Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 maart 2021
Op 11 maart jl. heeft de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk
advies uitgebracht over het voorstel van rijkswet Caribisch orgaan voor hervorming
en ontwikkeling (COHO). Helaas heb ik moeten vernemen dat het advies, een kleine twee
weken later, in verschillende Caribische media is uitgelekt. Dit was uiteraard niet
de bedoeling. Op grond van de Wet op de Raad van State wordt een advies van de Afdeling
advisering pas openbaar op het moment dat dit samen met het bijbehorende nader rapport
en wetsvoorstel naar de Tweede Kamer wordt gezonden.
De vertrouwelijkheid van adviezen van de Afdeling advisering heb ik op 18 maart besproken
tijdens een overleg met de Ministers-Presidenten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
Dit overleg stond in het teken van het bepalen van het gezamenlijke proces om te komen
tot een reactie op het advies over het COHO-voorstel. Na dit overleg heb ik op 19 maart
het advies naar de regeringen van de Landen gezonden en hebben Minister-Presidenten
Wever-Croes, Rhuggenaath en Jacobs kennis kunnen nemen van de inhoud hiervan.
Gelet op de ontstane situatie, nu het vertrouwelijke advies is gelekt, heb ik op advies
van de Raad van State van het Koninkrijk en na afstemming met Minister-Presidenten
Wever-Croes, Rhuggenaath en Jacobs, besloten om bij hoge uitzondering het voorstel
publiek te maken. Deze stap is niet gebruikelijk, maar vanwege de specifieke aard
van consensusrijkswetgeving en in het belang van een op feiten gebaseerd publiek debat,
dat nu in de Landen is ontbrand, heb ik hier alles afwegend toe besloten. U treft
zowel het advies als het wetsvoorstel dat naar de Raad van State van het Koninkrijk
is gegaan voor advisering, aan op rijksoverheid.nl.
Ik acht het niet zuiver om in deze brief uitvoerig stil te staan bij de inhoud van
het advies en bij de analyses die hierover verschijnen. Zodra overeenstemming is bereikt
over het nader rapport zal de parlementaire behandeling van het voorstel worden aangevangen.
Wel zou ik in aanloop hiernaartoe willen opmerken dat de kern van het rijkswetsvoorstel
overeind blijft in het advies. De Raad van State van het Koninkrijk vindt het logisch
dat Nederland voorwaarden verbindt aan het verlenen van financiële steun aan Aruba,
Curaçao en Sint Maarten. Ook vindt men dat een consensusrijkswet een passend kader
biedt voor de vormgeving hiervan, in het bijzonder voor de oprichting van een speciaal
bestuursorgaan (het COHO).
Verder vind ik het belangrijk om op te merken dat, anders dan de suggestie die op
sommige plaatsen wordt gewekt, het rijkswetsvoorstel volgens de Afdeling advisering
niet in fundamentele zin in strijd is met het Statuut. De Afdeling zet verschillende
kritische kanttekeningen, zowel bij de effectiviteit van het voorstel als bij de rechtmatigheid
hiervan. Maar zij constateert geen principiële strijdigheid met het Statuut. Het is
betreurenswaardig dat dit beeld nu wel gecreëerd is.
We zijn nu al een aantal maanden aan de slag om op basis van de landspakketten de
uitvoeringsagenda vorm te geven. Hierbij wordt stapsgewijs vooruitgang geboekt. Dit
gebeurt, zoals ook de Minister-Presidenten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten eerder
hebben benadrukt, in goede samenwerking met de Landen. Deze goede samenwerking hoop
ik voort te zetten bij het opstellen van de reactie op het advies van de Afdeling
advisering, het nader rapport. Dit nader rapport en een op basis daarvan aangepast
COHO-voorstel, behoeft goedkeuring van alle vier de Landen. Zodra hierover overeenstemming
is bereikt in de Rijksministerraad, zal het nader rapport, samen met het rijkswetsvoorstel
dat het vergezelt, naar de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de Tweede
Kamer worden gezonden. Het streven is om dit voor het zomerreces te doen.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops