Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35405 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35405 nr. 5 |
Ontvangen 30 april 2020
Namens het presidium wil ik de leden van de verschillende fracties bedanken voor hun inbreng met betrekking tot de Raming 2021. De Raming is tot stand gekomen voordat de crisis rondom het coronavirus zich aandiende. Inmiddels ziet de werkelijkheid er anders uit. Ook in onze parlementaire werkwijze zijn aanpassingen doorgevoerd. Vooralsnog gelden de getroffen maatregelen – waarbij de fysieke Kamervergaderingen zijn teruggebracht tot een minimum – tot 28 april 2020. Hoe de periode daarna eruit zal zien is ongewis. Hoewel op dit moment niet duidelijk is hoe het overleg over de Raming vorm zal krijgen, staat voor het presidium voorop dat het parlementaire proces onverkort doorgang moet vinden. Dit geldt (zeker) ook voor de behandeling van onze eigen plannen en begroting. In deze Nota naar aanleiding van het Verslag proberen wij daarom om uw vragen zo helder en duidelijk mogelijk te beantwoorden. Daarbij volgen we de indeling van de geleidende brief en het verslag.
In aanloop naar het overleg over de Raming – dat nu is voorzien op 8 juni 2020 – informeren wij u uiteraard over de manier waarop wij dat overleg zullen voeren, als er dan nog steeds beperkende maatregelen gelden als gevolg van het coronavirus. De toezeggingen die in de Nota gedaan worden, lopen als gevolg van het coronavirus mogelijk vertraging op.
Inhoudsopgave
1. |
Geleidende brief |
2 |
1.1 |
Terugblik Raming 2020 |
2 |
– Herziening Reglement van Orde |
2 |
|
– Opstelling Commissiezalen |
3 |
|
– Viering 75 jaar vrijheid |
6 |
|
– Betrokkenheid burgers bij de Kamer |
7 |
|
– Interne organisatie |
9 |
|
– Aanbesteding producten Restaurantbedrijf |
11 |
|
1.2 |
Vooruitblik Raming 2021 |
12 |
– Renovatie Binnenhof en tijdelijke huisvesting Tweede Kamer |
12 |
|
– Parlementair proces / werkwijze van de Kamer |
13 |
|
– Onderzoeksinstrumenten Kamer |
16 |
|
– Informatiepositie Kamer |
17 |
|
– Transparantie Kamerwerk |
19 |
|
– Fysieke en digitale beveiliging |
25 |
|
2. |
Begrotingstoelichting |
27 |
2.1 |
Artikel 2: Uitgaven t.b.v. leden en oud-leden Tweede Kamer, alsmede leden van het Europees Parlement |
27 |
2.2. |
Artikel 3: Wetgeving en controle Tweede Kamer |
28 |
3. |
Staat van de Kamer 2019 |
29 |
– Herziening Reglement van Orde
Vraag
De VVD-fractie, de SP-fractie en ChristenUnie-fractie hebben vragen gesteld over de herziening van het Reglement van Orde. Deze worden in samenhang beantwoord.
De leden van de VVD-fractie constateerden vorig jaar al dat er sprake is van een enorme stijging in het aantal moties, debataanvragen, schriftelijke vragen en hoofdelijke stemmingen en vroegen destijds of er geen sprake is van een vastlopen van het democratische proces.
In de Raming van dit jaar wordt gesteld dat een herziening van het Reglement van Orde niet alles oplost en dat er juist ook gekeken moet worden naar een verandering van de parlementaire cultuur. Hoe ziet het presidium dit? En wat is de rol van de partijen zelf in een dergelijke verandering van de parlementaire cultuur? De leden zijn benieuwd hoe de commissies in stelling gebracht kunnen worden om de plenaire agenda zoveel mogelijk te ontlasten. De behandeling van de wijzigingsvoorstellen Reglement van Orde vindt op dit moment plaats. De leden horen graag op wat voor termijn de behandeling afgerond zal zijn. Tevens horen zij graag of de huidige omstandigheden (coronavirus) naar verwachting zullen leiden tot vertraging.
De leden van de SP-fractie stellen vast dat de nog lopende herziening van het Reglement van Orde (Werkgroep-Van der Staaij) enkele traditionele discussies «weghaalt» bij de Raming, zoals de lange lijst van debatten en de noodzakelijke herziening van het Vragenuur. Hoe ziet het presidium dit, wat is de verhouding tussen de behandeling van de Raming en de Herziening van het RvO?
Over de werkwijze van de Kamer zal in het kader van de Commissie-Van der Staaij nog verder worden gesproken. Toch hebben de leden van de ChristenUnie-fractie op dit moment behoefte aan het stellen van een aantal vragen.
Allereerst lezen zij dat het presidium in het bijzonder de aanbeveling onderschrijft om een betere balans te zoeken tussen plenaire en commissieactiviteiten. Hoe zou die balans er uit moeten zien?
Antwoord
Het presidium wil allereerst ook op deze plaats haar dank uitspreken voor de voorstellen die de werkgroep onder leiding van het lid Van der Staaij heeft gedaan ter modernisering van het Reglement van Orde. De werkgroep heeft zelf ook geconstateerd dat sommige knelpunten eerder om een aanpassing van de parlementaire cultuur dan om een nieuwe juridische regeling in het Reglement van Orde vragen.
Het presidium acht het de verantwoordelijkheid van elk individueel Kamerlid om gericht te kijken welke instrumenten worden ingezet. Het presidium benadrukt dat het van belang is dat leden daarbij selectief te werk te gaan en voorkomen dat er een stapeling van procedures plaatsvindt. Het presidium denkt daarbij bijvoorbeeld aan het vaker samenwerken van leden bij indienen van schriftelijke vragen maar ook aan het kritisch omgaan met steunverlening aan debataanvragen in de plenaire vergadering. Daarbij is het aanbevelingswaardig dat fracties ook regelmatig intern kritisch spreken over de te volgen werkwijze en de inzet van parlementaire instrumenten.
Het presidium merkt met betrekking tot de behandeling van de voorstellen van de werkgroep-Van der Staaij op dat de oorspronkelijke planning erop gericht was deze voorstellen nog voor het zomerreces 2020 in de Kamer te behandelen. Het is op dit moment nog niet te voorspellen of de beperkende omstandigheden in verband met het coronavirus deze planning onhaalbaar maken. Het streven blijft er in ieder geval op gericht, zodra de schriftelijke voorbereiding is afgerond, deze voorstellen tijdig te agenderen zodat eventuele aanpassingen kunnen ingaan op het moment dat er een nieuwe Kamer is verkozen.
Het presidium vindt het begrijpelijk dat tijdens de behandeling van de Raming gesproken wordt over aspecten van het Kamerwerk die ook door de werkgroep-Van der Staaij zijn behandeld, maar het is aan de Kamer om deze voorstellen toch zoveel mogelijk integraal te behandelen in het traject dat voor de werkgroep-Van der Staaij afgesproken is.
Het presidium merkt op dat er veel debatten op de agenda van de Kamer staan die goed in commissieverband gevoerd zouden kunnen worden. De voorstellen die de werkgroep-Van der Staaij heeft gedaan, kunnen een bijdrage leveren om die optie aantrekkelijker te maken. Het voorstel om debatten na verloop van tijd te laten vervallen draagt bij aan een overzichtelijke, compacte, plenaire agenda. Het presidium acht het denkbaar dat het gros van de debatverzoeken op commissieniveau wordt afgehandeld, waardoor er een overzichtelijke voorraadagenda voor de plenaire vergadering ontstaat en er voldoende ruimte beschikbaar is de aldaar aangevraagde debatten binnen redelijke termijn te voeren. Het presidium wacht met betrekking tot dit onderwerp de verdere behandeling van de voorstellen van de werkgroep met veel belangstelling af.
– Opstelling Commissiezalen
Vraag
De leden van de D66-fractie hebben gezien dat de werkgroep onder leiding van de heer Van der Staaij ook enkele suggesties heeft gedaan ten aanzien van de inrichting van de verschillende commissiezalen om deze qua opstelling beter af te stemmen op het type activiteit. Een rondetafelgesprek of technische briefing vraagt om een andere opzet van de sprekers ten opzichte van elkaar dan een pittig politiek debat. Dit geldt zowel in de tijdelijke als in de gerenoveerde permanente huisvesting. Graag horen deze leden hoe het presidium met deze suggestie denkt om te gaan en welke acties hier al voor ondernomen zijn.
Antwoord
In 2018 is een experiment uitgevoerd in de Troelstrazaal, waarbij twee zaken centraal stonden: het bijdragen aan een gezonde werkomgeving door staand vergaderen mogelijk te maken en het bijdragen aan meer dualisme tussen de Kamer en regering. De evaluatie in 2019 wees uit dat het experiment werd gewaardeerd, maar ook op een aantal bezwaren stuitte. Deze zaal is daarna naar aanleiding van de aanbevelingen zo veel mogelijk geschikt gemaakt voor verschillende typen debatten. Destijds is niet voor een compleet nieuwe inrichting gekozen, gelet op de relatief korte periode tot aan de verhuizing.
Het presidium heeft met belangstelling kennisgenomen van de suggesties van de werkgroep onder leiding van de heer Van der Staaij om de inrichting van de commissiezalen beter af te stemmen op de activiteiten die in de zaal plaats vinden. Aangezien de behandeling van deze voorstellen op dit moment niet is afgerond en er nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden, heeft het presidium geen andere acties ondernomen dan hetgeen hierboven is uiteengezet ten aanzien van de Troelstrazaal.
Voor de renovatie wordt voor de detail-ontwerpfase een werkgroep samengesteld die zich zal buigen over onder andere de inrichting van de commissiezalen. De uitkomsten van Commissie-van der Staaij zullen hierin worden meegenomen.
Vraag
De leden van de D66-fractie roepen in herinnering dat vorig jaar tijdens het debat over de Raming een motie is ingediend en vervolgens aangenomen (Kamerstuk 35 166, nr. 20), om het toezicht en de handhaving op het gebied van integriteit te versterken. Het presidium heeft hier vorige maand op gereageerd, maar deze regels zijn nog niet inwerking getreden. Kan het presidium toelichten hoe zij de verdere parlementaire behandeling en invoering hiervan voor zich ziet?
Antwoord
De commissie Binnenlandse Zaken heeft feitelijke vragen gesteld over de brief van het presidium over toezicht en handhaving op het gebied van integriteit van 10 februari 2020 (Kamerstuk 35 351, nr. 2). Het presidium is voornemens het voorstel samen met de beantwoording van de feitelijke vragen van de commissie formeel bij de Kamer in te dienen. Het is vervolgens aan de commissie Binnenlandse Zaken om de verdere behandeling ter hand te nemen.
Vraag
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de benoeming van een integriteitsadviseur die Kamerleden kunnen raadplegen. Op basis van berichten in de pers hebben deze leden de indruk gekregen dat zij reeds een eerste advies heeft gegeven. Klopt de indruk van deze leden dat zij deze opdracht heeft aanvaard voordat haar «termijn» daadwerkelijk was begonnen? Is dit advies wel in haar hoedanigheid als integriteitsadviseur van de Kamer gegeven? In deze mediaberichten kwam ook de vraag op of zaken/kwesties uit het verleden binnen de reikwijdte van het mandaat van de integriteitsadviseur liggen of dat deze uitsluitend op «actuele» kwesties (waar het Kamerlid nog een keuze moet maken hoe te handelen in relatie tot bepaalde regels) ziet? Indien ook kwesties uit het verleden daaronder vallen, vernemen deze leden graag hoe haar mandaat wordt afgebakend vis-a-vis het nog in te stellen college dat belast wordt met het toezicht en de handhaving van de integriteitsregels. Tevens hadden deze leden begrepen dat dit advies door de aanvrager(s) openbaar zou worden gemaakt, maar zij hebben dit advies niet gezien. Ten slotte, constateren deze leden dat de integriteitsadviseur ongeveer 3 maanden nodig heeft gehad om advies uit te brengen. Deze leden menen dat dit erg lang is om een Kamerlid in onzekerheid te laten c.q. te laten «bungelen». Kan het presidium in reactie op deze vragen nader uiteenzetten wat hier nu precies gebeurd is en hoe zij hierop reflecteert? De aan het woord zijnde leden vinden het namelijk van belang om lessen te trekken uit deze eerste «adviesaanvraag».
Antwoord
In de brief van het presidium inzake de benoeming van de onafhankelijk adviseur integriteit van 28 november 2019 is vermeld dat Kamerleden de adviseur kunnen benaderen voor vertrouwelijk advies over de uitleg en toepassing van de integriteitsregels. De adviseur is per 1 januari 2020 te bereiken voor Kamerleden. Daarbij is een belangrijk uitgangspunt dat de advisering door de adviseur een vertrouwelijk karakter draagt. Het betreft een aangelegenheid tussen adviseur en Kamerlid. Het presidium wordt niet in kennis gesteld van een eventueel advies. Het is dan ook niet aan het presidium om naar aanleiding van berichtgeving in de media een oordeel te vormen. Aan het advies kunnen geen rechten worden ontleend. Wel stelt de adviseur jaarlijks een geanonimiseerd jaarverslag op, dat aan het presidium wordt gezonden en vervolgens openbaar wordt gemaakt. In het jaarverslag kan de adviseur tevens aanbevelingen doen voor verbetering of verheldering van de integriteitsregels.
De voorgestelde regeling inzake toezicht en handhaving (Kamerstuk 35 351, nr. 2) bevat een duidelijke afbakening tussen de adviseur en het college van onderzoek. De adviseur en het college vervullen immers verschillende functies: de adviseur is er om in vertrouwelijkheid met Kamerleden mee te denken en hen desgevraagd te adviseren, terwijl het voorgestelde college klachten behandelt en kan oordelen over de naleving van de gedragscode. Het presidium vertrouwt erop dat de taakverdeling zich in de praktijk verder zal wijzen.
Ten slotte heeft het presidium in haar voorstel aangegeven het stelsel van advisering, toezicht en handhaving periodiek te zullen evalueren, zodat van de ervaringen kan worden geleerd.
Vraag
De leden van de SP-fractie vinden dat er goede stappen worden gezet op het gebied van afspraken over Integriteit, er is een gedragscode en een adviseur, en er komt toezicht en handhaving. Er zijn dus goede stappen gezet, maar de leden van de SP-fractie constateren dat er vragen blijven. Bijvoorbeeld over de verblijfkostenregeling, hoeveel tijd een Kamerlid op een bepaald adres moet verblijven om een (soms forse) onkostenvergoeding te ontvangen. Die onkostenvergoeding is in veel gevallen terecht, maar steeds ophef en gedoe hierover is zeer kwetsbaar. Wordt hierover nagedacht, hoe kan dit worden verminderd?
Antwoord
Op grond van de Wet Schadeloosstelling leden Tweede Kamer is de hoogte van de verblijfskostenvergoeding afhankelijk van de afstand van de woonplaats van het Kamerlid tot het gebouw van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De Wet Schadeloosstelling kent geen definitie van het begrip «woonplaats». Ook in de toelichting is daarover geen nadere informatie te vinden. Het Kamerlid is zelf verantwoordelijk voor de opgave van zijn of haar woonplaats en de eventuele wijziging daarvan. Jaarlijks worden alle Kamerleden via e-mail geattendeerd op het actueel houden van het woonadres en gewezen op de relatie die dit heeft met de verblijfskostenvergoeding.
Vraag
De leden van de VVD-fractie kijken uit naar de resultaten van het in kaart brengen van de gevolgen van de uitbreiding van fractieondersteuning voor de huisvesting van fracties. Op wat voor termijn zullen de resultaten bekend zijn?
Antwoord
Op dit moment wordt er nog onderzoek gedaan naar de beschikbare ruimte op het Binnenhofcomplex. De verwachting is dat in het tweede kwartaal van 2020 dit onderzoek opgeleverd kan worden. Op basis hiervan kunnen de fracties een voorstel maken.
– Viering 75 jaar vrijheid
Vraag
De leden van de VVD-fractie vinden een goede organisatie van herdenkingen van groot belang, getuige onder meer de motie van de leden Ziengs en Van der Molen (Kamerstuk 35 166, nr. 16) en het voorstel van het lid Van Gent. Op welke wijze wordt er zorg voor gedragen dat Kamerleden geïnformeerd worden over herdenkingen? Is het mogelijk om met een richtlijn te komen voor organisaties van herdenkingen, zodat zij weten op welke wijze zij Kamerleden kunnen uitnodigen? Hoe kijkt het presidium naar een herdenkingenregister, zoals naar voren komt in het voorstel van het lid Van Gent? En hoe beziet het presidium het huidige protocol rondom kransleggingen?
Antwoord
Het presidium hecht eraan om bij het herdenken en vieren van onze vrijheid aansluiting te zoeken bij de wijze waarop het Nationaal Comité 4 en 5 mei richting geeft aan de zingeving van herdenken en vieren en aan het levend houden van de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog. Er is goed contact met het Nationaal Comité 4 en 5 mei inzake landelijke herdenkingen. Eén keer per jaar ontvangt de Kamerorganisatie van hen een lijst met een aantal (grote) herdenkingen. Het Comité geeft hierbij ook advies over de aanwezigheid van de Voorzitters van de Tweede en Eerste Kamer en van een delegatie namens het Kabinet bij een aantal van deze herdenkingen. De lijst met (een deel van alle) herdenkingen die het Nationaal Comité 4 en 5 mei opstelt kan uiteraard voor Kamerleden inzichtelijk worden gemaakt.
Het is niet mogelijk Kamerleden te informeren over álle herdenkingen die in het land plaats vinden. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei heeft immers geen rol in de lokale herdenkingen die door het hele land worden georganiseerd. Elke herdenking wordt door een aparte organisatie voorbereid. Soms is dat een gemeente, soms een lokaal 4 en 5 mei comité, een Oranjevereniging, of nog een andere instantie.
Elke organisatie staat het vrij om invulling te geven aan hun herdenking. De vraag over een richtlijn voor organisaties is niet haalbaar omdat er geen overkoepelende contactpersoon is. Het staat elke organisatie vrij om Kamerleden uit te nodigen.
Het presidium heeft in zijn vergadering van 11 maart 2020 gesproken over het protocol rond kransleggingen bij herdenkingen. Er zijn diverse herdenkingen waarbij de Kamervoorzitter aanwezig is. Bij veel van deze plechtigheden wordt een krans gelegd. In de regel legt de Voorzitter (samen met de Voorzitter van de Eerste Kamer) een krans namens de Staten-Generaal. Zoals eerder geschetst vinden er op verschillende plaatsen in het land allerlei herdenkingen plaats, zeker in een jubileumjaar als 2020. Het presidium waardeert het als Kamerleden herdenkingen bijwonen. Het presidium is echter van mening dat, wanneer de Voorzitter (of een ondervoorzitter) niet aanwezig is bij een herdenking, er geen officiële kranslegging plaats vindt namens de Tweede Kamer of namens de Staten-Generaal. Dit is in overeenstemming met het advies van het Nationaal Comité. In een lustrumjaar of vanwege een speciale gebeurtenis kunnen Kamerleden, indien zij hiertoe een verzoek indienen, tijdens een herdenking een krans leggen zonder linten.
Vraag
De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat de gevolgen zijn van de maatregelen tegen het coronavirus voor de geplande activiteit met betrekking tot de viering van 75 jaar vrijheid in Nederland. Is de verwachting dat bepaalde activiteiten geen doorgang zullen kunnen vinden? En wordt er nagedacht over alternatieven voor eventueel gecancelde evenementen?
Antwoord
De stuurgroep »75 jaar Vrijheid» heeft op 10 maart 2020 de Tweede Kamer geïnformeerd over de activiteiten die de Tweede Kamer voornemens was te organiseren met betrekking tot de viering van 75 jaar vrijheid. Niet lang na het versturen van deze brief brak de coronacrisis in alle hevigheid los. Deze crisis werpt ook een schaduw over de activiteiten van de Tweede Kamer. Door middel van een brief d.d. 26 maart 2020 heeft de Voorzitter van de Kamer, mede namens de Stuurgroep, alle leden van de Tweede Kamer op de hoogte gebracht van de aanpassingen dan wel annuleringen van een deel van de geplande activiteiten. Als de situatie daarom vraagt zullen de plannen de komende tijd verder aangepast worden. Tegelijkertijd wordt er door de Stuurgroep gekeken naar alternatieve mogelijkheden om 75 jaar vrijheid te vieren. Voorbeelden zijn verdere uitbreiding van de website, waar nu al een speciale pagina met informatie over de oorlog is ingericht, of een digitale rondleiding langs plekken in de Tweede Kamer die een relatie hebben met de Tweede Wereldoorlog.
– Betrokkenheid burgers bij de Kamer
Vraag
De leden van de ChristenUnie-fractie en de leden van de SP-fractie hebben vragen gesteld over toegankelijkheid van het Kamergebouw voor bezoekers. Deze worden in samenhang beantwoord.
In 2019 waren er meer dan honderdduizend bezoekers van het Kamergebouw. De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het positief dat meer mensen de Tweede Kamer bezoeken. Zij lezen ook dat het presidium wel benoemt dat er grenzen zitten aan het aantal bezoekers dat de Kamer kan bezoeken. Waar ligt deze grens, en wat is hierin de kritieke factor, zo vragen genoemde leden. En wat zal de grens zijn van de tijdelijke huisvesting als ook de Tweede Kamer na renovatie?
De leden van de SP-fractie vragen aandacht voor de toegankelijkheid van de Tweede Kamer. Een vrije, open democratie hoort veel bezoekers te kunnen ontvangen, in de juiste balans van gastvrijheid en veiligheid. Hoe is dit tijdens de Renovatie in het nieuwe gebouw geregeld? In het huidige gebouw gebeurt het nu geregeld dat er zoveel bezoekers op debatten afkomen dat ze niet allemaal een plaats krijgen, soms kunnen bezoekers die van ver komen zelfs de Kamer niet meer worden binnengelaten als er geen plek meer is. Mensen die zich vooraf hebben aangemeld via de website van de Tweede Kamer zijn daardoor hevig teleurgesteld, maar dit moet ook zoveel mogelijk worden voorkomen. Het personeel van de beveiliging, de bodes, de griffies en alle andere medewerkers spannen zich hier tot het uiterste toe in. Maar kan hierin niet nog een extra stap worden gezet, bijvoorbeeld door meer flexibiliteit in het plaatsen van schermen en stoelen in de Statenpassage of bijvoorbeeld een scherm aan de buitenkant van de Tweede Kamer, op de Hofplaats? Wellicht zijn er mogelijkheden te verzinnen dat zo min mogelijk bezoekers van het parlementaire proces teleurgesteld hoeven te worden. Graag een reactie.
Antwoord
De Tweede Kamer is een open en toegankelijk instituut dat mensen in staat wil stellen de debatten in de Kamer te volgen of het Kamergebouw te bezoeken. Die openheid kent een begrenzing op het gebied van orde en veiligheid en de mate waarin het primair proces gehinderd wordt. Ook vormt de toegang via Lange Poten en Schepelhal (die laatste is specifiek voor scholierenbezoeken) een knelpunt: bij drukte kunnen zich daar rijen vormen, waardoor de beveiliging geen overzicht meer heeft. Om toch zoveel mogelijk mensen de kans te geven de Kamer te bezoeken, wordt onderzocht hoe de knelpunten bij de ingangen opgelost zouden kunnen worden.
Voor de huidige gebouwen geldt dat het aantal bezoekers inmiddels veel groter is dan waarmee in het oorspronkelijke ontwerp rekening is gehouden. Dit geeft een grotere belasting op het gebouw voor bijvoorbeeld het gebruik van de bestaande toiletgroepen en het entreegebied. Bij het ontwerp van de tijdelijke huisvesting is uitgegaan van de bezoekersaantallen van 2017 met de toen aannemelijke groei van 360.000 naar 500.000 bezoekers en scanfaciliteiten binnen de gebouwschil. Meer capaciteit van doorstroom is niet meegenomen. Er is een externe studie gedaan naar de personenlogistiek in B67 tot een maximum van 500.000 bezoekers. Het entreegebied van de tijdelijke huisvesting is ontworpen op basis van de onderzoeksresultaten.
Het uitgangspunt voor het aantal bezoekers na de renovatie is 500.000 bezoekers. Dit is ook de maximale capaciteit gegeven de ruimtelijke beperking van het Kamercomplex en gaat uit van scanfaciliteiten buiten de gebouwschil.
Onderzocht wordt welke mogelijkheden er zijn om in de huidige situatie de Statenpassage te gebruiken voor meekijkmogelijkheden, rekening houdend met veiligheidseisen en onze gebruiksvergunning. Voor een scherm aan de buitenzijde zal per keer een vergunning nodig zijn. Het is op dit moment onduidelijk of deze zal worden afgegeven.
In de tijdelijke huisvesting is er voor ProDemos een grote afgesloten ruimte beschikbaar naast de publieke tribune. Scholieren kunnen het parlementaire proces volgen en krijgen daarbij uitleg. Ook is rekening gehouden met extra meekijk- en luisterruimte. Daarnaast word door middel van mobiele apparatuur in bijvoorbeeld de (nieuwe) Statenpassage ook aanvullende mogelijkheden gefaciliteerd. Voor het ontwerp van de renovatie worden op dit moment studies verricht naar mogelijkheden voor een meer structurele oplossing.
Vraag
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het van belang dat het Kamergebouw voor eenieder toegankelijk is. Zij betreurden het dan ook dat tijdens het debat over de voortgang van de implementatie van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, niet genoeg plek was voor mensen met een rolstoel op de publieke tribune. Welke mogelijkheden zijn er om de capaciteit voor rolstoelen en andere vervoersmiddelen voor mensen met een beperking op de publieke tribune uit te breiden? Bijvoorbeeld middels een multi-inzetbaar gedeelte waar stoelen staan, die indien nodig plaats kunnen maken voor meer rolstoelplekken.
Antwoord
De ruimte op de publieke tribune is beperkt voor rolstoelen en soortgelijke hulpmiddelen. Door de huidige indeling van de publieke tribune is een multi-inzetbaar gedeelte niet te realiseren zonder grote investeringen en wordt met het oog op de aanstaande renovatie afgeraden. Bij meer belangstelling dan capaciteit kan een alternatief worden geboden door het opstellen van meekijkschermen in de Statenpassage en rolstoelgebruikers elkaar af te laten wisselen tussen publieke tribune en de meekijkzaal.
– Interne organisatie
Vraag
De leden van de D66-fractie menen, mede in het licht van de versterking van de fractie-ondersteuning, dat de Kamer ook de plicht heeft om naar efficiënte inzet van publieke middelen te blijven streven. Deelt het presidium deze opvatting? Deze leden zijn van mening dat dit begint met inzicht in de formatie en vragen daarom aan het presidium of zij een overzicht zou kunnen geven van alle functies binnen de Kamerorganisatie? Is hier een organogram van beschikbaar?
Antwoord
Het presidium deelt de opvatting dat de Kamer de plicht heeft om publieke middelen efficiënt in te zetten. De formatieontwikkeling van de Kamerorganisatie blijft de laatste 5 jaar onder de 580 fte en is daarmee redelijk constant. Op dienstenniveau geeft het organogram inzicht in de diverse functionaliteiten en is een overzicht op functieniveau beschikbaar. Deze documenten zijn raadpleegbaar1.
Vraag
De leden van de SP-fractie en de leden van de ChristenUnie hebben vragen gesteld over de ICT-organisatie, deze worden in samenhang beantwoord.
De leden van de SP-fractie erkennen dat storingen in ICT nooit helemaal uitgesloten kunnen worden en dat overlast (bv. door updates) niet te voorkomen is, het belang van informatiebeveiliging en digitale veiligheid is enorm, alle inzet moet hier op gericht zijn. Tegelijkertijd zijn we zo afhankelijk geworden van ICT dat het belang van goed functionerende ICT steeds groter wordt. Kan hierop gereflecteerd worden? Wordt hierin voldoende geïnvesteerd, zowel qua kennis als expertise? Kan uitgebreider worden toegelicht wat het voor de Kamer betekent dat de ICT-organisatie versterkt wordt en in eigen beheer zal worden uitgevoerd? Hoe zal «de ICT werkplek stabieler worden gemaakt» en «functioneel gezien naar een hoger niveau worden gebracht», zoals allemaal te lezen is in de geleidende brief bij de Raming?
In de geleidende brief lezen de leden van de ChristenUnie dat de transitie van de ICT-dienstverlening naar het Shared Service Centre van Binnenlandse Zaken niet is doorgegaan. Wat was hiervan de reden en welke kosten gaan hiermee gepaard? En is de keuze om ICT in eigen beheer uit te voeren een logische gevolgtrekking, of waren er ook alternatieven?
Antwoord
Tot de zomer van 2018 had de Tweede Kamer het voornemen om de uitvoering van de ICT-dienstverlening aan de Tweede Kamer-organisatie integraal uit te besteden aan het Shared Service Centrum ICT van de rijksoverheid, SSC-ICT. Vanuit de Dienst Automatisering van de Tweede Kamer zou daar vervolgens regie op gevoerd worden. SSC-ICT heeft medio 2018 aangegeven deze rol niet uit te kunnen voeren. Dit betekent dat de Dienst Automatisering de uitvoering van de ICT-dienstverlening in eigen beheer heeft voortgezet en daardoor ook een aantal noodzakelijke grote projecten in eigen beheer heeft moeten uit voeren. Hiertoe is een programmaorganisatie opgezet die met voldoende middelen en met de inzet van externe expertise, aanvullend aan de bestaande ICT-organisatie, deze projecten ter hand heeft genomen. In de afgelopen periode zijn op deze wijze belangrijke verbeteringen gerealiseerd die de ICT-dienstverlening robuuster, veiliger en actueler hebben gemaakt. Voorbeelden hiervan zijn de verhuizing van beide datacenters naar het Overheidsdatacenter (ODC) in Rijswijk, de uitrol van Windows 10, de invoering van de nieuwe VoIP-telefooncentrale en de upgrade en verdere beveiliging van de ICT-infrastructuur. De komende jaren zal de Tweede Kamer deze vernieuwde omgeving zelf in beheer houden. Voorts wordt op dit moment uitbreiding van de beschikbare functionaliteit op de werkplek ontworpen. In verband met al deze ontwikkelingen wordt de ICT-organisatie versterkt met extra expertise en capaciteit
Het Shared Service Centrum ICT (SSC-ICT) heeft in juli 2018 aangegeven op dat moment geen mogelijkheid te zien om de transitie van de ICT-dienstverlening van de Tweede Kamer uit te voeren omdat er op dat moment andere prioriteiten gesteld moesten worden, wat betreft de inzet van mensen en middelen. Hieraan voorafgaand was reeds een technisch onderzoek uitgevoerd ter voorbereiding op de transitie. De kosten van dit technisch onderzoek bedroegen rond de € 0,25 mln. De uitkomsten van dit onderzoek zijn vervolgens gebruikt in het programma ICT2020 waarin de Dienst Automatisering in eigen beheer een aantal belangrijke verbeteringen heeft doorgevoerd. De keuze om dit in eigen beheer uit te voeren was gebaseerd op de zeer korte tijd die nog tot de geplande verhuizing naar B67 resteerde en de afwezigheid van overheidspartijen die op dat moment op een vergelijkbare schaal ICT-dienstverlening konden leveren. Gegeven deze omstandigheden was het de logische keuze om ICT in eigen beheer uit te gaan voeren.
Vraag
Tevens zien de leden van de ChristenUnie met enige zorg dat er een hoop staat te gebeuren op ICT-gebied. De genoemde uitdagingen zijn namelijk verhuizen, uitbreiden, stabieler maken en naar een hoger niveau brengen van de ICT-voorzieningen. Hoe wordt de haalbaarheid van deze processen geborgd? Op welke wijze vindt prioritering plaats? En hoe wordt tegelijkertijd continuïteit van het primaire proces geborgd?
Antwoord
Binnen de ambtelijke organisatie is hiervoor een apart programma (ICT2020) opgezet. Binnen dit programma lopen vier projecten:
1. Verhuizing datacenters: Vanuit dit project is de achterliggen databank (VDI, servers, etc.) naar een extern datacenter verhuisd. Tijdens de verhuizing is apparatuur en software grotendeels vernieuwd. Deze verhuizing is inmiddels afgerond.
2. Centrale infrastructuur B67: Dit project houdt zich bezig met het ontwerpen van een nieuwe ICT-infrastructuur voor B67. In B67 zal alle netwerkapparatuur nieuw worden aangeschaft.
3. In- en verhuizing B67: Vanuit dit project wordt samen met het RVB gezorgd dat gebouwgebonden voorzieningen die nodig zijn om de ICT-diensten van de Tweede Kamer in B67 werkend te krijgen opgeleverd worden. Verder zorgt het project voor het verhuizen van alle ICT-middelen tijdens de verhuizing. Het project inventariseert alle ICT-specials en stemt met alle betrokkenen af hoe de ICT-specials in B67 werkend kunnen worden opgeleverd. Vanuit dit project wordt de samenhang tussen Dienst Automatisering en project Tijdelijke huisvesting B67 geborgd.
4. Continuïteit dienstverlening: Vanuit het project continuïteit wordt de ICT-omgeving uitgebreid, stabieler gemaakt en naar een hoger niveau gebracht. Dit gebeurt mede in samenwerking met het bureau CISO via de uitvoering van de jaarplannen Informatiebeveiliging. Dit in relatie tot de al eerder door de Kamer uitgesproken prioriteit voor informatiebeveiliging.
Door het samen brengen van deze vier projecten in één programma, onder leiding van één programmamanager, kan de haalbaarheid worden geborgd, terwijl tegelijkertijd de reguliere beheerwerkzaamheden ten behoeve van de continuïteit parallel gewoon doorgang vinden. De prioritering binnen het programma is vooral afhankelijk van de volgtijdelijkheid van de verschillende projecten.
Vraag
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het positief dat er werk is gemaakt van het verbeteren van de sociale veiligheid in de Kamerorganisatie, alsmede binnen de verschillende fracties. Ook zijn zij positief over de aanstelling van vertrouwenspersonen. Op welke wijze vindt, uiteraard met inachtneming van de vertrouwelijkheid, rapportage door de vertrouwenspersonen plaats?
Antwoord
De Tweede Kamer kent zes vertrouwenspersonen ongewenste omgangsvormen: twee vanuit de Kamerorganisatie en drie vanuit de fracties. Ook is er één externe vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersonen ongewenste omgangsvormen (VPOO) maken een jaarverslag. Dit wordt besproken in het managementteam, het presidium en de Ondernemingsraad.
Het jaarverslag 2019 meldt dat de vertrouwenspersonen hebben ingezet op:
– deskundigheidsbevordering (allen zijn in 2019 opgeleid & gecertificeerd bij de Landelijke Vereniging van Vertrouwenspersonen),
– voorlichting (bij werkoverleggen en introductie van nieuwe medewerkers),
– het verbeteren van het interne netwerk van arboarts, bedrijfsmaatschappelijk werk, preventiemedewerkers, OR en HR.
De vertrouwenspersonen geven aan dat zij de trend zien dat ongewenst gedrag beter bespreekbaar is geworden en dat medewerkers door voorlichting beter bewust zijn van de hulpstructuur. Ook is de drempel om te melden verlaagd door het aantrekken van een externe vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersonen adviseren om door te gaan met het geven van voorlichting en het verder professionaliseren. Verder wordt aangegeven dat het belangrijk is om de thema’s integriteit en omgangsvormen (anti pesten) hoog op de agenda te houden.
– Aanbesteding producten Restaurantbedrijf
Vraag
De leden van de CDA-fractie onderkennen, dat het menu van het Kamerrestaurant in het kader van de Raming een voorwerp van aanhoudende zorg is. Deze leden vertrouwen erop, dat het Restaurantbedrijf ruimhartig uitvoering geeft aan de motie van de leden Van der Molen en Geurts (Kamerstuk 35 300 IIA, nr. 6), waarin de Kamer heeft gevraagd het aanbod van Nederlandse (streek)producten in de restaurants te verruimen. Deze leden hebben met aandacht de kleine lettertjes gelezen op de menu’s van het Kamerrestaurant, net boven de informatie over allergenen: «Het Restaurantbedrijf streeft ernaar, zoveel als mogelijk, gebruik te maken van Nederlandse producten die duurzaam en biologisch zijn.» Deze leden hebben kennisgenomen van de brief van het presidium over de uitvoering van deze motie (Kamerstuk 35 300 IIA, nr. 10). Deze leden begrijpen dat het Restaurantbedrijf met het criterium «herkomst van dichtbij» beoogt de hoeveelheid voedsel-kilometers te beperken, maar ook het stimuleren van de nationale biodiversiteit, het koesteren van regionale producten en het ondersteunen van lokaal ondernemerschap. De leden van de CDA-fractie vragen het presidium te bevestigen dat het criterium «Nederlandse (streek)producten» opgenomen wordt in de eerstvolgende aanbesteding.
Antwoord
Bij het opstarten van een nieuwe (Europese) aanbesteding worden, als de aanbestedingsregels dit toestaan, de bovengenoemde criteria nadrukkelijk meegenomen. Een voorbeeld waarbij dit reeds aan de orde is, is de Europese aanbesteding voor consumptie automaten die in de Tweede Kamer in gebruik zijn (warme drankenmachines en automaten voor frisdranken en verantwoorde snacks). Daar waar mogelijk zal met bestaande leveranciers, maar ook in lopende overeenkomsten, getracht worden de genoemde criteria te verwerken.
– Renovatie Binnenhof en tijdelijke huisvesting Tweede Kamer
Vraag
De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen m.b.t. de renovatie van het Binnenhof. Nederland worstelt op dit moment nog altijd met de stikstof-problematiek, problematiek die gevolgen heeft voor meerdere sectoren. Een van die sectoren betreft de bouw. De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe de stikstofproblematiek wordt meegenomen in het proces rond de renovatie van het Binnenhof? Verwacht het presidium dat de renovatie in 2021 door kan gaan, of dient er rekening gehouden met mogelijk aanvullend uitstel van de verbouwing?
De aan het woord zijnde leden constateren dat de tijdelijke verhuizing van de Tweede Kamer met een jaar is uitgesteld naar de zomer van 2021. Zij vragen zich af in hoeverre het zeker is dat de verhuizing in 2021 wel daadwerkelijk door zal gaan? En waar hangt dat besluit vanaf?
Antwoord
Naar aanleiding van de derde rapportage van Minister Knops inzake de Renovatie (Kamerstuk 34 293, nr. 84) is aangegeven dat bij gelegenheid van de vierde rapportage, die in april 2020 wordt verwacht, meer informatie zal worden gegeven over de stikstofproblematiek in relatie tot de renovatie van het Binnenhof en daarmee samenhangend de verhuizing van de verschillende gebruikers naar de tijdelijke huisvestingen.
Tot nu toe wordt steeds uitgegaan van verhuizing in het zomerreces van 2021. Het presidium heeft aangegeven dat de Tweede Kamer uiterlijk voor het zomerreces van 2020 moet weten of de verhuizing in 2021 doorgaat omdat tijdig verplichtingen aangegaan moeten kunnen worden voor de verhuizing. Het is vervolgens aan de commissie Binnenlandse Zaken om hierover met de Staatssecretaris van gedachten te wisselen en te besluiten.
Vraag
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe de publieksfunctie van de Tweede Kamer in de lange periode waarin de Kamer niet op het Binnenhof gevestigd zal zijn optimaal gewaarborgd zal worden?
Antwoord
Het presidium heeft altijd aangegeven dat de toegankelijkheid van de Tweede Kamer voor het publiek ook in de tijdelijke huisvesting op dezelfde manier gegarandeerd moet zijn als op dit moment. De groepsbezoeken van ProDemos hebben ook in de tijdelijke huisvesting doorgang. In overleg met ProDemos worden daar faciliteiten voor opgeleverd. Ook beschikken de vergaderzalen over publieke tribunes. Daarnaast blijft de Kamer inzetten op publiekscommunicatie via een breed scala aan middelen, gericht op verschillende doelgroepen (zoals websites, sociale media, publiekstelefoon).
Vraag
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in het jaar 2021 een hoop veranderingen zullen plaatsvinden op het gebied van huisvesting. Allereerst vragen zij of een tussentijdse verhuizing wordt voorzien, bij veranderingen in fractiegroottes, na de verkiezingen van 2021, of dat dit voor de periode tot de zomer van 2021 op een andere wijze zal worden opgevangen.
Antwoord
Het presidium heeft besloten om na de verkiezingen van 2021 een interne verhuizing te organiseren naar aanleiding van de verkiezingsuitslag. Geprobeerd zal worden deze verhuizing qua omvang zo beperkt mogelijk te houden. Met de verhuiscoördinatoren van de fracties wordt in deze tijdelijke situatie naar maatoplossingen gezocht. Dit betekent dat er volgend jaar twee verhuizingen plaats vinden: een interne verhuizing voor een deel van de organisatie direct na de verkiezingen en de grote verhuizing naar B67 voor iedereen in het zomerreces.
Vraag
Verder lezen de leden van de ChristenUnie-fractie de begrijpelijke wens van het presidium om het Binnenhof niet langer te verlaten dan strikt noodzakelijk is. Tegelijkertijd zien zij ook dat langer blijven in het Binnenhof, ook meerkosten met zich meebrengt. Bijvoorbeeld op het gebied van ICT en beveiliging. Op welke wijze speelt dit mee in de afweging die wordt gemaakt?
Antwoord
Het presidium heeft geen besluit genomen om in 2020 niet te verhuizen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft besloten tot uitstel van de verhuizing en renovatie met tenminste 1 jaar vanwege onder andere de stikstofproblematiek. De meerkosten zijn hier het directe gevolg van.
– Parlementair proces/werkwijze van de Kamer
Vraag
Een vraag die de leden van de SP-fractie op zouden willen werpen is of het wel logisch is dat er steeds vaker brieven worden aangevraagd aan bewindspersonen tijdens de stemmingen, na het aannemen van een motie. Zou het niet zo moeten zijn dat de regel is dat moties altijd worden uitgevoerd en dat de Kamer hier eigenlijk standaard over geïnformeerd zou moeten worden? Dat zou niet alleen tijd besparen in de plenaire zaal maar ook beter passen bij het belang van de informatiepositie van de Kamer, als we de hoofdregel dat moties worden uitgevoerd en de Kamer hier standaard over geïnformeerd wordt zouden herbevestigen. Deze leden ontvangen graag een reactie hierop.
Antwoord
Het presidium deelt de opvatting van de leden van de SP-fractie dat het uitgangspunt is dat de regering aangenomen moties behoort uit te voeren, zonder dat het noodzakelijk is na de stemming over de uitvoering van de motie nog een brief te vragen. Er zijn desalniettemin situaties denkbaar waarbij het vragen van extra informatie over de uitvoering van een motie wenselijk kan zijn, bijvoorbeeld omdat er tijdens de beraadslaging niet of nauwelijks is gesproken over de wijze van uitvoering (als dit op meerdere manieren kan geschieden), of omdat er vragen zijn over de snelheid waarmee de motie wordt uitgevoerd. Zolang het vragen van brieven over de uitvoering van moties binnen de perken blijft, ziet het presidium geen aanleiding daarvoor nadere regels voor te stellen.
Vraag
Met de toenemende hoeveelheid vragen die worden gesteld, neemt ook de stukkenstroom richting de Kamer toe. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af welke mogelijkheden er zijn om bij beantwoording van vragen, opvolging van toezeggingen en afdoening van moties de betrokken Kamerleden ook rechtstreeks hierover te informeren?
Antwoord
Het presidium begrijpt de wens om een goed overzicht te houden in de grote documentenstroom richting de Kamer, maar merkt daarover wel op dat het zeer bewerkelijk en foutgevoelig zou zijn Kamerleden ook nog eens afzonderlijk te informeren over brieven die (al dan niet voor een deel) zien op uitvoering van moties en opvolging van toezeggingen. Bij de verspreiding van beantwoording van Kamervragen wordt standaard aangegeven op welke vragen van welke leden de betreffende antwoorden gegeven zijn.
Vraag
Rondom wetgeving hebben de leden van de ChristenUnie-fractie geconstateerd dat het voorkomt dat bij de voorbereiding van amendementen met Bureau Wetgeving waar technisch juridische bijstand wordt ingeroepen van het betrokken departement, er tevens een politiek beleidsadvies wordt meegegeven, of zelfs derden hiervan op de hoogte zijn. De leden zijn van mening dat er een strikte scheiding tussen beleid en technisch juridische bijstand voor Kamerleden bij het opstellen van amendementen zou moeten bestaan. Zij vragen een reflectie van het presidium hierop.
Antwoord
Het presidium onderschrijft de opvatting van de leden van de ChristenUnie-fractie volledig. Het kan niet zo zijn dat er, zonder medeweten en instemming van het betrokken Kamerlid, door een departement een politiek beleidsadvies wordt afgegeven dan wel dat derden worden betrokken bij de voorbereiding van amendementen. Mocht hier sprake van zijn, dan dient de verantwoordelijk bewindspersoon hier stevig op te worden aangesproken.
Vraag
De leden van de ChristenUnie-fractie maken tot slot gebruik van deze mogelijkheid tot inbreng om enkele vragen te stellen over het functioneren van de Kamer in crisissituaties en in het bijzonder rondom het Coronavirus.
Allereerst vragen de leden van de ChristenUnie-fractie naar de gevolgen voor personeel van de Kamer. Hoeveel zelfstandigen, uitzendkrachten en/of 0-urencontractanten zijn in dienst van de Kamer en hoe worden zij deze periode financieel bejegend?
Antwoord
De kamerorganisatie heeft geen uitzendkrachten of medewerkers met een 0-urencontract in dienst. De zes ZZP’ers die voor de organisatie werken kunnen deze werkzaamheden vanuit huis doen, waarbij er geen sprake is van terugval van uren of inkomsten. In de situatie dat gebruik gemaakt wordt van een intermediaire organisatie (die mensen detacheert bij de Kamerorganisatie) zal de Kamer met de betrokken organisaties afspraken maken over de kostenverdeling van de niet-gewerkte uren voor zover deze niet te vermijden zijn. Dit betreft maatwerk (stand van zaken 23 maart 2020).
Vraag
Kan het presidium verder aangeven op welke wijze besluitvorming plaatsvindt over de voortzetting van het parlementaire werk in crisissituaties? Op welke wijze is hierin ook afstemming met de Eerste Kamer en met de relevante ministeries? Voorts vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of wetgeving en in het bijzonder het Reglement van Orde het presidium genoeg ruimte biedt om parlementaire werkzaamheden en procedures aan te passen in crisissituaties? Genoemde leden kunnen zich goed voorstellen dat na beëindiging van de Coronapandemie in brede zin wordt bezien op welke wijze het primaire proces van de Tweede Kamer in crisissituaties kan worden geborgd en of hiertoe aanpassing van wetgeving nodig is.
Antwoord
Het presidium constateert dat de huidige situatie met betrekking tot het coronavirus heeft geleid tot ingrijpende en beperkende omstandigheden waarin de Kamer en haar medewerkers het werk moeten doen. De Kamervoorzitter heeft in de afgelopen periode regelmatig overleg gevoerd met het presidium, de fractievoorzitters en de commissievoorzitters over de werkwijze van de Kamer, gelet op het ontbreken van de mogelijkheid daarover van gedachten te wisselen tijdens een Regeling van Werkzaamheden.
Daags na het ingaan van de maatregelen is het kabinet verzocht gemotiveerd aan te geven welke wetsvoorstellen zo urgent zijn, dat vertraging van parlementaire behandeling onwenselijk zou zijn. Op basis van de kabinetsreactie kan de Kamer vervolgens zelf beslissen of zij de in deze brief genoemde wetsvoorstellen toch wenst te behandelen en zo ja, op welke wijze. De Eerste Kamer beslist uiteraard autonoom of en zo ja op welke wijze zij haar werkzaamheden verricht gedurende de coronacrisis. Zo heeft de Eerste Kamer besloten om vanaf 17 maart 2020 haar wekelijke vergaderingen (zowel plenair als in commissieverband) te laten vervallen voor de rest van de maand. De Tweede Kamer maakte een andere afweging waardoor het parlementaire werk, deels op een andere wijze dan gebruikelijk, doorgang kon vinden.
De wetgeving en het Reglement van Orde vormen geen belemmering voor het functioneren van de Tweede Kamer. Het presidium is daarbij van opvatting dat ook de opstelling van individuele leden en fracties cruciaal is gebleken, bijvoorbeeld voor wat betreft het kunnen openen van de vergadering en de wijze van stemmen. Het presidium acht het met de leden van de ChristenUnie-fractie verstandig dat de Kamer op termijn aandacht besteedt aan de werkwijze en de borging van het parlementaire proces ten tijde van crisissituaties.
Vraag
Als laatste vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of een inschatting mogelijk is van de financiële gevolgen van het Corona-virus en de genomen maatregelen voor de Kamerorganisatie.
Antwoord
Op dit moment is het nog niet mogelijk om de financiële gevolgen van het Corona-virus in beeld te brengen. Er is nu nog geen zicht op hoe lang deze situatie zich blijft voordoen.
De extra uitgaven houden verband met voorzieningen voor de thuiswerkplek, extra schoonmaakonderhoud en aanschaf ontsmettingsmiddelen. Ook is er sprake van minder uitgaven, bijvoorbeeld reizen naar het buitenland en ontvangsten van buitenlandse parlementaire delegaties. Zodra deze situatie voorbij is zal een totaalbeeld van de financiële consequenties worden opgesteld.
– Onderzoeksinstrumenten Kamer
Vraag
De leden van de SP-fractie constateren dat altijd veel wordt gevraagd van al het werkzame personeel in de Tweede Kamer, maar zeker nu parlementaire middelen en onderzoeksinstrumenten steeds vaker ingezet worden. Is er voldoende capaciteit en ondersteuning voor al die mensen die het werk van (veel vragende) Kamerleden mogelijk maken?
Antwoord
Het presidium is het met de leden van de SP-fractie eens dat de huidige parlementaire onderzoeken, en een parlementaire enquête in voorbereiding, een forse druk uitoefenen op de bestaande ambtelijke capaciteit. Ambtelijke ondersteuning van parlementaire onderzoeken en enquêtes vergt een langdurige en intensieve inzet van deskundig en ervaren personeel. Op dit moment zijn er drie parlementaire onderzoekscommissies actief: de tijdelijke commissie digitale toekomst, de parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen en de tijdelijke commissie uitvoeringsorganisaties. Daarnaast kan op enig moment dit jaar, indien de Kamer hiertoe besluit, het startsein worden gegeven voor een parlementaire enquête naar de gaswinning in Groningen. Deze parlementaire middelen en onderzoeksinstrumenten vergen een (langdurige) substantiële inzet van griffiers, kenniscoördinatoren, informatiespecialisten en commissie-assistenten.
De Griffies Commissies en de Dienst Analyse en Onderzoek hebben met betrekking tot de parlementaire onderzoeken naar digitale toekomst en ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen via interne personele verschuivingen, de inzet van trainees en detacheringen de openvallende plekken in het primaire proces tijdelijk op kunnen vangen zonder ernstig afbreuk te doen aan de dienstverlening ten behoeve van de vaste Kamercommissies in het primaire proces. De grens aan het ondersteunen van zowel de drie onderzoeken, evenals het continueren van de huidige dienstverlening aan de vaste en algemene commissies, is gezien de huidige omvang van de ambtelijke capaciteit echter wel bereikt. Niet alleen kost het werven, inwerken en opleiden van nieuwe medewerkers veel tijd en inspanning, ook onverwachte omstandigheden zoals ziekte en zwangerschap zijn, zonder het maken van een scherpe prioritering met betrekking tot de ambtelijke inzet, niet zonder meer op te vangen. Het presidium heeft eind 2019 besloten om de vacatures, die als gevolg van de inzet van personeel ten behoeve van de ondersteuning van de parlementaire onderzoeken zijn ontstaan, tijdelijk te vervullen via externe werving.
Voor vervangingen in het kader van een parlementaire enquête geldt dat de kosten daarvan in rekening worden gebracht bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het presidium gaat er daarbij vanuit dat dit eveneens geldt voor de kosten die gepaard gaan met de ambtelijke ondersteuning (incl. vervangingskosten) van een (eventuele) tijdelijke commissie die wordt ingesteld door de Kamer ter voorbereiding van de parlementaire enquête.
Vervangingen in het kader van de overige parlementaire onderzoeken – i.c. onderzoek naar digitale toekomst en onderzoek naar uitvoeringsorganisaties – worden bekostigd uit het onderzoeksbudget van de Kamer.
– Informatiepositie Kamer
Vraag
Zowel de leden van de VVD-fractie als de SP-fractie hebben vragen gesteld over de informatiepositie van de Kamer. Deze vragen worden in samenhang beantwoord.
De leden van de VVD-fractie constateren dat het presidium het kabinet heeft laten weten dat het zeer onwenselijk is dat Kamer en media vaak op vrijwel hetzelfde moment worden geïnformeerd. Daarvoor complimenteren de leden het presidium. Ondanks deze actie van het presidium blijft de informatiepositie van de Kamer een punt van zorg. Ziet het presidium nog aanvullende mogelijkheden om de informatiepositie van de Kamer beter te waarborgen?
De leden van de SP-fractie waarderen het belang dat door het presidium steeds, en ook nu weer in de toelichting bij de Raming wordt toegekend aan de informatiepositie van de Kamer. Het krijgen van de juiste en tijdige informatie is een voorwaarde om de regering te kunnen controleren, veel belangrijke en grote debatten gaan hier juist ook over. Het is goed dat het presidium de regering herinnert aan de werkafspraken, dat de Kamer eerder geïnformeerd wordt dan de media, dat fracties in gelijke mate worden geïnformeerd, en of informatie wel vertrouwelijk moet zijn. Maar als uiteindelijk deze afspraken niet worden nagekomen, wat kunnen we dan nog? Dan is het per casus toch aan de Kamer om de Minister hierover aan de tand te voelen, terecht te wijzen, of (ultiem) het vertrouwen op te zeggen? Ook het lekken van informatie is de leden van de SP-fractie een doorn in het oog. Kan ook hier op in worden gegaan? Over het eerst de krant informeren en pas daarna de Kamer is veel ongenoegen, maar vooral sommige ministers blijven hier mee doorgaan. Het lijkt erger te worden, en niet beter. Zouden we niet af moeten spreken dat iedere keer als een Minister eerder informatie naar de media stuurt, of als uit een ministerie eerder informatie lekt, hier standaard voorafgaand aan een debat een ordedebat gevoerd zal worden, waarin alle woordvoerders hun ongenoegen uiten en bijvoorbeeld excuses kunnen vragen? Zou dit geen goed idee zijn om te laten merken dat het ernst is? Kan hierop gereageerd worden?
Antwoord
Het presidium constateert, dat er een verbetering zichtbaar is met betrekking tot de informatievoorziening richting de Kamer. Zo is het aantal brieven dat buiten gangbare kantoortijden wordt gestuurd scherp gedaald en lijkt er minder vaak sprake van de situatie waarbij de pers eerder geïnformeerd is dan de Kamer over beleidsvoornemens van het kabinet. Er zijn echter ook na het versturen van de brief van de Kamervoorzitter ter zake een aantal gevallen bekend waarbij dit wel het geval is. Op ministeries geldt nog steeds de instructie dat op vrijdagen pas ná de ministerraad stukken naar de Kamer mogen worden gestuurd met als gevolg dat er ná 16.00 uur nog tientallen stukken naar de Kamer komen. Per definitie belanden deze stukken op vrijdag dan ook vrijwel altijd later dan eventuele persberichten in de mailboxen van de leden.
Het presidium houdt dan ook voortdurend de vinger aan de pols en blijft het kabinet aanspreken. Ook individuele leden en Kamercommissies kunnen dit uiteraard doen in de debatten en overleggen met bewindspersonen. Of zij dat willen doen in de vorm van een ordedebat en welke gevolgen zij aan deze situatie verbinden, acht het presidium aan de Kamerleden zelf.
Vraag
Daarnaast horen de leden van de VVD-fractie graag wat precies de stand van zaken is m.b.t. de KVKO. Hoe wordt hiermee omgegaan in de commissies?
Antwoord
Het presidium heeft op 20 februari 2019 de evaluatie van de nieuwe werkwijze (van de ondersteuning van de Kamercommissies) besproken2. De resultaten en aanbevelingen van de evaluatie zijn doorgeleid naar de betrokken commissies en in de procedurevergaderingen besproken. De uitkomsten daarvan zijn besproken in het voorzittersoverleg van het najaar van 2019. Besloten is dat elke vaste Kamercommissie jaarlijks de gang van zaken rondom de (nieuwe) werkwijze evalueert. Op basis van de positieve bevindingen en conclusies in de rapportage heeft het presidium besloten om in 2020 geen tweede, externe evaluatie te laten uitvoeren.
De verbeterde communicatie over kennis- en informatieproducten en de wens om de commissiestaf op een meer proactieve wijze informatie aan te laten leveren heeft in het afgelopen jaar geleid tot een aantal nieuwe, innovatieve producten. Voorbeelden hiervan zijn de internetconsulatie naar werkdruk in de zorg (commissie VWS), het webinar over schuldenproblematiek (commissie SZW), het interactieve rondetafelgesprek over «Uitdaagrecht» (commissie Koninkrijksrelaties), een rondetafeldebat over het Curriculum en een roulerend rondetafelgesprek over de economische waarde van wetenschap (beide commissie OCW). Het beschikbare budget voor kennis en onderzoek is tot nu toe met name aangewend voor extern onderzoek en rondetafelgesprekken. Zoals in de Staat van de Tweede Kamer 2019 is te lezen, is er een stijging te zien in de aanvraag van het aantal kennisproducten.
Vraag
De leden van de CDA-fractie brengen in herinnering dat de Kamer in november 2018 een drietal moties heeft aangenomen over omgang met vertrouwelijke stukken. Dit zijn de motie van de leden Van der Molen en Omtzigt (Kamerstuk 28 362, nr. 16) over het in de Tweede Kamer blijven van vertrouwelijk ter inzage gelegde stukken; de motie van de leden Van der Molen en Omtzigt (Kamerstuk 28 362, nr. 17) over de wijziging van de Regeling vertrouwelijke stukken; en de motie van het lid Van Nispen c.s. (Kamerstuk 34 683, nr. 15) over het onderschrijven van de analyse van het rapport van de Tijdelijke commissie evaluatie Wet op de parlementaire enquête (TCEWPE) en het overnemen van de conclusies en aanbevelingen. Deze drie moties hebben geheel of gedeeltelijk betrekking op vertrouwelijke informatievoorziening door het kabinet aan de Kamer. Concreet betreft het drie aspecten hiervan:
• onderscheid maken tussen het beroep door het kabinet op het belang van de staat in artikel 68 Grondwet enerzijds en vertrouwelijke verstrekking van inlichtingen anderzijds (aanbevelingen TCEWPE/ motie van het lid Van Nispen c.s.);
• versterking eigen rol Kamer en aanpassing procedure bij vertrouwelijke verstrekking van kabinetsstukken (motie Van der Molen/Omtzigt nr. 17 en TCEWPE/ motie van het lid Van Nispen c.s.); en
• archivering van vertrouwelijke stukken (motie van de leden Van der Molen en Omtzigt nr. 16 en TCEWPE/motie van het lid Van Nispen c.s.), specifiek van stukken die tijdelijk ter inzage worden gegeven en na een vooraf bepaalde periode retour naar het ministerie gaan.
In de nota naar aanleiding van het verslag over de Raming voor 2020 maakte het presidium melding van een bijeenkomst in april 2019 met experts op het gebied van vertrouwelijke stukken, waarvan de resultaten zouden worden uitgewerkt. Deze uitwerking zou worden betrokken bij een voorstel waarin recht gedaan wordt aan de ingediende moties. Op grond van het motievolgsysteem concluderen deze leden, dat er sindsdien niets meer is gebeurd. Wat is de stand van zaken, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
Antwoord
De bijeenkomst met deskundigen heeft in april 2019 plaatsgevonden. Daarna is de verdere uitwerking ter hand genomen, waarbij wordt bezien op welke wijze zowel procedureel als praktisch invulling kan worden gegeven aan de moties. Daarbij wordt tevens nagegaan of het mogelijk is een aantal specifieke onduidelijkheden in de behandeling van vertrouwelijke stukken te adresseren. Het presidium hoopt op korte termijn een voorstel aan de Kamer te kunnen voorleggen.
Vraag
In verband met het debat over de reikwijdte van artikel 68 van de Grondwet vragen de leden van de CDA-fractie het presidium ook toe te zien op de uitvoering van de recent aangenomen motie van het lid Omtzigt c.s. (Kamerstuk 28 362, nr. 25) over de bevestiging dat op grond van art. 68 GW een individueel Kamerlid specifieke documenten binnen een redelijke termijn moet kunnen ontvangen; de motie van het lid Omtzigt c.s. (Kamerstuk 28 362, nr. 26) over het verstrekken van interne stukken ontdaan van persoonlijke beleidsopvattingen, en de motie van de leden Van Weyenberg en Sneller (Kamerstuk 28 362, nr. 28) over voorstellen om de Kamer meer informatie te verstrekken over activiteiten zoals de aan- en verkoop van aandelen, financiële transacties, overnames en investeringen.
Antwoord
Het presidium deelt de opvatting van leden van de CDA-fractie inzake de reikwijdte van artikel 68 Grondwet en de rechten van een individueel Kamerlid ter zake. Uiteindelijk is het echter niet aan het presidium om toe te zien op de uitvoering van deze moties. In concrete situaties waarin een Kamerlid niet de informatie krijgt waarvan hij op grond van artikel 68 Grondwet meent dat recht wel te hebben, dient deze de betreffende bewindspersoon daar zelf rechtstreeks op aan te spreken en dit informatierecht eventueel met een motie te effectueren. Bij herhaaldelijke, ongrondwettelijke, weigering kan daarbij de vertrouwensregel in beeld komen.
In algemene zin heeft de informatiepositiepositie van de Kamer als medewetgever en controleur van de regering de voortdurende aandacht van het presidium.
– Transparantie Kamerwerk
Vraag
De leden van de CDA-fractie onderschrijven de stelling van het presidium, dat het zichtbaar en inzichtelijk maken van het Kamerwerk een blijvend aandachtspunt is. De leden van de CDA-fractie herinneren in dit verband bijvoorbeeld aan de motie van de leden Amhaouch en Schouten (Kamerstuk 34 444, nr. 13), die vroeg om een motievolgsysteem. De leden van de CDA-fractie zijn van mening, dat de Kamer moet kunnen beschikken over een volwaardig motievolgsysteem dat zowel politici als burgers in staat stelt te volgen wat er van de uitspraken van de Kamer geworden is. In 2017 hebben deze leden bij de behandeling van de Raming vrij precies beschreven aan welke eisen zo’n systeem zou moeten voldoen. Een eerste stap in de goede richting is wat deze leden betreft de koppeling die in Parlis wordt aangebracht tussen de brieven van de regering in reactie op moties en de betreffende motie. Ook via de publieke website van de Kamer wordt inzichtelijk gemaakt welke brief van de regering ziet op uitvoering van een motie (op de motiepagina). Daarmee is dezelfde functionaliteit van het interne motievolgsysteem ook voor het grote publiek gerealiseerd, zo stelde het presidium in de nota naar aanleiding van het verslag over de Raming voor 2020 (Kamerstuk 35 166, nr. 6). Is de presentatie op de publieke website gebruikersvriendelijk en toegankelijk, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Naar de mening van deze leden neemt de Kamer zelf haar instrumentarium niet serieus, als de uitvoering van een motie voor leden en voor buitenstaanders niet op een adequate wijze te volgen is.
Antwoord
De website wordt elk jaar gekeurd op toegankelijkheid volgens de norm op niveau WCAG2.1-AA. Voldoen aan de WCAG2.1AA norm betekent dat de website gebruikt kan worden door iedereen, inclusief mensen met een beperking zoals blinden en doven. De website is voor 100% geslaagd en hier vallen dus alle webpagina’s onder, ook de moties. Er wordt ook gewerkt aan een technische oplossing om tekst op de motiepagina toe te voegen over de gerelateerde documenten/brieven regering om een uitleg te geven waarom deze documenten aan de motiepagina zijn toegevoegd. Zo wordt het proces dat moties doorlopen voor het publiek inzichtelijker en wordt duidelijker hoe een Minister of Staatssecretaris uitvoering geeft aan moties.
Vraag
Bij de presentatie van de Rijksbegroting voor 2020 hebben de leden van de CDA-fractie opnieuw geconstateerd dat de verschillende ministeries uiteenlopende opvattingen hebben over wat adequate informatie aan de Kamer over de uitvoering van een motie is. Dit blijkt naar het oordeel van deze leden uit de verschillen tussen de bijlagen bij de memorie van toelichting op de begrotingshoofdstukken. Deze leden vragen het presidium nogmaals bij de regering aan te dringen op verbetering van de informatie in de bijlage bij de memorie van toelichting op de begroting, waarbij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als voorbeeld moge dienen.
Antwoord
Ook het presidium heeft geconstateerd dat er aanmerkelijke verschillen zitten in de wijze waarop de ministeries in hun begrotingen informatie vermelden over de uitvoering van aangenomen moties. Het presidium is het met de leden van de CDA-fractie eens dat het goed zou zijn als dit type informatie op een meer uniforme wijze zou zijn vormgegeven. De wijze waarop het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dit doet, spreekt ook het presidium aan. Het presidium is bereid om de bewindslieden op de geconstateerde verschillen te attenderen en hen te verzoeken om de informatievoorziening op dit punt te uniformeren en verder te verbeteren.
Vraag
De leden van de CDA-fractie en de leden van de D66-fractie hebben vragen gesteld over de toezeggingenregistratie. Deze worden in samenhang beantwoord.
De leden van de CDA-fractie waarderen het dat in de toezeggingenregistratie mogelijk is gemaakt een toezegging van een bewindspersoon te registreren op naam van het lid aan wie de toezegging is gedaan. Deelt het presidium de mening van deze leden, dat de toezeggingenregistratie openbaar zou moeten zijn? Zo ja, op welke termijn denkt het presidium dat te realiseren? Deze leden verwijzen in dit verband naar de toezeggingenregistratie op de website van de Eerste Kamer.
De leden van de D66-fractie constateren dat de toezeggingen-registratie nog steeds niet openbaar is. Zij geloven dat deze openbare registratie kan bijdragen aan het indammen van de verhoogde stroom van moties van de laatste jaren. Kamerleden hoeven een toezegging van de bewindspersoon immers niet meer per motie te «claimen». Deze leden vragen het presidium wanneer de registratie openbaar zal zijn?
Antwoord
Tijdens de behandeling van de Raming voor het jaar 2020 heeft de Voorzitter toegezegd de mogelijkheid te onderzoeken om te komen tot een betaalbare, openbare toezeggingenregistratie (Kamerstuk 35 166, nr. 21). Naar aanleiding van deze toezegging heeft het presidium vorig najaar over dit onderwerp gesproken. De op dit moment intern bij de Kamer in gebruik zijnde toezeggingenregistratie is niet compleet: schriftelijke en plenaire toezeggingen worden er niet in bijgehouden. Ook is de huidige registratie niet altijd actueel: het systeem wordt vaak bijgewerkt op de wat meer rustige momenten, bijvoorbeeld aan het eind van een vergaderweek of tijdens recesperioden. Voor een eventuele openbare toezeggingenregistratie liggen de eisen voor kwaliteit, volledigheid en actualiteit naar het oordeel van het presidium hoog. Ook stelt een openbaar systeem veel hogere eisen aan de ICT-voorzieningen dan de huidige registratie. Uit deze eisen vloeien aanmerkelijke kosten voort voor extra ambtelijke capaciteit, voor ICT-ontwikkelkosten en voor jaarlijkse ICT-onderhoudskosten. Een ambtelijke werkgroep heeft berekend dat de kosten globaal neerkomen op eenmalig € 120.000 aan ontwikkelkosten en jaarlijks € 650.000 aan onderhouds- en personeelskosten. Gelet op deze kosten heeft het presidium besloten om het Voorzittersoverleg, dit is het overleg tussen de Kamervoorzitter en de commissievoorzitters, op dit punt om een advies te vragen. Mede op basis van het advies van het Voorzittersoverleg zal het presidium een beslissing nemen over het al dan niet ontwikkelen van een openbare toezeggingenregistratie.
Het is naar het oordeel van het presidium zeer de vraag of een openbare toezeggingenregistratie de verhoogde stroom van moties van de laatste jaren daadwerkelijk zal indammen. Het is overigens niet nodig een door een bewindspersoon gedane toezegging te «claimen» door het alsnog indienen van een motie. De gedane toezegging staat immers zwart op wit in het woordelijk verslag van de desbetreffende vergadering. De bewindspersoon in kwestie zal zijn of haar toezegging dienen na te komen. Het hoge aantal ingediende moties en het «claimen» van gedane toezeggingen door het ook nog indienen van een motie is naar het oordeel van het presidium niet nodig. Het al dan niet opnemen van een toezegging in een openbare toezeggingenregistratie zal daar naar verwachting geen belangrijke veranderingen in aanbrengen.
Vraag
De leden van de CDA-fractie vinden het een goede zaak dat de toegankelijkheid van vergaderingen via internet de laatste jaren aanzienlijk is uitgebreid. Wel vragen deze leden aandacht voor het feit, dat bijvoorbeeld bij technische briefings de in de zaal vertoonde presentaties voor kijkers op afstand niet zichtbaar zijn. Kan daarvoor een oplossing worden gevonden?
Antwoord
Technisch is het al mogelijk om een presentatie ook te streamen, mits dit vooraf bekend is. Wanneer er een presentatie is aangeleverd, is er ook een regisseur nodig die schakelt tussen de presentatie en het beeld uit de zaal. Onderzocht wordt of voor de tijdelijke verhuizing dit proces anders ingericht kan worden.
Vraag
De leden van de CDA-fractie en de SGP-fractie hebben vragen gesteld over de digitale collectie van de Kamerstukken en Handelingen van voor 1995. Deze worden in samenhang beantwoord.
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het zichtbaar en inzichtelijk maken van het Kamerwerk ook betrekking heeft op het Kamerwerk in het verleden. In dit verband vragen deze leden naar de collectie Staten-Generaal Digitaal, die vorig jaar onderdeel is geworden van de website officielebekendmakingen.nl. Deze leden constateren dat de zoekmogelijkheden in historische parlementaire documenten als gevolg van de verhuizing van de collectie Staten-Generaal Digitaal naar officielebekendmakingen.nl drastisch zijn verminderd. Op www.statengeneraaldigitaal.nl werden bij sprekers in een debat beknopte biografische gegevens getoond als pop-up. Waarom is die functionaliteit niet meer beschikbaar? Waarom zijn Handelingen en Kamerstukken van vóór 1995 alleen nog als PDF te raadplegen?
Deze leden vragen of het klopt dat de verantwoordelijkheid voor het inhoudelijk beheer van de historische parlementaire documenten bij de Tweede Kamer zelf berust, zoals de Staatssecretaris van BZK stelt in het antwoord op schriftelijke vragen over het verdwijnen van de website statengeneraaldigitaal.nl (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 3602). Deelt het presidium de mening van de leden van de CDA-fractie, dat een historische collectie zoals Staten-Generaal Digitaal onderhoud en beheer vergt? Zo ja, waar is die verantwoordelijkheid binnen de organisatie van de Tweede Kamer belegd? Is er ook voorzien in een aanspreekpunt voor gebruikers? Wordt er gewerkt aan verbetering van de zoekmogelijkheden in historische parlementaire documenten? Zo nee, waarom niet?
Welke hiaten zijn er sinds de lancering van Staten-Generaal Digitaal geconstateerd? Zijn deze hiaten hersteld? Zo nee, op welke termijn gaat dat dan gebeuren? Waar kunnen gebruikers op dit moment melding maken van hiaten die zij constateren?
Wordt er gewerkt aan verbetering van de omzetting van het gedigitaliseerde (negentiende-eeuwse) drukwerk in digitaal leesbare tekst? Zo nee, waarom niet?
De SGP-fractie vraagt zich af in hoeverre de Kamer zelfstandig verantwoordelijk is voor de digitale collectie van de Kamerstukken en Handelingen van voor 1995. Wordt ook gewerkt aan het zoveel mogelijk bieden van de faciliteiten, zoals die ook eerder via genoemde website beschikbaar waren, zoals het niet alleen als pdf, maar ook als gewone tekst beschikbaar zijn van de documenten? Wordt er ook gewerkt aan verbetering van de toegankelijkheid in het algemeen door bijvoorbeeld korte introteksten, zodat niet steeds eerst het document geopend hoeft te worden voordat duidelijk is waar een document over gaat? Zijn er concrete plannen om de digitale beschikbaarheid van deze grote hoeveelheid informatie te verbeteren een inzichtelijk te maken?
Antwoord
Na afronding van het project Staten-Generaal Digitaal (SGD) in 2010, is het volledig beheer tijdelijk belegd bij de Koninklijke Bibliotheek. Dat was inclusief de website www.staten-generaaldigitaal.nl. Vorig jaar is het beheer van de collectie van SGD verplaatst naar het Kennis- en Exploitatiecentrum Officiële Overheidspublicaties (KOOP) en onderdeel geworden van www.officielebekendmakingen.nl. De daar al aanwezige collectie parlementaire publicaties, vanaf 1995 tot heden, is daarmee aangevuld met de publicaties uit de periode 1814–1994, waar het zover als mogelijk op eenduidige wijze wordt aangeboden. Als gevolg daarvan zijn bepaalde functionaliteiten, zoals destijds op de SGD-website aanwezig, komen te vervallen of gewijzigd en zijn de presentatie en (zoek-) functionaliteiten omgezet, overeenkomstig de wijze waarop het voor de overige collecties beschikbaar is op www.officielebekendmakingen.nl.
Met deze omzetting is een duurzame voorziening voor de SGD-collectie gecreëerd, waarbij technisch, functioneel en inhoudelijk beheer gewaarborgd is. Vanuit deze situatie is doorontwikkeling van functionaliteit en kwaliteitsverbeteringen beter mogelijk. De omzetting heeft geleid tot een uitbreiding van functionaliteit zoals filtering van zoekmogelijkheden en verbeteringen op de inhoud, zoals correcties op documentdatums. Binnenkort zal, in nieuwe versies, onder andere ontbrekende vergaderjaren in de keuzelijst worden aangeboden. Ook zullen dan zoekresultaten, waar nu alleen dossiertitels zichtbaar zijn bij Kamerstukken, voorzien worden van documenttitels.
Het toevoegen van gewone tekstbestanden, naast de pdf-bestanden, alsmede het (weer) toevoegen van bibliografische gegevens actoren is een gewenste doorontwikkeling. De Dienst Informatie en Archief van de Tweede Kamer (DIA) beschikt binnenkort over een beheertool waarmee metadata-correcties en ad hoc foutherstel gedaan kunnen worden. Daarnaast is er een mogelijkheid om, met medewerking van KOOP, analyses uit te voeren op de collectie, om zo de kwaliteit te kunnen beoordelen, fouten op te sporen en herstelacties uit te voeren. Deze zullen zich niet beperken tot correcties op de metadata, maar ook op het splitsen c.q. samenvoegen van bestanden, en het toevoegen van ontbrekende bestanden c.q. bestandsdelen.
Het analyseren en verbeteren van de kwaliteit van de data zal gestructureerd plaatsvinden onder verantwoordelijkheid van de DIA. Van de uitkomsten van die analyses wordt een overzicht bijgehouden met daarin de bevindingen, voorgestelde herstelacties en de status ervan. Dit overzicht zal gedeeld worden op de website van de collectie.
Vragen over het onderdeel van de website waarop de collectie beschikbaar wordt gesteld kunnen per webformulier worden ingediend op https://www.overheid.nl/contact/reageren-op-officiele-bekendmakingen. KOOP ontvangt die vragen en verzoeken en zal, afhankelijk van de aard van de vraag, daar zelf antwoord op kunnen geven, of het eerst voorleggen aan de DIA. Het monitoren van de vragen en verzoeken via die route is een verantwoordelijkheid van KOOP.
Vraag
De leden van de D66-fractie zijn voorstander van maximale transparantie van het reilen en zeilen van de Tweede Kamer. Zaken die aan de openbaarheid kunnen bijdragen zijn het open dataportaal en het door de CDA-fractie voorgestelde openbare toezeggingenregister. De leden van de D66-fractie hebben over beide zaken vragen aan het presidium. Deze leden constateren dat het open dataportaal nog steeds niet goed werkt. Dit hadden deze leden al aangekaart in het laatste wetgevingsoverleg inzake de Raming Tweede Kamer dd. 13 juni 2019. Hoe zit het met de realisatie hiervan? Kan het presidium toelichten wanneer het open dataportaal volledig is en goed bruikbaar is? Debat Direct blijft erg beperkt in functionaliteiten terwijl een dergelijk open data portaal voor ontwikkelaars van apps en websites een schat van bronmateriaal kan opleveren waar niet alleen Kamerleden en -fracties maar ook het bredere publiek zijn voordeel mee kan doen.
Antwoord
Het Gegevensmagazijn van de Tweede Kamer is de bron van waaruit het Open Data Portaal gevoed wordt. Met de aansluiting van Parlis op het Gegevensmagazijn in 2019 wordt het GGM gevoed vanuit drie belangrijke Kamerbronnen; Sesam, VLOS en Parlis. Het Open Data Portaal is op 1 juni 2019 live gegaan voor een beperkte groep van 100 professionele afnemers (o.a. Open State Foundation, ARGU, 1848.nl en Polpo).
De toegang tot het Open Data Portaal wordt verder opengesteld zodra voldaan kan worden aan de vigerende informatiebeveiligingseisen. De afgelopen maanden hebben de betrokken Kamerdiensten samen met externe leveranciers enkele scenario’s onderzocht op welke wijze een duurzame en veilige oplossing voor het Open Data Portaal geïmplementeerd kan worden, afhankelijk van de technische en financiële mogelijkheden. Zodra er een keuze is gemaakt voor een van de oplossingsrichtingen kan duidelijk worden op welke termijn deze oplossing geïmplementeerd zal worden.
In de vraag van de D66-fractie lijken Debat Direct en het Open Data Portaal aan elkaar gelijkgesteld te worden. Het zijn echter geen applicaties van hetzelfde soort en/of functie. Debat Direct is geen open data portaal, maar een communicatiekanaal gericht op publiek en politiek, een live videoapplicatie, waarin bezoekers debatten kunnen zien en terugzien aangevuld met metadata, zoals spreker-informatie en Kamerstukken.
Vraag
Ten slotte merken de leden van de D66-fractie op dat zij erg enthousiast zijn over het voorstel om een parlementaire kennisbank op te bouwen met toelichting over het werk van de Kamer voor belangstellende burgers. Waar kunnen deze leden het reeds verzamelde materiaal zien? Het zou immers ook goed zijn als individuele fracties en Kamerleden dit kunnen gebruiken om bepaalde aspecten van het Kamerwerk voor een bredere doelgroep inzichtelijk te maken.
Antwoord
Het vergroten van transparantie in het Kamerwerk vormt een belangrijk communicatie-uitgangspunt. Een onderdeel daarvan is het vergroten van kennis over het Kamerwerk in al haar facetten bij het grote publiek.
De basis van de parlementaire kennisbank is het onderdeel «Zo werkt de Kamer» op de website tweedekamer.nl en de website Detweedekameraanhetwerk.nl en deze informatie kan nu al gebruikt worden. Vanaf 2020 bouwt de Tweede Kamer gestructureerd een grotere parlementaire kennisbank op. Die kennisbank bevat korte, kant-en-klare artikelen over de Kamer zelf en het parlementaire proces in tekst, foto’s, filmpjes, beeldverhalen. Alle onderdelen worden steeds verder opgebouwd en in een later stadium samengevoegd zodat alle informatie op één plek staat. Op dit moment wordt de basis, het contentplan gecreëerd. Dat wil zeggen dat er bruikbaar tekst- en beeldmateriaal wordt gemaakt om de informatie zo toegankelijk mogelijk te maken. Er loopt een publieksonderzoek op de website om alle communicatiemiddelen zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij wat het publiek wil weten. Berichten voor sociale media over (bijvoorbeeld) de werkwijze van de Kamer stellen we op zo’n manier op dat Kamerleden en fracties berichten gemakkelijk kunnen delen via de eigen sociale media. De praktijk heeft aangetoond dat dit nu al regelmatig gebeurt. De artikelen in de parlementaire kennisbank worden dus geschikt voor inzet via de diverse kanalen met hun verschillende kenmerken.
In de aanbeveling van de werkgroep-Van der Staaij voor de herziening van het Reglement van Orde is deze communicatie-aanpak ook op deze manier opgenomen. De werkgroep beveelt aan om de inwerkingtreding van het herziene Reglement van Orde te combineren met gerichte communicatie over de werkwijze van de Kamer, om zo de toegankelijkheid en inzichtelijkheid voor de kiezer te vergroten. Deze informatie wordt ook onderdeel van de parlementaire kennisbank.
Vraag
Graag zouden leden van de D66-fractie in dit verband speciaal aandacht vragen voor de (laagdrempelige) toegankelijkheid van de site waar de status van wetsvoorstellen inzichtelijk wordt gemaakt. (Hoe) kunnen de verschillende fases van het wetgevingsproces eenvoudiger worden toegelicht voor een groot publiek, zo vragen deze leden.
Antwoord
Bij de wetgevingsmonitor zal meer informatie worden toegevoegd over de fases van het wetgevingsproces. Inmiddels is ook een link aangebracht naar het onderdeel van wetsvoorstel tot wet onder «zo werkt de Kamer» waar de fases van een wetgevingsproces worden toegelicht. Bij de opbouw van de parlementaire kennisbank wordt ook dit onderdeel meegenomen om verder uit te werken.
– Fysieke en digitale beveiliging
Vraag
De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat er precies bedoeld wordt met «gastvrije» scanstraten? Hoe zou dit eruit komen te zien? Waar zouden deze scanstraten komen? En wat moet daarvoor gebeuren? Graag verduidelijking.
Ook de leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat wordt geëxperimenteerd met «gastvrije scanstraten». Wat mogen zij hieronder verstaan?
Antwoord
De Beveiligingsdienst heeft als wens de bezoekers van de Tweede Kamer zo klantvriendelijk mogelijk te ontvangen. Het scannen van mensen en hun bagage is hierin een drempel en wordt regelmatig als onplezierig en onnodig gezien door de bezoekers. De apparatuur die wordt gebruikt bij dit scannen is sterk in ontwikkeling. Om te beoordelen of er nieuwe innovaties zijn die passen bij de werkwijze van de beveiligingsdienst wordt er geëxperimenteerd met de «gastvrije scanstraat». Dit betekent bijvoorbeeld dat gasten hun schoenen of riem niet hoeven uit te doen. Dit bevordert de doorloopsnelheid en is voor de bezoekers ook veel prettiger en komt een gastvrije entree ten goede, zonder dat het ten koste gaat van de veiligheidseisen die we stellen.
Vraag
De digitale infrastructuur is naar de mening van de leden van de ChristenUnie-fractie zeer belangrijk voor het functioneren van de Kamer. Hetgeen nog eens duidelijk is geworden tijdens de Citrix-storing. Acht het presidium het wenselijk om te bezien hoe in de toekomst bij eventuele storingen, de bereikbaarheid op afstand alsnog kan worden geborgd? Welke mogelijkheden zouden er bijvoorbeeld zijn om in zulke gevallen wel te voorzien in een mogelijkheid tot mobiele toegang van de mail?
Antwoord
Het presidium is zich ervan bewust dat de afhankelijkheid van goed functionerende ICT en het belang van digitale veiligheid steeds verder toeneemt. De inrichting van het Bureau CISO en het doorvoeren van specifieke beveiligingsmaatregelen dragen daar sterk aan bij. De Citrix-storing heeft in heel Nederland de afhankelijkheid van gebruikte ICT-middelen aangetoond, ook in de Tweede Kamer. De noodzaak om alternatieve mogelijkheden te bieden om onder meer mail en agenda’s te beheren is hierdoor nog scherper op het vizier komen te staan. De Tweede Kamer investeert de komende periode in het ontwikkelen van een Business Continuity Management (BCM)-strategie. Op ICT-gebied zal dat betekenen dat bij calamiteiten de toegang tot data en applicaties, waaronder mail en agenda, binnen een afgesproken periode gegarandeerd wordt. In praktische zin betekent dit onder meer dat er minder afhankelijkheid zal zijn van een specifieke leverancier of een specifieke toegang, en dat er meerdere gelijktijdige mogelijkheden geboden worden. Wel moet het voorbehoud worden gemaakt dat het uit financieel, beheersmatig en technisch oogpunt bijna niet mogelijk is om te waarborgen dat bij grote calamiteiten alle dienstverlening te allen tijde op hetzelfde niveau kan worden gehandhaafd.
Vraag
De leden van de D66-fractie erkennen het grote belang van investeringen om de digitale weerbaarheid van de Tweede Kamer te garanderen. In januari werd dat voor iedere Kamerbewoner duidelijk toen Citrix met veiligheidsproblemen kampte en alle mobiele functies eruit lagen, waardoor bijvoorbeeld ook thuiswerken onmogelijk werd. Deze leden vragen het presidium welke concrete acties er nu worden genomen om de digitale weerbaarheid van de Tweede Kamer te vergroten? Hoe groot zijn de financiële investeringen voor digitale weerbaarheid? Kunnen deze investeringen worden uitgesplitst per concrete actie? Daarnaast is voorlichting aan Kamerleden en ondersteunend personeel op dit vlak van groot belang. Heeft de Tweede Kamer een voorlichtingsplan op het gebied van digitale weerbaarheid? Zo ja, hoe ziet dat plan eruit? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
In 2019 is gestart met het vormgeven en verder versterken van het Bureau CISO. In 2020 zal bureau CISO worden geformaliseerd. Activiteiten die door dit bureau worden uitgevoerd, richten zich enerzijds op het mitigeren van risico’s, anderzijds op het beperken van schade, mocht een (digitale) dreiging zich manifesteren. De Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) vormt hierbij het kader. In de praktijk krijgt gestalte via de realisering van allerlei projecten, zoals een nieuw wachtwoordbeleid, segmentatie van het netwerk, mobile device management en network access control.
Daarnaast wordt het netwerk van de Tweede Kamer 24/7 bewaakt en wordt er voortdurend gekeken of en op welke wijze er onbevoegden zich toegang proberen te verschaffen tot het netwerk van de organisatie. Dit gebeurt via eigen monitoring, maar ook via aansluiting op het Nationaal Detectie Netwerk.
Het werk van het Bureau CISO binnen de Tweede Kamer kent, vergeleken met andere organisaties, een extra dimensie. Die heeft met name betrekking op het bewaken van de online kanalen in brede zin. In dezen is niet alleen sprake van reactieve monitoring, maar ook van het actief monitoren van online verkeer, bijvoorbeeld gekoppeld aan de actuele politieke agenda. Dit strekt zich niet alleen uit tot bedreigingen van de Tweede Kamer als instituut, maar ook tot bedreigingen van individuele Kamerleden. Binnen dit werkveld wordt intensief samengewerkt met de BVA’s en de Beveiligingsdienst van de Tweede Kamer.
Structureel is voor informatiebeveiliging een budget beschikbaar van € 3 mln. per jaar. Hiervan is € 2,1 mln. (meerjarig) verplicht voor contracten met gespecialiseerde externe leveranciers. Het gaat hierbij met name om de instandhouding van de 24/7 dienstverlening door het Security Expert Team, monitoring van het TK-netwerk op interne en externe bedreigingen, monitoring van sociale media, deepweb en darkweb en inzet n.a.v individuele bedreigingen van Kamerleden via social media en e-mail.
De resterende € 0,9 mln. is structureel benodigd voor projecten. Voor 2020 hangt de invulling van deze projecten af van beveiligingsincidenten en de maatregelen die getroffen moeten worden om in overeenstemming met de overheidsrichtlijnen uit de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) te werken.
Een verdere uitsplitsing van de investeringen in informatiebeveiliging is desgevraagd voor Kamerleden beschikbaar, maar kan uit een oogpunt van de vereiste vertrouwelijkheid van de informatie niet openbaar worden verstrekt.
In het verleden zijn er op ad hoc basis diverse voorlichtingsactiviteiten geweest op dit gebied, onder andere via online training en via sessies voor de Kamerfracties. Beoogd wordt om deze activiteiten onder te brengen in een structureel voorlichtingsprogramma. In samenwerking met de stafdienst Communicatie is op hoofdlijnen een bewustwordingsprogramma samengesteld voor alle Kamerbewoners. Het traject om dit programma verdere vorm te geven is samen met de afdeling Inkoop in gang gezet en zal halverwege 2020 zijn beslag krijgen.
Vraag
De leden van de SP-fractie zien in de begroting dat de bedragen voor de schadeloosstelling leden Tweede Kamer de afgelopen jaren fors oplopen, zowel het totale bedrag als het gemiddelde per lid van de Tweede Kamer. Hoe is dit te verklaren? Is dit rechtvaardig? Kan dit uitgebreid worden toegelicht?
Antwoord
De uitgaven voor de schadeloosstelling is vooral tussen 2015 en 2016 sterk gestegen van
€ 0,129 mln. naar € 0,152 mln. gemiddeld per Kamerlid. Dit verschil wordt veroorzaakt door de invoering van de Werkkostenregeling (WKR). Conform de WKR mag een werkgever maximaal 1,2 procent van de loonsom besteden aan onbelaste vergoedingen. Over het meerdere moet de werkgever een eindheffing afdragen. Omdat Kamerleden relatief veel reis- en verblijfkosten ontvangen betaalt de TK een eindheffing (in 2016 is € 2,5 mln. betaald over 2015). Deze eindheffing zorgt ervoor dat de uitgaven voor de schadeloosstelling sterk zijn gestegen. Kamerleden ontvangen echter niet een hogere schadeloosstelling dan voorheen.
Vanaf 2016 houden de uitgaven voor de schadeloosstelling ongeveer gelijke tred met de loon- en prijsontwikkelingen. De schadeloosstelling stijgt mee met de CAO Rijk (loonontwikkeling) en gemiddelde inflatie (prijsontwikkeling). Hierdoor zijn de uitgaven voor de schadeloosstelling gestegen van € 0,152 mln. in 2016 naar € 0,163 mln. in 2019 gemiddeld per Kamerlid.
Vraag
Recent was er ook discussie over de belastingvrije vergoedingen van Kamerleden.3 Volgens belastingexperts zijn de belastingvrije vergoedingen van Kamerleden véél ruimer dan gewone werkenden mogen ontvangen. De leden van de SP-fractie vragen zich af of het niet heel slecht is als de regels voor Kamerleden ruimer zijn dan voor gewone werknemers? Deelt u de mening dat dit onderzocht en aangepast zou moeten worden?
Antwoord
De vergoedingen voor Kamerleden zijn geregeld in de Wet Schadeloosstelling en worden fiscaal hetzelfde behandeld als iedereen. Voor Kamerleden gelden dus geen eigen fiscale regels. De vergoedingen zijn dan ook niet belastingvrij. De vaste vergoedingen worden bij de inhoudingsplichtige als eindheffingsloon in de loonheffing betrokken en niet langer als individueel loon van de Kamerleden zelf. Dat is de essentie van de werkkostenregeling die voor iedere (fictieve) werknemer geldt. Dus ook voor Kamerleden die zich als fictief werknemer bij de Belastingdienst hebben aangemeld. De Wet Schadeloosstelling leden Tweede Kamer is destijds aangepast bij de introductie van de werkkostenregeling. De vergoedingsbedragen zijn bij deze gelegenheid netto gelijk gebleven. Het Ministerie van Financiën heeft de implementatie van de werkkostenregeling in het kader van de Wet Schadeloosstelling getoetst. Daarbij is vastgesteld dat de vergoedingen aan de Kamerleden niet of niet veel afwijken van wat gebruikelijk is in vergelijkbare omstandigheden.
Vraag
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de mogelijk extra gemaakte kosten voor de verhuizing van het Binnenhof. Kan het presidium bevestigen dat er extra middelen nodig zijn voor de verhuizing van het Binnenhof? Zo ja, kan het presidium de kosten zoals deze in de begrotingstoelichting nader toelichten en uitsplitsen?
Antwoord
In de Raming 2021 zijn alleen extra middelen opgenomen als gevolg van het uitstel met 1 jaar van de renovatie en het uitstel met 1 jaar van de verhuizing naar B67. Het gaat om extra uitgaven om bijvoorbeeld de huidige (verouderde) systemen van de Tweede Kamer op het Binnenhof in stand te kunnen houden. Zo worden onderdelen van ons audiovisueel systeem preventief vervangen om uitval zo veel als mogelijk te voorkomen. Ook zijn er extra kosten omdat op twee locaties de gebouwen en installaties en systemen operationeel moeten worden gehouden. Er zijn op dit moment geen extra verhuiskosten voorzien.
Vraag
De leden van de SGP-fractie constateren dat er in artikel 3 € 0,7 mln. extra uitgegeven wordt voor de kosten van beveiliging. Wordt dit bedrag volledig ingezet voor extra personeel? Wat betekent dit concreet voor het aantal beveiligers van de Kamer?
Antwoord
Het bedrag van € 0,7 mln. wordt volledig ingezet voor de versterking van de Beveiligingsdienst, door de inzet van meer eigen goed opgeleid personeel. Dit betekent een stijging van de formatie tot 96 fte vaste formatie. Omdat tegelijkertijd de inzet van externe capaciteit daalt, zijn per saldo voor de financiering van de formatie-uitbreiding beperkte middelen nodig.
Vraag
In artikel 3.3 is een bedrag opgenomen voor de publicatie van officiële documenten. De leden van de SGP-fractie vragen zich af of dit bedrag mede bedoeld is voor het onderhoud van de digitale collectie van de Kamerstukken en Handelingen van voor 1995, zoals die eerder op Statengeneraaldigitaal.nl beschikbaar was?
Antwoord
Het begrotingsbedrag op artikel 3.3. «Publicatie officiële documenten» is bedoeld voor het contract met de Sdu (voorheen Staatsdrukkerij en Uitgeverijbedrijf; de organisatie die de officiële Tweede Kamerstukken publiceert). Daarnaast worden de kosten van het inbinden van de papieren Kamerstukken op dit artikel verantwoord.
Het onderhoud van de digitale collectie van de Kamerstukken en Handelingen van voor 1995 is opgenomen in artikel 3.1 «Apparaat Tweede Kamer».
Vraag
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over het extra budget voor de fracties. Dat is afzonderlijk opgenomen als «extra budget» bij artikel 3.4. Is het de bedoeling om dit bedrag vanaf volgend jaar structureel mee te nemen in de hoogte van het budget van artikel 3.4, zonder het apart te vermelden?
Antwoord
Dit budget wordt vanaf volgend jaar structureel meegenomen zonder aparte vermelding. Dit jaar is het afzonderlijk opgenomen, omdat er extra budget is toegekend aan de fracties naar aanleiding van het amendement Sneller op de begroting van de Staten-Generaal (Kamerstuk 35 300 IIA, nr. 5).
Vraag
De leden van de CDA-fractie constateren dat inmiddels voor de tiende maal de Raming vergezeld gaat van de Staat van de Kamer. Het presidium stelt, dat de Staat van de Kamer is bedoeld om, op basis van de weergegeven kengetallen, met elkaar te reflecteren op (ontwikkelingen in) het eigen handelen. De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de kengetallen de voorgestelde zelfreflectie zullen bevorderen, aangezien de daarvoor benodigde duiding in de Staat van de Kamer ontbreekt.
Antwoord
Sinds de Staat over het jaar 2015 worden de cijfers objectief weergegeven in een statistisch jaaroverzicht. Er wordt uitleg gegeven over de totstandkoming van de cijfers op hoofdlijnen en om de mogelijkheid te bieden om trends te benoemen. De interpretatie van de cijfers is aan de Kamerleden en fracties zelf.
Vraag
Deze leden van de CDA-fractie herinneren eraan dat de Staat van de Kamer is voortgekomen uit het proces van parlementaire zelfreflectie. Op basis van de inleidende teksten van de eerste jaargangen van de Staat van de Kamer hadden deze leden hogere verwachtingen. Zo is bijvoorbeeld de oorspronkelijk beoogde waarborging van een juiste wetenschappelijke vraagstelling door het betrekken van externe deskundigen vooralsnog achterwege gebleven en is de duiding van de gegevens gaandeweg tot een minimum teruggebracht.
Deze leden betreuren het dat mede daardoor alleen de basisgegevens over het Kamerwerk in zijn geheel worden gegeven, zodat de Staat de gebruiker/kiezer niet in staat stelt de verrichtingen per fractie of per Kamerlid te bezien. Juist daar is het de kiezer naar de mening van deze leden om te doen.
Ook zijn de gegevens pas achteraf beschikbaar zodat ze voor de dagelijkse organisatie van het Kamerwerk van geringe betekenis zijn. Dit is te meer te betreuren omdat niet alleen de nodige veranderingen ter optimalisatie van het Kamerwerk al op stapel staan, maar ook omdat in het huidige tijdsgewricht een toenemende veranderdruk te verwachten valt. Het is daarbij zaak de vinger goed aan de pols te kunnen houden. Deelt het presidium de mening van de leden van de CDA-fractie, dat er alle reden is om te bezien of er iets aan deze onvolkomenheden kan worden gedaan?
Antwoord
Sinds 2015 bevat de Staat geen cijfers over werkzaamheden van individuele Kamerleden en fracties maar van de Kamer als geheel. Het zijn feitelijke cijfers, de interpretatie ervan is aan de leden, de fracties zelf en de buitenwereld. Door de Dienst Informatie en Archief wordt gewerkt aan interactieve datadashboards. Zodra deze beschikbaar kunnen worden gesteld hebben Kamerleden en hun medewerkers de mogelijkheid naar eigen wens en inzicht over alle jaren heen cijfermatige overzichten te maken op zowel Kamerniveau als fractieniveau.
Vraag
In dit verband vragen de leden van de CDA-fractie het presidium na te gaan over welke kennis, databestanden en analyse-instrumenten de Staatscommissie parlementair stelsel kon beschikken.
Antwoord
In het eindrapport van de Staatscommissie is opgenomen van welke bronnen gebruik is gemaakt. Zie hiervoor https://www.staatscommissieparlementairstelsel.nl/. De Tweede Kamer is niet door de Staatscommissie gevraagd om ambtelijke ondersteuning te bieden en kennis, databanken en analyse-instrumenten ter beschikking te stellen.
Vraag
De leden van de CDA-fractie stellen het op prijs dat de Staat van de Kamer steeds een selectie bevat van verschenen boeken en publicaties in tijdschriften over de Tweede Kamer. Deze leden waarderen het, dat dat overzicht is voorzien van een duiding van de inhoud. Naar de mening van deze leden bieden de opeenvolgende jaarlijkse literatuuroverzichten een goed overzicht van het externe onderzoek naar het functioneren van de Kamer.
Het verbaast deze leden wel, dat in het literatuuroverzicht ook het voorstel tot algehele herziening van het Reglement van Orde van de werkgroep-Van der Staaij is opgenomen. Deze leden vragen of hier geen sprake is van een Droste-effect.
Antwoord
Het Reglement van Orde is een belangrijke rechtsbron voor het functioneren van de Kamer. Het voorstel tot algehele herziening van het Reglement van Orde is dan ook opgenomen als naslagwerk in de boekencollectie van de Kamer en derhalve (wellicht ten overvloede) terechtgekomen in het literatuuroverzicht van de Staat van de Kamer.
Vraag
In 2019 zijn er 18 wetenschappelijke publicaties opgesteld in opdracht van de Tweede Kamer. De leden van de CDA-fractie waarderen het handzame overzicht daarvan, dat in de Staat van de Kamer is opgenomen. Wel vragen deze leden, waarom voorlichting van de Algemene Rekenkamer ook onder deze kop wordt vermeld. In hoeverre verschilt die van voorlichting van de Raad van State, zo vragen deze leden.
Antwoord
De kopjes in de Staat van de Tweede Kamer op pagina 13, te weten «Publicaties in opdracht van de Tweede Kamer» en de «Publicaties in opdracht van commissies» hadden in de Staat ieder een eigen hoofdstuk moeten krijgen, maar zijn abusievelijk in één hoofdstuk Wetenschappelijke publicaties gevat. De «brief op verzoek» van de Algemene Rekenkamer en de «Voorlichting» door de Raad van State zijn in opdracht van de Tweede Kamer als geheel aan de Kamer aangeboden en zijn daarom als eerste genoemd. De andere publicaties – voornamelijk van wetenschappelijke aard – zijn in opdracht van commissies geschreven.
Krachtens artikel 21a van de Wet op de Raad van State kan de Afdeling advisering van de Raad van State op verzoek van een Minister of van Tweede of Eerste Kamer voorlichting geven in aangelegenheden van wetgeving en bestuur, bijvoorbeeld als er onduidelijkheid is over strijdigheid met het internationale recht of grondrechten. De Algemene Rekenkamer is een onafhankelijk instituut, maar kan ook ingaan op een verzoek van de Kamer om onderzoek te doen. Haar bevindingen geeft zij dan weer in de vorm van een (onderzoeks-)rapport of brief aan de Kamer.
Wij willen u nogmaals bedanken voor de gedegen manier waarop u kennis hebt genomen van onze plannen en begroting. Met bovenstaande antwoorden hopen we u voldoende te hebben geïnformeerd.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, K. Arib
. De Klankbordgroep Versterking Kennispositie en Onderzoeksfunctie (KVKO) heeft eind 2016, bij de afronding van haar werkzaamheden, een aantal aanbevelingen gedaan ter verbetering van de informatiepositie van de Tweede Kamer. Op basis hiervan zijn in 2017 zowel de werkwijze als de ondersteuning van de vaste Kamercommissies aangepast. Onderdelen hiervan zijn het werken met een jaarlijks vast te stellen kennisagenda per vaste Kamercommissie, waarvoor een onderzoeksbudget beschikbaar is, en het kunnen beschikken over een integrale commissiestaf, die zowel procesmatige als inhoudelijke ondersteuning biedt. Daarnaast vond in 2017 een reorganisatie van de Dienst Informatievoorziening (DIV) en Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven (BOR) plaats, leidend tot de Dienst Informatie en Archief (DIA) en de Dienst Analyse en Onderzoek (DAO).
https://www.telegraaf.nl/nieuws/1582338832/expert-vergoedingen-kamerleden-lijken-onbegrijpelijk-ruim. Telegraaf 5 februari 2020
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35405-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.