35 475 Initiatiefnota van het lid Paternotte over Bescherm Nederlanders met een ongewenste tweede nationaliteit

Nr. 13 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 mei 2022

De Nederlandse overheid beschouwt alle burgers in Nederland met de Nederlandse nationaliteit als gelijk. Elke Nederlander heeft het recht om in vrijheid keuzes te kunnen maken en zonder belemmeringen deel te nemen aan onze samenleving. Met deze voortgangsbrief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken (BZ), de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (J&V), over de stand van zaken en de vervolgstappen ten aanzien van de uitvoering van de aangenomen moties van het lid Belhaj (D66) c.s.1 Deze moties zijn ingediend naar aanleiding van het notaoverleg op 4 februari 2021 (Kamerstuk 35 475, nr. 10) over de initiatiefnota van het lid Paternotte (D66) van 27 mei 2020 met de titel «Bescherm Nederlanders met een ongewenste tweede nationaliteit» en het manifest «Keuzevrijheid in Nationaliteit» (Kamerstuk 35 475, nr. 2).

Appreciatie kabinet

Deze brief aan uw Kamer gaat over het beschermen van Nederlanders met een (ongewenste) tweede nationaliteit. Het kabinet heeft begrip voor de wens van Nederlandse staatsburgers om een vrije keuze te kunnen maken als het gaat om het automatisch verkrijgen van een andere nationaliteit die zij als onwenselijk beschouwen. Het gaat hier om een vraagstuk dat raakt aan de rechten van Nederlandse staatsburgers en hun positie in de Nederlandse samenleving. Het kabinet zet zich daarom naar vermogen in om hun rechten te beschermen en eventuele belemmeringen weg te nemen. De mogelijkheden hiertoe zijn zeer beperkt daar waar het de nationaliteitswetgeving van andere soevereine staten betreft. Het kabinet heeft daar geen zeggenschap over.

Hieronder informeer ik u over de uitvoering van de moties die zijn ingediend n.a.v. de initiatiefnota «Bescherm Nederlanders met een ongewenste tweede nationaliteit».

Onderzoek naar Register Ongewenste Nationaliteit

De motie van de leden Belhaj en Peters betreft een verzoek aan de regering om een klankbordgroep te vormen van Nederlanders met naast de Nederlandse, een tweede, door hen ongewenste nationaliteit, en met deze groep de totstandkoming van een Register Ongewenste Nationaliteit te onderzoeken.2

Onder leiding en voorzitterschap van een externe en onafhankelijke voorzitter is in opdracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een klankbordgroep gevormd van personen, die naast de Nederlandse nationaliteit een andere nationaliteit bezitten, waarvan zij niet zonder meer afstand kunnen doen. De klankbordgroep bestond uit zeven personen die op persoonlijke titel deelnamen. Zij traden niet op als vertegenwoordiger van een bepaalde groep of gemeenschap. De klankbordgroep heeft onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor een nationaal register ongewenste nationaliteit (verder: het register). Het resultaat hiervan is het bijgevoegde rapport met de visie van de klankbordgroep3.

De klankbordgroep adviseert het kabinet om een nationaal register in te voeren, waar Nederlanders die hun tweede nationaliteit als ongewenst ervaren en er niet zonder meer afstand van kunnen doen, zich in kunnen registeren als uiting van hun behoefte aan keuzevrijheid over hun nationaliteit. Dit register zou volgens de klankbordgroep een beeld kunnen geven van het aantal mensen met deze behoefte, ten behoeve van beleidsontwikkeling en internationale samenwerking over dit onderwerp. De klankbordgroep adviseert tevens om ondersteuning te bieden aan groepen die een maatschappelijk debat hierover willen voeren.

Het kabinet dankt de leden van de klankbordgroep voor hun inzet en inbreng die zij vanuit hun ervaringen ten behoeve van dit rapport hebben geleverd. Het kabinet begrijpt de gevoelens die sommige Nederlanders ervaren als ze tegen hun zin verbonden blijven met een andere nationaliteit en een andere staat. Nationaliteit gaat niet alleen om de juridische band tussen een persoon en een staat, maar de beleving van nationaliteit kan ook worden aangemerkt als een onderdeel van de sociale identiteit van een persoon.4De beleving van de persoon zelf, maar bijvoorbeeld ook sociale contacten en de binding met het land van de betreffende nationaliteit kunnen daarbij een rol spelen. Het kabinet onderschrijft op dit punt het belang van keuzevrijheid en zelfbeschikking voor alle Nederlanders, zoals dit ook in de initiatiefnota van het lid Paternotte wordt benoemd.5

In lijn met het voorgaande acht het kabinet een ondersteunende rol van de overheid op dit punt passend. Zoals beschreven in het coalitieakkoord van 15 december jl. «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77), is het kabinet bereid om een nationaal privaatrechtelijk register ongewenste nationaliteit te ondersteunen, indien dit vanuit een maatschappelijk initiatief ontstaat. In overleg met betrokkenen kan dan bekeken worden hoe deze ondersteuning ingevuld kan worden. Dit zal na het verzenden van deze brief ook aan de klankbordgroep gecommuniceerd worden.

Het coalitieakkoord geeft hiermee een andere invulling aan de aanbeveling van de klankbordgroep, omdat het nadrukkelijk van overheidswege faciliteren van de registratie van de onwenselijkheid van een andere nationaliteit, zoals aanbevolen door de klankbordgroep, om meerdere redenen door het kabinet niet wenselijk wordt geacht. Een belangrijk argument daarbij is dat een dergelijke registratie niet noodzakelijk is voor de uitoefening van overheidstaken. De registratie van een tweede en volgende nationaliteit in de BRP is in 2014 afgeschaft. Voor de Nederlandse overheid is louter de Nederlandse nationaliteit relevant.

Het besluit om zich wel of niet in een register voor de ongewenste nationaliteit te registeren zal daarnaast niet zonder meer iets zeggen over de wijze waarop individuen hun andere nationaliteit daadwerkelijk ervaren. Ook kan registratie de juridische feitelijkheid en de wijze waarop dat ervaren wordt, niet veranderen. De nationale wetgeving van het desbetreffende land bepaalt of en op welke wijze nationaliteit verkregen of afgestaan kan worden. De Nederlandse overheid heeft hier geen zeggenschap over. Zoals eerder gemeld in deze brief, is het kabinet bereid om een nationaal privaatrechtelijk register ongewenste nationaliteit te ondersteunen indien dit vanuit een maatschappelijk initiatief ontstaat.

De aanbeveling van de klankbordgroep om het maatschappelijk debat over de tweede nationaliteit te faciliteren wordt door het Kabinet onderschreven. Het gaat hier om een fundamenteel vraagstuk, dat raakt aan de rechten van Nederlandse staatsburgers en hun positie in de Nederlandse samenleving en dat gebaat is bij een open en vrij debat, waarbij ruimte is voor verschillende ervaringen en behoeften rondom, kort samengevat, ongewenst bezit van een bepaalde nationaliteit. Het gaat hierbij primair om een maatschappelijke verantwoordelijkheid van de samenleving en van burgers, die zich hierover willen uitspreken. Om dit debat te faciliteren, organiseert het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) eenmalig een burgerpanel over de rol van burgerschap, binding met andere landen en keuzevrijheid rondom ongewenste nationaliteiten.

Overleg met Belgische, Duitse en Franse regering

De motie van het lid Belhaj betreft het verzoek aan de regering om na afronding van het resolutietraject in het Belgisch parlement met de Belgische, en vervolgens ook de Duitse en Franse regering, in overleg te treden ten behoeve van de vorming van een coalitie van landen die werken aan de bevordering van keuzevrijheid inzake bezit van een door personen als ongewenst ervaren nationaliteit.6

Graag verwijs ik voor de opvolging van deze motie naar de antwoorden op de schriftelijke vragen ingediend bij de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2022.7 Zoals in die schriftelijke reactie aangegeven, zijn er verschillende contacten geweest met deze landen, maar leeft het onderwerp niet in dezelfde mate en is er geen animo om gezamenlijk op te trekken.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken blijft contact onderhouden met deze landen over dit onderwerp. Op dit moment is er onvoldoende draagvlak voor het vormen van een dergelijke coalitie.

Onderzoek CAVV

In de motie van het lid Belhaj wordt de regering verzocht specifiek de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV) te vragen om naast de implicaties van de huidige situatie in te gaan op de mate waarin het automatisch als onderdanen rekenen van een derde generatie en daarop volgende generaties zich verdraagt met het internationaal recht, welke internationaalrechtelijke remedies open zouden staan voor burgers die hier nadeel van ondervinden en welke internationale gouvernementele organisaties (IGO’s) geëquipeerd zijn om de multilaterale dialoog over een oplossing voor dit vraagstuk te faciliteren.8

De CAVV heeft het advies over de internationaalrechtelijke implicaties van het geen afstand kunnen doen van een nationaliteit afgerond. Het advies en de kabinetsreactie daarop zijn op 21 februari jl. door de Minister van Buitenlandse Zaken met uw Kamer gedeeld.9 Het advies richt zich specifiek op de situatie van Nederlanders met een tweede nationaliteit die automatisch verkregen is als gevolg van afstamming van een ouder met (tevens) een niet-Nederlandse nationaliteit. De CAVV doet een aantal aanbevelingen, inclusief een reflectie op de vraag hoe en waar stappen kunnen worden genomen, om de besproken problematiek via een multilaterale dialoog te adresseren. In de reactie op het advies geeft het kabinet aan zich te kunnen vinden in het door de CAVV geschetste internationaalrechtelijk kader met betrekking tot nationaliteit en wordt nader ingegaan op de inzichten en aanbevelingen.

Hulp bij verzoeken tot afstand van de Marokkaanse nationaliteit

In de motie van het lid Belhaj wordt de regering verzocht om in overleg met de initiatiefnemers van het manifest «Keuzevrijheid in nationaliteit» te onderzoeken of door Nederland hulp bij verzoeken tot afstand van de Marokkaanse nationaliteit geboden kan worden in het geval dat artikel 19 van de Code de la nationalité Marocaine hiertoe de mogelijkheid biedt.10

SZW zal het gesprek met de initiatiefnemers van het manifest «Keuzevrijheid in nationaliteit» faciliteren. Er wordt hen gevraagd om een inventarisatie te maken van de gewenste hulpvraag en waar mogelijk inzicht te bieden in het draagvlak en de behoefte binnen de Marokkaanse gemeenschap voor dergelijke vormen van ondersteuning. Deze gesprekken beogen bij te dragen aan het creëren van meer inzicht in de beleving van de problematiek van deze groep om verder te inventariseren of, en zo ja, welke mogelijkheden er zijn om vanuit de Nederlandse overheid ondersteuning te bieden. Het kabinet benadrukt daarbij wel dat Nederland de inhoud en toepassing van nationale wetgeving van een ander land niet kan veranderen. Dit betekent dat ondersteuning in het geval van de toepassing van die wetgeving met als doel deze ongedaan te maken, niet mogelijk zal zijn.

Ik vertrouw erop dat uw Kamer middels deze brief afdoende is geïnformeerd over de voortgang van de bovenstaande moties.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Kamerstuk 35 475, nr. 6 t/m 9.

X Noot
2

Kamerstuk 35 475, nr. 7.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
4

CAVV, «Nr. 39 Advies inzake de internationaalrechtelijke implicaties van het geen afstand kunnen doen van een tweede nationaliteit».

X Noot
5

Kamerstuk 35 475, nr. 2.

X Noot
6

Kamerstuk 35 475, nr. 9.

X Noot
7

Kamerstuk 35 925 V, nr. 49.

X Noot
8

Kamerstuk 35 475, nr. 8.

X Noot
9

Kamerstuk, 35 475, nr. 12.

X Noot
10

Kamerstuk 35 475, nr. 6.

Naar boven