Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 oktober 2020
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitvoering van de motie van de leden
Özütok c.s. (Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 126) die op 2 december 2019 is aangenomen (Handelingen II 2019/20, nr. 31, item 29). Uw Kamer verzocht mij inzichtelijk te maken hoe de kwaliteitseis «gender» in het
integraal afwegingskader (IAK) wordt toegepast en hoe dit leidt tot inzicht in gendereffecten.
In de voortgangsrapportage Emancipatie 2020 (Kamerstuk 30 420, nr. 337) beloofde ik uw Kamer voor het eind van het jaar te informeren. Met deze brief doe
ik deze belofte gestand.
Het IAK is een afwegingskader met vragen die beleidsmakers en wetgevingsjuristen de
normen biedt waaraan goed beleid en goede regelgeving moeten voldoen. De normen zijn
vastgesteld door het kabinet. Het doorlopen van de genoemde vragen zorgt ervoor dat
alle relevante beslisinformatie in beeld is en beschikbare hulpbronnen geraadpleegd
zijn.
Op 18 mei 2018 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken (coördinerend Minister Sustainable Development Goals (SDG’s)) toegezegd de effecten van nieuwe beleids-, wets- en regelvoorstellen op
het behalen van de SDG’s een zichtbaar onderdeel te maken van het Integraal afwegingskader
voor beleid en regelgeving (IAK) (Kamerstuk 34 952, nr. 1). Om deze reden is de Kwaliteitseis «Effecten op gendergelijkheid» – oftewel «de
Gendertoets» – op 24 januari 2019 aan het IAK toegevoegd. Onder gendergelijkheid wordt
verstaan: «de situatie waarin alle burgers gelijke rechten, plichten, en kansen hebben/krijgen,
ongeacht hun gender.» Bij het toepassen van de Gendertoets wordt nagegaan hoe het
beleid of de wet- en regelgeving bij draagt aan de verkleining van de bestaande ongelijkheid
tussen vrouwen en mannen of hoe wordt gewaarborgd dat de huidige mate van gelijkheid
tussen vrouwen en mannen gehandhaafd blijft.
Afgelopen periode heb ik ten aanzien van alle gepubliceerde stukken die naar uw Kamer
zijn gestuurd in de periode van januari 2019 tot januari 2020 laten onderzoeken of
de gendertoets is toegepast. Hieruit komt naar voren dat in geen van de stukken expliciet
is gerapporteerd over de Gendertoets. Het expliciet opnemen van de kwaliteitseis gender
is echter niet verplicht (in tegenstelling tot administratieve lasten ea). Dit maakt
het moeilijk te bepalen of er wel of geen gendertoets is uitgevoerd of enkel de gemaakte
overwegingen niet zijn weergegeven in de memorie van toelichting. De mate waarin de
toepassing van de Gendertoets in het IAK zou leiden tot inzicht in gendereffecten,
is daarom op dit moment niet met zekerheid vast te stellen. Hiernaast is het nog niet
of nauwelijks in de wetsevaluaties teruggekomen.
Het toepassen van de Gendertoets blijft onverminderd van Aangezien ik het belang.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven