35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS

Nr. 209 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 oktober 2022

Voor het Commissiedebat PFAS en Gezondheid van 3 november aanstaande informeren wij, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), de Staatssecretaris van IenW en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), u gezamenlijk over de inzet van het Rijk in de aanpak van PFAS. Dit doen wij mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Daarnaast ontvangt u de stand van zaken van enkele actuele ontwikkelingen.

Achtergrond

De gemiddelde Nederlander krijgt op dit moment te veel schadelijke PFAS binnen. Deze stoffen zijn toxisch en vormen een bedreiging voor onze gezondheid. We worden er op verschillende manieren aan bloot gesteld, via de consumptie van ons dagelijks voedsel, de consumptie van vis of zelf gevangen vis van vervuilde locaties, groenten uit moestuinen rondom vervuilde locaties, of via water. De aanpak van PFAS, zowel nationaal als internationaal, is dan ook urgent, gezien de bedreiging die het vormt voor de leefomgeving en de volksgezondheid. De opgave is groot. Het Rijk zet daarom fors in op de aanpak van PFAS.

PFAS (poly- en perfluoralkylstoffen) is de naam voor een stofgroep waar ruim 9.000 stoffen onder vallen. Deze stoffen komen van nature niet in het milieu voor en worden toegepast in veel producten vanwege de water-, vuil-, hittebestendige- of vetafstotende eigenschappen.

Het is inmiddels duidelijk dat PFAS een breed scala aan problemen heeft opgeleverd:

  • PFAS worden in de hele leefomgeving (bodem, water, lucht) aangetroffen;

  • de meeste PFAS breken nagenoeg niet volledig af in het milieu en kunnen zich ophopen of zich juist over zeer grote afstanden verspreiden (mobiel zijn).

  • van een aantal PFAS is inmiddels aangetoond dat ze, afhankelijk van de mate van blootstelling aan de stof, schadelijk kunnen zijn (bijvoorbeeld schadelijk voor het nageslacht of kankerverwekkend). Daarom moeten ze beschouwd worden als Zeer Zorgwekkende Stof (ZZS).

De urgentie van de PFAS-aanpak wordt dan ook breed onderschreven. Het Rijk zet met het PFAS-beleid in op het zo veel mogelijk voorkomen en beheersen van risico’s voor mens en milieu via vier lijnen:

  • 1) een zo breed mogelijk Europees verbod van alle PFAS (restrictie onder REACH);

  • 2) het stimuleren van het zoeken naar/gebruiken van alternatieven voor PFAS;

  • 3) het voorkomen of beperken van verspreiding van PFAS, o.a. door het minimaliseren van emissies van die PFAS die als ZZS zijn aangemerkt;

  • 4) het verkleinen van blootstelling aan PFAS, o.a. door het verrichten van onderzoeken naar de aanwezigheid van PFAS, het stellen van grenzen en het nemen van andere maatregelen om blootstelling van PFAS zo veel mogelijk te voorkomen of in te perken.

Hieronder informeren wij u over de stand van zaken van deze vier beleidslijnen;

1) Verbod op alle PFAS

Restrictievoorstel onder REACH

De Kamer is meerdere malen geïnformeerd over het voorstel voor een brede Europese restrictie op het gebruik van PFAS via de Europese stoffenverordening REACH. Zoals opnieuw gemeld in de Kamerbrief van 9 maart 2022 heeft Nederland hiertoe het voortouw genomen en werkt samen met Duitsland, Denemarken, Noorwegen en Zweden aan de voorbereiding van dit voorstel.1

De restrictie moet ertoe leiden dat de productie, het in de handel brengen en het gebruik van PFAS in Europa zo ver mogelijk wordt ingeperkt. Deze restrictie is een belangrijke stap richting het door de Kamer gewenste verbod op PFAS.2

De planning is dat het voorstel voor de restrictie in januari 2023 wordt ingediend bij het EU-chemicaliënagentschap ECHA. Daarmee komt een omvangrijk en grondig onderbouwd dossier beschikbaar voor verdere besluitvorming in Europa. Na indienen zullen de wetenschappelijke comités van ECHA eerst een zogeheten «conformity check» uitvoeren, om te beoordelen of het voorstel compleet is, waarna het wordt gepubliceerd. Hierna brengen de comités op basis van het voorstel en de informatie in de formele consultatierondes advies uit. ECHA zal het voorstel met deze adviezen naar verwachting in het voorjaar van 2024 naar de Europese Commissie sturen, die op basis hiervan een voorstel ter besluitvorming zal voorleggen aan de lidstaten (naar verwachting tweede helft 2024).

De indieners van het voorstel vinden het belangrijk dat direct na indienen van het voorstel in januari een samenvatting ervan al publiek wordt gemaakt. Deze samenvatting zal de Staatsecretaris van IenW op dat moment ook aan de Kamer verzenden.

2) Alternatieven voor PFAS

Rijksinkoop PFAS-houdende producten

De Kamer heeft in 2021 via de motie-Bouchallikh c.s. de regering verzocht, om samen met de diverse inkoopafdelingen van het Rijk in kaart te brengen waar de inkoop van PFAS-houdende producten zo ver mogelijk kan worden ingeperkt.3 In dit kader heeft het RIVM inmiddels een groslijst opgesteld van productgroepen die hiervoor in aanmerking kunnen komen. Op basis van deze lijst wordt samen met de diverse inkoopafdelingen van het Rijk verder onderzocht op welke wijze invulling kan worden gegeven aan de motie.

Actieprogramma PFAS-breed

Het meerjarige actieprogramma PFAS dat in 2021 van start is gegaan, brengt integraal handelingsperspectieven in beeld om de bronnen van PFAS in de leefomgeving aan te pakken.4 Het actieprogramma is gericht op de vermindering van de verspreiding en blootstelling aan PFAS, door het stimuleren van de transitie naar duurzame en veilige alternatieven. Om dit te bereiken is een brede samenwerking op touw gezet tussen het Rijk, het bedrijfsleven en kennisinstellingen.

Zo wordt er op dit moment voor vijf branches en/of productgroepen (papier, brandblusschuim, textiel & tapijt, cosmetica en afvalwaterzuivering) gekeken naar wat er nodig is om de transitie naar alternatieven te maken. Er is daar aandacht voor de verschillende schakels in de keten; van de productie van PFAS, de toepassing bij het maken van producten, het gebruik van producten tot de verschillende emissie- en blootstellingsroutes. Ook wordt er milieubreed naar het probleem gekeken (lucht, bodem en water) om afwenteling van het ene naar het andere milieucompartiment te voorkomen.

3) Beperken van PFAS-verspreiding

Voorkomen en beperken van industriële emissies

De PFAS die inmiddels aangemerkt zijn als Zeer Zorgwekkende Stof vallen al onder de informatie- en minimalisatieplicht voor emissies van ZZS. Dat wil zeggen dat het Activiteitenbesluit vergunningplichtige bedrijven verplicht om het bevoegd gezag te informeren over ZZS-emissies naar lucht en deze emissies zo veel als mogelijk te voorkomen dan wel, indien dat niet mogelijk is, tot een minimum beperken.

In lijn hiermee geldt voor ZZS-lozingen naar riool en water vanuit de Algemene Beoordelings Methodiek (ABM), vastgelegd in de Regeling omgevingsrecht, de verplichting om continu te verbeteren en te streven naar een nullozing. Bij het beoordelen van een aanvraag voor een lozingsvergunning dient op grond van de ABM steeds getoetst te worden aan de beste beschikbare technieken (BBT).

Op dit moment zijn ongeveer 90 PFAS als ZZS aangemerkt en op de ZZS-lijst geplaatst. Er wordt door het RIVM gewerkt aan een centrale database waarin lokaal verzamelde gegevens over ZZS-emissies bijeen worden gebracht. Zodra de landelijke ZZS-emissiedatabase gereed is (naar verwachting in 2024), zal daarin ook zichtbaar zijn welke van de PFAS die als ZZS zijn aangemerkt nog geëmitteerd worden in Nederland en in welke hoeveelheden.

Voor alle PFAS waarvoor een lozingsvergunning wordt aangevraagd dient ten slotte op grond van het in de regelgeving verankerde Handboek Immissietoets getoetst te worden aan een norm voor oppervlaktewater, zodat die PFAS-lozing geen gevaar vormt voor mens of milieu. Voor PFAS waar nog geen norm voor beschikbaar is, dient deze eerst te worden afgeleid.

De vaste commissie van IenW heeft de Staatssecretaris van IenW op 5 oktober jl. verzocht om informatie over de ZZS-emissies van bedrijven op te vragen bij bevoegde gezagen. Dit was naar aanleiding van een vraag van het lid Van Esch. De Kamer wordt over de invulling van dit verzoek zo snel als mogelijk geïnformeerd.

