Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2020
Tijdens het wetgevingsoverleg over de Wet inburgering 20.. op 29 juni jl. (Kamerstuk
35 483, nr. 62) meldde ik uw Kamer dat we op koers lagen met de uitwerking van de wet in lagere
regelgeving (het Besluit en de regeling inburgering). Afgelopen periode, onder andere
tijdens de consulatie, ontving ik signalen over risico’s in relatie tot de beoogde
invoeringsdatum van 1 juli 2021, met name van de ketenpartners IND, COA, DUO, VNG
en Divosa. De gesignaleerde risico’s zijn soms stevig, uiteenlopend van aard en zwaarte,
en verschillen per partij. Wat álle partijen raakt, zijn de gevolgen van de coronacrisis
die de beschikbare capaciteit om voorbereidingen te treffen op de invoering het nieuwe
inburgeringsstelsel onder druk zet.
Deze signalen heb ik uiterst serieus genomen en ik kom, alles afwegende en na consultatie
van de ketenpartners, tot de conclusie dat inwerkingtreding van het nieuwe inburgeringsstelsel
op 1 juli 2021 niet verantwoord is. Een complexe stelselherziening als inburgering
is gebaat bij zorgvuldigheid en voldoende tijd, zodat de ketenpartners goed geëquipeerd
en voorbereid aan hun uitvoeringstaken kunnen beginnen. Dit uitgangspunt lag destijds
ten grondslag aan uitstel en geldt nog steeds1.
Ik realiseer mij dat het uitstel vragen oproept over de gevolgen ervan, ook tegen
de achtergrond van de ambitie om het huidige stelsel niet langer dan noodzakelijk
van kracht te laten zijn. Mijn streven is om de invoering met een half jaar door te
schuiven naar 1 januari 2022. Of dit haalbaar is, zal moeten blijken na afstemming
met de ketenpartners over wanneer en onder welke voorwaarden invoering wel haalbaar
en verantwoord is. Ook de gevolgen van het uitstel worden in kaart gebracht. Over
de uitkomsten van dit traject zal ik uw Kamer zo snel mogelijk informeren; dit zal
naar verwachting medio december zijn.
De Eerste Kamer behandelt het wetsvoorstel Wet inburgering 20.. op 1 december aanstaande.
De Eerste Kamer stuur ik daarom een afschrift van deze brief. Ik zie met vertrouwen
de behandeling van de wet tegemoet.
Onverlet bovenstaande, worden de voorbereidingen van de implementatie samen met de
ketenpartners onverminderd voortgezet.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees