinnen op of onder de armoedegrens leeft;
– alleenstaande ouders vaak aangewezen zijn op laagbetaald werk waarvan kinderopvang moeilijk te betalen is;
overwegende dat volgens onderzoek van belangenorganisatie Single SuperMom het voor alleenstaande ouders vaak moeilijk is om uit deze armoedespiraal te komen, wat sociale isolatie, stress en psychische problemen kan veroorzaken, en deze ouders ondersteuning verdienen;
verzoekt de regering in gesprek te gaan met organisaties die sociale, psychologische en economische ondersteuning bieden aan eenoudergezinnen en met voorstellen te komen om deze ondersteuning aan alleenstaande ouders te versterken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berge, Özütok en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 348 (30 420).
Mevrouw Bergkamp (D66):
Mag ik nog iets vragen aan de heer Van den Berge, voorzitter?
De voorzitter:
Ja, als hij het maar niet nog een keer moet voorlezen.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik had nog een vraag over de eerste motie, omdat ik die niet helemaal begreep. Ik heb eerder een motie van mevrouw Özütok ondersteund voor zo'n genderscan en zo'n eis. Wat is nou de insteek van deze motie? Want het is al verplicht, maar het hoeft niet verplicht te worden toegepast. Ik snap het niet helemaal, maar voor ons stemadvies is het wel belangrijk dat in ieder geval de woordvoeder de motie begrijpt.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Dat is een goede vraag. Als ik het goed heb begrepen van mijn collega Özütok – anders zal de Minister dat in haar antwoord straks wel corrigeren – is het zo dat naar aanleiding van de motie-Özütok c.s., waar de naam van mevrouw Bergkamp inderdaad ook onder stond, inzichtelijk is gemaakt hoe de gendertoets op dit moment wordt toegepast bij wetgeving en beleid. Daaruit is gebleken dat die niet altijd in voldoende mate worden toegepast, onder andere omdat het niet verplicht zou zijn om daarover in de memorie van toelichting te rapporteren. Dat is eigenlijk wat deze motie vraagt aan de Minister: kijk nou of er vaker, en in ieder geval bij relevante wetgeving, wél over gerapporteerd kan worden, zodat het explicieter wordt en de gendertoets een serieuzer onderdeel wordt van het integraal afwegingskader. Als ik dat mis heb, zal de Minister mij corrigeren, maar zo is het mij verteld.
De voorzitter:
Dan gaan we daarvan uit. Mevrouw Van den Hul.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. Ik heb een korte vraag en drie moties. Na de anti-lhbti-wetgeving die president Poetin heeft geïntroduceerd, was er sprake van Nederlanders steun voor Oost-Europese lhbti-organisaties, steun die extra hard nodig was. Wij hebben echter begrepen dat die vanaf volgend jaar wordt stopgezet. Ook in het licht van de discussie die we hadden over de internationale ontwikkelingen, is mijn vraag of de Minister kan navragen wat de stand van zaken is. Is zij het ook met ons eens dat dit nu niet het wenselijke signaal zou zijn?
Over die internationale ontwikkelingen heb ik de volgende motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de emancipatie van vrouwen en lhbti-personen wereldwijd steeds meer onder druk staat;
overwegende dat er, ook in Europa, stappen terug worden gezet, die geboekte voortgang dreigen terug te draaien, zoals het instellen van lhbti-vrije zones en het inperken van het recht op abortus;
van mening dat gelijkwaardigheid en mensenrechten van vrouwen en lhbti-personen fundamentele Europese waarden zijn;
spreekt uit dat Nederland zich in Europees en internationaal verband in blijft zetten voor een wereld waarin iedereen zichtbaar zichzelf mag zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 349 (30 420).
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dan mijn tweede motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat geweld achter de voordeur een groot maatschappelijk probleem is;
constaterende dat dit niet alleen enorme impact heeft op de levens van slachtoffers, maar ook hoge maatschappelijke kosten met zich meebrengt;
overwegende dat slachtoffers in staat moeten worden gesteld zo snel mogelijk in veiligheid hun leven weer op te pakken;
verzoekt de regering de Sociaal-Economische Raad te vragen de mogelijkheden te verkennen van een verlofregeling voor slachtoffers van geweld achter de voordeur van maximaal tien dagen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 350 (30 420).
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dan mijn laatste motie, die in fysieke vorm onderweg is, maar ik lees ’m vast voor vanaf mijn telefoon. Ik hoop dat dat mag. O, de motie komt er al aan!
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er in Nederland naar schatting 1.000 tot 2.000 dak- en thuisloze lhbti-jongeren zijn;
overwegende dat uit onderzoek van kenniscentrum Movisie blijkt dat deze jongeren driedubbel kwetsbaar zijn: 1. als dak- en thuisloze, 2. omdat ze als lhbti-jongere vaak worstelen met zelfacceptatie en afwijzing door hun familie of omgeving, en 3. omdat er te weinig veilige opvang is;
overwegende dat juist lhbti-jongeren onder de 18 jaar kwetsbaar zijn voor afwijzing en verstoting door hun ouders, terwijl er voor deze groep weinig of geen dak- en thuislozenopvang is;
overwegende dat de Kamer heeft gevraagd om een verbeterplan voor de jeugdhulp en opvang voor lhbti-jongeren;
verzoekt de regering om in dat verbeterplan in te gaan op de volgende adviezen van Movisie, waaronder:
– zorg voor voldoende veilige kleinschalige (crisis)opvangplekken voor lhbti-jongeren die ook toegankelijk zijn voor jongeren onder de 18 jaar, met een passend individueel begeleidingstraject;
– verbind binnen de Regenboogsteden deze thematiek aan het lokale Regenboogprogramma en stem deze af met uitvoeringsorganisaties;
– zorg voor bekendheid van de problematiek van dakloze lhbti-jongeren bij de relevante regionale hulpinstanties, bijvoorbeeld in de jeugdhulp en maatschappelijke opvang,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 351 (30 420).
Dan vraag ik aan de Minister of zij een kort moment nodig heeft ter voorbereiding van de antwoorden. Dat is het geval. Meneer Van Dijk biedt aan piano te spelen om de tijd aangenaam door te komen.
De vergadering wordt van 15.52 uur tot 16.06 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering voor de tweede termijn van de Minister. Aan u het woord, excellentie.
Minister Van Engelshoven:
Voorzitter, dank u wel. Ik was u nog een oordeel schuldig over het amendement van mevrouw Bergkamp om binnen de emancipatiebegroting een ton te oormerken om binnen het programma Regenboogsteden echt aandacht te besteden aan de veiligheid van lhbti-personen in het publieke domein. Dat amendement krijgt oordeel Kamer.
Dan nog de vraag van mevrouw Van den Hul over de steun aan de Russische lhbti-organisaties. Ik ga dat navragen. Ik heb daar op dit moment geen antwoord op, maar ik begrijp die zorg wel en ik zal dit navragen.
Voorzitter. Dan alle moties. Vergeeft u mij als ik daar omwille van de tijd niet overal een heel brede argumentatie bij ga geven.
Wat de motie over conversietherapie betreft: ik begrijp uw verzoek, maar ik wil u toch vragen om de motie aan te houden. Op korte termijn zal het Ministerie van VWS met een kabinetsreactie aan uw Kamer komen. Ik verzoek u om de motie aan te houden tot dat debat, want dan kunt u echt praten over de inhoud van die reactie. Het is logisch om dit soort moties in te dienen in het debat waarin het echt over dat onderwerp gaat. Maar ik begrijp uw aansporing en ik zal de collega's ook zeggen dat deze aansporing echt in de Kamer ligt en dat het, als ik het debat hier hoor, ook slim is om daarbij even te tellen.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter, ik hou de motie aan totdat de reactie van het kabinet er is. Mocht de reactie tegenvallen, dan hebben we nog een motie.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Bergkamp stel ik voor haar motie (30 420, nr. 338) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Van Engelshoven:
Ik zou ook willen vragen om de motie op stuk nr.339 aan te houden. Die motie gaat echt over zorginhoud en daar gaat echt de Minister voor Medische Zorg over. Ik heb overigens begrepen dat er een uitgebreide set schriftelijke vragen aan haar is gesteld en dat die antwoorden zeer binnenkort naar uw Kamer zullen komen. Wellicht kunt u uw motie dan tegen die beantwoording aanhouden en daar desnoods ook bij de begroting van VWS het debat met de Minister over voeren.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter, ik hou de motie aan.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Bergkamp stel ik voor haar motie (30 420, nr. 339) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Van Engelshoven:
De motie op stuk nr. 340 mevrouw Geluk-Poortvliet en mevrouw Bergkamp krijgt oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 341 van de heer Beertema ontraad ik. Dat zal voor hem geen verrassing zijn.
Bij de motie op stuk nr. 342 van de heer El Yassini neem ik meteen de motie op stuk nr. 351 van mevrouw Van den Hul mee. Beide moties gaan over de dak- en thuislozen. Mijn dilemma is dat het gaat om een stuk dat van een collega komt. Normaliter zeg je dan: hou het nou aan tot dat debat. Maar ik zie hier ook wel dat er vanuit de Kamer een brede urgentie ligt om te zeggen dat er op dit punt echt iets moet gebeuren. Dan is december wellicht te laat. De motie van mevrouw Van den Hul vraagt sowieso om een aantal dingen mee te nemen in die reactie. Dat lijkt mij een reële vraag. Die motie krijgt dus oordeel Kamer. Ik wil ook de motie van de heer El Yassini oordeel Kamer geven, omdat die eigenlijk niet meer en niet minder vraagt dan de uitvoering van een eerder aangenomen motie en de Staatssecretaris daar nog een keer aan herinnert.
Ook de motie op stuk nr. 343 van de heer El Yassini krijgt oordeel Kamer. Dat zal niemand verbazen, gelet op het hier gewisselde en de urgentie op dit terrein, ook aan mijn kant.
De motie op stuk nr. 344 ontraad ik. Dat debat moet gevoerd worden bij de evaluatie van de Wieg.
De motie op stuk nr. 345 ontraad ik, ook op basis van rapporten van bijvoorbeeld Rutgers. De inspectie kan pas maatregelen nemen en concrete dingen doen als conform de kaders die wij voor de inspectie hebben, is vastgesteld dat er een herstelopdracht voor de school moet komen. Zo werkt dat. Die herstelopdracht is vorig jaar overigens ook echt aan een aantal scholen gegeven; dat heeft u volgens mij in een brief van collega Slob kunnen zien. Maar dit is echt te kort door de bocht. Deze motie ontraad ik dus.
De motie op stuk nr. 346 over het integraal afwegingskader ontraad ik, ook gelet op het eerder in het debat gewisselde.
De motie op stuk nr. 347 van de heer Van den Berge over het beschikbaar houden van abortuszorg voor vrouwen uit het buitenland geef ik oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 348 van de heer Van den Berge over het oprichten van het eenouderpunt geef ik oordeel Kamer, met dien verstande dat in gesprek gaan met organisaties vooral de gemeenten betreft, want het zal vooral daar moeten gebeuren. Maar volgens mij begrijpen wij elkaar heel goed. Die motie krijgt dus oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 349 is een spreekt-uitmotie. Hoewel ik zeer de neiging heb om mij hierover uit te spreken, is een spreekt-uitmotie echt aan uw Kamer.
Tot slot vraagt de motie op stuk nr. 350 mij om de SER te vragen wat de mogelijkheden zijn voor een dergelijke verlofregeling. Die motie geef ik oordeel Kamer.
Voorzitter. Ik ben aan het einde van mijn tweede termijn gekomen.
De voorzitter:
Dan dank ik u, excellentie, voor de beantwoording van de vragen en de appreciatie van de moties. Ik dank de Kamerleden, de collega's, voor dit debat.
Sluiting 16.13 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35570-VIII-124.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.