Traject herzien vergunningen lozingen

Tijdens het commissiedebat Water op 22 juni jl. is op verzoek van het lid Van Esch toegezegd dat de Kamer wordt geïnformeerd over het actualisatietraject van de vergunningen in het kader van de Delta-aanpak waterkwaliteit. In de Delta-aanpak waterkwaliteit heeft Rijkswaterstaat een afspraak gemaakt circa 800 watervergunningen te bezien. Er is afgesproken om met hulp van de markt de meest prioritaire vergunningen (circa 200) binnen drie jaar te onderzoeken op hun actualiteit (bezien) en indien nodig deze te actualiseren (herzien).

Bij het bezien van de watervergunningen kijkt Rijkswaterstaat of de vergunning voldoet aan de geldende regels en eisen voor het lozen van stoffen, zoals die hierboven zijn vermeld (BBT-toets, minimalisatieplicht, en normtoets). Dit proces kan uiteindelijk leiden tot het aanscherpen van de lozingseisen en dat bedrijven hun processen hierop moeten aanpassen. Na het actualiseren van de vergunningen zal dit proces structureel en cyclisch worden voortgezet; de vergunningen van de prioritaire bedrijven zullen eens in de vier jaar worden bezien en voor de overige bedrijven eens in de 6–8 jaar.

De afgelopen jaren is de Tweede Kamer meermaals geïnformeerd over het bezien van de watervergunningen en de vervolgaanpak bij Rijkswaterstaat.5Inmiddels heeft Rijkswaterstaat op basis van de inzichten uit de in 2019 afgeronde pilot een slag gemaakt met de vervolgaanpak. Voor ruim 100 prioritaire vergunningen is het bezien afgerond en voor nog eens circa 60 vergunningen zijn de lozingen inhoudelijk beoordeeld en kan gestart worden met het afronden van het bezien. Voor ruim 40 vergunningen is actualisatie van de vergunning in gang gezet.

Het bezien en herzien van vergunningen en de verplichtingen rond BBT, immissietoets en minimalisatieplicht ZZS, geeft daarmee invulling aan de motie van het lid Bouchallikh c.s. van 7 oktober 2021, die verzoekt om zo snel mogelijk alle directe én indirecte lozingen van PFAS op oppervlaktewater te identificeren en te minimaliseren via vergunningverlening en verplichte toepassing van best beschikbare technieken.6

Handelingskader PFAS bodem

Om te voorkomen dat PFAS zich door grondverzet en baggerwerkzaamheden verder in het milieu verspreiden, heeft de Staatssecretaris van IenW in 2019 een handelingskader PFAS geïntroduceerd. De meest recente versie is december vorig jaar gepubliceerd7. Op basis van deze versie is gestart met het traject om te bezien of en op welke wijze PFAS in de bodemregelgeving verankerd kan worden. Dit moet in overeenstemming met de waterregelgeving gebeuren, omdat het handelingskader ook geldt voor toepassingen in oppervlaktewater. Bovendien zijn een aantal PFAS zeer mobiel en verplaatsen zich gemakkelijk vanuit de landbodem naar het (grond)water.

De juridische kaders voor bodem en water lijken echter niet goed op elkaar aan te sluiten. Zo vraagt de Kaderrichtlijn Water (KRW) om een voorafgaande beoordeling van projecten, zodanig dat die niet in strijd komen met de doelstellingen van die richtlijn. Het is de vraag of de bodemregelgeving, waarin algemeen geldende normen zijn opgenomen en geen voorafgaande toestemming nodig is voor een project, voldoende zekerheid biedt om aan de vereisten van de KRW te voldoen. De Staatssecretaris van IenW werkt samen met de koepels van medeoverheden uit wat dit betekent voor de verankering van PFAS in de bodemregelgeving. Naar verwachting zal dit advies in de eerste helft van volgend jaar aan de Kamer worden toegezonden.

4) Verkleinen van blootstelling aan PFAS

Europese maximale PFAS limieten in voeding

Onlangs zijn in Brussel Europese maximale limieten (ML’s) vastgesteld voor PFAS in voeding. Dit betekent dat producten die op de markt worden gebracht aan deze gestelde limieten moeten voldoen. Voorlopig gelden deze ML’s voor de categorieën vlees, vis en eieren, maar op den duur kunnen daar andere voedselcategorieën aan worden toegevoegd. De limieten zijn vanaf 1 januari 2023 van toepassing.

PFAS in voedselcontactmaterialen

Op 1 juli jl. is een wijziging van de wetgeving inzake voedselcontactmaterialen van kracht geworden waarmee het gebruik wordt verboden van vier eerder toegelaten PFAS in en op papier en karton, en in coatings. Deze aanpassing vloeit voort uit de motie van het lid Kröger die de Tweede Kamer op 12 september 2019 (Handelingen II 2019/20) heeft aangenomen.8 In deze motie sprak de Kamer zich uit voor een verbod op het gebruik van PFAS in en op voedselcontactmaterialen van papier en karton en in andere voedselcontactmaterialen. Met de aanpassing van de regelgeving is aan de wens van de Kamer voldaan.

RIVM-onderzoeksprogramma

Mensen in Nederland krijgen via allerlei blootstellingsroutes teveel PFAS binnen. Dit was één van de conclusies van de RIVM-analyse van de bijdrage van drinkwater en voedsel aan de blootstelling van de 4 PFAS-stoffen waarover uw Kamer op 4 juni 2021 is geïnformeerd. Hierdoor kunnen nadelige effecten op de gezondheid ontstaan. Het kabinet is voornemens om het RIVM opdracht te geven om een onderzoeksprogramma te starten waarmee de handelingsperspectieven voor PFAS in kaart worden gebracht.9 Hierbij zal de opdracht gegeven worden door de Ministeries van IenW, VWS en LNV.

De centrale vraag in het onderzoeksprogramma is: «Hoe kan de PFAS-blootstelling in Nederland verlaagd worden?». Op hoofdlijnen zal het programma de volgende elementen bevatten:

  • Het onderzoek richt zich op de gezondheid van de gehele Nederlandse bevolking met een focus op de aandachtsgebieden zoals Zuid-Holland, Zeeland, Brabant, en Noord-Holland;

  • Kennisontwikkeling over de aanwezigheid van PFAS in het milieu, waarin ook aandachtsgebieden worden onderscheiden;

  • Een brede selectie aan PFAS zal in de verschillende lijnen van onderzoek worden beschouwd. Tegelijkertijd zal het niet nodig/mogelijk zijn om alle PFAS waar mensen mogelijk aan worden blootgesteld mee te nemen. Er zal een selectie worden gemaakt van de meest relevante PFAS voor gezondheid en milieu.

Het programma loopt tot eind 2025. Jaarlijks bekijken de betrokken partijen welke handelingsperspectieven al uitgevoerd kunnen worden. Zodat we, waar dat kan, snel tot actie over kunnen gaan.

RIVM-onderzoek PFAS in drinkwater

Het is belangrijk om te weten hoe veel PFAS in ons drinkwater zit. In opdracht van IenW heeft het RIVM een landelijk beeld opgesteld van PFAS-metingen die de drinkwaterbedrijven op productielocaties hebben gedaan. De rapportage van het RIVM is bijgevoegd.

Het RIVM concludeert dat we ons drinkwater kunnen blijven drinken. Er zijn drie conclusies te trekken uit de metingen:

  • 1. Uit het onderzoek blijkt dat op alle locaties aan de Europese norm voor PFAS in drinkwater wordt voldaan (uit de recent herziene Drinkwaterrichtlijn van de EU);

  • 2. Ook blijkt dat de hoeveelheden PFAS in ons drinkwater onder de veilige grens van het RIVM blijven, waarin is vastgesteld hoe veel PFAS iemand mag binnenkrijgen. Dit is de Tolereerbare Wekelijkse Inname (TWI);

  • 3. Tot slot heeft het RIVM de drinkwatermonsters vergeleken met hun advies dat maximaal 20% van de TWI uit drinkwater mag komen10, omdat mensen ook via andere bronnen, zoals voeding, aan PFAS kunnen worden blootgesteld. Dit leidt tot een drinkwaterrichtwaarde van 4,4 nanogram per liter uitgedrukt in PFOA-equivalenten. Het landelijk beeld laat zien dat een groot deel van het drinkwater voldoet aan deze richtwaarde. Er zijn echter ook productielocaties, met name die waarbij oppervlaktewater als bron wordt gebruikt, waar nog niet aan de richtwaarde wordt voldaan.

Zoals aangegeven concludeert het RIVM dat drinkwater gewoon gedronken kan worden. Wel wordt geadviseerd om maatregelen te treffen om op alle locaties aan de richtwaarde te voldoen. Het Rijk volgt dit advies op door op verschillende manieren actie te ondernemen.

Allereerst heeft de Minister van IenW de geadviseerde richtwaarde van het RIVM overgenomen. Deze richtwaarde wordt gebruikt bij het beoordelen van lozingen, om zo de innamepunten van de drinkwaterwinningen te beschermen.

Ook wil de Minister van IenW de drinkwaterrichtwaarde in de toekomst in het Drinkwaterbesluit als een wettelijke kwaliteitseis opnemen. Vanwege de impact die dit heeft op de bedrijfsvoering van de drinkwaterbedrijven, zal in overleg met de sector bepaald worden welke stappen hiervoor doorlopen moeten worden en op welke termijn dit realiseerbaar is.

De Minister van IenW heeft aan drinkwaterbedrijven gevraagd welke mogelijkheden zij zien om, waar nodig, de PFAS-concentraties te reduceren:

  • De drinkwatersector focust zich voor de korte termijn op mogelijke aanpassingen aan de huidige zuiveringsinstallaties. Er loopt onderzoek naar de mogelijkheden om een PFAS-verlaging te bewerkstelligen via verschillende technologieën, zoals het aanpassen van de dosering van actief kool of door toepassing van omgekeerde osmose. De drinkwatersector werkt daar actief aan en het RIVM-onderzoek laat zien dat deze bedrijfsaanpassingen resultaat hebben;

  • Om te komen tot structurele oplossingen is meerjarig onderzoek nodig, naar zowel de effecten van het Europese totaalverbod op PFAS op de concentratie in het oppervlaktewater als naar nieuwe of aanvullende zuiveringstechnieken. De drinkwatersector zal jaarlijks de voortgang over de inspanningen om PFAS-concentraties te verlagen rapporteren aan de Minister van IenW. Samen met de drinkwatersector willen wij waarborgen dat de drinkwatervoorziening robuust en zeker blijft.

Verder wordt doorgegaan met de drie sporen om blootstelling aan PFAS te verminderen. Het gaat hier om een zo breed mogelijk verbod voor PFAS in de EU, het terugdringen van emissies waar deze nog plaatsvinden en het verantwoord omgaan met de risico’s van PFAS die reeds in het milieu aanwezig zijn.

Tot slot geven IenW, VWS en LNV, zoals eerder genoemd, aan het RIVM de opdracht om een breed blootstellingsonderzoek te starten. Hier wordt gekeken naar alle manieren hoe mensen PFAS binnenkrijgen. Aan de hand daarvan wordt het RIVM gevraagd om in kaart te brengen op welke manieren we de blootstelling van PFAS kunnen verminderen.

PFAS in moedermelk

Het is al enige jaren bekend dat PFAS in Nederland ook in moedermelk kan zitten. Het is begrijpelijk dat mensen zich hier zorgen over maken. De Zembla-uitzending op 8 september jl. kan verontrustend zijn geweest voor de deelnemers die hebben meegedaan aan het onderzoek van de Vrije Universiteit (VU). Wij informeren u hieronder over dit onderzoek en komen daarmee tevens tegemoet aan de toezegging die is gedaan aan het lid Beckerman tijdens het commissiedebat Leefomgeving op 12 oktober jl.

Er is in deze uitzending ten onrechte geconcludeerd dat de borstvoeding van deze vrouwen meer dan tien keer meer PFAS bevat dan wat op basis van de gezondheidskundige grenswaarde als veilig wordt geacht. Bij de concentraties die zijn gevonden in het onderzoek worden geen nadelige effecten van PFAS in moedermelk op het immuunsysteem van jonge kinderen verwacht. Op 7 september heeft de VU een bericht naar buiten gebracht waarin zij afstand neemt van de conclusies die in de Zembla-aflevering worden getrokken.11

Tot nu toe is weinig data beschikbaar over PFAS in moedermelk in Nederland, maar overschrijdingen van de gezondheidskundige grenswaarde zijn niet aangetroffen in de steekproef van de VU. Op dit moment wordt met het RIVM bekeken of beoordeling van blootstelling aan PFAS via moedermelk wordt opgenomen in het eerdergenoemde RIVM-onderzoeksprogramma.

Risicogrenzen bodem

Op plekken waar zich dusdanig hoge PFAS-concentraties in de bodem bevinden dat hierdoor onaanvaardbare risico’s voor de volksgezondheid kunnen optreden, moeten maatregelen worden genomen. Voorbeelden van dergelijke locaties zijn de terreinen waar met PFAS-stoffen is gewerkt, zoals in Dordrecht en Helmond.12 Om de bevoegde gezagen te ondersteunen bij die beoordeling, heeft het RIVM in mei Indicatieve Niveaus voor Ernstige Verontreiniging (INEV) gepubliceerd. Deze INEV’s kunnen aantonen of er sprake is van dusdanige gezondheidsrisico’s dat er maatregelen genomen moeten worden.13

PFAS is een niet-genormeerde stofgroep. Dat betekent dat er in de bodemregelgeving geen bodemnormen voor PFAS zijn opgenomen. Hiervoor geldt wel de wettelijke zorgplicht van artikel 13 van de Wet bodembescherming. De komende tijd kijkt de Staatssecretaris van IenW samen met de bevoegde gezagen hoe er in relatie tot de INEV’s invulling aan deze zorgplicht gegeven kan worden, bijvoorbeeld door het opstellen van een handreiking voor de bevoegde gezagen die uitleg hiertoe biedt.

Ondersteuning medeoverheden bij inventarisaties en bodemsaneringen

Om de bevoegde gezagen ook financieel te ondersteunen stelt de rijksoverheid als onderdeel van de bodemmiddelen op de IenW-begroting (Hoofdstuk XII, artikel 13) gelden beschikbaar voor buitenproportionele opgaven in de vorm van zogenoemde specifieke uitkeringen (SPUK). Met deze SPUK-gelden kunnen onderzoek en sanering gefinancierd worden, waardoor de risico’s voor de volksgezondheid zoveel mogelijk worden weggenomen. In 2021 is er voor PFAS-opgaven circa 22 miljoen euro aan Rijksmiddelen uitgekeerd. Hiermee worden onder meer locaties in Dordrecht, Helmond en Doetinchem gesaneerd.14

In mei van dit jaar konden medeoverheden weer aanvragen indienen; allen zijn gehonoreerd. In totaal gaat het om 27 projecten ter waarde van 12,4 miljoen euro. Een van de grotere aanvragers is de gemeente Enschede. Met de toegekende middelen kan de gemeente Enschede onderzoek en sanering uitvoeren op drie grotere locaties en daarnaast kan onderzoek naar de aanwezigheid van PFAS op gebruiksgevoelige locaties worden gedaan.

5) Westerschelde

Bronnenonderzoek Kanaal Gent-Terneuzen (KGT)

De KRW schrijft voor dat alle wateren moeten voldoen aan een goede waterkwaliteit per 2027. Om dit te kunnen beoordelen wordt er onder meer gekeken of de concentraties van verontreinigende stoffen de KRW-doelstellingen overschrijden. In het Kanaal Gent-Terneuzen is dit het geval voor 33 stoffen.

Gezien deze grote hoeveelheid stoffen die de norm overschrijden is er een bronnenonderzoek uitgevoerd. Conform de toezegging van de Minister van IenW, op verzoek van het lid Stoffer (SGP) tijdens het CD Water van 7 juni jl. (Kamerstuk 27 625, nr. 582), wordt de Kamer hieronder geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek.

Uit het onderzoek is onder andere gebleken dat een relatief groot gedeelte van de PFAS via bovenstroomse lozingen of andere bronnen in het kanaal terecht komen. Naar aanleiding van dit inzicht onderzoekt het Ministerie van IenW welke vervolgstappen moeten worden genomen. Het bevestigt nogmaals het belang van de gesprekken die nu al worden gevoerd met Vlaanderen over emissie-reducerende maatregelen, onder meer in de Internationale Schelde Commissie (ISC). Zo resulteerde hieruit de inzet van Nederland en Vlaanderen om tot een PFAS-reductiedoelstelling te komen voor het hele Schelde-stroomgebied.

Visserij

Afgelopen jaar heeft het RIVM, in opdracht van de provincie Zeeland, onderzoek uitgevoerd naar recreatief gevangen vis uit de Westerschelde. Uit dit onderzoek bleken de PFAS-waarden in een aantal vissoorten en in garnalen uit de Westerschelde te hoog te liggen. In reactie hierop hebben de sectororganisaties hun aangesloten vissers verzocht om geen vis en garnalen uit dit gebied meer in de handel te brengen.

