35 475 Initiatiefnota van het lid Paternotte over Bescherm Nederlanders met een ongewenste tweede nationaliteit

Nr. 14 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 juli 2022

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 9 mei 2022 over de stand van zaken en de vervolgstappen ten aanzien van de uitvoering van moties n.a.v. de Initiatiefnota van het lid Paternotte over Bescherm Nederlanders met een ongewenste tweede nationaliteit (Kamerstuk 35 475, nr. 13).

De vragen en opmerkingen zijn op 1 juni 2022 aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 5 juli 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Kuzu

De adjunct-griffier van de commissie, Van den Broek

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie

5

     

II

Antwoord/Reactie van de Minister

5

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling de voortgangsbrief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid alsmede het bijgevoegde rapport met de visie van de klankbordgroep over een nationaal register ongewenste nationaliteit bekeken en danken de leden van de klankbordgroep voor de inspanning en hun moed om zich uit te spreken op dit onderwerp.

De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan aangeven waarom rapporteren over het onderzoek met de klankbordgroep niet is gelukt voor de zomer van 2021 zoals verzocht in de motie, maar pas begin mei 2022.

De leden van de VVD-fractie ondersteunen de reactie van het kabinet op de aanbevelingen van de klankbordgroep, waarin staat dat het kabinet bereid is om een nationaal privaatrechtelijk register ongewenste nationaliteit te ondersteunen, indien dit vanuit een maatschappelijk initiatief ontstaat, en niet zoals de klankbordgroep verzoekt, om vanuit de overheid zelf een dergelijk register te openen. Wel vragen de leden van de VVD-fractie hoe deze ondersteuning vanuit het Rijk eruit zal komen te zien. Kan het kabinet alvast wat van de contouren daarvan schetsen die zij zal inbrengen in de overleggen hierover met betrokkenen?

Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie welke status het door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid georganiseerde eenmalige georganiseerde burgerpanel over de rol van burgerschap, binding met andere landen en keuzevrijheid rondom ongewenste nationaliteiten, heeft. Hoe worden burgers hiervoor uitgenodigd en hoe ziet de opzet eruit? Ook vragen deze leden op welke manier dit burgerpanel kan bijdragen aan de beleidsontwikkeling (evenals het register zelf, zoals aangegeven op pagina 2 van de voortgangsbrief) over dit onderwerp.

Aangaande het hulp zoeken tot afstand van de Marokkaanse nationaliteit (pagina 4) vragen de leden van de VVD-fractie in hoeverre en op welke wijze de inventarisatie van de Minister aangaande het inzichtelijk maken in het draagvlak en de behoefte binnen de Marokkaanse gemeenschap voor gewenste hulp en ondersteuning met betrekking tot ongewenste dubbele nationaliteit en hoe daar van af te komen, rekening houdt met de individuele gevallen, die juist uit angst voor de eigen gemeenschap zich niet openlijk durven of kunnen uitspreken hieromtrent. Op welke wijze zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken op de genoemde trajecten zijn aangesloten?

Is de Minister het tot slot met de leden van de VVD-fractie eens dat ondanks het feit dat het niet mogelijk, of op zijn minst zeer ingewikkeld blijkt, afstand te doen van een Marokkaanse, maar ook de Turkse nationaliteit, de Nederlandse overheid wel een rol heeft om ongewenste beïnvloeding vanuit genoemde landen richting de zogenaamde onderdanen die gewoon Nederlander zijn, tegen te gaan? Zo ja, kan het kabinet een uiteenzetting geven van de huidige stand van zaken van de actieve contrastrategie tegen diasporapolitiek? Kan de Minister op korte termijn de Kamervragen beantwoorden die hier ook op zien, ingezonden op 8 april 2022 door de leden Becker en Rajkowski over het bericht «Erdogans Trolle schworen sich auf den Wahlkampf in Deutschland ein» (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 3146)?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief Stand van zaken en de vervolgstappen ten aanzien van de uitvoering van moties n.a.v. de Initiatiefnota van het lid Paternotte over Bescherm Nederlanders met een ongewenste tweede nationaliteit. Deze leden lezen dat het kabinet het coalitieakkoord (Kamerstuk 35 788, nr. 77) zo uitlegt dat het kabinet bereid is om een nationaal privaatrechtelijk register ongewenste nationaliteit te ondersteunen indien dit vanuit een maatschappelijk initiatief ontstaat. De leden van de D66-fractie citeren volledigheidshalve de passage die hierover in het coalitieakkoord is opgenomen: «Voor mensen met een meervoudige nationaliteit die alleen de Nederlandse nationaliteit als enkelvoudige nationaliteit wensen maar hun andere nationaliteit(en) niet kunnen afstaan, ondersteunen we een privaatrechtelijk Nederlands register ongewenste nationaliteit.» Deze leden herkennen de uitleg van het kabinet van het coalitieakkoord niet. Deze leden constateren dat nergens in het coalitieakkoord is opgenomen dat het register moet ontstaan vanuit een maatschappelijk initiatief. Deze leden onderstrepen dat in de initiatiefnota van Paternotte «Bescherm Nederlanders met een ongewenste tweede nationaliteit» is bedoeld dat de overheid zelf ook een actieve rol zou hebben bij de invulling van een privaatrechtelijk Nederlands register van ongewenste nationaliteit. Deze leden vragen een reactie hierop van de Minister. Tevens vragen deze leden wat het kabinet ervan weerhoudt om een actieve rol in te nemen bij een dergelijk initiatief.

De leden van de D66-fractie lezen dat een tweede nationaliteit geen belemmering betekent voor de uitoefening van overheidstaken. Deze leden vragen of het kabinet ontkent dat burgers met een tweede nationaliteit geen extra check krijgen bij het aantreden in sommige overheidsfuncties door de daartoe geëigende diensten.

De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet kennis heeft genomen van de reactie van de ondertekenaars van het Manifest Keuzevrijheid in nationaliteit. Deze leden vragen of het kabinet wil reageren op deze reactie. In deze reactie wordt bijvoorbeeld het volgende opgemerkt: «Onze nationaliteit is geen particuliere kwestie. De Nederlandse niet en eventueletweede en derde nationaliteiten (gewenst of ongewenst) ook niet. Daar is de Rijkswet op het Nederlanderschap helder over. Wij hebben een gewenste relatie met de Nederlandse overheid en een ongewenste, opgedrongen relatie met de Marokkaanse overheid.» Deze leden vragen of het kabinet deze opvatting deelt.

De leden van de D66-fractie lezen dat een eenmalig burgerpanel wordt georganiseerd over de rol van burgerschap, binding met andere landen en keuzevrijheid rondom ongewenste nationaliteiten. Deze leden vragen op welke termijn dit burgerpanel wordt georganiseerd en of kan worden toegezegd dat relevante stakeholders zoals de ondertekenaars van het manifest Keuzevrijheid in Nationaliteit worden betrokken.

De leden van de D66-fractie vragen of de Minister-President tijdens het bezoek van Aziz Akhannouch het onderwerp van ongewenste nationaliteit ter sprake heeft gebracht. Zo nee, waarom niet? En zo ja, wat is daar precies over besproken?

Tevens vragen deze leden of het kabinet kan aangeven op welk niveau en hoe vaak het overleg met de Belgische, Duitse en Franse regering is onderhouden. Deze leden herkennen zich niet in het beeld van gering enthousiasme en zouden graag willen weten wat als motivatie werd gegeven door de genoemde landen om niet samen op te trekken. Tevens vragen deze leden hoe andere landen omgaan met initiatieven die betrekking hebben op een ongewenste tweede nationaliteit.

Ook vragen deze leden of het kabinet voornemens is door te gaan met het intensiveren van overleg op Europees niveau, en daarbij het vraagstuk keuzevrijheid rondom ongewenste nationaliteit te bespreken binnen het kader van ongewenste inmenging door Marokko, een onderwerp dat ook in Europa door verschillende landen en de Europese Commissie op de agenda wordt gezet. Daarnaast vragen deze leden of de uitwerking van de motie is betrokken bij het actieplan dat Buitenlandse zaken vorig jaar met Marokko heeft afgesloten. Ook vragen deze leden of het kabinet bereid is dit actieplan met de Kamer te delen.

De leden van de D66-fractie vragen waarom niet is gekozen de discussie over ongewenste tweede nationaliteiten te voeren bij de Verenigde Naties (VN) Mensenrechtenraad, zoals de ondertekenaars van het Manifest Keuzevrijheid in Nationaliteit opmerken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie lezen dat de motie van de leden Belhaj en Peters vraagt om een klankbordgroep te vormen van Nederlanders met naast de Nederlandse, een tweede door hen ongewenste nationaliteit en met deze groep de totstandkoming van een Register Ongewenste Nationaliteit te onderzoeken.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Klankbordgroep adviseert om een nationaal register in te voeren, waar Nederlanders die hun tweede nationaliteit als ongewenst ervaren en er niet zonder meer afstand van kunnen doen, zich kunnen laten registreren als uiting van hun behoefte aan keuzevrijheid over hun nationaliteit. Het kabinet geeft aan een maatschappelijk initiatief tot een register te willen faciliteren. Is hierover gesproken met de klankbordgroep? Heeft het kabinet er zicht op of een maatschappelijk initiatief zich aandient/aan zal dienen?

Goed dat het kabinet het belang onderschrijft van keuzevrijheid en zelfbeschikking voor alle Nederlanders, zoals in de initiatiefnota wordt benoemd.

De leden van de CDA-fractie zijn het eens met het standpunt van het kabinet dat de discussie over de ongewenste tweede nationaliteit binnen internationale organen hoort plaats te vinden. Zijn daartoe alle mogelijkheden benut? Deze leden lezen dat er nu onvoldoende prioriteit/draagvlak is bij andere lidstaten/omliggende landen (Frankrijk, België, Duitsland). Bieden de aanbevelingen van de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV) voldoende (alternatieve) invulling naar mening van kabinet aan het zetten van vervolgstappen op de thematiek van de ongewenste tweede nationaliteit?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie

Voor de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie is het uitgangspunt dat mensen regie hebben over hun eigen identiteit en nationaliteit. Dat betekent dat mensen die een dubbele nationaliteit willen, wat deze leden betreft, moeten kunnen hebben. De mensen die er afstand van willen doen, moeten dat ook kunnen doen.

Zoals tijdens het notaoverleg kenbaar is gemaakt, hebben deze leden wel enkele zorgen over het register. Derhalve hebben deze leden enkele vragen hierover.

De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie lezen in de brief dat de regering bereid is om een nationaal privaatrechtelijk register ongewenste nationaliteit te ondersteunen, indien dit vanuit een maatschappelijk initiatief ontstaat. Kan de Minister nader uiteenzetten wat zij verstaat onder «ondersteunen»? Wat betekent dit voor de openbaarheid van het register? Betekent dit ook dat de Minister zorg draagt voor de gegevensbescherming van de Nederlanders die in het register zijn opgenomen? Wat zijn de grenzen van de regering voor het ondersteunen?

Is zij bijvoorbeeld voornemens het register ook financieel te ondersteunen? Bestaat er op dit moment een privaatrechtelijk register dat ondersteuning ontvangt van de regering en hoe ziet de ondersteuning vanuit de regering ervoor dat register eruit?

Kan de Minister nader uiteenzetten waarom het animo ontbreekt bij andere landen, zoals België, Duitsland en Frankrijk ten behoeve van de vorming van een coalitie die werkt aan de bevordering van keuzevrijheid als het gaat om een ongewenst ervaren nationaliteit?

II Antwoord/Reactie van de Minister

Het kabinet dankt de leden van uw Kamer voor de vragen en opmerkingen naar aanleiding van de voortgangsbrief met de stand van zaken en de vervolgstappen ten aanzien van de uitvoering van moties n.a.v. de Initiatiefnota van het lid Paternotte over Nederlanders met een ongewenste tweede nationaliteit. Hieronder reageer ik mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken (BZ), de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (J&V) op de vragen van de verschillende fracties.

Onderzoek naar Register Ongewenste Nationaliteit

Voordat wordt ingegaan op de specifieke vragen wil het Kabinet benadrukken dat het de opmerkingen en aanvullende zorgen van de Kamer, ook op basis van de brief van de ondertekenaars van het manifest «Keuzevrijheid in nationaliteit», onderkent en begrijpt. De bredere zorg en het verder verkennen wat er wel kan en wenselijk is m.b.t. het register wordt meegenomen in de uitvoering van de motie over hulp bij afstand doen van een tweede, ongewenste nationaliteit (Kamerstuk 35 475, nr. 6). Het Kabinet verwelkomt daarin een formeel gesprek met de ondertekenaars van het manifest en een burgerpanel.

De motie van de leden Belhaj en Peters (Kamerstuk 35 475, nr. 7, aangenomen op 8 februari 2021 (Handelingen II 2021/22, nr. 54, item 17)) verzocht de regering een klankbordgroep te vormen van Nederlanders met naast de Nederlandse een tweede, ongewenste, nationaliteit, om met deze groep de totstandkoming van een Register Ongewenste Nationaliteit te onderzoeken.

Hier is vanuit het Ministerie van BZK voortvarend invulling aan gegeven. Het rapport van de klankbordgroep is in september 2021 opgeleverd. In overleg met de bij de andere moties betrokken departementen, is er gekozen voor een gezamenlijke terugkoppeling aan de Kamer, die is gegeven in de Kamerbrief van 9 mei jl. (Kamerstuk 35 475, nr. 13). De uitvoering van de andere moties bevat namelijk ook aspecten die meegewogen zouden moeten worden in de kabinetsreactie op het rapport van de klankbordgroep. Het gaat om de motie over hulp bij afstand doen van de Marokkaanse nationaliteit, de motie om overleg aan te gaan met de Belgische, Franse en Duitse regering en de moties om de CAVV om advies te vragen over dit vraagstuk.1

De leden van de fracties van de VVD, GroenLinks, en de PvdA hebben gevraagd op welke wijze het kabinet een privaatrechtelijk register zou kunnen ondersteunen. M.bt.t. een privaatrechtelijk register vragen de leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie: Wat betekent dit voor de openbaarheid van het register?

Betekent dit ook dat de Minister zorg draagt voor de gegevensbescherming van de Nederlanders die in het register zijn opgenomen? Wat zijn de grenzen van de regering voor het ondersteunen? Is zij bijvoorbeeld voornemens het register ook financieel te ondersteunen? Bestaat er op dit moment een privaatrechtelijk register dat ondersteuning ontvangt van de regering en hoe ziet de ondersteuning vanuit de regering ervoor dat register eruit?

Om niet vooruit te lopen op de behoefte van de betrokkenen, is in de voortgangsbrief opgenomen dat de invulling een punt van overleg is met de betrokkenen. Opties die door het kabinet daarbij overwogen kunnen worden, zijn financiële steun in de vorm van een subsidie aan een stichting die ten behoeve van een dergelijk register is opgericht, of een vorm van procesbegeleiding aan een stichting, die een privaatrechtelijk register ongewenste tweede nationaliteit opricht.

Een reeds bestaand privaatrechtelijk register dat ondersteuning ontvangt van de regering is bij het kabinet niet bekend. De behoefte van betrokkenen wordt meegenomen in het formele gesprek met de betrokkenen, dat na de zomer plaats zal vinden.

Bij een subsidierelatie geldt dat de subsidieverstrekker het doel voor de subsidie kan vaststellen en de subsidieontvanger verantwoording dient af te leggen over de besteding daarvan. De subsidieverstrekker kan de stichting niet op detailniveau bijsturen of eisen stellen aan de inrichting van de activiteiten. Hier geldt een zekere begrenzing. De inrichting van het register en aspecten zoals gegevensbescherming en openbaarheid zijn in dat geval een verantwoordelijkheid van de stichting. De AVG is immers ook van toepassing op stichtingen.

De initiatiefnota noch de klankbordgroep gaat uit van een openbaar register, vanwege het gevoelige en vertrouwelijke karakter van de ongewenste nationaliteit.

Het kabinet geeft aan een maatschappelijk initiatief tot een register te willen faciliteren. De leden van de D66-fractie vragen of hierover gesproken met de klankbordgroep.

Op 18 mei jl. heeft mijn ministerie samen met het Ministerie van BZK een verkennend, informeel gesprek gevoerd met een deel van de ondertekenaars van het manifest, waaronder drie leden van de klankbordgroep. Doel van dit gesprek was te verkennen waar we staan, welke stappen tot nu toe zijn gezet en welke behoefte er is. Dit was een constructief gesprek. Met de klankbordgroep is niet gesproken over een maatschappelijk initiatief. Wel is er in dit gesprek stil gestaan bij het feit dat het coalitieakkoord niet vooraf met de klankbordgroep is besproken.

Op de dag van publicatie van het coalitieakkoord is deze per e-mail met de leden van de klankbordgroep gedeeld. Daarbij is gemeld dat leden die nader contact wensen hierover, dit bij BZK konden aangegeven. Daar is toen geen reactie op gekomen.

De reactie van de ondertekenaars op het coalitieakkoord en de uitwerking daarvan in de Kamerbrief wordt ook geagendeerd in het formele gesprek na de zomer.

De leden van de D66 fractie vragen wat het kabinet ervan weerhoudt om een actieve rol te spelen in het register ongewenste tweede nationaliteit.

Het kabinet vindt het belangrijk dat de belemmeringen voor Nederlanders met een ongewenste tweede nationaliteit worden erkend en waar mogelijk geadresseerd. Het kabinet is bereid om nader te onderzoeken welke rol de overheid bij een privaatrechtelijk register kan innemen. Dit wordt in het formele gesprek met de ondertekenaars dat na de zomer plaatsvindt, geagendeerd. Omdat er aan een register geen rechten kunnen worden ontleend, wil het Kabinet nog verder in gesprek om in beeld te krijgen waar de meerwaarde van het register in zit en de vraag of een privaatrechtelijk register aan deze behoefte tegemoet komt. Mogelijk komen hier ook andere ideeën uit naar voren over hoe de overheid in deze behoefte kan ondersteunen, en hoe dit dan het beste vorm gegeven kan worden.

De leden van de D66-fractie lezen dat een tweede nationaliteit geen belemmering betekent voor de uitoefening van overheidstaken. Deze leden vragen of het kabinet ontkent dat burgers met een tweede nationaliteit geen extra check krijgen bij het aantreden in sommige overheidsfuncties door de daartoe geëigende diensten.

In de Kamerbrief staat aangegeven dat registratie van een tweede nationaliteit niet noodzakelijk is voor de uitoefening van overheidstaken. Wel geldt dat sommige overheidsfuncties zijn aangewezen als vertrouwensfuncties in de zin van de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo). Voordat betrokkene een dergelijke functie kan vervullen, voert de AIVD of de MIVD een veiligheidsonderzoek uit om vast te stellen dat er voldoende waarborgen zijn dat betrokkene de vertrouwensfunctie onder alle omstandigheden getrouwelijk zal vervullen. Hierbij wordt gekeken naar gegevens die vanuit het oogpunt van de nationale veiligheid van belang zijn voor de vervulling van de desbetreffende vertrouwensfunctie. De kaders voor het veiligheidsonderzoek volgen uit de Wvo en de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken 2021 en zijn voor alle kandidaat-vertrouwensfunctionarissen gelijk. Het hebben van een bepaalde nationaliteit, ongeacht of dit nu een enkele of dubbele nationaliteit is, is in beginsel geen belemmering om een vertrouwensfunctie te kunnen vervullen.

De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet kennis heeft genomen van de reactie van de ondertekenaars van het Manifest Keuzevrijheid in nationaliteit. Deze leden vragen of het kabinet wil reageren op deze reactie en of het kabinet de opvatting van de ondertekenaars deelt dat nationaliteit geen particuliere kwestie is.

Het kabinet heeft de reactie van de ondertekenaars van het manifest «Keuzevrijheid in nationaliteit» gelezen en begrijpt dat het in de kamerbrief gegeven antwoord de vraag oproept of nationaliteit als particuliere kwestie wordt gezien. Het vraagstuk van ongewenste tweede nationaliteit en de uitvoering van de moties laten zien dat er meerdere kanten aan «nationaliteit» zitten. Aan de ene kant gaat het om een feitelijke status: het nationaliteitsrecht van een specifiek land bepaalt of iemand wel of niet die nationaliteit heeft. Hier zijn rechten en plichten aan verbonden. Dit is een soevereine kwestie van ieder land, waar Nederland alleen zeggenschap heeft in relatie tot het Nederlanderschap.

Aan de andere kant is er de beleving van de nationaliteit en een eventuele tweede nationaliteit. Sommige mensen ervaren hun tweede nationaliteit persoonlijk als ongewenst. Als kabinet nemen we die beleving serieus en blijven we in gesprek met de betrokkenen over de zorgen die zij hierover hebben geuit, zoals de gelijkwaardigheid van hun Nederlanderschap.

Contacten tussen de Nederlandse en Marokkaanse autoriteiten en andere Europese landen

De leden van de D66-fractie vragen of de Minister-President tijdens het bezoek van Aziz Akhannouch het onderwerp van ongewenste nationaliteit ter sprake heeft gebracht. Zo nee, waarom niet? En zo ja, wat is daar precies over besproken?

Tevens vragen deze leden of het kabinet kan aangeven op welk niveau en hoe vaak het overleg met de Belgische, Duitse en Franse regering is onderhouden. Aanvullend vragen deze leden hoe andere landen omgaan met initiatieven die betrekking hebben op een ongewenste tweede nationaliteit. Deze leden herkennen zich niet in het beeld van gering enthousiasme en zouden graag willen weten wat als motivatie werd gegeven door de genoemde landen om niet samen op te trekken. Ook leden van de PvdA en van GroenLinks vragen of de Minister nader uiteen kan zetten waarom het animo ontbreekt bij andere landen, zoals België, Duitsland en Frankrijk ten behoeve van de vorming van een coalitie die werkt aan de bevordering van keuzevrijheid als het gaat om een ongewenst ervaren nationaliteit?

Ook vragen deze leden of het kabinet voornemens is door te gaan met het intensiveren van overleg op Europees niveau, en daarbij het vraagstuk keuzevrijheid rondom ongewenste nationaliteit te bespreken binnen het kader van ongewenste inmenging door Marokko, een onderwerp dat ook in Europa door verschillende landen en de Europese Commissie op de agenda wordt gezet. Daarnaast vragen deze leden of de uitwerking van de motie is betrokken bij het actieplan dat Buitenlandse zaken vorig jaar met Marokko heeft afgesloten. Ook vragen deze leden of het kabinet bereid is dit actieplan met de Kamer te delen.

De Marokkaanse regeringsleider Akhannouch bracht eind mei een bezoek aan Nederland om deel te nemen aan het congres van de European People Party. Tijdens zijn aanwezigheid in Nederland heeft hij ook een gesprek gehad met de Minister-President. Dit gesprek stond in het teken van nadere kennismaking. Er is van beide kanten stilgestaan bij het feit dat onze landen op vele manieren met elkaar verbonden zijn, waaronder via de diaspora. De wens tot keuzevrijheid inzake het afstand doen van de automatisch verkregen Marokkaanse nationaliteit is niet ter sprake gekomen.

Ter uitvoering van de motie van het lid Belhaj (Kamerstuk 35 475, nr. 9) die opriep om te overleggen met Belgische, Duitse en Franse regering, is via de Ambassades in deze landen op verschillende momenten en verschillende niveaus contact geweest met deze overheden. Daarnaast is, gezien er specifiek vragen waren over Marokko, ook door de Ambassade in Rabat over gesproken met andere Europese landen in Rabat. Uit deze brede navraag in de verschillende landen bleek dat dit in deze landen niet in dezelfde mate op de politieke agenda staat. Concreet is vanwege een soortgelijk traject in België hierover ook meermaals contact geweest met de Belgische counterparts. In België is een resolutie aangenomen in het parlement.Vanwege het beginsel van niet-inmenging in interne aangelegenheden, ziet de Belgische regering geen ruimte om te interveniëren, al dan niet samen met andere landen.

Concluderend blijkt dus uit de navraag dat er bij geen van deze landen voldoende animo is om dit onderwerp op Europees niveau te agenderen, noch om een coalitie te vormen om het overleg te intensiveren. In de navraag bij andere landen wijzen zij er op dat het hierbij gaat om nationaliteitswetgeving en dat dit een soevereine bevoegdheid en nationale aangelegenheid is van staten. Daarmee achten zij het aan staten zelf om binnen de grenzen van het internationaal recht te bepalen op welke wijze zij nationaliteit verlenen dan wel of hiervan afstand kan worden gedaan en op welke wijze.

Het is aan landen zelf om binnen de grenzen van het internationaal recht te bepalen op welke wijze hun nationaliteit verkregen kan worden, en op welke wijze hier afstand van kan worden gedaan. Het automatisch tot onderdaan rekenen op basis van nationaliteitswetgeving is internationaalrechtelijk niet verboden.

Marokko en Nederland hebben in juli 2020 op hoog ambtelijk niveau een bilateraal actieplan ondertekend met als doel het bevorderen van de samenwerking, hiertoe zijn doelstellingen geformuleerd. Het actieplan bevat geen uitputtend overzicht van alle dossiers en onderwerpen die aan bod komen in de relatie. Het onderwerp van de door sommigen ervaren ongewenste nationaliteit is hierin niet opgenomen. Het actieplan biedt een kader voor de brede bilaterale relatie en een brede dialoog, waarbij verschillende onderwerpen, ook als die niet expliciet zijn opgenomen in het actieplan, nog altijd kunnen worden besproken in de brede dialoog. De Kamer is via een eerdere kamerbrief reeds geïnformeerd over de hoofdlijnen van het actieplan, het actieplan is geen openbaar document.

CAVV advies en internationale agendering

De leden van de D66-fractie vragen waarom niet is gekozen de discussie over ongewenste tweede nationaliteiten te voeren bij de Verenigde Naties Mensenrechtenraad (MRR).

Zoals opgemerkt in de kabinetsreactie op het CAVV advies over de internationaalrechtelijke implicaties van het geen afstand kunnen doen van een nationaliteit2 is de MRR niet het meest voor de hand liggende forum voor een dialoog over verdere normatieve ontwikkeling ten aanzien van de mensenrechtenimplicaties verbonden aan het verbod op afstand van nationaliteit. De (terugkerende) thematische resoluties op de agenda van de MRR bieden geen directe aanknopingspunten.

De leden van de CDA-fractie vragen of alle mogelijkheden zijn benut om de discussie over de ongewenste tweede nationaliteit binnen internationale organen plaats te laten vinden. Ook vragen deze leden of de aanbevelingen van de CAVV voldoende (alternatieve) invulling bieden aan het zetten van vervolgstappen op de thematiek van de ongewenste tweede nationaliteit.

In zijn reactie op het CAVV advies heeft het kabinet aangegeven in de Zesde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN de Commissie voor Internationaal Recht te zullen verzoeken nationaliteitsvraagstukken, in het bijzonder het afstand doen van nationaliteit, aan te merken als een onderwerp voor nader onderzoek.

In aanloop naar de Algemene Vergadering van de VN die in het najaar plaats zal vinden, is het onderwerp opgebracht tijdens de EU Raadswerkgroep internationaal publiekrecht en is het CAVV advies ook onder de EU lidstaten verspreid. Naar de mening van het kabinet bieden de aanbevelingen van de CAVV voldoende aanknopingspunten om de rechtsontwikkeling op het gebied van nationaliteit te bevorderen. Tevens geeft het advies inzicht in het feit dat het automatisch tot onderdaan rekenen niet in strijd is met het internationaal recht en dat er voor burgers die nadeel ondervinden van de automatische nationaliteitsverkrijging individuele klachtprocedures open staan ter bescherming van rechten die hierdoor geraakt worden, zoals het recht op privéleven, voor zover de betreffende staat deze mogelijkheid heeft geaccepteerd. Het proces om de discussie over de thematiek van de ongewenste tweede nationaliteit binnen internationale organen plaats te laten vinden is nog gaande. De vraag of alle mogelijkheden zijn benut is daarmee nu nog niet te beantwoorden.

Burgerpanel

De leden van de VVD-fractie vragen welke status het door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid georganiseerde eenmalige georganiseerde burgerpanel heeft, hoe burgers hiervoor worden uitgenodigd en hoe de opzet eruit ziet. Ook vragen deze leden op welke manier dit burgerpanel kan bijdragen aan de beleidsontwikkeling. De leden van de D66-fractie vragen op welke termijn dit burgerpanel wordt georganiseerd en of kan worden toegezegd dat relevante stakeholders zoals de ondertekenaars van het manifest Keuzevrijheid in Nationaliteit worden betrokken.

In het rapport van de klankbordgroep staat de aanbeveling om groepen die de discussie over tweede nationaliteit organiseren te ondersteunen. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid pakt deze aanbeveling onder andere op door een burgerpanel te organiseren. SZW streeft ernaar om dit kort na de zomer uit te voeren. SZW zal in gesprek met de initiatiefnemers bepalen hoe het burgerpanel concreet kan worden ingevuld, en verkent op dit moment welke organisaties het burgerpanel zouden kunnen organiseren. Het kabinet onderschrijft daarbij de opmerking van de initiatiefnemers dat het van belang is om dit debat breder te trekken. Het gaat hier niet alleen om keuzevrijheid in nationaliteit, maar het gaat ook over je thuis voelen, (invulling geven aan) Nederlanderschap en het creëren van een samenleving waarin iedereen in staat is om zich zonder voorbehoud verbonden te voelen met Nederland. Met de organisatie van het burgerpanel wil SZW enerzijds het maatschappelijk debat faciliteren, en daarmee bewustzijn en begrip creëren voor de belemmeringen die een ongewenste tweede nationaliteit kan meebrengen. Anderzijds kan het burgerpanel de overheid helpen om meer inzicht te krijgen in thema’s zoals burgerschap en verbondenheid met Nederland en belemmeringen die daar in worden ervaren.

Hulp bij verzoeken tot afstand nemen van ongewenste tweede nationaliteit

Aangaande het hulp zoeken tot afstand van de Marokkaanse nationaliteit vragen de leden van de VVD-fractie in hoeverre en op welke wijze de inventarisatie van de Minister aangaande het inzichtelijk maken in het draagvlak en de behoefte met betrekking tot ongewenste dubbele nationaliteit, rekening houdt met de individuele gevallen, die juist uit angst voor de eigen gemeenschap zich niet openlijk durven of kunnen uitspreken hieromtrent.

Het kabinet ziet het als een taak van de overheid zich in te zetten voor alle Nederlanders die belemmerd worden in hun vrije participatie aan de Nederlandse samenleving, ongeacht hoe groot die groep is en ongeacht of men zich hier publiekelijk over uitspreekt. Sommige mensen laten openlijk weten zich belemmerd te voelen door hun ongewenste tweede nationaliteit. Het kabinet begrijpt dat het voor anderen juist moeilijk kan zijn zich hier openlijk over uit te spreken. Het kabinet zet in op het verlagen van drempels door o.a. in te zetten op het versterken van de weerbaarheid en veerkracht van groepen die hier extra ondersteuning in kunnen gebruiken. Ook door het maatschappelijk debat en dialoog over dit onderwerp daar waar mogelijk te ondersteunen, probeert het kabinet eventuele drempels te verlagen voor Nederlanders die zich hier niet over uitspreken, maar dit wel zouden willen. Dit onderwerp wordt ook meegenomen in het burgerpanel.

De leden van de VVD-fractie vragen ook op welke wijze het Ministerie van Buitenlandse Zaken op de genoemde trajecten zal zijn aangesloten.

Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het voortouw in de contacten met de gemeenschap in Nederland. Voor de uitvoering van alle moties voortkomend uit de initiatiefnota Paternotte geldt dat alle betrokken Ministeries contact onderhouden over de voortgang. Waar het gaat om ondersteuning bij individuele verzoeken tot afstand doen van dubbele nationaliteit geldt dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken daarin geen ondersteuning kan bieden gezien dit een verzoek is dat individuen zelf indienen bij het land van zijn of haar tweede nationaliteit. Het al dan niet honoreren hiervan is vervolgens een nationale aangelegenheid.

Inzet kabinet tegen ongewenste buitenlandse inmenging

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister het eens is dat de Nederlandse overheid een rol heeft om ongewenste beïnvloeding tegen te gaan en zo ja, of het kabinet een uiteenzetting kan geven van de huidige stand van zaken van de actieve contrastrategie tegen diasporapolitiek.

Het staat landen vrij om banden te onderhouden met diaspora in Nederland, mits op basis van vrijwilligheid. Nederland onderhoudt zelf ook banden met Nederlanders in het buitenland. Een dergelijk internationaal geaccepteerd diasporabeleid is in Nederland toegestaan, zolang dit past binnen de grenzen van onze rechtsstaat en het de participatie van Nederlanders met een migratie achtergrond niet belemmert.

In het algemeen geldt dat het kabinet die vormen van buitenlandse inmenging waarmee statelijke actoren het fundament van de Nederlandse democratische rechtsorde en open samenleving en onze waarden kunnen aantasten, volstrekt ongewenst en onacceptabel vindt.

Denk daarbij aan de integriteit van politieke en bestuurlijke besluitvorming, onafhankelijke rechtspraak, vrije en eerlijke verkiezingen en fundamentele vrijheden zoals persvrijheid en vrijheid van meningsuiting. Daarnaast kan ongewenste buitenlandse inmenging leiden tot spanningen binnen en tussen bevolkingsgroepen in Nederland.

Nederlandse burgers moeten, ongeacht hun achtergrond, in staat zijn om in vrijheid en op basis van persoonlijke waarden eigen keuzes te maken over de inrichting van hun leven, hun politieke voorkeur en de band met hun land van oorsprong en of dat van hun ouders of grootouders. Bij (dreigende) incidenten van ongewenste buitenlandse inmenging wordt een breed instrumentarium ingezet, dit is landen neutraal: van monitoren en informeren tot maatregelen in het kader van de openbare orde en veiligheid. Daarnaast zijn er diplomatieke instrumenten en wordt ingezet op het verhogen van de weerbaarheid van betrokken gemeenten en gemeenschappen.

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister op korte termijn de Kamervragen kan beantwoorden over het bericht «Erdogans Trolle schworen sich auf den Wahlkampf in Deutschland ein» (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 3146).

De beantwoording van de Kamervragen over het bericht «Erdogans Trolle schworen sich auf den Wahlkampf in Deutschland ein» is op 15 juni 2022 door de Minister van Justitie & Veiligheid naar uw Kamer verzonden.


X Noot
1

Kamerstuk 35 475, nrs. 6, 8 en 9.

X Noot
2

Kamerstuk 35 475, nr. 12.

Naar boven