35 449 (R2147) Tijdelijke voorzieningen voor de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de uitbraak van COVID-19 (Tijdelijke rijkswet voorziening Rijksoctrooiwet 1995 COVID-19)

35 451 Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2020 (Derde incidentele suppletoire begroting inzake Noodpakket banen en economie en overbruggingsfaciliteit IHC)

35 438 Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2020 (Tweede incidentele suppletoire begroting inzake Noodpakket banen en economie)

B1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2020

Recent heeft de Tweede Kamer een positief oordeel geveld over een aantal zaken die zich op het gebied van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat bevinden. Dit betreft:

  • Tijdelijke rijkswet voorziening Rijksoctrooiwet 1995 COVID-19 (35 449);

  • Derde incidentele suppletoire begroting Economische Zaken en Klimaat 2020 inzake Noodpakket banen en economie en overbruggingsfaciliteit IHC (35 451);

  • Tweede incidentele suppletoire begroting Economische Zaken en Klimaat 2020 inzake Noodpakket banen en economie (35 438).

De aard van de wetsvoorstellen maakt dat de implementatie ervan enige mate van urgentie kent. Ik waardeer daarom zeer dat de behandeling van de tweede en derde ISB aankomende maandag plaatsvindt in uw Kamer.

Hierbij geef ik een korte toelichting op de tijdelijke Rijkswet Voorziening Rijksoctrooiwet 1995 COVID-19 en de spoedeisendheid daarvan, in de hoop dat stemming hierover in de Eerste Kamer nog voor het reces zal kunnen plaatsvinden.

Met de tijdelijke Rijkswet Voorziening Rijksoctrooiwet 1995 COVID-19 wordt voor bedrijven die door het uitbreken van de coronacrisis in de problemen zijn gekomen een tijdelijke coulancevoorziening getroffen voor indienings- en betalingstermijnen die verplicht zijn op grond van de Rijksoctrooiwet.

Cruciaal: de wet maakt het mogelijk besluiten te nemen met terugwerkende kracht tot 12 maart en vervalt per 1 september. Als de Eerste Kamer pas na de zomer over deze wet kan stemmen (of hem behandelen), dan geldt de inwerkingtreding pas op het moment dat de wet al niet meer geldt. En er blijft onzekerheid bij partijen of dit wel of niet doorgang vindt. Het wetsvoorstel is door de Tweede Kamer met algemene stemmen aanvaard.

Indien het niet lukt zal een en ander achteraf met terugwerkende kracht moeten worden hersteld door bij het koninklijk besluit waarbij de inwerkingtreding van de wet wordt geregeld gelijktijdig de werkingsduur van de wet te verlengen, maar dat kan de in de tussentijd ontstane onzekerheid bij partijen uiteraard niet wegnemen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

Letter B heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 35 449.

Naar boven