Op 7 september jl. heeft over dit onderwerp overleg plaatsgevonden tussen de betrokken departementen (VWS, LNV en IenW) en de visserijsector. Dit overleg was bedoeld om de consequenties van de afgesproken maximale limieten in visserijproducten vanaf 1 januari te bespreken. Het beeld hoe deze maximale limieten zich verhouden tot de visvangst uit de Westerschelde is nog niet compleet. Het genoemde onderzoek vanuit het RIVM had slechts betrekking op een deel van de beviste soorten en deelgebieden.

Tijdens het overleg is aangegeven dat het Ministerie van LNV daarom nader onderzoek zal doen om gedetailleerdere data en kennis te verzamelen. Het Ministerie van VWS heeft toegelicht dat het vanaf 1 januari 2023 de verantwoordelijkheid van de vissers zelf is om ervoor te zorgen dat vis die op de markt wordt gebracht aan de dan geldende maximale limieten voldoet. De NVWA zal hierop toezien.

Grensoverschrijdende samenwerking

Zowel in de ISC, als bilateraal, verloopt de samenwerking met Vlaanderen goed. In het bilaterale contact bestaat er een grote wederzijdse bereidheid om kennis en informatie te delen. Daarnaast heeft de verantwoordelijke Vlaamse Minister in de meest recente vergunning een strengere lozingsnorm vastgesteld, die over een jaar geëvalueerd wordt. Zij zal de Minister van IenW inlichten over deze evaluatie.

Hedwigepolder

Tijdens het commissiedebat Leefomgeving op 12 oktober jl. (Kamerstuk 32 861, nr. 77) vroeg het lid Beckerman (SP) of de ontpoldering van de Hedwigepolder is toegestaan in het licht van het Verdrag van Helsinki uit 1992. Dit verdrag ziet op grensoverschrijdende waterlopen en heeft tot doel grensoverschrijdende effecten te voorkomen. Artikel 2, derde lid van dat verdrag geeft aan dat de verdragspartijen (in dit geval Nederland en België) maatregelen moeten nemen, waar mogelijk aan de bron, om grensoverschrijdende waterverontreiniging te voorkomen, te beheersen en te verminderen.

Het vierde lid van datzelfde artikel stelt dat deze maatregelen niet mogen leiden tot verplaatsing van het ene compartiment van het milieu naar het andere. De ontpoldering is geen maatregel zoals in het derde lid bedoeld. Het gaat hier bovendien om het verplaatsen van water binnen Nederland; daarop ziet het verdrag niet. Bovendien is het Verdrag van Helsinki in de Waterwet geïmplementeerd, waaraan de ontpoldering al in een eerder stadium is getoetst.

Tot slot

Op dit moment leveren we een grote inzet om de PFAS-problemen terug te dringen. En dit is ook hard nodig. We willen een schone en gezonde leefomgeving. Het is duidelijk het dat probleem bij de bron moet worden aangepakt, dit heeft daarmee dan ook onze hoogste prioriteit. Daarnaast werken we met alle partijen onverminderd hard om de verdere verspreiding en blootstelling aan PFAS zo minimaal mogelijk te maken, om zo de mens en omgeving te beschermen. Ondanks de geleverde inspanningen kunnen we de komende jaren niet voorkomen dat mensen blootgesteld worden aan PFAS. Dit blijft veel werk vragen.

Wij zullen uw Kamer hier nauwlettend over blijven informeren.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Kamerstukken 28 089, nr. 216.

X Noot
2

Kamerstukken 28 089, nr. 202.

X Noot
3

Kamerstukken 28 089, nr. 201.

X Noot
4

Kamerstukken 27 625, nr. 503.

X Noot
5

Kamerstukken 27 625, nrs. 474, 487 en 503.

X Noot
6

Kamerstukken 28 089, nr. 200.

X Noot
7

Kamerstukken 35 334, nr. 172.

X Noot
8

Kamerstuk 32 793, nr. 441.

X Noot
9

Kamerstuk 32 793, nr. 642.

X Noot
10

Kamerstuk 28 989, nr. 190.

X Noot
12

Kamerstukken 35 334, nr. 172.

X Noot
13

Kamerstukken 30 015, nr. 105.

X Noot
14

Kamerstukken 35 334, nr. 172.

Naar boven